direct naar inhoud van 5.2 Milieu- en omgevingsaspecten
Plan: Malburgen - De Wheme
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.675-0301

5.2 Milieu- en omgevingsaspecten

Voor het bestemmingsplan is in 2006 een milieuaspectenstudie opgesteld voor het bestemmingsplan Malburgen - De Wheme. Het gaat om een bestemmingsplan, waarin een aantal ontwikkelingen mogelijk wordt gemaakt. De milieuaspectenstudie is in 2010 geactualiseerd. In dit hoofdstuk worden de

conclusies uit de geactualiseerde milieuaspectenstudie De Wheme weergegeven.

5.2.1 Geluid

In deze paragraaf wordt alleen aandacht geschonken aan geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai, aangezien het plangebied buiten de onderzoekszones voor spoorwegverkeerslawaai en industrielawaai valt. Aangezien er in het plangebied of direct grenzend daaraan geen bedrijven aanwezig zijn is onderzoek naar geluidhinder vanwege bedrijven eveneens niet van toepassing.
Een zeer klein onderdeel van het plangebied in het noordoosten valt binnen de 50 dB-zone van het gezoneerd industrieterrein Arnhem Noord. De daadwerkelijke geluidbelasting ter plaatse als gevolg van de industrielawaai is echter, zoals blijkt uit het onderzoek uit Bijlage 9 bij deze toelichting, lager dan 50 dB. Als gevolg daarvan behoeven derhalve geen maatregelen plaats te vinden.

5.2.1.1 Geluidhinder wegverkeerslawaai

Een deel van het plangebied ondervindt invloed van geluid vanwege het wegverkeer. De Pleijweg belast vooral zuidelijke deel van plangebied de Wheme. De meest noordelijke woningen van het gebied Waterlelielaan worden belast door de Huissensestraat.

Het adviesbureau DGMR heeft de gevolgen van het wegverkeerslawaai op de ruimtelijke ontwikkeling onderzocht en gerapporteerd in het onderzoek “Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Invloed van bron- en overdrachtsmaatregelen en de doortrekking van de A15” met het kenmerk V.2009.0464.00.R001d.d. 9 april 2009. en het akoestisch onderzoek met kenmerk V.2010.0269.01.R001 “Waterlelielaan en Huissensestraat” d.d. 26 oktober 2010.

De onderzoeken zijn als bij de toelichting gevoegd.

De ligging van de locatie is weergegeven in de onderstaande figuur Ligging van de planlocatie. In de daarop volgende figuur zijn de rekengrenzen van de contourberekening weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0013.jpg"

Ligging van de planlocatie

Vanwege de Pleijweg (buitenstedelijk situatie) geldt voor gewenste woningbouwontwikkelingen in het plangebied als maximale wettelijke grenswaarde voor wegverkeerslawaai 53 dB. De Huissenstraat wordt gezien als een stedelijke zone en hiervoor geldt een maximale grenswaarde van 63 dB. Bij een overschrijding van de wettelijke grenswaarde kan in incidentele gevallen gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van de Interimwet Stad-en-milieubenadering. Op grond van deze wet is woningbouw mogelijk, mits in het belang van een zuinig en doelmatig ruimtegebruik en het bereiken van een optimale leefomgevingskwaliteit.

5.2.1.2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Locaties “Het Kasteel” en “Eimersweide”

Ten behoeve van de locaties “Het Kasteel” en “Eimersweide” heeft DGMR de volgende Scenario's doorgerekend:

- toekomstige situatie 2020, exclusief doortrekking A15;

- toekomstige situatie 2020, exclusief doortrekking A15 en DZOAB op de Pleyweg;

- toekomstige situatie 2020, exclusief doortrekking A15 en schermen langs de Pleyweg;

- toekomstige situatie 2020, exclusief doortrekking A15 en zowel schermen als DZOAB langs/op de Pleyweg;

- toekomstige situatie 2020, inclusief doortrekking A15;

- toekomstige situatie 2020, inclusief doortrekking A15 en DZOAB op de Pleyweg;

- toekomstige situatie 2020, inclusief doortrekking A15 en schermen langs de Pleyweg;

- toekomstige situatie 2020, inclusief doortrekking A15 en zowel schermen als DZOAB langs/op de Pleyweg.

scenario   dove gevel noodzakelijk  
doortrekking A15   scherm   DZOAB   geluidsbelasting 53 dB  
Nee       Het Kasteel: zuid- en oostgevel van de woontoren, zuid- en oostgevel van de meest zuidelijk gelegen grondgebonden woningen.
Eimersweide: zuid- en oostgevel van de meest ziidefijk geleoen woningen nabij de imme.-looplas.  
Nee     X   Het Kasteel: zuidgevel van de woontoren Eimersweide! geen dove gevels noodzakelijk  
Nee   X     Het Kasteel: geen dove gevels noodzukel ]k Eimersweide: geen dove gevels noodzakelijk  
Nee   X   X   Het Kasteel: geen dove gevels noodzakelijk Eimersweide: geen dove gevels noodzakelijk  
3a       Het Kasteel: zuidgevel van de woontoren, zuid- en oostgevel van de meest zuidelijk gelegen grondgebonden woningen.
Eimersweide: zuid- en oostgevel van de meest ziidefejk gelegen woningen nabij de immerlooplas.  
3a     X   Het Kasteel: geen dove gevels noodzakefijk Eimersweide: geen dove gevels noodzakelijk  
3a   X     Het Kasteel: geen dove gevels noodzakefijk Eimersweide: geen dove gevels noodzakelijk  
  X   X   Het Kasteel: geen dove gewis noodzakelijk Eimersweide: geen dove gevels noodzakelijk  

In een deel van het plangebied is hogere waarde vereist, echter voor aantal geplande woningen wordt maximale grenswaarde van 53 dB, veroorzaakt door het verkeer op de Pleijweg, overschreden. Dan zijn oplossingsrichtingen voor deze specifieke woningen: een dove gevel of toepassing van de Interimwet Stad-en-milieubenadering.

Voor een aantal woningen van het kasteel (bovenste bouwlagen) wordt nog niet voldaan aan het ontheffingscriterium “ minimaal één geluidsluwe gevel/buitenruimte”.

Locatie Waterlelielaan

Uit het onderzoek van DGMR blijkt dat de woningen grenzend aan de Huissensestraat een gevelbelasting krijgen variërend van 56 dB (kopgevel) tot 50 dB (zijgevels).

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0014.jpg"

De woningen voldoen hiermee niet aan het ontheffingscriterium “ minimaal één geluidsluwe gevel/buitenruimte”.

Indien de Huissensestraat wordt voorzien van een dunne deklaag levert dit, afhankelijk van het

type, een reductie op van 2 tot 4 dB. Door deze maatregel wordt in ieder geval voldaan aan het bovengenoemde ontheffingscriterium.

5.2.1.3 Arnhems Hogere waardenbeleid

Ieder verzoek om hogere grenswaarde wordt aan de voornoemde criteria getoetst. Daarnaast worden bij de afweging over het toekennen van een verzoek om een hogere grenswaarde ook de locatiespecifieke kenmerken betrokken. In de overwegingen wordt als positief aspect meegenomen, dat de locatie is opgenomen in herstructureringsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0015.jpg"

Zodra de gevelbelastingen uitkomen in de geluidklasse -1 is een hogere waardeprocedure vereist. In het Arnhemse hogere waarde beleid worden eisen gesteld aan woningen in verschillende geluidklassen. Een aantal woningen in het plangebied de Wheme valt binnen de volgende geluidklassen:

  • -1 onrustig (48 dB – 53 dB, woningen Eimersweide)
  • -2 zeer onrustig (53 dB – 58 dB, woningen Het Kasteel)
  • -3 lawaaiig (58 dB – 63 dB, woningen Waterlelielaan)

Het Arnhemse HGW beleid verlangt dat bij de afweging van een verzoek om hogere grenswaarde voor geluidgevoelige bestemmingen in de geluidklassen vanaf -1 (onrustig) t/m -3 (lawaaiig) de volgende criteria worden betrokken:

Criteria voor het toekennen van een hogere waarde   Geluids-klasse 'onrustig'   Geluids
klasse 'zeer onrustig'  
Geluids
klasse 'lawaaiig'  
indien mogelijk bronmaatregelen (bijvoorbeeld stiller asfalt) treffen;   ja   ja   ja  
indien mogelijk de afstand tussen de geluidsbron en de nieuwe woning(en) vergroten;   ja   ja   ja  
het stedenbouwkundig ontwerp vorm geven waarbij zoveel mogelijk afscherming voor het achterliggende gebied ontstaat;   ja   ja   ja  
indien mogelijk in het overdrachtsgebied een afscherming realiseren;   ja   ja   ja  
bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen voor een woning, scholen en kinderdagverblijven een akoestisch onderzoek voegen en toetsen of wordt voldaan aan de binnenwaarde van het Bouwbesluit;   ja   ja   ja  
geluidsaspecten worden vanaf eerste ontwerpstadium bij de ontwikkeling betrokken;   nee   ja   ja  
er wordt minimaal een verblijfsruimte aan de geluidsluwe zijde gerealiseerd;   nee   ja   ja  
bij woningen/appartementen wordt er minimaal 1 geluidsluwe buitenruimte gecreëerd (tuin of balkon).   nee   ja   ja  

Wanneer voldoende duidelijk wordt dat de maatregel niet doeltreffend is of de uitvoering om

redenen van stedenbouwkundige, landschappelijk of financiële aard niet aan de voornoemde

criteria kan worden voldaan, kan een hogere waarde worden toegekend.

5.2.1.4 Niet akoestische compensatie (HWB)

De gemeente betrekt bij de realisatie van woningen vanaf de geluidsklasse “onrustig” niet-akoestische compensatie positief bij de overwegingen om een hogere waarde toe te staan. Bij niet-akoestische compensatie kan gedacht worden aan de volgende zaken:

  • grotere woningen / appartementen;
  • meer dan gemiddeld aantal parkeerplaatsen, liefst door middel van parkeren uit het zicht;
  • de nieuwe locatie “groen” in te richten;
  • de woningen / appartementen te voorzien van een hoger afwerkingsniveau;
  • de hoogstbelaste woningen / appartementen te situeren op een locatie met uitzicht;
  • de hoogbelaste woningen / appartementen te situeren in de nabijheid van “uitloopgebieden”/natuurgebieden / OV-knooppunten;
Beleidsuitgangspunten:
- Bij het treffen van maatregelen wordt de prioriteitsvolgorde “bron-overdracht- ontvanger” in acht genomen.
- De gemeente Arnhem stelt alleen hogere grenswaarden vast (met ingang van de nieuwe Wet geluidhinder) als voldoende aangetoond is dat met alle mogelijke bronmaatregelen niet aan de normale grenswaarden kan worden voldaan.  
5.2.1.5 Opgave

Voor deelgebied B “Het Kasteel” wordt een Stad & Milieubenadering gevolgd (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0016.jpg"

De onderbouwing van stap 3 Stad & Milieubenadering voor het projectgebied De Wheme is opgesteld door Rothengatter Leefomgeving Consult B.V. (RLOC).

De onderbouwing met kenmerk 147041046 d.d.28 mei 2010 is als Bijlage 3 bij de toelichting gevoegd.

5.2.1.6 Hogere waarde en Stap 3-besluit (stap 3)

Alle belangen afwegende is de conclusie dat voor delen van het plan een hogere waarde op de gevel van de woningen vooralsnog onontkoombaar is. Behoudens de bronmaatregelen, waarop de gemeente Arnhem zelf geen directe invloed heeft, leiden de andere maatregelen tot ruimtelijk en landschappelijk ongewenste ingrepen in het plan. De betekenis van de woningen voor Malburgen én de potentiële waarde van het gebied voor de kwaliteit mogen niet onbenut blijven. In het belang van een doelmatig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit wordt daarom het hogere waardenbeleid en waar nodig de Interimwet Stad-en-milieubenadering toegepast.

Concreet gaat het om de volgende aantallen woningen met hogere waarden of een aangepaste Stad & Milieunormering:

Locatie   Aantal woningen boven voorkeursgrenswaarde   Aantal woningen boven maximale hogere waarde   Maximale geluidbelasting
 
A Eimersweide   42   geen   53 dB  
B Het Kasteel   60   8   54 dB  
Waterlelielaan   12   geen   56 dB  
5.2.1.7 Conclusie

Voor 4 tot 8 appartementen van het deelgebied “Het Kasteel” wordt een stap 3 Stad & Milieu-benadering gevolgd. Voor ongeveer 120 woningen zal een hogere grenswaarde procedure gevolgd moeten worden.

In het hogere grenswaarde beleid van de gemeente Arnhem is opgenomen dat vanaf een geluidklasse van 53dB "zeer onrustig" alleen een hogere grenswaarde kan worden verleend indien wordt voldaan aan o.a. de volgende criteria:

  • er wordt minimaal één verblijfsruimte aan de geluidluwe zijde gerealiseerd
  • bij woningen/appartementen wordt minimaal één geluidluwe buitenruimte gerecreëerd (tuin of balkon).

 

Door het treffen van bronmaatregelen kan de geluidsbelasting onvoldoende worden gereduceerd om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Bronmaatregelen moeten zeker overwogen worden om een zo goed mogelijk woon- en leefklimaat te waarborgen, om kosten te besparen op gevelisolatie en/of om een geluidsluwe gevel/buitenruimte te creëren.

Een hogere grenswaarde zal alleen worden vastgesteld indien alle maatregelen om de geluidsbelasting te verminderen onderzocht zijn. Stuiten de maatregelen op bezwaren van financiële, stedenbouwkundige, verkeerskundige of landschappelijke aard dient dit aangetoond te worden in een gedegen onderbouwing.

Door middel van gevelisolatieberekeningen moet vervolgens worden aangetoond dat de karakteristieke gevelwering voldoet aan de eisen uit het bouwbesluit.

5.2.2 Luchtkwaliteit
5.2.2.1 Inleiding

In opdracht van gemeente Arnhem heeft DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. een onderzoek naar de luchtkwaliteit verricht. Het onderzoek is weergegeven in het rapport “Onderzoek naar de luchtkwaliteit ten gevolge van wegverkeer” met het kenmerk V.2010.0073.00.R001 d.d. 29 maart 2010. Het rapport is als Bijlage 4 bijgevoegd.

Voor kleinere ruimtelijke plannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan luchtverontreiniging.

Maximaal 650 lichte motorvoertuigen worden gegenereerd door de deelplannen Het Kasteel en Eimersweide. De deelplannen Noordrand Plas, Zwanebloem en Waterlelielaan genereren maximaal 1150 motorvoertuigen welke verdeeld worden over tenminste twee hoofdontsluitingswegen. Het totale aantal motorvoertuigen is derhalve eerst gehalveerd voordat deze is ingevoerd in de NIBM

5.2.2.2 Conclusie

Uit de berekeningen volgt dat de toename in luchtverontreinigende stoffen ten gevolge van de deelplannen Het Kasteel en Eimersweide maximaal 0.69 µg/m3 bedraagt voor NO2 en 0.18 µg/m3 voor PM10. De toename ten gevolge van de deelplannen Noordrandplan, Zwanebloem en Waterlelielaan bedraagt maximaal 0.61 µg/m3 voor NO2 en 0.16 µg/m3 voor PM10. Deze toenames zijn lager dan 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10.

Aangezien met deze worst-case aannames ruim wordt voldaan aan de NIBM regeling is het niet aannemelijk dat dit plan in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging van de omgeving. Luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van het plan.

5.2.3 Hinder

De ontwikkeling betreft woningbouw. Woningen vallen niet onder de werking van de Wet milieubeheer. Hinder is hierbij dus geen aspect. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven waar in het kader van deze planontwikkeling rekening mee moet worden gehouden. In verband met de aanwezige installaties is op een aantal flatgebouwen de Wet milieubeheer van toepassing. Dit soort installaties wordt in het kader van de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering gezien als een milieucategorie 1 bedrijf waarbij rekening moet worden gehouden met een richtafstand van 10 meter. Deze richtafstand vormt geen belemmering voor de woningbouw binnen het plangebied.

5.2.4 Externe Veiligheid
5.2.4.1 Externe veiligheid in het plangebied

Externe veiligheid in het plangebied

Het plangebied is gelegen tegen de Pleijroute waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. In 2008 heeft een adviesbureau voor de Pleijroute risicoberekeningen uitgevoerd. Een en ander is vastgelegd in het rapport “Externe veiligheid wegtransport Arnhem” (AVIV project 081389, 22 september 2008). Uit dit onderzoek volgt dat er ter hoogte van het plangebied een 10-6 PR contour is van 17 meter vanuit de as van de weg. Binnen deze afstand bevinden zich geen (geprojecteerd) kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten.

Verantwoording groepsrisico

  • Groepsrisico

Een gedeelte van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied (200 meter) voor het groepsrisico. Uit het rapport “Externe veiligheid wegtransport Arnhem” volgt dat in de huidige situatie de oriënterende waarde voor het groepsrisico op dit traject niet wordt overschreden. De factor ten opzichte van de oriëntatiewaarde is 0.0069. Op 100 meter van de Pleijroute binnen het invloedsgebied wordt de bouw van ongeveer 25 woningen mogelijk gemaakt. Uitgaande van 2,4 personen per woning en een aanwezigheid van 85% dan kom je uit op 25 personen per ha. Uit het rapport volgt dat de 10-7 op ongeveer 110 meter ligt. Uit de f/N curve volgt dan dat door een toename van 25 personen (bouw woningen) de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.

  • Zelfredzaamheid

Het maatgevend scenario is een BLEVE veroorzaakt door een LPG tankwagen. Een aantal woningen ligt binnen 150 meter, het 100% letaalgebied. Dit betekent dat de aanwezigen binnen 150 meter (het 100% letaalgebied) bij een BLEVE moeten vluchten naar het gebied buiten de 150 meter. Personen buiten de 150 meter kunnen in principe binnenshuis schuilen.

  • Beheersbaarheid van brand

De Immerlooplas is in het geval van een BLEVE te gebruiken als secundair bluswater.

Omdat de planontwikkeling buiten het 100% letaalgebied ligt en de mensen binnen de planontwikkeling bij een dreigende BLEVE dus relatief veilig kunnen schuilen, zal naar verwachting het aantal gewonden binnen het plangebied niet dusdanig zijn dat deze de beschikbare hulpverleningscapaciteit zal overstijgen.

5.2.4.2 Conclusie

Door het transport van gevaarlijke stoffen via de Pleijroute is er op de Pleijroute een 10-6 PR contour van 17 meter vanaf de as van de weg. Binnen deze contour bevinden zich geen (geprojecteerd) kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten.

Uit de verantwoording van het groepsrisico volgt dat het transport van gevaarlijke stoffen via de Pleijweg geen belemmering vormt voor de planontwikkeling de Wheme.

Het advies van de brandweer is als bijlage 6 bijgevoegd.

5.2.5 Groen en ecologie

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds-en

soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en

de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

Natuurbeschermingswet.

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de

Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale

beschermingszones (SBZ’s). De projectlocatie bevindt zich niet in of in de buurt van een speciale

beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de buurt van de Ecologische

Hoofdstructuur of ander natuurgebieden. Gebiedsbescherming is daarom niet aan de orde.

Flora en Faunawet.

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de

bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden

getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is,

moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

5.2.5.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000

De herinrichting van het gebied is gericht op het ontwikkelen van een woon en recreatief verblijfsgebied binnen het gebied de Wheme, daarbij is met bestaande natuurwaarden zoveel mogelijk rekening gehouden. Tijdens de uitvoering en na realisatie van het project worden geen verstoringen verwacht op het Natura 2000 gebied Gelderse Poort, omdat er:

  • geen sprake is van areaal vermindering binnen Natura 2000 gebied.
  • geen structurele verandering plaatsvindt aan de grondwaterstand en er dus geen sprake is van verdroging ten gevolge van deze bebouwing. Voor de bouw zal wel tijdelijke bemaling aan de orde zijn. Er komt een bemalingsplan waarbij de effecten op het Natura 2000 nadrukkelijk worden nagegaan en meegenomen.
  • geen sprake is van vernatting met negatief effect op bepaalde vegetaties, hoewel de situering van bepaalde stedelijke watergangen worden aangepast, wordt het bestaande peilbeheer niet gewijzigd. De centrale plas van de Wheme houdt zijn eigen waterregime, dit is niet door de mens gestuurd maar wordt indirect beïnvloed door de waterstanden in de Nederrijn.
  • geen nieuwe verontreiniging aan de orde is, maar eerder oude verontreiniging wordt opgeruimd. Daarnaast speelt mee dat de Wheme een gebied is waar in de direct omgeving drinkwater wordt gewonnen en de milieuopgave gericht is op stand still- step forward.
  • de geluidsbelasting direct, noch indirect toeneemt.
  • verlichting vanuit dit gebied geen effect geeft op de gebiedsbescherming; daarnaast is binnen het plan uitgangspunt dat de lichtuitstraling naar de grote groen eenheid, gezien de bestaande waarden voor o.a. vleermuizen tot een minimum wordt beperkt.
  • geen sprake is van mechanische effecten op de omgeving.
  • geen sprake is van versnippering; de wijze van inrichting van het gebied en de beoogde zonering maken het mogelijk dat het gebied als natuur stapsteen op regionaal niveau kan gaan mee functioneren.
  • geen wijziging van invloed door menselijk (recreatief) gebruik, de recreatieve opvang wordt binnen Malburgen geoptimaliseerd en is onderdeel van de zonering binnen het project de Wheme.

In het kader van het vraagstuk versnippering dient te worden opgemerkt dat de herontwikkeling van Malburgen het mogelijk heeft gemaakt de bestaande dijk van de Nederrijn bij de Bakenhof te verleggen, waardoor ca 11 ha oorspronkelijk binnendijks gebied buitendijks is komen te liggen. Natuurontwikkeling is daar inmiddels in gang gezet.

Gezien het plan, waarbij de realisatie van woningbouw in nauwe samenhang met een landschappelijke en natuurlijke inrichting plaatsvindt, waarbij bestaande natuurwaarden zoveel mogelijk worden gerespecteerd; gezien de ligging ten opzichte van Natura 2000 gebied en het ontbreken van een directe verbinding tussen dit plan en het Natura 2000 gebied, is er voldoende zekerheid dat er geen sprake is van negatieve effecten op de doelen van de gebiedsbescherming. Er vindt geen beïnvloeding plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.675-0301_0017.jpg"

Figuur 5.2. Natura 2000 gebieden Gelderse Poort en Uiterwaarden IJssel

Conclusie

Aangezien negatieve effecten (verstoring- en verslechtering) op de doelen kunnen worden uitgesloten, is geen vergunning in het kader van de NB-wet vereist.

5.2.5.2 Soortenbescherming

Flora- en faunawet 2002

Door de werkzaamheden kunnen schadelijk effecten optreden ten aanzien van beschermde soorten binnen het plangebied. Deze zijn:

  • Het uitsteken of op enigerlei andere wijze van de groeiplaats verwijderen en het vervoeren en onder zich hebben van de rietorchis (Dactylorhiza majalis praetermissa),
  • Het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), laatvlieger (Eptesicus serotinus), ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii) en de watervleermuis (Myotis daubentonii)
  • Het vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen en het vervoeren en onder zich hebben van de kamsalamander (Triturus cristatus) en de rugstreeppad (Bufo calamita).

Conclusie

Voor Malburgen is in 2002 een ontheffing conform artikel 75C van de Flora en Faunawet verkregen. Deze is in 2008 geactualiseerd (FF75C/2007/0325A).

De gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de aan de ontheffing verbonden voorwaarden. Onder andere:

  • dat de compenserende maatregelen dienen uitgevoerd te worden, zoals aangegeven in het “Projectplan Herstructurering wijk Malburgen” d.d. 26 juli 2007.
  • dat er monitoring van flora en fauna plaatsvindt. Bij de monitoring worden de effecten van de stedelijke herontwikkeling op de natuur nagegaan. De soortgroepen vogels, zoogdieren, vlinders, vaatplanten en amfibieën zijn en worden in beeld gebracht in de periode 2007-2012.
5.2.5.3 Overig

Compensatierichtlijn Bos en Natuur

In het plan, inmiddels in uitvoering, is voorzien in een aanpassing van de inrichting van de plas. Omdat deze werkzaamheden plaats hebben gevonden binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan, ten behoeve van de bestemming wonen, is de compensatierichtlijn formeel niet van toepassing.

In het plan is wel met de bestaande waarden rekening gehouden, en dus in de geest van de regeling gehandeld, alleen wordt het aandeel bos minder en het aandeel natuur/water wordt groter, dit hangt mede samen met de bestaande natuurwaarden. De ene natuurwaarde wordt door een andere gecompenseerd.

Bij de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan zal, indien dan nog aan de orde, wel met deze regeling rekening moeten worden gehouden.

Conclusie

De tot nu toe uitgevoerde werkzaamheden vonden plaats binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan, ten behoeve van de bestemming wonen, de compensatierichtlijn is daarvoor formeel niet van toepassing. Er is wel in de geest van de richtlijn gehandeld.

  • In de rand van het gebied wordt een parkzone gerealiseerd, in de bestemming krijgt dit gebied ook de bestemming park met behoud van natuur en landschapswaarden.

Binnen Malburgen wordt de natuur- en landschapsstructuur zodanig gesitueerd dat daarin samenhang komt en het natuurnetwerk wordt versterkt. Door de dijkverlegging bij de Bakenhof (aan het begin van de herontwikkeling van Malburgen) is ruimte geboden om de natuurstructuur van de EHS Neder-Rijn te versterken. De compensatieboekhouding is bij de uitwerking van de herontwikkeling Malburgen met bevoegd gezag afgestemd.

5.2.6 Water

Oppervlaktewater

In de nieuwe situatie wordt de watergang van de Waterlelielaan naar de Zeegsingel verlegd i.v.m. het creëren van ruimte voor woningbouw. De watergang blijft aansluiting behouden op het bestaande oppervlaktewaterstelsel. Het ontwerp van het watergangenstelsel is afgestemd op de afvoer en berging van regenwater afkomstig van verhard oppervlak. Bij uitbreiding van verhard oppervlak dient er ter compensatie extra open water te worden gegraven. Voor dit oppervlak hanteert het waterschap als vuistregel dat het wateroppervlak moet worden uitgebreid met 8 – 10% van het nieuwe afwaterende verhard oppervlak. Binnen de bestemming dient hiervoor blijvend ruimte te zijn gereserveerd. Ter hoogte van de Wheme wordt de watergang ingericht met een natuurvriendelijke oever. Ter voorkoming van extra milieubelasting van de Wheme, wordt er een barrière gemaakt tussen de watergang en de Immerlooplas zodat de beide watersystemen niet met elkaar in contact komen. De barrière wordt in de vorm van een dijk aangelegd.

Grondwater

In verband met de drinkwaterwinning, wordt in het plangebied het “stand still/step forward” principe gehanteerd. Hierdoor mogen er geen veranderingen plaatsvinden die een negatief effect hebben voor de kwaliteit van het grondwater. Om wateruitwisseling tussen het wegcunet en de watergang te garanderen, mogen tussen beide in het openbaar gebied geen damwanden worden gerealiseerd.

Afvalwatersysteem

Het hemelwater moet zoveel mogelijk oppervlakkig afwateren op het oppervlaktewater (geïntegreerd rioolstelsel). Wanneer die niet mogelijk is, kan aangesloten worden op het bestaande gescheiden stelsel. Daarbij geldt dat regenwater afkomstig van schone oppervlakken, daken en voet- en fietspaden, direct op het oppervlaktewater geloosd kan worden (mits geen uitloogbare materialen zijn gebruikt). Regenwater afkomstig van vervuilde oppervlakken zoals wegen en parkeerplaatsen, moeten eerst gereinigd worden voordat het op het oppervlaktewater wordt geloosd. Zowel in het westen als in het oosten van het plangebied komen hiervoor bodempassages te liggen. In verband met de waterwinfunctie van de Wheme, mag er op de plas geen water geloosd worden. De bestaande regenwateruitlaten aan de westkant (Eimersweide) moeten hun functie behouden. Of dit op dezelfde plaats is, kan bekeken worden. Het vuilwater moet op het bestaande vuilwaterriool aangesloten te worden.

De waterattentiekaart is bijgevoegd als bijlage 8.

5.2.7 Bodem

Er is een inventarisatie uitgevoerd van alle beschikbare bodemkwaliteitsgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn de betreffende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd. In het plangebied zijn drie deelgebieden te onderscheiden (zie Bijlage 7, kaart 1).

5.2.7.1 Beschijving bodemkwaliteit

Saneringslocatie

In het plangebied ligt één saneringslocatie, het terrein ten zuiden van het woonwagenterrein aan het Immerlooplein. Het saneringsplan is goedgekeurd op 22 juli 2009 bij beschikking met kenmerk 2009-03-00304/0283.52.01. Het betreft een locatie waar in de jaren '70 en '80 klei is teruggestort in de Immerlooplas, waarbij ook bouw- en sloopafval is gestort.

De voorgestelde sanering bestaat globaal uit het ontgraven van de asbesthoudende toplaag, het zo mogelijk dieper ontgraven van spots met minerale olie in de ondergrond (en waterbodem) en het aanvullen tot de gewenste einddiepte (fase 1). Ook wordt de grondwaterkwaliteit gemonitord (fase 2). De start van de sanering is gepland in oktober 2009, de eerste fase duurt circa vier maanden, de tweede fase vijf jaar.

Het terrein ten westen van de saneringslocatie

Het terrein ten westen van de saneringslocatie, in het saneringsplan aangeduid als “overig gebied”, valt niet onder het saneringsplan. Ook in dit gebied is klei teruggestort in de Immerlooplas. Lokaal is bij bodemonderzoek ook bodemvreemd materiaal aangetroffen, zoals puin, beton en asfalt. In verkennend en aanvullend onderzoek zijn hier geen tot licht verhoogde gehaltes aan verontreinigende stoffen aangetroffen. Gezien de ouderdom van de onderzoeksrapporten is een actualisatie nodig voorafgaand aan het aanvragen van de omgevingsvergunning voor het bouwen. Verder wordt aanbevolen om aanvullend onderzoek te doen naar de civiel-technische kwaliteit van de grond, zodra de exacte bouwplannen bekend zijn.

In het saneringsplan is wel een plan van aanpak opgenomen voor het geval er bij nader onderzoek (voorafgaand aan woningbouw) alsnog bodemvreemd materiaal en/of bodemverontreiniging wordt aangetroffen.

In het grondwater onder en in de omgeving van de stort zijn incidenteel sterk verhoogde gehaltes aan arseen aangetroffen, fenolen en barium in licht tot matig verhoogde gehaltes en xylenen en zink in licht verhoogde gehaltes.

Voor de stortlocatie en directe omgeving zijn de volgende documenten bekeken:

  • Addendum saneringsplan voormalige stortplaats De Wheme Arnhem, Tauw, kenmerk N001-4628633GMC-cmn-V03-NL, 18 februari 2009;
  • Saneringsplan voormalige stortplaats de Wheme te Arnhem, Tauw, 8 mei 2008, kenmerk R001-4563381GMC-evp-V01-NL;
  • Saneringsonderzoek De Wheme, Ambito B.V., 26 september 2005, projectnummer 84001/3;
  • Risicobeoordeling asbestverontreiniging De Wheme in Arnhem (volgens protocol asbest), Ambito B.V., 21 september 2005, rapportnummer 9R5854;
  • Rapportage Keuringen Ambito b.v., Proefsleuven De Wheme Arnhem, Ambito B.V., 31 mei 2005, rapportnummer 2005-0529
  • Rapportage Keuringen Ambito b.v., Aanvullend onderzoek ondergrond, Ambito B.V., 4 april 2005, rapportnummer 2005-0161;
  • Rapportage Keuringen Ambito b.v., Stortplaatsonderzoek De Wheme, Ambito B.V., 1 april 2005, rapportnummer 2005-0160;
  • Rapportage Keuringen Ambito b.v., Vuilstort De Wheme Arnhem, Ambito B.V., 18 maart 2005, rapportnummer 2005-0152;
  • Verkennend (water)bodemonderzoek Immerlooplas te Arnhem, De Straat, projectnummer B00B0201, 21 augustus 2001.

Overig (niet verdacht) plangebied

Uit het onderzoek blijkt dat de boven- en ondergrond niet tot licht verontreinigd is. In het grondwater zijn licht verhoogde gehaltes aan EOX, zink, arseen en naftaleen aangetoond, lokaal overschrijdt barium de tussenwaarde.

Voor het overig (niet verdacht) plangebied zijn de volgende documenten bekeken:

  • Oriënterend onderzoek Immerlooplein woonwagens, MOW gemeente Arnhem 22506284, 1-4-1990;
  • Oriënterend onderzoek Immerlooplein woonwagens, MOW gemeente Arnhem 23512182, 1-8-1996;
  • Oriënterend onderzoek Immerlooplein/Fluitekruidstraat, MOW gemeente Arnhem 1561300, 18-5-1998;
  • Verkennend (water)bodemonderzoek Immerlooplas te Arnhem, De Straat, projectnummer B00B0201, 21 augustus 2001.
  • Rapportage Keuringen Ambito b.v., Aanvullend onderzoek ondergrond, Ambito B.V., 4 april 2005, rapportnummer 2005-0161;
  • Verkennend en actualisatie onderzoek De Wheme/Immerlooplas, Tauw 4404524, 19 juli 2005;
  • Milieuhygiënisch onderzoek De Wheme te Arnhem, Tauw 4580561, 10 oktober 2008.

Beschrijving overige bodeminformatie in het plangebied

Het plangebied ligt in het waterwingebied Symons. Een groot deel van het plangebied ligt in zone 1 van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Arnhem, hier is licht verontreinigde grond te verwachten (zie Bijlage 7, kaart 2).

5.2.7.2 Conclusie

Saneringslocatie

De start van de sanering van saneringslocatie Wheme/Immerlooplas nabij het Immerlooplein is gepland voor het vierde kwartaal 2009. Na sanering is de locatie geschikt voor de beoogde herinrichting.

Terrein ten westen van saneringslocatie

Op het terrein ten westen van de saneringlocatie is bij verkennend en aanvullend onderzoek plaatselijk bodemvreemd materiaal aangetroffen en lichte verontreinigingen. Gezien de ouderdom van de onderzoeksrapporten is een actualisatie nodig voorafgaand aan het aanvragen van de omgevingsvergunning voor het bouwen. Hoewel er vanuit de Wbb geen aanleiding voor is, kan een aanvullend onderzoek naar de civiel-technische kwaliteit van de grond wenselijk zijn.

Overig (niet verdacht) plangebied

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het overige (niet verdachte) plangebied. Er zijn geen (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. De bodem is niet tot licht verontreinigd. Het grondwater is niet tot licht verontreinigd, plaatselijk is een matig verhoogd gehalte aan barium aangetroffen.

Voor de ontwikkeling van het terrein zijn sanerende maatregelen nodig. In de plannen is rekening gehouden met de kosten voor een sanering.

Eindconclusie plangebied

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling en voor de financiële uitvoerbaarheid daarvan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • De sanering van locatie Immerlooplas/Wheme, locatienummer 0283, dient te worden uitgevoerd volgens het bij beschikking d.d. 22 juli 2009 goedgekeurde saneringsplan, het addendum en de beschikking.
  • Op het terrein ten westen van de saneringslocatie is een actualisatie nodig van het bodemonderzoek, voorafgaand aan de bouw van woningen. Verder kan het wenselijk zijn om een aanvullend onderzoek naar de civiel-technische kwaliteit van de grond uit te laten voeren.
5.2.8 Cultuurhistorie en archeologie
5.2.8.1 Cultuurhistorie

Geen opmerkingen.

5.2.8.2 Archeologie

Het plangebied Wheme ligt in het dynamisch gevormde rivierengebied. Het gebied is opgebouwd uit rivierafzettingen. Een rivier zet naast de bedding grof materiaal (zand) en verder van de bedding het fijner materiaal (klei) af. Daardoor ontstaan langs de rivier zandige oeverwallen die hoger liggen dan de daarachter liggende komgebieden, waar klei is afgezet. Dit geheel van bedding, oeverwal en komgebied noemen we een stroomrug. Doordat een rivier in de loop der tijd verschillende malen haar loop verlegt, ontstaat er in een rivierengebied een ingewikkeld patroon van tal van stroomruggen die door latere afzettingen zijn afgedekt. De meest recente stroomruggen zijn vaak nog herkenbaar als hogere delen in het landschap. De bewoning (IJzertijd, Romeinse tijd en vroege Middeleeuwen) heeft vooral plaatsgevonden op deze hogergelegen plaatsen in het rivierenlandschap.

Bewoningsgeschiedenis algemeen

Het rivierengebied is altijd een relatief intensief bewoond gebied geweest. Dit heeft te maken met de diversiteit van het landschap. Op de hoger gelegen zandige delen kon men wonen en gewassen verbouwen, terwijl de lager gelegen komgebieden geschikt waren om het vee te weiden. Daarnaast boden de rivieren goede mogelijkheden voor transport.

Tot voor kort stamden de vroegste aanwijzingen voor menselijke activiteit in het rivierengebied ten zuiden van Arnhem uit de (inheems)-romeinse tijd, alhoewel uit onderzoek elders in het rivierengebied bleek dat ook sporen van vroegere bewoning (vanaf Neolithicum ) tot de mogelijkheden behoren. Sinds het archeologisch onderzoek in de nieuwe wijk van Arnhem, Schuytgraaf, weten we dat we ook veel oudere bewoningssporen in het rivierengebied ten zuiden van Arnhem mogen verwachten. In Schuytgraaf zijn de resten van een jachtkamp uit het late Mesolithicum gevonden (ca.5000 v. Chr.). De Romeinse periode is goed vertegenwoordigd in Arnhem-zuid. In Malburgen net buiten het plangebied zijn enige Romeinse scherven en een altaarsteen, gewijd aan Hercules Magusanus, gevonden. De meest belangrijke vondst op het grondgebied van Arnhem uit de Romeinse periode is natuurlijk het Romeins castellum, waarvan in de polder Meinerswijk de resten zijn gevonden. Deze legerplaats maakte deel uit van de noordelijke grens van het Romeinse Rijk, die vanaf de 1e eeuw na Chr. langs de rivier de Rijn lag. Ook na de Romeinse tijd bleef het rivierenlandschap een aantrekkelijke vestigingsplaats bieden. In Arnhem-zuid zijn op verschillende plaatsen sporen van bewoning aangetroffen die vanaf de vroege middeleeuwen (8e eeuw) tot in de 13e/14e eeuw dateren. Vicus Menighardus (te lokaliseren in polder Meinerswijk of Rosande) en de Praets worden als woonkern reeds in de 9e eeuw genoemd.

De loop van de rivier

De Rijn heeft in het verleden andere beddingen gehad dan die we nu kennen. De rivier heeft gedurende een bepaalde periode een zuidelijke loop gehad en kwam pas bij Meinerswijk in de tegenwoordige bedding.

Op de kaart van Jacob van Deventer (uit ca. 1560) is deze situatie nog steeds herkenbaar. Het dijktracé Huissensedijk-Eldensedijk geeft het verloop van deze oude bedding aan. De Wheme ligt net ten noorden van deze voormalige loop van de rivier. Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) is het tracé van deze dijk en het gebied hier direct ten zuiden van aangegeven met een donkere kleur: Dit betekent dat dit gebied een hoge archeologische verwachting kent. Voor het gebied ten noorden van het dijktrace, waar ook het plangebied ondervalt, is geen verwachting opgesteld omdat dit bebouwde kom is en gegevens over de geomorfologische ondergrond ontbreken. De Immerlooplas en het plangebied Wheme liggen in een zone van kleiafzettingen waar de kans op oudere, door de klei afgedekte vindplaatsen aanwezig is. Bij de aanleg van/in de Immerlooplas is een Romeins zwaard gevonden.

In verband hiermee is in 2001 een inventariserend booronderzoek uitgevoerd aan de westzijde, noord- en noordoostzijde van de Immerlooplas. Hierbij zijn geen archeologische sporen aangetroffen. Verder archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.