direct naar inhoud van 4.4 Cultuurhistorie
Plan: Zuiderpark en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1135-vas2

4.4 Cultuurhistorie

4.4.1 Cultuurhistorische waarden

In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

4.4.2 Archeologische waarden

Op de gemeentelijke archeologische beleidskaart 2006 is voor het hele grondgebied van de gemeente Apeldoorn aangegeven wat de verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten is: hoog, middelhoog of laag. In de gebieden met een hoge verwachtingswaarde is bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld archeologisch bureauonderzoek verplicht. In de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde is bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld archeologisch bureauonderzoek verplicht. Afhankelijk van de resultaten van het bureauonderzoek kan een veldonderzoek verplicht worden gesteld. In gebieden met een lage verwachtingswaarde geldt dat bij bodemingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1135-vas2_0007.png"

Uitsnede archeologische beleidskaart, plangebied met blauwe lijn gemarkeerd (groen: lage, geel: middelhoge en rood: hoge archeologische verwachtingswaarde

Apeldoorn ontleent haar karakter aan de vorming van de stuwwal in de voorlaatste ijstijd (het Saalien). De stuwwal is het resultaat van een eeuwenlange stuwing van de bodem door het landijs. Dit landijs kon een dikte bereiken van meer dan 200 meter en dit verklaart dan ook de kracht die ontwikkeld moet zijn om deze stuwwal op te kunnen werpen. De stuwwal zelf kent een maximale hoogte van meer dan 90 meter. In de laatste ijstijd (het Weichselien) heeft het landijs Nederland niet bereikt. In deze periode heeft het klimaat een fluctuerend verloop, waarbij koude en iets warmere perioden elkaar afwisselen. Vooral tijdens koude perioden waar vegetatie nagenoeg ontbreekt en de bodem bijna permanent bevroren is, heeft veel erosie van de stuwwal plaatsgevonden. Door erosie langs de hellingen van de stuwwal waarbij veel sediment is meegenomen vanaf de stuwwal ontstaan aan de monding van erosiedalen uitgestrekte daluitspoelingswaaiers. Het plangebied Zuiderpark en omgeving ligt aan de voet van de stuwwal op een relatief hooggelegen daluitspoelingswaaierafzetting of - glooiing met gooreerdgronden. Deze gronden ontstaan in relatief natte bodems.

Op de kaart van Leene uit 1748 blijkt dat binnen het plangebied de Nagelpoel heeft gelegen. Deze poel maakt deel uit van een beek. Dit geeft aan dat het een nat gebied is geweest en voor bewoning niet geschikt is geweest. Beekdalen, inclusief beekdalvormige laagtes zoals de Nagelpoel, zijn door de mens in het verleden op een andere wijze gebruikt dan de hoger gelegen droge gronden. De overblijfselen in natte gebieden manifesteren zich vaak als puntlocatie of als lijnelement of vlaklocatie. In het geval van de Nagelpoel kunnen resten van houten of stenen constructies die verband houden met infrastructuur (zoals voorden of bruggen), rituele deposities (stenen of metalen voorwerpen of aardewerk) of restanten van visvangst (visfuiken, netten, pijlen, etc) worden aangetroffen. Tevens is het mogelijk dat langs de Nagelpoel restanten van lijnelementen als wegen of dammen zijn aan te treffen.

Voor het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen zijn in het park grootschalige graafwerkzaamheden nodig. Deze graafwerkzaamheden zullen plaatsvinden in gebied met respectievelijk een hoge, een middelhoge en een lage verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten. In alle drie de gebieden is, op grond van het gemeentelijk archeologiebeleid en de oppervlakte van de werkzaamheden, het uitvoeren van archeologisch onderzoek verplicht. Voor het gebied met de lage archeologische verwachtingswaarde geldt dat, op basis van de op voorhand bekende gegevens die hiervoor zijn beschreven, door de natte omstandigheden in het verleden de kans op het aantreffen van archeologische bewoningsresten laag is. Wel is het mogelijk om specifieke archeologische resten aan te treffen die te maken hebben met een natte zone in het landschap. In verband met het voorgenomen ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen in het Zuiderpark dient daarom archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Voor deze ontwikkeling zal in zijn geheel een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd moeten worden, aangevuld met een verkennend booronderzoek. Op deze wijze kan de archeologische verwachting op basis van het landschap verfijnd en getoetst worden en kan gekeken worden in hoeverre het archeologisch relevante niveau in de bodem ter plekke nog intact is. De conclusie van dit onderzoek kan zijn dat delen van het plangebied verder archeologisch onderzocht moeten worden. Uit het archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek zal ook blijken in welke vorm een eventueel vervolgonderzoek uitgevoerd dient te worden. Mogelijk kan dit plaatsvinden in de vorm van een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden.

De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen Waarde - Archeologie hoog en Waarde - Archeologie middelhoog stellen het uitvoeren van archeologisch onderzoek voor de gebieden met de hoge en de middelhoge verwachtingswaarde verplicht. Gezien de oppervlakte van de graafwerkzaamheden die groter is dan 1.000 m2, is ook in het gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde het uitvoeren van archeologisch onderzoek verplicht. Dit biedt een voldoende waarborg dat de archeologische situatie in het park in beeld wordt gebracht.