Plan: | Hoenderloseweg 145 en 145B |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1159-vas1 |
Zorg voor alle inheemse planten- en diersoorten en voor de natuurlijke rijkdommen van gebieden wordt gegarandeerd door de naleving van de wet- en regelgeving ten aanzien van natuur en milieu. De instrumenten die deze bescherming mogelijk maken, zijn op Europees niveau vertaald in Natura 2000. De Europese wetgeving ten aanzien van de soortbescherming is in Nederland vertaald in de Flora- en faunawet.
De gebiedsbescherming is vastgelegd in de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. Hiermee heeft Nederland de Europese wetgeving in de nationale wetgeving verankerd. Door in de planfase van een (bouw)project of ruimtelijke ontwikkeling rekening te houden met het eventueel voorkomen van beschermde planten- en diersoorten kan effectief worden omgegaan met de aanwezigheid van een beschermde soort. Een dreigende overtreding van de Flora- en faunawet kan zo snel gesignaleerd en in veel situaties voorkomen worden. Vervolgens kan er accuraat actie ondernomen worden om zodoende de overlevingskansen en migratiemogelijkheden van een beschermde soort in het betreffende gebied geen blijvende schade toe te brengen.
Om alle gebieden met elkaar te verbinden en om uitwisseling en verspreiding van soorten mogelijk te maken, wordt er in Nederland gewerkt aan de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Verder worden diverse Rode lijsten van bedreigde soorten gehanteerd bij beoordelingen voor de aanwijzing van bescherming en compensatie.
De quickscan flora en fauna heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens overige natuurwetgeving zijn beschermd, of deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Onderzoeksresultaten
De initiatiefnemer is voornemens de bedrijfsruimte te verbouwen naar een woning. Tevens wordt er binnen het perceel een nieuwe woning gerealiseerd. Daartoe worden de paardenstal en de stacaravan gesloopt. De beplanting blijft grotendeels gehandhaafd er worden geen bomen, of boomgroepen gekapt. Slechts enkele opgaande begroeiingen (ruigtes en struiken) worden verwijderd.
Geschikte nestgelegenheid voor huismus is aanwezig binnen het bedrijfsgebouw. Uit een dakrand inspectie is gebleken dat huismus geen gebruik maakt van het gebouw. De paardenstal en stacaravan zijn toegankelijk voor algemene broedvogels. Tijdens het veldbezoek zijn twee nestjes van een lijsterachtige aangetroffen. Door de aanwezigheid opgaande begroeiingen in de vorm van struiken, bomen en boomgroepen (coniferen) is de onderzoekslocatie geschikt voor algemeen voorkomende broedvogels zoals merel, heggenmus, winterkoning, roodborst en houtduif. Er zijn geen aanwijzingen gevonden die er op duiden dat de onderzoekslocatie een (belangrijke) functie heeft of kan hebben voor andere vogelsoorten, zoals steenuil, waarvan het nest jaarrond beschermd is (beschermingscategorie
1 t/m 4).
Het bedrijfsgebouw is ten dele geschikt voor vleermuizen. Op basis van de uitgevoerde inspectie is het redelijkerwijs uit te sluiten dat vleermuizen van de bebouwing gebruik maken als verblijfplaats. De onderzoekslocatie biedt geschikt foerageerhabitat voor vleermuizen. De plannen zullen geen aantasting vormen van het foerageerhabitat. Op de onderzoekslocatie zijn streng beschermde soorten als boommarter en eekhoorn te verwachten die in de omgeving voorkomen. Het habitat van eekhoorn wordt niet aangetast door de ingreep. Tijdens het veldbezoek zijn geen sporen van gebruik door boommarter aangetroffen. Incidenteel kunnen amfibieën (landhabitat) en hazelworm voorkomen. Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van verblijfsindicaties niet te verwachten.
Maatregelen ter voorkoming van overtredingen van de Flora- en faunawet
Indien de beplanting buiten het broedseizoen wordt verwijderd en de bebouwing buiten het broedseizoen wordt gesloopt, zullen geen overtredingen van de Flora- en faunawet plaatsvinden met betrekking tot broedvogels. Voor algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën geldt de algemene zorgplicht,die er ondermeer in voorziet dat al het redelijkerwijs mogelijke dient te worden gedaan om het doden van individuen te voorkomen. In het kader van de algemene zorgplicht dient rekening te worden gehouden met het voorkomen van hazelworm. Bij het verwijderen van de vegetatie en de stacaravan dient rekening worden gehouden met de aanwezigheid van de soort. Indien hazelworm aanwezig is, dan moet het dier de gelegenheid krijgen om weg te komen.
De quickscan flora en fauna toetst voornamelijk aan de Flora- en faunawet. Indien een plangebied in of nabij een gebied is gelegen dat tot de EHS behoort of onder de Natuurbeschermingswet valt, dient te worden bepaald of er een effect valt te verwachten. Bij een toetsing aan de Natuurbeschermingswet spelen vaak andere facetten mee, zoals de aanwezige doelsoorten en kernwaarden van het betreffende beschermde gebied.
De onderzoekslocatie ligt binnen de invloedsfeer van het Natura-2000 gebied de Veluwe. Indien er een effect te verwachten valt dan zal dit een extern effect zijn. Vastgesteld zal moeten worden of er op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen, significante gevolgen kan hebben voor de aangewezen gebieden. Significante gevolgen bij Natura 2000-gebieden zijn gevolgen die in strijd zijn met de instandhoudingsdoelen van het gebied.
In de effectenindicator van het Ministerie van LNV zijn de meest voorkomende storende factoren met betrekking tot Natura 2000-gebieden beschreven. De effectenindicator onderscheidt 19 storende factoren. Volgens de effectenindicator van het ministerie van Economische zaken Landbouw en Innovatie zijn de storende factoren die bij woningbouw nabij de Veluwe kunnen optreden de volgende:
(1) | Oppervlaktieverlies |
(2) | Versnippering |
(7) | Verontreiniging |
(8) | Verdroging |
(13) | Verstoring door geluid |
(14) | Verstoring door licht |
(15) | Verstoring door trilling |
(16) | Optische verstoring |
(17) | Verstoring door mechanische effecten |
Op basis van deze storingsfactoren en de gevoeligheid voor deze factoren van de soorten en habitats die aangewezen zijn voor De Veluwe is een analyse gemaakt van de invloed die het realiseren van de woning en de renovatie van de bedrijfswoning kan hebben.
Resultaten onderzoek
Van oppervlakteverlies (1) en versnippering (2) is geen sprake omdat de onderzoekslocatie buiten het Natura 2000-gebied is gelegen. Er komen door de bouw van een nieuwe woning en renovatie van de bedrijfsruimte tot woning geen verontreinigende stoffen (7) vrij die tot negatieve effecten zullen leiden. Er zal door de bouw van de enkele woning geen (permanent) grondwaterstandverlagende maatregelen worden getroffen, waardoor geen negatieve effecten met betrekking tot verdroging (8) op gevoelige habitattypen op de Veluwe zijn te verwachten. Voor de overige verstorende factoren (13, 14, 15, 16 en 17) geldt dat deze betrekking hebben op verstoring door geluid, licht, trilling, optische verstoring en verstoring door mechanische effecten. Hiervan kan worden gesteld dat door de aard van de ingreep en de ligging van de onderzoekslocatie, omgeven door bomen en nabijgelegen bebouwing, ten opzichte van de Veluwe er geen effecten zijn te verwachten.
Geconcludeerd kan worden dat negatieve effecten op het Natura 2000-gebied de Veluwe niet zijn te verwachten. Dit betekent dat er geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig is.
Initiatiefnemers van ingrepen binnen, en in de nabijheid van de EHS, dienen de effecten van de ingreep op kernkwaliteiten en omgevingscondities te onderzoeken. De onderzoekslocatie zelf behoort niet tot de Ecologische Hoofdstructuur. De omgevingscondities kunnen echter ten opzichte van de oorspronkelijk situatie enigszins veranderen.
Een ruimtelijke ingreep wordt als een significante aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities beschouwd, wanneer deze kan leiden tot de volgende effecten: (bron: Ruimtelijke Verordening versie september 2010, Provincie Gelderland).
1. een vermindering van areaal en kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementenen gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarische natuur. Onder landschapselementen wordt verstaan o.a. heggen, houtwallen, bosjes, poelen en solitaire bomen;
2. een vermindering van de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones en tussen de verschillende leefgebieden in de overige delen van de EHS;
3. een vermindering van de kwaliteit van het leefgebied van alle soorten waarvoor conform de Flora en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is en als zodanig worden genoemd in de AMvB Vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet;
4. een vermindering van het areaal van de grote natuurlijke eenheden (aaneengeslotenheid);
5. een belemmering voor het verloop van natuurlijke processen in de grote eenheden;
6. een verstoring van de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren;
7. een verandering van de grond- en oppervlaktewateromstandigheden (kwaliteit en kwantiteit) die de voor de natuurdoeltypen gewenste grond- en oppervlaktewatersituatie (verder) aantasten;
8. een verhoging van de niet gebiedseigen geluidsbelasting in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden (in geval de norm van 40 dB(A) wordt overschreden).
Op basis van de beschreven significante is een analyse gemaakt van de invloed die het realiseren van de nieuwbouwwoning en de renovatie van de bedrijfsruimte tot woning kan hebben op de nabijgelegen EHS en stiltebeleidsgebied.
Algehele conclusie rond punten 1 t/m 8 is dat het naastgelegen EHS niet wordt aangetast door de herbestemming van de onderzoeksloactie (bedrijven -> wonen). De omgevings- condities zullen niet dermate zullen verslechteren dat er negatieve effecten zijn te verwachten op de kernkwaliteiten van de nabije EHS gebieden.