Plan: | Dorp Hoog Soeren |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1146-vas1 |
Hoog Soeren is gelegen op stuwwallen die ontstaan zijn in de geologische periode die het Pleistoceen wordt genoemd. Het Pleistoceen werd gekenmerkt door een afwisseling van zeer koude en warmere perioden. In de voorlaatste ijstijd, het Saalien, bedekte het landijs het noord- en middengedeelte van Nederland. Waar de ondergrond uit los materiaal (zand en grind aangevoerd door de Rijn) was opgebouwd, werden deze lagen door ijslobben vooruitgeschoven en tot vrij aanzienlijke hoogte opgestuwd. Vanuit de IJsselvallei zijn de stuwwallen van de oostelijke Veluwe gevormd. Al aan het einde van het Saalien werden de stuwwallen sterk geërodeerd. In de zomer stroomde veel smeltwater van het gletsjerijs van de stuwwal af en voerde grote hoeveelheden zand en grind mee. In de hellingen van de stuwwal werden diepe, smalle dalen uitgesleten, op de vlakkere delen ontstonden brede en ondiepe dalen. Hiertoe behoort o.a. het dal van Assel waarin kleinere dalen uitmonden zoals het dal ten westen en het minder opvallende dal ten oosten van Hoog Soeren.
In de laatste ijstijd, het Weichselien, bereikte het landijs Nederland niet, maar was het klimaat soms zo koud en droog dat vegetatie nagenoeg geheel ontbrak. Door de permanent bevroren bodem en het ontbreken van vegetatie trad erosie op en ontstonden (nu) droge dalen of erosiedalen. Deze dalen zijn nadien weer grotendeels opgevuld met dekzand, hellingafzettingen, zandige löss en stuifzand. In het open zandige pleniglaciale landschap had de wind vrij spel en traden grote zandverstuivingen op, waarbij vooral in de grotere dalen flinke hoeveelheden dekzand werden afgezet. Het stuwwallengebied in en rondom Hoog Soeren wordt nog steeds gekenmerkt door het voorkomen van grote hoogteverschillen op soms betrekkelijk korte afstanden.
Door de hoge ligging van Hoog Soeren bevindt het eigenlijke grondwater zich vele tientallen meters beneden het maaiveld. In het zuidelijk deel van het plangebied komt echter een schijngrondwaterspiegel voor door de aanwezigheid van een ondoorlatende laag van leem waarop het regenwater blijft staan; hierdoor konden vennen ontstaan zoals de vennen op de Asselse Heide en Pomphul.
Ontwikkeling van de nederzetting
Een belangrijk aspect van de beeldkwaliteit van Hoog Soeren hangt samen met de 'historische continuïteit': de afleesbaarheid van de historie in de actuele ruimtelijke structuur van het dorp en het landschap.
Achtereenvolgens wordt ingegaan op een aantal belangrijke perioden in de ontstaansgeschiedenis van Hoog Soeren. De ruimtelijke sporen in de huidige ruimtelijke structuur worden benoemd.
Ontstaan van Hoog Soeren
De eerste vermelding van Hoog Soeren was in 815 en betreft een schenking van goederen en bossen in "Suorum Silva", zoals Hoog Soeren toen heette, aan het klooster Lorsch of Lauresham in Hessen. De omgeving van Hoog Soeren was al veel eerder bewoond. Dit is af te leiden uit de archeologische vondsten en aanwezige grafheuvels en urnenvelden uit de prehistorie. De aanwezigheid van water dankzij de leemhoudende lagen waarop het regenwater blijft staan, maakte deze vroegste bewoning mogelijk.
De sporen uit deze prehistorie zijn nog steeds waarneembaar: grafheuvels ten zuiden van Hoog Soeren, een urnenveld ten oosten van Hoog Soeren en het kleine ven bij Pomphul.
Hoog Soeren als agrarische nederzetting
De vroegste bewoning heeft vermoedelijk bestaan uit verspreid liggende boerderijen met bijgebouwen, erf en akkers. De kleine akkers groeiden vanaf de late Middeleeuwen uit tot grotere complexen, de enken of essen. Zo ontstond de kenmerkende esdorpstructuur: bebouwing ontstond langs essen, complexen van akkers die in gemeenschappelijk gebruik waren voor de verbouw van gewassen (graanteelt). Om het dorp lagen kampen; kleinere, individueel ontgonnen akkers. Voor de bewoning en akkerbouw was de aanwezigheid van water essentieel. Drinkwater werd in tonnetjes vanuit de vennen bij Pomphul naar het dorp gekruid.
Akkerbouw op de arme zandgronden werd mogelijk gemaakt door bemesting afkomstig van de schapenhouderij. Kenmerkend was het potstalsysteem. Op de omliggende heideterreinen vond begrazing plaats door de schapen (het Hoog Soerensche Veld aan de noordzijde en de Asselsche Heide aan de zuidzijde). Via schaapsdriften werden de schapen vanuit het dorp naar de omliggende heideterreinen geleid. De schapen stonden in de stal op heideplaggen. Op stal werd de mest verzameld, vermengd met heideplaggen en vervolgens op het land gebracht.
De fraaie bolling van de essen in Hoog Soeren hangt samen met dit systeem van bemesting (o.a. Hoog Soerensche Enk).
Hoog Soeren in 1748 ('Caart der limitten van de hooge en vrije heerlijckheijdt van het Loo', die tussen 1748 en 1762 is gemaakt door de provinciale landmeter Willem Leenen
De plaggenbemesting van de akkers heeft er ook toe geleid dat daaronder gelegen bewoningssporen bewaard bleven; te verwachten is dat oude nederzettingssporen daterend vanaf de prehistorie bewaard zijn gebleven onder de Hoog Soerensche Enk.
Rondom de kampen en essen werden houtwallen aangelegd ter bescherming tegen wild en betreding door het eigen vee. Daarnaast waren deze houtwallen van belang als geriefhout. Een aantal houtwallen is later uitgegroeid tot brede boomsingels. Door uitbreiding van het aantal schapen werd bos omgezet in heide. Volledige omzetting kon men zich niet veroorloven: het hout was nodig als bouwmateriaal en brandstof. De bossen waren in gemeenschappelijk beheer.
De agrarische historie van Hoog Soeren is nog steeds duidelijk afleesbaar uit de aanwezige ruimtelijke structuur: van oorsprong agrarische bebouwing, open essen en kampen, fraaie bolling van nog tamelijk gave essen, houtwallen en heidevelden.
Hoog Soeren en de Oranjes
In 1677 schonken de Gelderse Staten het jachtrecht aan koning stadhouder Willem III. Dit omvatte tevens het beheer van de bossen gelegen aan de oostzijde van Hoog Soeren. Een jachthuis werd gevestigd in Hoog Soeren (kruispunt Soerenseweg en Pomphulweg). In 1685 werd kasteel Het Oude Loo aangekocht door Willem III. Daarmee was hij ook lid van de "Marke" of "Maalschap" waarin samen met de Hoog Soerense gebruikers het gemeenschappelijk gebruik van de gronden werd geregeld. Het gebruiksrecht over de gronden was lange tijd een gevoelige kwestie tussen Hoog Soeren en de Oranjes. In 1795 was het bos Staatsdomein geworden en werd het in huur uitgegeven aan de opeenvolgende koningen. In 1863 werden de diverse Staatsdomeinen (bossen) met het Kroondomein verenigd. Het beschikbare water boven de schijnwaterspiegel ten zuiden van Hoog Soeren speelde opnieuw een bijzondere rol. Via een buizenstelsel werd het water geleid naar de fonteinen van het Loo; het hoogteverschil van 14 meter zorgde voor een natuurlijke waterdruk.
Met de komst eind 19e eeuw van de kunstmest werd de schapenhouderij overbodig voor het agrarisch bedrijf. De Maalschap werd ontbonden. In moeilijke economische omstandigheden werden niet alleen de heidevelden verkocht aan de Staat , maar ook het grootste deel van de agrarische opstallen en gronden. De gronden waar het agrarisch gebruik werd voortgezet zijn overwegend in eigendom van het Kroondomein en nu in beheer bij één boerderij, te weten "Hasloo". Een groot deel van de heidevelden werd opnieuw bebost. Houtwallen werden niet meer gekapt en groeiden uit tot loofboomsingels.
Deze periode, waarin de aanwezigheid van de Oranjes zijn stempel drukte op de ontwikkeling, is afleesbaar aan de ruimtelijke structuur: het jachthuis, de jachtwegen of Koningswegen door de bossen rondom Hoog Soeren met een rechtlijnig verloop en breed profiel om ruimte te bieden aan de grote jachtstoet, beekjes waardoor het water voor de fonteinen van het Loo werd aangevoerd, bosaanleg, woningen voor bosarbeiders en jachtopzieners die in dienst waren van het Kroondomein. Ook elementen zoals de "Wilhelmina Linde", (geplant door Hoog Soerenaren uit erkentelijkheid voor de inzet van koningin Wilhelmina voor Hoog Soeren), verwijzen naar de belangrijke historische relatie van het dorp met de Oranjes.
Hoog Soeren ontdekt door welgestelden
Eind 19e eeuw kwam het toerisme op gang. Enige hotels en pensions werden gevestigd. Hoog Soeren werd ontdekt door nieuwe bewoners; welgestelden die ruime zomerverblijven betrokken. Aanvankelijk als vakantieverblijf gebouwd, werden deze later veelal permanent bewoond. Ook terugkerende mensen uit het toenmalige Nederlands-Indië vonden een woonplaats in Hoog Soeren.
De invloed van deze periode, waarin toerisme en "buiten wonen" een stempel zetten op de ontwikkeling van Hoog Soeren, is duidelijk "ruimtelijk afleesbaar": de aanwezigheid van buitenhuizen en villa's, hotels, horeca alsmede -van recenter datum- een kleinschalig natuurkampeerterrein aan de oostzijde en een 9-holes golfbaan in het glooiende zuidelijke deel van Hoog Soeren.
Ruimtelijke ontwikkeling van Hoog Soeren sinds 1832