Plan: | Musicalstraat en omgeving |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1254-vas1 |
behorende bij het bestemmingsplan Musicalstraat en omgeving
Aan de noordoostkant van de stad Apeldoorn wordt het woon- en werkgebied Zuidbroek ontwikkeld. Hiervoor heeft de gemeenteraad in 2006 het bestemmingsplan Zuidbroek vastgesteld. Twee deelgebieden van Zuidbroek zijn de woonbuurten Het Mozaïek en Het Rooster. Tevens is voorzien in een nieuw wijkpark: De Groene Wig. Dit park start, in aansluiting op de wijk Zevenhuizen met een beperkte breedte en wordt richting het oosten steeds breder.
Het Mozaïek is inmiddels voor het overgrote deel gerealiseerd danwel in aanbouw. Een deel dat nog niet ontwikkeld is, is het gebied Parkpoorten. Grofweg is dat het gebied tussen de bestaande woonwijk Zevenhuizen, de Operettestraat, de Nijbroekseweg, Laan van de Charleston en het tenniscomplex aan de Nocturnestraat 1. Aanvankelijk was hier een ovaalvormig woongebouw in het groen voorzien.
Naast deze ontwikkeling was er nog een plan met een vijftal woongebouwen met appartementen aan de rand van het park ten zuiden van Het Rooster en Het Mozaïek.
Al deze plannen bleken, mede door een veranderde marktvraag, niet realiseerbaar.
Figuur 1: deelgebieden Zuidbroek
Gezien de hierboven beschreven veranderde situatie in beide deelgebieden is besloten tot een herijking van het geplande bouwprogramma en een nieuw stedenbouwkundig plan; 'Parkpoorten'. Dit plan bestaat volledig uit grondgebonden woningen: in totaal 130 stuks. Parkpoorten komt dus in de plaats van de genoemde plannen voor het 'Ovaal' en de 5 appartementengebouwen. De vrijkomende gronden aan de rand van het park worden omgezet in extra parkruimte. Netto blijft daarmee het parkoppervlakte gelijk aan het voorgaande plan.
Het gebied Parkpoorten ligt in Zuidbroek, direct ten noordoosten van de woonwijk Zevenhuizen. Die wijk vormt gelijk de zuidwestelijke grens van het plangebied van dit bestemmingsplan. De noordwestelijke grens wordt gevormd door de Operettestraat en de Nijbroekseweg. De bestaande woonpercelen langs beide wegen maken geen onderdeel uit van het plangebied, met uitzondering van de Nijbroekseweg 10. De Laan van de Charleston vormt de noordoostelijke grens van het plangebied. Vanaf het oostelijke einde van die weg, buigt de plangrens terug naar de Nocturestraat en sluit daar weer aan bij Zevenhuizen. Op korte afstand van de zuidoostelijke plangrens ligt het tenniscomplex aan de Nocturestraat 1.
Daarnaast maken de gronden voor de vijf aanvankelijk geplande appartementengebouwen in De Groene Wig onderdeel uit van het plangebied.
Figuur 2: ligging in omgeving
Figuur 3: luchtfoto omgeving met het plangebied globaal rood omkaderd
Figuur 4: luchtfoto met het Parkpoorten-deel van het plangebied in rood
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Zuidbroek. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 27 april 2006 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Gelderland op 21 november 2006.
In dit plan heeft het plangebied voor het grootste deel de bestemming 'Groenvoorzieningen'. Gronden met die bestemming zijn in hoofdzaak bestemd voor groenvoorzieningen en voor voorzieningen voor de waterhuishouding. Daarnaast wordt middels aanduidingen voorzien in woongebouwen. In het gebied Parkpoorten gaat het om maximaal één gebouw van maximaal 4000 m², dat op vrijstaande kolommen moet worden gerealiseerd. In het wijkpark gaat het om vijf maal een gebouw van elk maximaal 800 m² groot.
Verder heeft het plangebied voor een groot deel de bestemming Woondoeleinden - uit te werken. Gronden met die bestemming zijn in hoofdzaak aangewezen voor wonen en verkeersvoorzieningen. Bouwen is in deze bestemming niet toegestaan, zolang de bestemming nog niet is uitgewerkt aan de hand van de regels daarvoor binnen de bestemming.
Mede voor de ontwikkeling van het plangebied is het perceel Nijbroekseweg 16 van vorm veranderd. Daardoor geldt voor enkele kleine gedeelte van het plangebied de bestemming Woondoeleinden. De vorm van die bestemming was gebaseerd op de oorspronkelijke vorm van het perceel. Gronden met de bestemming Woondoeleinden zijn bestemd voor wonen. Voor het plangebied gaat het om gedeeltes waar geen bouwvlak aanwezig is. Het oprichten van woningen is daarom hier niet mogelijk.
Binnen de beschreven bestemmingen is het niet mogelijk het nieuwe stedenbouwkundige plan te realiseren. De groenbestemming voorziet niet in de geplande woningen. Binnen de uit te werken woonbestemming zou het, na uitwerking, mogelijk zijn een deel van de woningen te realiseren. Vanwege de samenhang van de ontwikkeling is het echter niet gewenst daarvoor afzonderlijk een uitwerking te maken. Ook de woonbestemming maakt de geplande, nieuwe woningen niet mogelijk. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
Figuur 4: uitsnede plankaart Zuidbroek met het plangebied globaal, rood omkaderd
De toelichting begint met een beschrijving van het relevante beleidskader. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de bestaande situatie en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt aangetoond dat het plan uitvoerbaar is. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de juridische planopzet nader toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk werkt aan eenvoudiger regelgeving en verwacht dat medeoverheden zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.
In de structuurvisie formuleert het kabinet zijn ambities voor 2040.
Concurrentiekracht: in 2040 behoort Nederland tot de top 10 van meest concurrerende economieën van de wereld met een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers door een goede ruimtelijk-economische structuur.
Bereikbaarheid: in 2040 beschikken gebruikers over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Leefbaarheid en veiligheid: in 2040 sluiten de woon- en werklocaties in steden en dorpen aan op de (kwalitatieve) vraag en locaties voor transformatie en herstructurering worden zoveel mogelijk benut. In 2040 biedt Nederland zijn burgers een veilige en gezonde leefomgeving, met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Nederland is blijvend beschermd tegen extreme weersomstandigheden, mogelijke overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging en er is voldoende zoetwater in droge perioden; Nederland is een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit en Nederland heeft nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden en een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Nederland kent in 2040 een robuust internationaal energienetwerk en de transitie naar duurzame energiebronnen is ver gevorderd.
Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Daarbij richt de provincie zich met haar partners vooral op:
Het tweede doel is het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
In de Omgevingsvisie wordt het plangebied, voorzover voor de ontwikkeling relevant, gezien als onderdeel van de stedelijke agglomoratie van de regio Stedendriehoek. De steden in Gelderland zijn een belangrijke motor voor de Gelderse economie, als concentratiepunt van sociaal-culturele en economische activiteiten. Steden zijn van belang voor de stedelijke bevolking èn voor de bewoners in de omliggende gebieden. Iedere stad heeft zijn eigen unieke kwaliteiten en invloedssfeer. De landschappelijke ligging en het groene karakter dragen bij aan de kracht van de Gelderse steden. In samenhang met de sterke steden zijn vitale dorpen van groot belang. De grote steden en hun omgeving hebben elkaar nodig. De provincie en partners willen de (economische) kracht van steden en stedelijke netwerken versterken. Verbindingen tussen de steden helpen om agglomeratie-voordelen te benutten. De provincie meent dat de economische kracht van steden toeneemt als de steden en de (landelijke) omgeving een samenhangend geheel vormen. Het over en weer bereikbaar maken van voorzieningen en werkgelegenheid biedt veel potenties.
In de Statenvergadering van woensdag 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Hierna worden de relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening aangehaald, gevolgd door een toetsing daaraan.
Wonen (artikel 2.2.1.1)
In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio successievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen.
Toetsing
Het Kwalitatief Woonprogramma heeft zijn beslag gekregen in de gemeentelijke woningbouwprogrammering. Binnen die programmering passen de woningen waarin dit plan voorziet. Zie ook paragraaf 2.6.
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent locale duurzaamheid.. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.
De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente zal daarbij faciliteren en ondersteunen. Buiten het fundament van de Buitenstad biedt de gemeente hiervoor veel handelingsvrijheid, bijvoorbeeld door flexibel te bestemmen.
Niet alles gaat vanzelf. In sommige delen van Apeldoorn spelen ingewikkelde vernieuwingsopgaven. Opgaven die belangrijk zijn voor Apeldoorn als geheel, waarbij vaak hard gewerkt moet worden om iets van de grond te krijgen. In de structuurvisie worden die opgaven 'dynamo's' genoemd, elementen die eerst in beweging moeten komen voordat ze energie gaan opleveren. Het centrumgebied van Apeldoorn, de centrale delen van de Kanaalzone en kleinschalige herstructurering van wijken, buurten en dorpen zijn voorbeelden. De gemeente neemt in de dynamo's de regierol op zich. In de dynamo's ligt ook programmatisch de hoogste prioriteit. De verdere invulling ervan bepaalt de gemeente samen met initiatiefnemers.
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
Figuur 5: kaart Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
De Groene Wig, het wijkpark van Zuidbroek, is in de Groen Mal aangewezen als een groene weg.
In november 2012 heeft de gemeenteraad het Woningbouwprogramma 2010-2029 vastgesteld. Geconstateerd wordt dat de woningmarkt in rap tempo is veranderd, dat er minder vraag naar woningen zal zijn dan was voorzien en dat aanbod en vraag niet meer in evenwicht zijn. Daarom zijn alle woningbouwplannen bekeken en zijn keuzes gemaakt: welke projecten worden uitgevoerd, welke projecten vervallen, welke projecten worden later uitgevoerd en welke projecten krijgen een andere opzet. Wanneer zich nieuwe kansen aandienen moet eerst kwantitatieve en kwalitatieve ruimte in het woningbouwprogramma worden gecreëerd. Daardoor wordt de programmering steeds op basis van actuele marktontwikkelingen en op basis van wijzigende verwachtingen over de toekomst bijgestuurd: het adaptief programmeren. Kwantitatief vertrekpunt is uitbreiding van de woningvoorraad in de periode 2010-2019 met netto 3.900 woningen en in de periode 2020-2029 met netto 2.000 woningen.
In het woningbouwprogramma zijn circa 1600 woningen opgenomen voor Zuidbroek. De woningen die dit plan mogelijk maakt, passen binnen die programmatische ruimte.
De gemeenteraad heeft op 13 februari 2014 de 'Woonagenda Apeldoorn 2014-2018, buitenstad in uitvoering' vastgesteld. De Woonagenda betreft de herijking van het gemeentelijke woonbeleid en geeft een visie op de toekomst van het wonen in de gemeente Apeldoorn.
De gemeentelijke structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' geeft de richting. De Woonagenda beschrijft de ontwikkelingen op het gebied van de volkshuisvesting, ondermeer de afnemende bevolkingsgroei, de grotere betekenis van de bestaande woningvoorraad, de vergrijzing en de onzekere slagingskansen voor de meest kwetsbare groepen huishoudens van Apeldoorn. Op basis van deze ontwikkelingen en de ambities uit de structuurvisie is een agenda samengesteld voor de komende jaren, ten aanzien van drie hoofdopgaven:
In de Woonagenda Apeldoorn 2014-2018 (zie paragraaf 2.7 waarin geagendeerd staat dat het programmatisch kader actueel te houden, zowel kwantitatief als kwalitatief. Dit heeft geleid, op 5 maart 2015, tot vaststelling door de gemeenteraad van de nota 'Actualisatie woningbouwprogrammering'. Mogelijk dat in vervolg op deze nota tot een bijstelling van het woningbouwprogramma wordt overgegaan. Echter tot dat over bijstelling nadere besluitvorming heeft plaats gevonden blijft het woningbouwprogramma uit november 2012 (zie paragraaf 2.6) het kader voor woningbouwplannen.
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 – 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen die zijn uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers.
De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.
Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld. Woongebieden worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km per uur. Daar moet de overlast van autoverkeer zo veel mogelijk worden beperkt.
De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. Bij het station en in de binnenstad worden speciale veilige voorzieningen voor voetgangers aangeboden. Op andere plaatsen wordt een basisniveau aan voorzieningen aangeboden. De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen. Alle inwoners van Apeldoorn moeten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol. De bussen sluiten aan op de treinen van de Nederlandse Spoorwegen. De taxibus wordt ingezet als aanvulling op de behoeften van de gebruiker.
Er worden drie categorieën hoofdwegen onderscheiden: de Ring; de radialen en de centrumring; de overige hoofdwegen. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen, met name om de parkeergarages snel te kunnen bereiken en verlaten. Naast de hoofdwegen zijn er de verblijfsgebieden. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. Gemengde functies hebben hier een plek: verkeer, spelende kinderen, fietser en voetgangers. In het buitengebied wordt het verkeer ook gebundeld op een aantal hoofdwegen waar een maximum snelheid geldt van 80 km per uur. De verblijfsgebieden in het buitengebied worden autoluw ingericht met een maximumsnelheid van 60 km per uur.
De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimumnorm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.
Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.
Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.
In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Voor het plangebied is gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld. Dit welstandsbeleid is gericht op de ontwikkelingen die in het gebied gaan plaatsvinden en heeft als uitgangspunt het faciliteren, stimuleren en prikkelen van kwaliteit door het scheppen van goede voorwaarden. Het welstandsbeleid voor ontwikkelingsprojecten is tijdelijk. Het geldt voor de duur van de ontwikkeling. Als de ontwikkelingsfase is afgerond, worden nieuwe welstandseisen vastgesteld voor beheer van het gebied.
Het gedeelte van het planplangebied dat Parkpoorten wordt genoemd, bestaat voor het overgrote deel uit weiland, akkerland en braakliggende grond. Verspreid is opgaand groen aanwezig. Verder is aan de Nijbroekseweg 10 een vrijstaande woning aanwezig. In het zuidelijke gedeelte van het plangebied ligt de Musicalstraat. Deze weg voert naar een tijdelijke locatie voor kinderopvang en basisonderwijs, even ten zuidoosten van het plangebied.
De omgeving van het plangebied wordt gevormd door de bestaande wijk Zevenhuizen, de vanouds aanwezige woningen langs de Operettestraat en de Nijbroeksweg en de al gerealiseerde woningbouw van Zuidbroek. Gescheiden door een waterpartij is in het zuidoosten een tenniscomplex aanwezig. In het oosten ligt het al gerealiseerde deel van het park van Zuidbroek.
De vijf locaties in het park van Zuidbroek betreffen gerealiseerd of nog te realiseren park.
Figuur 6: luchtfoto Parkpoorten-deel plangebied
De gemeenteraad heeft in 2003 het Masterplan Zuidbroek vastgesteld waarin de hoofdlijnen van de ruimtelijke structuur zijn vastgelegd. Later is het Masterplan doorvertaald in het bestemmingsplan Zuidbroek. De kenmerken van het landschap (zoals bodemgesteldheid en geomorfologie) zijn in belangrijke mate sturend voor de planontwikkeling. Elementen van het bestaande landschap worden ingepast (o.a. de Oude Linten waaronder de Nijbroekseweg). Hiermee ontstaat samenhang tussen het oude landschap en de nieuwe stadsuitleg.
Per thema (bodem, water, groen en verkeer) zijn hieronder enkele kenmerken benoemd en is aangegeven hoe deze in de planvorming een rol hebben gespeeld.
Bodem en water
Dekzandruggen en vlaktes zijn als ruimtelijke dragers in het plan verwerkt. Daarop is de stedenbouwkundige structuur afgestemd. Over de dekzandruggen lopen de bestaande wegen vanuit Anklaar door in Zuidbroek. De hogere ruggen zijn bebouwd. De groen- en waterstructuren liggen vooral in de lagere vlaktes tussen de dekzandruggen.
De watergangen in Zuidbroek vormen verbindingen tussen Zevenhuizen en het poldergebied ten oosten van de A50. Het betreft met name drie hoofdwatergangen van Zevenhuizen naar het Weteringsebroek. Het water in de wijk Zuidbroek heeft tevens een landschappelijk/recreatieve functie. Het water wordt in de park- en groenzones dan ook zo veel mogelijk zichtbaar gehouden. Er wordt uitgegaan van duurzaam waterbeheer.
Groen netwerk
De langgerekte groenzones lopen in noordoostelijke richting door het plangebied, vaak samenhangend met de richtingen van de waterlopen. Door de onderdelen met elkaar te verbinden wordt het een doorlopend groen netwerk. Het Park Zuidbroek is de belangrijkste groenzone en vervult voor Zuidbroek een functie als centraal wijkpark. Als onderdeel van de Groene Mal is het park tevens een schakel van de groene dooradering van Zevenhuizen naar het te ontwikkelen bos- en recreatiegebied Weteringsebroek aan de oostzijde van de A 50.
Verankering aan de stad
De verbindende lijnen met Zevenhuizen zullen als ruimtelijke dragers voor de integratie met dit stadsdeel worden gebruikt. Haaks op de verbinding met Zevenhuizen is in Zuidbroek een stelsel van drie lange lanen geprojecteerd. Deze lanen voeren van de Oost-Veluweweg naar de Deventerstraat. De lanen worden statig en ruim van opzet.
Verkeersnetwerk
In het gebied gelegen tussen het bedrijvenpark Apeldoorn Noord en de bestaande woonwijk Zevenhuizen wordt de nieuwe woonwijk ontwikkeld. In het midden van deze nieuwe wijk wordt het park Zuidbroek aangelegd. Het park vormt voor het autoverkeer een barrière tussen het westelijk wijkdeel (Het Mozaïek) het oostelijk wijkdeel (De Wellen). Dit om ongewenste verkeersstromen tussen de Deventerstraat en de Oost-Veluweweg, door de woonwijk te voorkomen.
Voor Het Mozaïek vormen de Laan van de Dierenriem en Laan van de Leeuw de primaire ontsluitingsroutes. Deze lanen worden tot aan het park doorgetrokken. Het gebied De Wellen wordt naar de Deventerstraat ontsloten. Om de nieuwe wijkdelen met de bestaande wijkdelen Zevenhuizen (oa. Stadsdeelhart Anklaar) te verbinden wordt voor het interne autoverkeer verbindingen haaks op de lanen gerealiseerd, waarbij aandacht is voor de verkeersveiligheid en de leefbaarheid. De ‘oude linten’ Nijbroekseweg en Zuidbroeksweg zijn grotendeels ingepast en vormen een karakteristiek onderdeel van het verbindende verkeersnetwerk. Het woongebied van Zuidbroek wordt met Zevenhuizen gezien als één verblijfsgebied (30 km/h-zone).
Plangebied Parkpoorten
Het plangebied ligt in het zuidelijkste punt van deelgebied het Mozaïek in Zuidbroek. De locatie ligt letterlijk op de grens tussen Zuidbroek en Zevenhuizen en is daarmee een ruimtelijke schakel tussen ‘oude wijk’ en ‘nieuwe wijk’
Het plangebied vormt tevens een schakel tussen het oude lint, gevormd door de Nijbroekseweg (en de Operettestraat), en Park Zuidbroek. Via een aantal paden voor langzaam verkeer wordt het park verbonden met de omliggende woonbuurten.
Figuur 7: Parkpoorten als schakel tussen Zuidbroek en Zevenhuizen
Figuur 8: Parkpoorten als schakel tussen Park Zuidbroek en achterliggende woonbuurten
Oorspronkelijk zou in Parkpoorten ‘het Ovaal’ worden gerealiseerd. Dat zou een ovaalvormig woongebouw op kolommen moeten worden, als stedenbouwkundig accent binnen het park van Zuidbroek. Het plan bleek, mede door een veranderde marktvraag niet realiseerbaar. Datzelfde geldt voor het vijftal locaties in het park waar appartementen gedacht waren.
Hierom is besloten een nieuwe invulling te maken. Dit heeft geresulteerd in een plan met circa 130 grondgebonden woningen in Parkpoorten. Daarmee wordt het gebied intensiever benut voor woningbouw dan aanvankelijk gepland. Er komen echter met voorliggende ontwikkeling ook de vijf genoemde appartementengebouwen aan de parkrand te vervallen. De ruimte die daarbij vrij komt wordt bij het park betrokken. Gevolg is dus dat er per saldo niet minder oppervlak aan groenvoorzieningen in Zuidbroek komt.
Hierna beperkt de tekst zich tot het beschrijven van de nieuwe situatie in Parkpoorten.
Figuur 7: Oorspronkelijk stedebouwkundig plan van deel van Zuidbroek met een ovaalvormig gebouw als accent in het park.
De hoofdstructuur van Parkpoorten wordt gevormd door de Musicalstraat, een nieuwe straat (het ‘nieuwe lint’) welke is opgespannen tussen de Laan van de Charleston in Zuidbroek en de Symfoniestraat in Zevenhuizen. Het deelgebied ten noorden en ten westen van dit nieuwe lint sluit naadloos aan bij de bestaande structuur van Zevenhuizen en de lintstructuur aan de Nijbroekseweg. Dit uit zich bijvoorbeeld aan de een blokstructuur met eenzelfde richting als dat van de blokjes in Zevenhuizen.
Aan de zuidoostzijde van het nieuwe lint begint het Park Zuidbroek. Hierin komen een viertal bebouwingsclusters te liggen in de vorm van sculpturale bouwblokken als eye-catchers in het park. Deze ‘scherven’ vormen het begin van het park, komende vanuit Zevenhuizen.
Een belangrijk aspect van de openbare ruimte is het riante toepassing van groen in de vorm van gazons met daarop bomen, geplaatst in een losse setting. Deze groene karakteristiek sluit naadloos aan bij het Park Zuidbroek. Parkpoorten is dan ook letterlijk het voorportaal van dit park. Alle woningen profiteren hierdoor van een onbelemmerd uitzicht op het riante groen.
Figuur 8: Planconcept. De plandelen ‘Nieuwe-’ en ‘Oude Lint’ en ‘Symfoniestraat’ sluiten naadloos aan op de context. De bebouwing in het Nieuwe Lint vormt de achtergrond voor vier ‘Parkeilanden’; sculpturale bebouwingsclusters als vooruitgeschoven posten in het park.
Figuur 9: Stedenbouwkundig plan Parkpoorten
Parkpoorten is verdeeld in vier deelgebieden met elk hun eigen ruimtelijke karakteristiek:
Figuur 10: deelgebieden
Ontsluiting auto's en parkeren
De ontsluiting van het plangebied wordt gevormd door een nieuwe weg, die komt te liggen tussen de Symphoniestraat en de Laan van de Charleston. Deze weg wordt verkeersluw ingericht, waarbij veiligheid voor fietsers en voetgangers belangrijk is.. Het profiel van deze straat bestaat uit een rijloper met aan één zijde langsparkeervakken. Daarnaast zijn er aan beide zijden trottoirs. Aan deze straat takken een 8-tal dwarsstraatjes aan (gelijkwaardige kruispunten) welke leiden naar openbare parkeerhoven achter of tussen de woningkavels. Bijbehorend aan het woningbouwprogramma hoort een parkeercapaciteit welke op relatief korte afstand van de woningen wordt gevonden. Parkeerplaatsen worden gerealiseerd op grond van de gemeentelijke parkeernormen, hoofdzakelijk in parkeerhoven, uit het zicht vanaf de openbare weg. Een kleiner deel wordt opgelost in het straatprofiel. De geplande 128 woningen in het stedenbouwkundig plan betekenen een parkeerbehoefte van 177 parkeerplaatsen. In het stedenbouwkundig plan zijn 179 parkeerplaatsen in de openbare ruimte opgenomen (exclusief de parkeerplaatsen op eigen terrein). Derhalve kan aan de parkeernormen voldaan worden.
Figuur 11: Ontsluiting auto's en parkeren
Ontsluiting langzaam verkeer
Naast het nieuwe lint met aan beide zijden trottoirs zijn er in noord-zuidrichting een viertal voetpaden die een verbinding vormen tussen Park Zuidbroek en de woonbuurt. Twee van deze paden verbinden het park met de Nijbroekseweg en de Operettestraat. Door een nieuw aan te leggen verbindingspad tussen de Nijbroekseweg en de Laan van de Charleston is het mogelijk om vanuit het Kristal via een informeel padenstelstel naar het park te lopen (zwarte stippellijn op onderstaande afbeelding).
Figuur 12: Ontsluiting langzaam verkeer. De gestippelde routes vallen buiten het plangebied en betreffen slechts suggesties.
Het plangebied vormt het voorportaal van Park Zuidbroek, vandaar de naam ‘Parkpoorten’. Uitlopers van het park lopen door het plangebied heen tot aan de Nijbroekseweg en de Operettestraat. Langs de ontsluitingsweg door het plangebied ligt aan één zijde een grasberm. Hierdoor ontstaat er ook ´ruimte´ in de oost/west richting van het plangebied.
De verharding bestaat uit de Musicalstraat welke aan één zijde is voorzien van langsparkeerplaatsen. Annex aan deze structuur zijn liggen aan beide zijden van het lint openbare parkeerhoven ten behoeve van omwonenden en bezoekers. De layout van de parkeerhoven in de Parkeilanden is veranderbaar al naar gelang de gekozen verkaveling, mits de benodigde parkeercapaciteit gelijk blijft. Tussen de Nijbroekseweg-Operettestraat en het park zijn verbindingen gemaakt voor fietsers en voetgangers.
Figuur 13: Openbaar groen
Figuur 14: Verharding
De bebouwing aan het oude lint volgt in meer of mindere mate de richting van de straat. De verkavelingsrichting van de bebouwing aan het nieuwe lint en aan de Symfoniestraat is gelijk aan de orthogonale verkavelingsstructuur van Zevenhuizen. De nieuwe lintbebouwing is daardoor gerend t.o.v. de ontsluitingsstraat. Dit levert een overhoekse oriëntatie op voor de kopwoningen en een divers beeld met schegvormige voortuinen. De bebouwingslijnen van de Parkeilanden volgen de gegeven kavelgrens. Belangrijk is dat woninggevels en tuinmuren een continue bebouwingslijn vormen.
Figuur 15: Verkavelingsrichtingen
In het oude lint is er relatief veel vrijheid met betrekking tot de positie van de woning. Er dient een minimale afstand ten opzichte van de straat te worden aangehouden van 5 meter. In het nieuwe lint dient er een minimale afstand van 2 meter ten opzichte van de straten te worden aangehouden. Daarbij dienen de woningen in het nieuwe lint onderling ook nog te verspringen.De bebouwing in de Parkeilanden dient op de rooilijn te worden gebouwd.
Figuur 16: Rooilijnen
De nieuwe lintbebouwing is gerend t.o.v. de ontsluitingsstraat. Dit levert een overhoekse oriëntatie op voor de kopwoningen en een divers beeld met schegvormige voortuinen. De bebouwingslijnen van de Parkeilanden volgen de gegeven kavelgrens. Belangrijk is dat woninggevels en tuinmuren een een continue bebouwingslijn vormen.
Figuur 17: Bebouwingsaccenten
Ruimtelijk dient het plan naadloos aan te sluiten bij de bestaande context. Zo ook door middel van de kapvormen van de nieuw te bouwen woningen. Bij de bebouwing aan het oude en het nieuwe lint en de bebouwing aan de Symfoniestraat dient er daarom een hellende kap te worden toegepast. Bij voorkeur in de vorm van een zadelkap. De Parkeilanden staan in letterlijke zin op zichzelf. Hier is er vrijheid voor wat betreft de kapvorm. Dit kan hellend zijn maar ook plat. Er dient hoe dan ook een sculpturale eenheid tussen afdekkingsvorm en de onderliggende gevels te zijn.
Figuur 18: Kapvormen
Net als de kapvorm is ook de kaprichting van belang bij het beeld van Parkpoorten. Ook hier wordt aangesloten bij de omgeving van het plangebied. Hierbij geldt dat de woningen aan het oude lint en aan de Symfoniestraat een vrije keuze hebben; ofwel een kaprichting haaks op de straat ofwel evenwijdig aan de straat. De woningen aan het nieuwe lint hebben allemaal een kaprichting evenwijdig aan de straatrichting. Hiermee wordt de straat door alle blokken samen begeleid. De Parkeilanden vormen ook hier weer een verhaal apart. Voorstelbaar is dat hier per afzonderlijke blok een andere kaprichting is.
Figuur 19: Kaprichtingen
Deelgebied 'Oude Lint'
In dit deelgebied het 'Oude Lint' worden vrijstaande en halfvrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Het gaat om woningen die bestaan uit één bouwlaag met een kap: maximale goothoogte 4 m, maximale bouwhoogte 10 m. De percelen beschikken over ruime zijerven. Het gaat om 7 woningen.
Figuur 20: Impressie deelgebied 'Oude Lint'
Deelgebied 'Nieuwe Lint’
In deelgebied het 'Nieuwe Lint' wordt een hedendaagse vertaling van lintbebouwing gemaakt met een open stroken verkaveling in twee bouwlagen met langskappen (goothoogte: maximaal 6 m, nokhoogte maximaal 11 m). In het gedeelte dat aansluit op de bestaande wijk Zevenhuizen gaat het om vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Voor het overige gaat het om rijtjeswoningen in blokken van beperkte lengte (max. 6 woningen per blok). In dit deelgebied is ruimte voor 49 woningen.
Figuur 21: Impressie deelgebied 'Nieuwe Lint'
Deelgebied 'Parkeilanden’
In dit deelgebied worden vier clusters van woningen gerealiseerd. De vier afzonderlijke clusters dienen elk als één sculpturaal blok te worden ontworpen, waarbij eventuele zijkanten en zijtuinbegrenzingen mee moeten worden ontworpen. De uitstraling naar de parkruimte is hierbij van groot belang. Voor elk cluster geldt een maximale bouwhoogte van 12 meter en geen maximale goothoogte. In totaal zijn maximaal 73 woningen mogelijk.
Figuur 22: Impressie deelgebied 'Parkeilanden'
Deelgebied 'Symfoniestraat'
In dit deelgebied is ruimte voor twee vrijstaande woningen, met een maximale goothoogte van 4 m en een maximale bouwhoogte van 10 m.
Figuur 23: Impressie deelgebied 'Symfoniestraat'. De twee westelijke woningen maken geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Deze twee woningen zijn op basis van het daar geldende bestemmingsplan reeds mogelijk.
Gezien de naam Parkpoorten is het logisch dat ‘groen’ in alle facetten van het plan ingebed is. Zo ook in de overgangen tussen openbaar en privé. Waar mogelijk worden de percelen begrensd door een lage- danwel hoge haag. Ook denkbaar is een hoog gaashekwerk in combinatie met klimopbeplanting op bijvoorbeeld de zij- en achtererfgrenzen. De Parkeilanden worden aan de entreezijdes begrensd door lage hagen. De zijtuinen aan de openbare ruimte worden begrensd door in de architectuur mee ontworpen hoge tuinmuren. Op deze wijze ontstaat een robuust bouwblok, omgeven door parkruimte.
Handreiking: de achtertuinen van de kavels aan de oude lintbebouwing die grenzen aan een parkeerhof begrenzen door een gaashekwerk in combinate met klimopbeplanting. Suggestie daarbij is de bergingen geen geen onderbrekingen te laten zijn in de gekozen erfafscheidingen. Dat kan door integratie van de bergingen in de erfafscheidingen of door bergingen 1 meter uit de erfrgens te plaatsen. In dat laatste geval kan de erfafscheiding doorlopen. Tussen de erfafscheiding en de berging is dan opstelruimte ruimte aanwezig voor bijvoorbeeld een kliko. Dit geeft een mooie groene aanblik vanaf het parkeerhof gezien.
Figuur 24: Overgangen openbaar - privé
Voor de ontwikkeling van het woongebouw 'het Ovaal' (zie paragraaf 3.3) zou de woning aan de Nijbroekseweg 10 gaan verdwijnen. Deze woning is niet als zodanig bestemd in het geldende bestemmingsplan. Voor het woonperceel geldt geheel een groenbestemming. Nu 'het Ovaal' niet gerealiseerd wordt, is ervoor gekozen deze woning in te passen in het nieuwe, stedenbouwkundige plan voor Parkpoorten. De woning blijft een onderdeel van het oude lint langs de Nijbroekseweg. Gevolg is dat deze woning positief wordt bestemd in dit bestemmingsplan.
Figuur 25: woning Nijbroekseweg 10
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
Er zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in 2006 en 2007 met het oude stoffenpakket. Hieruit blijkt dat de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik. Er zijn geen bezwaren voor de bestemmingsplanwijziging van groen naar wonen.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen (hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Het plangebied is gelegen in een rustige woonwijk. Derhalve kan geen correctie worden uitgevoert ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' Dit plan betreft alleen de introductie van gevoelige functies; woningen. Er is alleen sprake van inwaartse zonering.
In de omgeving van het plangebied is één relevante, milieubelastende functie aanwezig. Dat is het tenniscomplex (met verlichting) aan de Nocturestraat 1. Voor dit complex geldt een milieuzone van 50 meter. Een deel van de geplande woningen bevindt zich binnen die zone. De kleinste afstand tussen het tenniscomplex en de woningen bedraagt circa 30 meter. De bepalende milieuaspecten zijn geluid en licht. Voor beide aspecten is nader onderzoeku uitgevoerd. Het onderzoek naar mogelijke lichthinder is bijlage 1 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Het akoestische onderzoek vormt bijlage 2 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Uit beide onderzoeken volgt dat in alle woningen sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat, zonder dat dit wezenlijke belemmeringen oplevert voor de voortzetting van het gebruik van het tenniscomplex.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Derhalve wordt alleen wegverkeerslawaai beschouwd.
Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van<keuze: 63 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai
De relevante wegen zijn de Operettestraat, de Nijbroekseweg en de te verlengen Musicalstraat. Dit zijn wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.
Gelet op de beperkte intensiteiten (< 2000 motorvoertuigen per etmaal), maximale rijsnelheid (30 km/uur) en afstand van de wegas tot de woningen (circa 10 meter) zal de geluidsbelasting op de nieuwe woningen naar verwachting niet meer dan 53 dB bedragen. Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren, zoals stil asfalt of afscherming zijn niet reëel en bieden onvoldoende soelaas. In binnenstedelijk gebied en 30 km/uur gebied zijn geluidsbelastingen tussen 50 en 60 dB niet uitzonderlijk. Bij nieuwbouw wordt minimaal een gevelwering van 20 dB gehaald/vereist en met een geluidsbelasting van 53 dB is daarmee sprake van een aanvaardbaar binnenniveau en een aanvaardbare geluidssituatie.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan beoogt de ontwikkeling van circa 130 woningen. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Nota milieu-veiligheid Apeldoorn
In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
Bevi
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de geplande woningen.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen water-, spoor- en verkeerswegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Onderzoeksresultaten
Het bestemmingsplan maakt een activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., te weten de aanleg van een stedelijk ontwikkelingsproject. Het aantal woningen ligt echter ver beneden de drempelwaarde van 2000 woningen die in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is opgenomen. Het plangebied niet ligt in of nabij een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied en overig beschermd natuurgebied dat van externe werking hoogstwaarschijnlijk geen sprake zal zijn. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied en er is geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied. De milieueffecten zijn onderzocht in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De resultaten daarvan zijn beschreven in de paragrafen 4.1.1 tot en met 4.1.7. Daaruit kan worden geconcludeerd dat kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
Het plangebied maakt deel uit van deelgebied Het Mozaïek van de wijk Zuidbroek en ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 5 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de Omgevingsvisie heeft aangegeven.
Het gebied ligt niet in de Omgevingsvisie van de provincie Gelderlande vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied zich grofweg 1 meter beneden maaiveld bevind. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. De grondwaterstanden vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Aan de zuidoostzijde van het plangebied ligt een watergang in het park Zuidbroek met een afwaterende en ontwaterende functie, welke deel uitmaakt van het totale watersysteem van de wijk Zuidbroek. De functie van deze sloot zal gehandhaafd moeten blijven. In het plangebied komt verder geen oppervlaktewater voor. Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater.
Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
In het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor deze waterafhankelijke natuur.
Sinds de introductie van het vernieuwde waterbeleid hanteert de gemeente Apeldoorn bij nieuwbouwplannen en herstructureringsprojecten het principe dat er geen hemelwater op de bestaande riolering mag worden aangesloten. Voor dit project zal het meerendeel van het hemelwater bovengronds afstromen naar wadi's in het deelgebied om te infiltreren naar de ondergrond. Bij hevige buien wordt een overloopmogelijkheid gecreëerd richting de watergang in park Zuidbroek. Een gedeelte van de verharding aan de noordwestkant van het plangebied kan vanwege de hoogteligging niet richting de wadi's afstromen. Voor dit deel van het gebied wordt gebruik gemaakt van waterpasserende verharding met een waterbergend funderingspakket.
Voor de nieuwbouw mag géén gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen die het hemelwater kunnen verontreinigen (DAF-prestaties). Voorbeelden zijn zink en koper.
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gescheiden rioolstelsel aan de randen van het plangebied. Het bestaande rioolstelsel heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
Het plan omvat meer dan 1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera.
In het verleden is er in nauw overleg met het voormalige waterschap Veluwe naar de waterhuishouding van het hele plan Zuidbroek gekeken. Dit heeft onder andere geresulteerd in de Facetnota Water Zuidbroek (september 2003) en het Waterhuishoudingsplan Zuidbroek (juli 2008). Aangezien deze uitwerking onderdeel van het totale plan uitmaakt is besloten om het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege te laten.
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.
De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten voorkomen worden. Een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen zijn op grond van de Flora- en faunawet verboden. Hiervoor zijn van belang de artikelen 8 t/m 12 Ffw waarin onder andere de vernieling en beschadiging van beschermde planten en het doden, verwonden, vangen, verontrusten en verstoren van diersoorten en hun verblijfplaatsen is verboden.
Op grond van artikel 75 Ffw kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB (het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet) gelden enkele vrijstellingen van het verbod. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij wordt volgens de wettelijke kaders onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid.
Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Voor verstoring van vogels en vogelnesten door ruimtelijke ontwikkelingen kan geen ontheffing worden verleend. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn: bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, volksgezondheid en openbare veiligheid. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden. Buiten het broedseizoen mogen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.
Gebiedsbescherming
Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Bescherming van bos is aan de orde als bestemmingen van bestaand bos worden gewijzigd.
Bos- en natuurcompensatie
Bos en natuur worden ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur' die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. Voor gronden binnen de bebouwde kom die volgens de criteria van de Boswet herplantplichtig zijn (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) geldt eveneens de compensatieverplichting vanuit de richtlijn.
In de richtlijn is bepaald dat er in principe fysieke compensatie plaatsvindt: als natuur of bos moet plaatsmaken voor andere vormen van ruimtegebruik moet er op een andere plek natuur of bos voor terugkomen. Er moet dan gelijktijdig met het bestemmingsplan ten gevolge waarvan bos of natuur verdwijnt, een nieuw aan te leggen natuur- of bosgebied worden bestemd, hetzij in het eigen plangebied, hetzij in een ander plangebied. Slechts wanneer fysieke compensatie niet of maar gedeeltelijk mogelijk is dan wel onaanvaardbare vertraging voor het project oplevert, mag financieel gecompenseerd worden. In het geval van financiële compensatie dient die compensatie gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan geregeld te zijn. Dat kan door het vastleggen van een privaatrechtelijke overeenkomst met een initiatiefnemer maar ook door het instellen van een gemeentelijk groenfonds dat is gericht op natuur- en boscompensatie.
De gemeente hanteert daarbij de Groene Kluis, waarin de financiële vergoeding van compensatieverplichtingen gericht worden ingezet op compensatie van de arealen bos of natuur en daarmee op versterking van de Groene Mal.
Door de gemeente Apeldoorn is een onderzoek uitgevoerd naar beschermde flora en fauna in het plangebied. Dit onderzoek is bijlage 3 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Uit dit onderzoek volgt dat in het plangebied geen beschermde flora en fauna aanwezig is, die de uitvoerbaarheid van dit plan in de weg staat.
In 2004 is binnen het geplande Zuidbroek een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Het onderhavige plangebied valt grotendeels binnen het destijds onderzochte plangebied. Op grond van het onderzoek in 2004 is besloten dat binnen het plangebied van Zuidbroek grotendeels geen archeologisch onderzoek meer nodig is. Voor dat deel van het plangebied van dit bestemmingsplan hoeft geen archeologische (gebieds)aanduiding te worden ogenomen. Het plangebied valt in categorie 6 van de beleidskaart 2014: gebieden met geen archeologische verwachting (alle bodemingrepen zijn mogelijk). Voor het overige gedeelte geldt een hoge verwachtingswaarde. Voor dat gedeelte is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dat onderzoek vormt bijlage 4 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Uit het onderzoek volgt dat voor een deel archeologische waarden te verwachten zijn. Voor dat deel is de corresponderende gebiedsaanduiding in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor het overige deel kan de verwachtingswaarde van hoog naar laag worden bijgesteld. Hier is ter uitvoering van het plan niet direct een aanleiding voor nader onderzoek. Ook voor het overige deel is in dit bestemmingsplan de corresponderende aanduiding opgenomen.
In het plangebied zijn geen bijzondere, cultuurhistorische waarden aanwezig. Monumenten zijn eveneens niet aanwezig.
Inleiding
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening moet de haalbaarheid van nieuwe bestemmingsplannen onderzocht worden en met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 is ook het hoofdstuk over de grondexploitatie van kracht geworden. De nieuwe Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan.
In de Wro wordt gesteld dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen nieuw bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van circa 130 grondgebonden woningen mogelijk en de appartementen in het park (tegen de zuidkant van Het Rooster) komen te vervallen. De gemeente voert in het gebied een actieve grondpolitiek en in het verleden zijn daarom de betreffende gronden verworven en in eigendom van de gemeente. Het verhaal van kosten vindt plaats door middel van gronduitgifte en is daarmee anderszins verzekerd. Bovendien is het niet noodzakelijk om door middel van een exploitatieplan een tijdvak te bepalen danwel nadere eisen te stellen.
Financiële uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan 'Musicalstraat en omgeving' maakt onderdeel uit van het complex Zuidbroek. Hieronder wordt in eerste instantie ingegaan op de financiële positie van Zuidbroek en vervolgens ingezoomd op het deelgebied De Parkpoorten waar dit bestemmingsplan over gaat.
Grondbedrijfcomplex Zuidbroek
Jaarlijks stelt de raad het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG) vast waarin de financiële positie van het grondbedrijf wordt vastgelegd en (indien nodig) de verliesvoorzieningen worden aangepast om de verschillende complexen (waaronder Zuidbroek) financieel uitvoerbaar te maken. In het MPG 2015, dat is vastgesteld op 28 mei 2015, was het financiële resultaat per 1-1-2015 van het complex Zuidbroek € 73,8 mln. negatief. Middels de vaststelling van het MPG 2015 heeft de raad besloten de verliesvoorziening aan te passen naar € 73,8 mln. waarmee er sprake is van een sluitende grondexploitatie.
Deelgebied De Parkpoorten
Zoals vermeld maakt het plan De Parkpoorten onderdeel uit van de ontwikkeling van Zuidbroek en is daarmee ook onderdeel van het negatieve resultaat van € 73,8 mln. Binnen dit resultaat is rekening gehouden met de stedenbouwkundige opzet zoals de raad dit op 26 april 2012 heeft vastgesteld middels een zogenaamde kaderwijziging. De kaderwijziging betrof de aanpassing van het stedebouwkundig plan en het verwerken van de financiële consequenties daarvan in het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties 2012. De aanpassing van het stedebouwkundig plan betrof het laten vervallen van de appartementenlocaties en de ontwikkeling van 158 woningen in de Parkpoorten.
Na een marktconsultatie en een bespreking in de Comissie Ruimtelijke Kwaliteit is gebleken dat 158 woningen een te grote verdichting is om de kwaliteit van de woonomgeving te waarborgen en dit ten koste kan gaan van de vermarktbaarheid van De Parkpoorten. Daarom wordt samen met de vaststelling van dit bestemmingsplan de raad gevraagd het aantal woningen in de Parkpoorten te verlagen naar circa 126 grondgebonden woningen. De 32 woningen die in het deelgebied de Parkpoorten komen te vervallen worden elders in het project Zuidbroek gerealiseerd. Ondanks de compensatie van woningen elders in Zuidbroek heeft de verdunning van de Parkpoorten een negatief financieel effect. In het raadsvoorstel van het bestemmingsplan is daarom expliciet opgenomen dat voor de financiële uitvoerbaarheid een aanvullende bijdrage van circa € 326.000,- (netto contante waarde per 1-1-2015). Deze bijdrage uit de algemene reserve grondbedrijf is nodig om het negatieve effect te compenseren en het bestemmingsplan financieel uitvoerbaar te maken.
De exploitatieopzet van Parkpoorten is opgenomen als bijlage 5 van de BIJLAGEN BIJ DE
TOELICHTING.
In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 5.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 5.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 5.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
Bestemmingsplan Musicalstraat en omgeving is een ontwikkelingsplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen. Het stedenbouwkundig plan en de onderliggende uitgangspunten zijn doorvertaald in de plankaart en de regels.
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Groen
Het wijkpark en de 'doorlopers' daarvan richting de (verlengde) Musicalstraat zijn onder de bestemming Groen gebracht. Dat geldt ook voor de vijf locaties in het park waar aanvankelijk appartementen waren gedacht. Met deze nieuwe bestemming vervallen daar de woningbouwmogelijkheden.
In deze bestemming zijn groenvoorzieningen, paden, hondenuitlaatplaatsen, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de verlengde Musicalstraat. Ook de verbindingen voor langzaam verkeer tussen die straat en de Operettestraat en de Nijbroekseweg hebben deze bestemming gekregen. Hetzelfde geldt voor de verbinding tussen de Musicalstraat en de geplande parkeerhoven voor de woning die direct aan het park grenzen.
In de bestemming zijn wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen toegestaan. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
Wonen
De nieuwe woonpercelen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven. Voor de woningen die langs de (verlengde) Musicalstraat komen te staan, hebben de bouwvlak de vorm van een bouwstrook. Daarbinnen is de situering van de nieuwe woningen in principe vrij. Wel is in de bouwstroken het maximum aantal woningen aangegeven middels een aanduiding. De beoogde, stedenbouwkundige geleding van de bebouwing wordt zo gezekerd, evenals de inpassing in het woningbouwprogramma.
Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand, twee-onder-een-kap, aaneengebouwd en gestapeld. Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen zijn zowel twee-onder-een-kapwoningen als vrijstaande woningen toegestaan. Bij de woningen zijn standaarddieptes voor de bouwvlakken gehanteerd: 10 meter voor aaneengesloten woningen, 12 meter voor halfvrijstaande en 15 meter voor vrijstaande woningen. Uitzondering op dat laatste zijn de twee nieuwe, vrijstaande woningen aan de Symfoniestraat. Vanwege de beperkte diepte van beide percelen, is hier een bouwblokdiepte van 12 meter aangehouden.
Vanwege de geplande parkeerhoven, zijn de gronden met de woonbestemming, mede bestemd voor parkeervoorzieningen.
Bijgebouwen, aan- en uitbouwen
Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen worden gesitueerd in achtererfgebied. Hiermee is aansluiting gezocht met de regeling voor het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken en is de definitie van het begrip achtererf uit artikel 2 lid 3 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht overgenomen. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het situeren van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen in voorerfgebied mogelijk kan worden gemaakt. Toetsingscriterium voor deze bevoegdheid is de stedenbouwkundige kwaliteit die met het bestemmignsplan is beoogd.
De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m2 dan is ten hoogste 50 m2 aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m2 is die oppervlakte maximaal 65 m2 en is de kavel groter dan 750 m2 dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van (bedrijfs)woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 7 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 7.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 7.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.
In artikel 8 staan de algemene gebruiksregels. In lid 8.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 8.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.
In artikel 13 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 14 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
Tijdens een inloopavond op 11 maart 2015 is het stedenbouwkundige plan getoond aan direct omwonenden, enkele grondeigenaren rond het plangebied en de wijkraad Zevenhuizen-Zuidbroek. Dit heeft geen aanleiding gegeven om wijzigingen door te voeren in het stedenbouwkundig plan.
Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft geen voorontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen.
Het concept van dit bestemmingsplan is niet toegezonden aan de provincie Gelderland en/of de Rijksoverheid in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Met dit plan zijn geen provinciale of nationale belangen in het geding. In paragraaf 4.2 is reeds toegelicht waarom het vooroverleg met het waterschap niet noodzakelijk is geacht.
Met ingang van 18 juni 2015 tot en met 29 juli 2015 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn vijf zienswijzen ingediend. De inhoud en beoordeling daarvan is te vinden in een separate nota bij dit bestemmingsplan.