direct naar inhoud van Artikel 12 Wonen
Plan: Hoogstede-Klingelbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.723-0302

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
    en daaraan ondergeschikt voor:
    • 1. groen- en speelvoorzieningen;
    • 2. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
    • 3. verblijfsgebieden;
  • b. garages ten behoeve van autostalling of de opslag van goederen ten behoeve van het wonen ter plaatse van de aanduiding garage;
  • c. praktijkruimte op de begane grond ter plaatse van de functieaanduiding 'prr'
12.2 Bouwregels
  • a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen het bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en maximumgoothoogten uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat deze bebouwing, waarbij gelet de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien uit de aanvraag om bouwvergunning blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 1 van deze regels;
  • b. Op deze gronden mogen beneden peil geen bouwwerken worden gebouwd.
  • c. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bg"' mogen:
    • 1. aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing en andere onderdelen van de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot.
    • 2. bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
    • 3. overige bouwwerken, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.

oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel   maximale oppervlakte bouwwerken  
< 90 m2   50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2  
90-150 m2   45 m2  
150-300 m2   55 m2  
300-500 m2   65 m2  
500-1000 m2   75 m2  

  • d. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' mag een onderdoorgang gebouwd worden;
  • e. Ter plaatse van de aanduiding Specifieke bouwaanduiding-1 mogen, in afwijking van het bepaalde in lid 12.2 onder c, uitsluitend binnen deze grenzen bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding Specieke bouwaanduiding-3 geldt voor minimaal 10 woningen een goothoogte van maximaal 3 meter en voor de overige woningen een maximale goothoogte van 6 meter.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding Specifieke bouwaanduiding-4 geldt voor minimaal 4 woningen een goothoogte van maximaal 3 meter en voor de overige woningen een maximale goothoogte van 6 meter.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding Specifieke bouwaanduiding-5 geldt voor minimaal 4 woningen een goothoogte van maximaal 3 meter en voor de overige woningen een maximale goothoogte van 6 meter.
  • i. Ter plaatse van de bouwaanduiding 'plat dak' mogen in afwijking van het bepaalde in artikel 12.2 sub c uitsluitend bijgebouwen worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 3 meter en voorzien van een plat dak.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van

  • a. het bepaalde in het in lid 12.2 onder c. opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m2 met maximaal 25 m2 mits:
    1. dit vanuit stedenbouwkudig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
    2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad.
  • b. het bepaalde in lid 12.2 onder a voorzover het betreft de parkeernorm zoals genoemd in de bijlage 1 ten behoeve van de verlaging van deze norm indien de aanvrager kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht zou zijn en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving;
  • c. het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
    • 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen;
    • 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    • 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
    • 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
    • 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    • 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
    • 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder afwijking is verleend, wordt voldaan.
12.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen:
    • 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    • 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  • b. Het bepaalde in lid 12.4 onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik als praktijkruimte door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.