direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - 1
Plan: Bestemmingsplan Elden 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.679-0301

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het gebruik als grasland en weide;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. het behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen natuur-, cultuurhistorisch- en landschappelijke waarden.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2 mits:

  • a. de bebouwing noodzakelijk is voor het functioneren van de onder 3.1 genoemde functies;
  • b. de bebouwing voldoet aan de volgende eisen:
    - de maximale goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
    - de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 meter;
    - het oppervlak aan bebouwing niet meer bedraagt dan 20 m2 per perceel.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  • a. het aanbrengen van recreatievoorzieningen, dan wel als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
  • b. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciĆ«le doeleinden;
  • c. het opslaan, lozen c.q. storten, als dan niet ten verkoop van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines;
  • d. het op grote schaal stallen van auto's en/of andere voertuigen;
  • e. intensief agrarisch gebruik zoals akkerbouw of het grootschalig verbouwen van gewassen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of het apparatuur; andere apparatuur;
  • c. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  • d. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  • e. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • f. het ophogen van gronden;
  • g. het ophogen van de gronden;
  • h. het verlagen van het waterpeil;
  • i. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
  • j. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
  • k. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen;
3.5.1 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

Het in lid 3.5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken of werkzaamheden ter realisering van de bestemming, zoals aangegeven in lid 3.1;
  • b. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  • c. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
3.5.2 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;