Plan: | Binnenstad Zuid-Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1110-vas1 |
Apeldoorn kent een zeer rijke bewoningsgeschiedenis die teruggaat tot in het Paleolithicum, ongeveer 150.000 jaar geleden. Het landschap is grotendeels gevormd door het landijs in de voorlaatste ijstijd. Rivierafzettingen werden voor de ijslobben opgestuwd, terwijl smeltwaterrivieren vanaf het landijs grote dalen en daluitspoelingswaaiers vormden. Toen het ijs gesmolten was, restte er een patroon van stuwwallen en door zand en grind opgevulde vlakten. In de laatste ijstijd raakte dit landschap doorsneden door sneeuwsmeltwaterrivieren. De ingesleten dalen hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het huidige reliëf. In de laatste koude fasen van de ijstijd vond op grote schaal verstuiving plaats. Hierdoor komen in grote delen van het gebied door de wind gevormde, fijnzandige en lemige afzettingen voor. Vanaf ongeveer 10.000 jaar geleden verbeterde het klimaat. Het werd warmer en de omgeving raakte begroeid met bos. Ook steeg de grondwaterspiegel, waardoor kwelwater in de beekdalen en langs de stuwwalranden ging stromen. Alhoewel niet erg vruchtbaar, bood het gebied voldoende mogelijkheden voor groepen jagerverzamelaars en later voor de eerste landbouwers.
Het grote aantal grafheuvels duidt op een belangrijke bewoningsfase in het Neolithicum, de Bronstijd en IJzertijd. Vooral de vlakkere hogere gronden op de stuwwal van de oostelijke Veluwe boden voldoende mogelijkheden voor een eenvoudige vorm van landbouw.
Een ander belangrijk onderdeel van de geschiedenis van Apeldoorn is de ijzerwinning en –productie die met name op de oostelijke stuwwal plaatsvond. Hier bevond zich in de vroege Middeleeuwen de grootste ijzerindustrie van Nederland.
In de loop der tijd ontwikkelden zich in de omgeving dorpen en gehuchten met zowel kleinere als grotere akkercomplexen, alsmede wei- en hooilanden in de natte beekdalen, bossen en uitgestrekte heidegebieden. Door het intensieve gebruik van de zandgronden verarmde de bodem en ontstonden vanaf de 10e eeuw omvangrijke zandverstuivingen. Vanaf de 15e eeuw werd een aantal grote ontginningen van de woeste gronden ter hand genomen.
Vanaf de 17e eeuw gold de Veluwe als een aantrekkelijk woongebied voor de elite; vanaf deze periode werden adellijke huizen (meestal buitenplaatsen) gebouwd. Vrijwel het gehele stedelijk gebied van Apeldoorn is gebouwd op daluitspoelingswaaierafzettingen. Binnen de bebouwde kom liggen naast de oude kern van het dorp Apeldoorn ook verschillende oudere nederzettingen (buurtschappen), elk met een eigen enk: Orden, Uchelen, Wormen, Het Loo, Veldhuizen en Noord-Apeldoorn. De meeste archeologische resten uit het stedelijk gebied van Apeldoorn zijn dan ook gevonden in deze gebieden. Het betreft onder andere middeleeuwse nederzettingen met hoven, kerken, middeleeuwse hoeven en watermolens.
De gemeente Apeldoorn beschikt over een gemeentelijke archeologische beleidskaart. Deze archeologische beleidskaart, zoals hierna weergegeven, geeft inzicht in welke mate de kans bestaat om archeologische resten in de bodem aan te treffen.
Op de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart 2006 staan de bekende archeologische vindplaatsen en terreinen waarbij reeds is vastgesteld dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Daarnaast is voor het hele grondgebied van de gemeente aangegeven wat de verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten is: hoog, middelhoog of laag. Deze verdeling is gebaseerd op onder andere bodemkundige, geo(morfo)logische, archeologische en historische kaarten en kennis. Deze verwachtingswaarden geven geen feitelijke vindplaatsen weer, maar de kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats bij het uitvoeren van bodemingrepen. Concreet betekent dit dat de kans op het aantreffen van archeologische sporen en/of vondsten binnen een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde wel aanwezig is, maar dat deze kans veel kleiner is dan binnen een zone met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde.
Figuur 17 Uitsnede uit Archeologische Beleidskaart met indicatie plangebied (met in groen: lage, in geel: middelhoge en in rood: hoge archeologische verwachtingswaarde) |
In het plangebied komen gebieden met een lage en hoge trefkans voor. Aan deze trefkans is een vorm van vervolgonderzoek gekoppeld die bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen moet worden uitgevoerd.
Bij de herontwikkeling van het stationsgebied heeft echter grootschalig grondverzet plaatsgevonden. De bodem is in die delen van het plangebied (in grote lijnen betreft dit het gebied ten oosten van de Stationsstraat) in meer of mindere mate verstoord, waardoor de archeologische verwachting voor die delen kan worden bijgesteld. Omdat diepgaande sporen, zoals bijvoorbeeld waterputten, nog wel aanwezig kunnen zijn, bestaat er nog wel steeds een archeologische verwachting.
Dit leidt er toe dat voor delen van het gebied waar volgens de beleidskaart (2006) een hoge archeologische trefkans geldt, die trefkans op basis van de feitelijke situatie wordt genuanceerd tot een lage archeologische trefkans. Daarnaast blijven enkele gebieden aanwezig waarvan niet onomstotelijk kon worden aangetoond dat deze verstoord zijn. Voor deze gebieden blijft de hoge trefkans van toepassing.
Figuur 18 Met rode lijn zijn de gebieden met een hoge archeologische trefkans gemarkeerd |
Voor de bescherming van de (te verwachten) archeologische waarden is gebruik gemaakt van de Archeologische Beleidskaart uit 2006 en aanvullende informatie over de totstandkoming van het stationsgebied. Op basis hiervan zijn de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het gebied met een hoge archeologische trefkans beschermd door middel van een dubbelbestemming, met bijbehorende bestemmingsregels. Voor het gebied met een lage archeologische trefkans worden mogelijk aanwezige archeologische waarden beschermd door de algemene gebruiksregels voor strijdig gebruik.