direct naar inhoud van 3.5 Cultuurhistorie
Plan: Groot Zonnehoeve
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1098-onh1

3.5 Cultuurhistorie

3.5.1 Archeologie

Het plangebied Groot Zonnehoeve beslaat een groot deel van wat ooit het Wormensche veld werd genoemd. Het gebied bestaat voornamelijk uit een veldpodzolgrond, die leemarm is en uit zwak lemig fijn zand bestaat.

De aanwezigheid van een podzol wijst op een hogere grond waar bodemvorming mogelijk was (dekzandrug). Dit is reden geweest dat op dit soort gronden in de prehistorie al mensen bivakkeerden. Dat waren voornamelijk jagers/verzamelaars die op deze toch wat nattige gronden op zoek waren naar hun jachtbuit. Hiertoe verbleven ze enige dagen op de nu nog bekende dekzandruggen. Even ten oosten van de huidige A50 ligt een terrein van hoge archeologische waarde waar vondsten zijn gedaan uit het Mesolithicum. Naast dit oude materiaal zijn ook aardewerkscherven uit de Nieuwe Tijd op de akkers te vinden. Dit is debet aan de bemesting van de akkers met vruchtbare plaggen en stadsafval.

Dat dit deel van de gemeente Apeldoorn vroeger bestond uit natte gronden met her en der verspreid wat hogere en dus drogere ruggen verklaart dat zich aan de oostzijde van het plangebied een moeras bevond. Deze locatie wordt ook als zodanig aangeduid op de kadastrale kaart uit 1832. Op dezelfde kaart is een weids opgezet patroon van wegen zichtbaar dat midden in het plangebied een kruispunt van drie wegen kent. Rond 1900 bestaat het gebied voornamelijk uit grasland. Even ten oosten van de Barnewinkel staat op deze kaart een schaapskooi aangegeven. Op de westelijke helft van het plangebied zijn meerdere huizen weergegeven. In de luchtfotoatlas is te zien dat er in het gebied ook geakkerd is. Mogelijk zijn ook wat zandopduikingen zichtbaar.

Gezien de vondsten in aangrenzende gebieden bestaat de verwachting dat eenzelfde spectrum aan vondstmateriaal ook binnen het plangebied Groot Zonnehoeve aangetroffen zou kunnen worden. In opdracht van de gemeente is archeologisch onderzoek uitgevoerd in deelgebied Zonnehoeve (Inventariserend archeologisch veldonderzoek; BAAC bv, oktober 2003, bijgevoegd als bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting). Op basis van bureauonderzoek en inventariserend onderzoek ter plekke is geconcludeerd dat de archeologische verwachting in het grootste deel van het plangebied laag is, waardoor vervolgonderzoek niet aan de orde is. Vervolgens is geconstateerd dat er ook bij de vier mogelijke aandachtsgebieden onvoldoende aanleiding is voor vervolgonderzoek.

Het instellingsterrein Schuylenburg ligt in een minder belangrijke archeologische zone. Dit betekent dat de archeologische waarde van het terrein niet hoog wordt geschat. Daarom hoeft er in dit deelgebied geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

3.5.2 Cultuurhistorie

Van het gebied is in april 2005 een cultuurhistorische analyse gemaakt door bureau Stoa. Deze cultuurhistorische analyse is opgenomen in bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting. De cultuurhistorische analyse geeft onder andere een beeld van de cultuurhistorische waardering van de ruimtelijke structuur, de openbare ruimte en de bebouwing. Daarnaast worden aanbevelingen gedaan hoe met die waarderingen om te gaan. Een samenvatting van die analyse, die meer informatie geeft over de bebouwing, volgt hierna. Voor de volledige informatie uit de cultuurhistorische analyse, zoals achtergrond en alle gewaardeerde onderdelen, wordt verwezen naar de bijlagen.

Voorgeschiedenis

Het plangebied maakte deel uit van het ten oosten van Apeldoorn gelegen landgoederenlandschap. Ten noorden van Schuylenburg lag het Apeldoornsche Veld, een open weidegebied met kleinschalige verkaveling, een grillig ontsluitingspatroon en verspreide bebouwing. Ten zuiden van Zonnehoeve lag het Wormensche Veld, een hooiland-ontginningslandschap met informele kavels van ongelijke grootte, een grillig ontsluitingspatroon met onverharde wegen en verspreide bebouwing.

In de tweede helft van de 19e eeuw werd op landgoed Het Apeldoornsche Bosch een boscomplex aangelegd. Het bos bevond zich aan weerszijden van de Zutphensestraat en had vertakkingen naar het oostelijk gelegen landgoederenlandschap. Het terrein ten zuiden van het landgoed Het Apeldoornsche Bosch, het huidige Zonnehoeve, werd rond 1880 ten behoeve van akkerbouw en weidebouw ontgonnen.

In 1904 kwam het landgoed in bezit van de Vereeniging Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht in Nederland (Vereeniging CIK).

Geneeskundige inrichting Het Apeldoornsche Bosch

De Vereeniging CIK was in 1898 opgericht met het doel een geneeskundige inrichting te stichten waar joodse patiënten verpleegd konden worden met inachtneming van de voorschriften van hun godsdienst. De locatie in Apeldoorn was gekozen vanwege de landelijke en bosrijke omgeving. Het contact met de natuur werd als heilzaam beschouwd en de landelijke omgeving bood de gelegenheid tot land- en tuinarbeid.

De naam van het terrein "Het Apeldoornsche Bosch" bleef voor de geneeskundige inrichting gehandhaafd. Het ontwerp werd gemaakt door de architecten F.W.M. Poggenbeek (1860-1922) en E.M. Rood (1851-1929).

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1098-onh1_0006.jpg"

afbeelding 6 ontwerp voor het terrein

Gebouwen

Er werd gekozen voor het 'grote paviljoensysteem', dat uit omvangrijke paviljoens met onderafdelingen voor verschillende categorieën patiënten bestond. In 1906 werd vergunning verleend voor de bouw van drie grote gebouwen: een hoofdgebouw voor de administratie waar tevens patiënten eerste en tweede klasse zouden worden verpleegd (gebouw 2 in afbeelding 6), een mannenpaviljoen derde klasse en een vrouwenpaviljoen derde klasse, alsmede een bidlokaal, een wasgebouw, een keukengebouw en een woning voor de geneesheer-directeur.

Op het middenterrein werden binnen een ellipsvormige ringlaan, tegenwoordig het Hippodroom genaamd, overhoeks drie langgerekte gebouwen geplaatst, met in het midden het hoofdgebouw (zie afbeelding 7) en aan weerszijden de paviljoens. Aan de noordkant van het terrein, aan de Zutphensestraat, verrezen de bijgebouwen. Het immense hoofdgebouw had een front van bijna honderd meter. Het brede middengedeelte telde drie bouwlagen en de zijvleugels hadden er twee. De andere paviljoens waren niet veel korter dan het hoofdgebouw en telden ieder twee bouwlagen. Het hoofdgebouw, de paviljoens en de bijgebouwen kregen platte daken, soms bekroond met opengewerkte borstweringen. Alleen de woning van de geneesheer-directeur kreeg een zadeldak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1098-onh1_0007.jpg"

afbeelding 7 hoofdgebouw

Terreinaanleg

De Apeldoornse landschapsarchitect K.C. van Nes (1876-1952) maakte het tuinontwerp. Een deel van de bestaande bomen werd gehandhaafd en opgenomen in een parkachtige aanleg. Het Hippodroom werd gedeeltelijk aangelegd op bestaande bospaden en werd aan weerszijden beplant met linden. De afdelingstuinen waren hellend en hadden brede voetpaden, vierkante gazons en bloembedden. Het terrein kreeg rondom een sloot die breed genoeg was om ontsnapping van patiënten te verhinderen. Ten zuidoosten van de inrichting, langs De Groene Voorwaarts, werd ten behoeve van de arbeidstherapie de moestuin aangelegd.

1914-1923

Binnen enkele jaren na de opening bleek de inrichting te klein en werd er een uitbreidingsplan ontwikkeld. Daarvoor werden aangrenzende terreinen gekocht. E.M. Rood maakte in 1914 een ontwerp voor de uitbreiding van de zuidwestvleugel van het hoofdgebouw en drie nieuwe paviljoens. Het Hippodroom moest daarvoor aan westelijke zijde tientallen meters opgerekt worden. Rood eerbiedigde het oorspronkelijke ontwerp door de nieuwe paviljoens in dezelfde stijl als die van de oude paviljoens te bouwen. De inrichting werd in dezelfde periode tevens uitgebreid met nieuwe werkplaatsen en woningen voor het personeel.

1924-1937

Een tweede uitbreidingsfase ving in 1924 aan met de aankoop van een terrein ten westen van Het Apeldoornsche Bosch. Het uitbreidingsplan uit 1927 is van de hand van de architecten J.S. Baars en J. Kortlang. Dit plan bestond uit de bouw van 6 paviljoens, waarvan er drie op het oorspronkelijke terrein waren gesitueerd. Op het nieuwe terrein werden het kinderpaviljoen en de paviljoens van het Paedagogium Achisomog gebouwd. Het Paedagogium Achisomog was een toentertijd revolutionair onderwijs- en verplegingsprogramma voor moeilijk opvoedbare en zwakzinnige kinderen. Aan deze zijde van het terrein verrees eveneens een woning voor de directeur van het Paedagogium Achisomog. In 1937 werd naar het ontwerp van de Haagse architect Th. van Braningen ten zuiden van de ringlaan het Ontspanningshuis gebouwd.

Tweede Wereldoorlog

De Tweede Wereldoorlog was een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de Joodse psychiatrische inrichting. Op 21 januari 1943 werden 869 patiënten en 50 personeelsleden van het Psychiatrisch ziekenhuis door de Duitse bezetters op transport gezet naar Auschwitz. Slechts een deel van hen overleefde de oorlog.

Kleinschalige wijzigingen

Na de Tweede Wereldoorlog bleek de psychiatrische inrichting veel te groot voor de ernstig gedecimeerde joodse bevolking. Het Apeldoornsche Bosch werd in 1951 verkocht aan de christelijke vereniging 's Heeren Loo. Sinds 1955 draagt de inrichting de naam Groot Schuylenburg, vernoemd naar een nabij gelegen landgoed, en functioneert het als een inrichting voor mensen met een verstandelijke beperking. Tussen 1961 en 1971 verscheen een aantal nieuwe gebouwen op het terrein, zoals een kinderboerderij in 1961.

Herstructurering

Vanaf 1978 onderging Groot Schuylenburg een grondige herstructurering. Het ontwerp daarvoor is van het bureau Prent en Landman Architekten. Voor de herstructurering werden de paviljoens binnen het Hippodroom gesloopt. Alleen de werkplaats en de kinderboerderij bleven gehandhaafd. Volgens de destijds heersende opvatting in de geestelijke gezondheidszorg moesten centra voor verstandelijk gehandicapten een woonwijk nabootsen, compleet met voorzieningen die ook in gewone woonwijken te vinden zijn. Het zuidelijke gedeelte van het terrein bood ruimte voor centrumbebouwing met woonwijkvoorzieningen. Het centrum bestond uit een nieuw hoofdgebouw ('t Loohuis) met twee vleugels voor bedlegerige patiënten en een dienstengebouw met een winkel, een restaurant, de centrale keuken, magazijnen en een speel-o-theek. In het centrum werd een patiëntencafé geopend (thans café de Zon). De hoofdingang van Groot Schuylenburg werd verplaatst naar De Groene Voorwaarts, zodat bezoekers als eerste in het centrum van Groot Schuylenburg terechtkwamen. Binnen het Hippodroom werden twee nieuwe paviljoens gebouwd, kleinschaliger van aard dan de oude paviljoens. De nieuwe paviljoens verschilden qua stijl nauwelijks van de reguliere sociale woningbouw. Dit gold ook voor de vier nieuwe paviljoens ter plekke van de vroegere moestuin langs De Groene Voorwaarts. Het Ontspanningshuis en het paviljoen voor onrustige vrouwen ondergingen een verbouwing en kregen een gewijzigde functie. In 1988 vonden nog wat kleine ingrepen plaats. Lege plekken op het zuidelijke deel van het terrein tussen het Hippodroom en het Paedagogium Achisomog werden ingevuld met vier nieuwe paviljoens. Door de schaalverkleining van het terrein raakte het netwerk van slingerpaden meer verdicht.

Zonnehoeve

Gelijktijdig met de eerste bouwperiode van Het Apeldoornsche Bosch werd aan de Barnewinkel een boerderij gebouwd (De Barnewinkel, 1906). Tijdens het interbellum verrezen ten zuiden van De Groene Voorwaarts enkele vrijstaande woningen. Deze verspreid over het gebied staande woningen werden ontsloten door een veldweg, de huidige Zonnehoeve. Ook langs de Barnewinkel werden in diezelfde tijd enkele vrijstaande woningen gebouwd. Na de oorlog verrezen op de grote kavels tussen deze twee bebouwingsclusters nog enkele woningen. De aanleg van de rijksweg A50, in het begin van de jaren zeventig, vormde in ruimtelijk opzicht een van de ingrijpendste wijzigingen. Zonnehoeve en Schuylenburg werden toen afgesneden van het landgoederengebied.

Kenmerkend voor Zonnehoeve is het verspreide bebouwingspatroon van woningen met een agrarische uitstraling. De schaarse bebouwing concentreert zich in drie clusters:

  • De weg Zonnehoeve, omringd door enkele verspreide woningen en agrarische bedrijven met bijgebouwen; de woningen uit het interbellum zijn opgetrokken in een eenvoudige traditionele bouwtrant en hebben één à twee bouwlagen met een kap.
  • Woningen in lintbebouwing aan de Barnewinkel uit het interbellum en de jaren negentig van de vorige eeuw; de woningen zijn traditioneel vormgegeven en bestaan uit één bouwlaag met een zadeldak, loodrecht op de Barnewinkel.
  • Enkele sterk verspreide woningen en agrarische bedrijven met bijgebouwen halverwege De Groene Voorwaarts uit de periode 1950-1975. De eenvoudige woningen zijn traditioneel vormgegeven en bestaan uit één bouwlaag met een zadeldak, loodrecht op De Groene Voorwaarts.

Waardevolle bebouwing

De nog bestaande gebouwen op het Schuylenburgterrein bevinden zich in een parkachtige bosomgeving, met op het terrein veel oude bomen en grasvelden met lanenstelsels, die in combinatie met de bebouwing schilderachtige doorkijkjes opleveren. De gebouwen geven een goed voorbeeld van de in die tijd heersende opvattingen over architectuur en opzet en inrichting van dergelijke medische en verzorgende instellingen. Schuylenburg is van cultuurhistorische waarde als onderdeel van de voormalige Joodse inrichting voor Geesteszieken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1098-onh1_0008.jpg"

afbeelding 8 waardevolle structuren (zwarte lijnen) en gebouwen (rood en oranje)

In het plangebied zijn de volgende cultuurhistorisch waardevolle gebouwen aanwezig:

  • Vier witte (stuc) panden uit de vroeg 20e eeuw die staan langs de Zutphensestraat. Het betreft de gebouwen A, B, Ribes en Berk (nrs. 1, 2, 3 en 4 in afbeelding 8).
  • Vier bakstenen panden uit de dertiger jaren van de vorige eeuw die staan langs de Laan van Erica. Dit zijn de paviljoens Fazant, Appelvink en Bosduif en de oorspronkelijke woning van de directeur van het Paedagogium Achisomog (de gebouwen 6, 7, 8 en 9 in afbeelding 8).
  • Een royaal bakstenen pand uit de dertiger jaren van de vorige eeuw nabij de Barnewinkel (gebouw 5 in afbeelding 8), gebouw Peppel. Dit was oorspronkelijk een werkhuis.

De gebouwen A, B en Ribes zijn onderdeel van de eerste bebouwing op het terrein. Ze zijn in 1907 gebouwd naar een ontwerp van de architecten E.M. Rood en F.M.W. Poggenbeek. Deze gebouwen hebben de status van rijksmonument. Ze zijn opvallende representanten van een bepaald gebouwentype, in dit geval een paviljoenbouw gehanteerd voor inrichtingen, verzorgingshuizen en sanatoria, dat aan het eind van de 19e eeuw sterk kwam opzetten en waarbij een functionele opzet werd gecombineerd met elementen van op dat moment gangbare bouwstijlen. In dit geval chaletstijl en stadsvakwerk-elementen. Opvallend zijn de levendige hoofdmassa's, door de toepassing van in hoogte en in omvang verschillende bouwdelen. Ook de witgepleisterde gevels, met de rode accenten in verblendsteen en levendige detaillering, dragen bij aan de uitstraling van het gebouw. Gebouw A was oorspronkelijk in gebruik als wasgebouw. Gebouw B diende als keuken en woongebouw voor het personeel. Gebouw Ribes (zie afbeelding 9) was de woning van de geneesheer-directeur en is tegenwoordig in gebruik als groepswoning. Op het terrein heeft een identieke villa gestaan, maar die is gesloopt.

Gebouw Berk is gebouwd naar een ontwerp van E.M. Rood in 1914/1915 en is onderdeel van de tweede bouwperiode op het terrein. Ook Berk is rijksmonument. Het paviljoen is in overeenstemming met de gebouwen uit de eerste bouwperiode ontworpen. Het paviljoen diende als eerste klas huisvesting van 15 vrouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1098-onh1_0009.jpg"

afbeelding 9 gebouw Ribes, woning geneesheer-directeur

De paviljoens Fazant, Appelvink (zie afbeelding 10) en Bosduif zijn tussen 1933 en 1935 gebouwd in de stijl van de Delftse School, een traditioneel getinte stijl. Karakteristiek voor deze periode is onder meer de uitvoering van gevels in baksteen en de traditionele elementen zoals roederamen, rondboogportiek met natuurstenen blokken en boerderijachtige opzet. Opvallend is dat men voor een dergelijke functionele bebouwing koos voor een meer traditionele huisvorm (kap, bakstenen gevels, roederamen). De oudste bebouwing was in feite moderner vanwege de in elkaar geschoven rechthoekige blokken met platte daken en wit gepleisterde gevels.

De woning van de directeur van het Paedagogium Achisomog is een klein villatype, gebouwd in de periode 1930 tot 1935. Komend vanuit de stad is dit het eerste historische gebouw van Schuylenburg dat men ziet. Mede door deze ligging is het gebouw één van de beeldmerken van het complex. Bij deze woning overheerst de Zakelijke stijl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1098-onh1_0010.jpg"

afbeelding 10 gebouw Appelvink

Tot slot, het voormalige werkhuis. Dit object stamt uit de periode 1930-1935. Het paviljoen heeft een vrij gave architectuur en is uitgevoerd in de stijl van de zakelijkheid gecombineerd met Delftse School-elementen. Voor het pand is een groot plantsoen met lanen gelegen, waardoor men het gebouw van verschillende zijden goed kan zien.

De directeurswoning is aangewezen als gemeentelijk monument, de paviljoens Fazant, Appelvink en Bosduif en het voormalige werkhuis zijn kandidaat om te worden aangewezen als gemeentelijk monument.

Regeling voor monumenten in het bestemmingsplan

De rijks- en gemeentelijke monumenten zijn niet op de plankaart weergegeven. Voor deze systematiek is gekozen, omdat de Monumentenwet 1998 en de gemeentelijke monumentenverordening een eigen beschermingsregime kennen via een vergunningensysteem. Bovendien is het monumentenbestand nog in ontwikkeling. Het opnemen van specifieke aanduidingen voor monumenten op de plankaart zou betekenen dat voor iedere mutatie in het monumentenregister een bestemmingsplanherziening nodig is. Dit wordt niet doelmatig geacht. Bij monumenten wordt als extra bescherming maatwerk voor het bouwvlak toegepast. Vergunningvrij bouwen is niet van toepassing op gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten.