Plan: | Bestemmingsplan Elden 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.679-0301 |
Het noordelijke deel van het plangebied ligt ter hoogte van een stroomrug. In de prehistorie stroomde hier de voorloper van de huidige Rijn, met vertakkingen. De rivier verlegde zich na verloop van tijd, zodat oude vertakkingen en geulen niet meer van water werden voorzien en langzaam verlandden. Dat gebeurde ook met de stroomrug in het plangebied. De Rijn verplaatste zich meer oostelijk; ter hoogte van het Nijmeegseplein en in Malburgen-West bevindt zich in de ondergrond een strang die nog tot in de 10e eeuw bevaarbaar was.
Bij hoog water zet een rivier op haar oevers zand af. Lichtere kleideeltjes blijven langer in suspensie en worden verder weg van de bedding afgezet. Het zand op de oevers slibt op tot oeverwallen. Het gebied tussen de oeverwallen ligt lager en juist hier worden de kleideeltjes afgezet. Deze laagten worden als “komgebied” aangeduid. Dit zijn nattere gronden, waar zich ook veen kon ontwikkelen. Bij verlanding van rivieren slibt de geul dicht met sediment. Door deze opvulling en klink van aangrenzende gebieden, manifesteren de voormalige geul en oeverwallen zich als een hoger liggende 'stroomrug' die door het landschap slingert, verwijzend naar de oude rivierloop.
De rivierafzettingen in het plangebied hangen samen met het geologische tijdvak van het Holoceen, een tijdvak waarin we ons nog steeds bevinden (vanaf 10.000 jaar geleden). Na de ijstijd warmde het klimaat op. Neerslag nam toe en een diversiteit aan vegetatie kon zich ontwikkelen. Onder de holocene afzettingen bevinden zich afzettingen uit de ijstijd. Het handelt hier ook om rivierafzettingen, maar ook om windafzettingen ontstaan gedurende zeer koude perioden, toen een poolklimaat heerste en de wind vrij spel had. Zand werd afgezet als dekzand, of stoof uit drooggelegen beddingen op tot rivierduinen of donken. Dergelijke duinen zijn aangetoond in de Schuytgraaf, maar ook onder de Rijkerswoerdsestraat bevindt zich een duin. De specifieke kenmerken van de ijstijdondergrond ('pleistocene ondergrond') van het plangebied, maar feitelijk van heel Arnhem-Zuid, zijn in grote lijnen nog onbekend. Globaal gesteld kunnen de ijstijdafzettingen vanaf 1,5 m-maaiveld worden aangetroffen.
Oeverwallen en stroomruggen werden door de pre- en protohistorische maar ook de middeleeuwse mens als vestigingslocatie uitgekozen. Vers water (in restgeulen) was nabij, water bood ook transportmogelijkheden en de textuur van de hoger liggende oeverwalgrond leende zich goed voor akkerbouw. De grasrijke gronden in de komgebieden werden benut voor het weiden van vee. Op de stroomrug die door het plangebied loopt, zijn dientengevolge meerdere vindplaatsen bekend, daterend vanaf de Romeinse tijd. De limes wordt ook evenwijdig aan de stroomrug gereconstrueerd. De limes markeert de Romeinse rijksgrens vanaf 47 n. Chr. tot in de 4e eeuw, en bestond uit forten die onderling door een weg werden verbonden. Een dergelijk fort lag in Meinerswijk. Hier werden tot 500 soldaten ondergebracht, om aanvallen van de noordelijk wonende Germanen weestand te bieden. De vroege en late middeleeuwen zijn zeer manifest op de stroomrug. Hier ontstond in het midden van de 9e eeuw ook Elden. Rijnhem, dat in vroeg-laatmiddeleeuwse bronnen wordt genoemd, bevond zich hier naar verwachting ook, maar is in de loop der tijd verdwenen. Een potentieel waardevolle vindplaats in het plangebied bevindt zich aan de Molenweg, waar aanwijzingen zijn voor een Karolingische woonplaats (ca. 800-1000).
Ook voor donken geldt een hoge archeologische verwachtingskans. In de Schuytgraaf is hierop een jachtkamp uit 5000 v. Chr. bekend, een rijksmonument. Ook ter hoogte van de Rijkerswoerdsestraat zijn tal van vindplaatsen uit de prehistorie en daarna bekend.
Dwars door het plangebied, in de richting noord-zuid en evenwijdig aan de Rijksweg, bevinden zich in de ondergrond de resten van de Grift, een kanaal van Arnhem naar Nijmegen, aangelegd in de 17e eeuw. Resten hiervan manifesteren zich in de vorm van het kanaal zelf, maar ook kadewerken, beschoeiingen en (jaag)paden. Ter hoogte van fort Elden/de Hoefijzerplas, manifesteren zich resten van het fort (onderdeel van een 19e-eeuwse waterlinie) in de ondergrond.
In 2003 is door de gemeente in het projectgebied Tuin van Elden een booronderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn geen archeologische indicatoren gevonden. In het gebied hoeft derhalve geen vervolgonderzoek plaats te vinden. Op grond van nieuwe historische inzichten valt het echter niet uit te sluiten dat hier zich een klein kapelletje (in het “Westerveld”) bevindt, uit de late 13e eeuw. Resten hiervan werd bij de bouw van de Eldense kerk hergebruikt. Hoewel de ligging van de kapel 'diep' in het Westerveld (waar tijdens het onderzoek komgronden zijn aangetoond) niet plausibel is – dichter bij de oude nederzettingskern ligt meer voor de hand – kunnen in het reeds archeologisch vrijgegeven gebied tufstenen funderingen van dit kapelletje worden aangetroffen.
Afbeelding 4.3 Uitsnede archeologische verwachtingskaart
Conclusie
De oude kern van Elden grijpt terug tot in de vroege en late middeleeuwen. Als zodanig heeft deze op de archeologische maatregelenkaart de status van “archeologisch waardevol gebied”. De stroomrug betreft een gebied met een hoge archeologische verwachting. De komgronden hebben een lage archeologische verwachting. Hier geldt echter een middelhoge archeologische verwachting op archeologische waarden uit/gerelateerd aan de ijstijd. De op de archeologische maatregelenkaart afgebeelde zones met regiem (zie legenda) moeten op de plankaart van het bestemmingsplan worden overgenomen. Omgang hiermee dient in de regels van het bestemmingsplan te worden geborgd. Hiervoor zijn modelregels opgesteld. Informatie met betrekking tot de archeologische maatregelenkaart/het regiem is ook in het archeologische beleidskader van deze MAS opgenomen.
Projectgebied Tuin van Elden is op grond van een booronderzoek uit 2003 vrijgegeven. Er kunnen echter funderingsresten van een stenen kapelletje aanwezig zijn. Indien deze worden aangetroffen, geldt de meldingsplicht conform de Monumentenwet.
De meest waardevolle delen van het historische dorpsbeeld van Elden worden min of meer bepaald door Huissensedijk-Drielsedijk, het noordelijk deel van Rijksweg-West en de omgeving van de Bonifatiuskerk.
Er is sprake van een grote samenhang tussen de historische ruimtelijke structuren, de karakteristieke
historische bebouwing en de groenelementen. Dit samenspel vormt een geheel, dat van algemeen
belang is voor de gemeente Arnhem door zijn schoonheid, cultuurhistorische waarde en markante eigen karakter. Binnen dit dorpsbeeld zijn met name van belang een in gave staat verkerende historische nederzettingsstructuur, die bepaald wordt door het verloop van de rivierdijk, de diverse kolken of wielen, de ligging van de in oorsprong middeleeuwse dorpskerk en het landgoed Westerveld. De Rijksweg-West verwijst naar het tracé van de verdwenen Grift.
Hieronder volgt een overzicht van de waardevolle cultuurhistorische elementen en de wijze waarop deze worden beschermd in dit bestemmingsplan:
Beschermde monumenten:
Afbeelding 4.4 Overzicht van de aanwezige monumenten
ADRES | LOCATIE | STATUS | SOORT | BOUWJAAR |
Drielsedijk 1 | Gemeentelijk monument | woonhuis | 1740 | |
Drielsedijk 3 | Gemeentelijk monument | hallehuisboerderij | 1836 | |
Drielsedijk 7 | ligt bij | Gemeentelijk monument | park | |
Huissensedijk 10 | ten westen van | Gemeentelijk monument | grafkelder | 1916 |
Huissensedijk 10 | ten zuiden van | Gemeentelijk monument | grafmonument | 1834 |
Huissensedijk 10 | Rijksmonument | kerk | 1866 | |
Huissensedijk 14 | Rijksmonument | herenhuis | 1850 | |
Huissensedijk 2 | Gemeentelijk monument | voorm. kerkgebouw | 1836 | |
Huissensedijk 2 A | Gemeentelijk monument | voorm. kerkgebouw | 1836 | |
Huissensedijk 2 B | Gemeentelijk monument | voorm. kerkgebouw | 1836 | |
Huissensedijk 4 | Gemeentelijk monument | voorm. kerkgebouw | 1836 | |
Klapstraat 72 B | Gemeentelijk monument | krukhuisboerderij | 1790 | |
Molenweg 1 C | Rijksmonument | molen | ||
Molenweg 2 | rechts naast | Gemeentelijk monument | transformatorhuisje | 1924 |
Rijksweg-West 33 | Gemeentelijk monument | villa | 1929 | |
Rijksweg-West 52 | bij | Gemeentelijk monument | grafmonument | 1885 |
Rijksweg-West 52 | bij | Gemeentelijk monument | grafmonument | 1906 |
Rijksweg-West 52 | bij | Gemeentelijk monument | grafmonument | |
Rijksweg-West 65 | Gemeentelijk monument | villa | 1886 |
Molenbiotoop
In het plangebied is de molen De Hoop gelegen. Deze molen is (zoals hierboven aangegeven) een rijksmonument en daarmee is de molen zelf beschermd. Voor hun werking is niet alleen het de molen zelf van belang maar ze stellen ook specifieke eisen aan hun omgeving. Deze eisen richten zich vooral om de toegestande hoogte van de omliggende bebouwing. Indien de bebouwing in de directe omgeving te hoog wordt, zal de windvang van de molen verminderen en daarmee de werking. De omgeving waarmee een molen in relatie staat noemen we de molenbiotoop.
Bij de molenbiotoop is de ruimte die vrij wordt gehouden voor een goede Windvang. Voor het functioneren van een molen is een goede windvang van cruciaal belang. Daarnaast staat met name de zichtbaarheid van de molen centraal. Deze is historisch zo gegroeid en maakt dat een molen vaak zo sfeerbepalend is.
De molenbiotoop is te berekenen met een biotoopformule. De biotoopformule is een eenvoudige manier om de maximaal aanvaardbare hoogte van obstakels rond een molen te berekenen, dusdanig dat de molen hier geen onoverkomelijke hinder van ondervindt. De biotoopformule wordt dus vooral toegepast om te kunnen bepalen of een obstakel op een bepaalde afstand van de molen al dan niet ‘te hoog’ is. De eerste 100 meter dient vrij te zijn van obstakels. Vanaf 100 meter geldt een oplopende lijn die met de biotoopformule te bepalen is.
Binnen de molenbiotoop van de molen in Elden is bestaande bebouwing. Deze bebouwing is grotendeels hoger dan de molenbiotoop toestaat en hiermee wordt niet aan de molenbiotoop voldaan. Binnen de 100 meter die is genoemd als vrije zone is bijvoorbeeld veel bebouwing aanwezig. In dit bestemmingsplan zijn voor de woningen de bestaande hoogtes toegestaan. Hogere bebouwing wordt niet mogelijk gemaakt. Er is gekozen om de molenbiotoop niet op de plankaart op te nemen. Belangrijkste reden is dat veel bebouwing al hoger is dan feitelijk toegestaan en dat hogere bebouwing dan nu aanwezig niet wordt toegestaan. Bij nieuwe ontwikkelingen in de toekomst zal rekening gehouden moeten worden met de molenbiotoop.