direct naar inhoud van 5.3 Natuurwaarden
Plan: Bestemmingsplan Ravenweg Zuid
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1097-onh1

5.3 Natuurwaarden

5.3.1 Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:

  • algemene soorten
    Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod.
  • overige soorten
    Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.
  • soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AmvB
    Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AmvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
    • 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
    • 2. er is geen alternatief; en
    • 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.

Vogels vormen een aparte groep: activiteiten die verstorend zijn gedurende de broedperiode van voorkomende broedvogels zijn niet toegestaan; een ontheffingsmogelijkheid ontbreekt dan ook. Daarnaast is voor aantasting van vaste verblijfplaatsen van vogels (nesten die jaarlijks terugkerend worden bezocht) buiten de broedperiode een ontheffingsprocedure van belang.

Gebiedsbescherming

Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.

Bos- en natuurcompensatie

Flora wordt ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur' die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. Voor gronden binnen de bebouwde kom die volgens de criteria van de Boswet herplantplichtig zijn (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) geldt eveneens de compensatieverplichting vanuit de richtlijn.

5.3.2 Onderzoeksresultaten

Onderzocht is of het project Ravenweg voldoet aan de natuurwetgeving. Nagegaan is of de voorgenomen plannen en activiteiten consequenties hebben voor enerzijds beschermde gebieden en anderzijds beschermde soorten, voortvloeiend uit respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet.

Gebiedsbescherming

Het onderhavige project ligt niet in of nabij de gebieden die op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermd zijn (voor Apeldoorn is dat de Veluwe) dan wel het Natura-2000-gebied. Bovendien liggen tussen het plangebied en de Veluwe verschillende stedelijke functies. De voorgenomen activiteiten in het plangebied zijn gezien aard en omvang niet van invloed op dit beschermde gebied en de daarvoor geldende instandhoudingsdoelen. Een vergunning met betrekking tot gebiedsbescherming (in het kader van de Natuurbeschermingswet) is daarom niet aan de orde.

Soortenbescherming

Het gebied ligt geheel binnen het stedelijke gebied. In het plangebied zullen naar verwachting diverse soorten voorkomen die vallen onder de algemene soorten als bedoeld in de op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet vastgestelde AMvB. Voor deze algemene soorten geldt een algemene vrijstelling, dat wil zeggen dat er geen ontheffing (in het kader van de Flora- en Faunawet) behoeft te worden aangevraagd. Op grond van voorkomende habitats is het niet te verwachten dat er buiten de algemene soorten ook strenger beschermder soorten voorkomen; uitzondering daarop zijn mogelijk vleermuizen. Onderzocht moet worden of er bij uitvoering van (sloop)werkzaamheden sprake is van verstoring van eventuele verblijfsplaatsen van vleermuizen. Is dat het geval dan kan het plan pas worden gerealiseerd nadat daarvoor een ontheffing is verkregen.

Door Adviesbureau Mertens is onderzoek gedaan naar het voorkomen van vleermuizen in (onder andere) het plangebied. De rapportage van dit onderzoek (Het voorkomen van vleermuizen op tien herstructureringslocaties in Apeldoorn van januari 2006) is opgenomen in bijlage 5 van de Bijlagen bij de toelichting.

Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied en de directe omgeving daarvan foerageerplaatsen van gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis voorkomen. Geconcludeerd wordt echter dat de realisatie van de plannen geen effect heeft voor deze vleermuizen. Het gebied blijft namelijk gewoon foerageergebied.

Voor vogelsoorten kan in het geheel geen ontheffing worden verleend in het geval sprake zou zijn van negatieve beïnvloeding van voorkomende vaste verblijfplaatsen. Daarom mogen in het broedseizoen (15 maart tot 15 juli) geen werkzaamheden worden uitgevoerd die een aantastend of verstorend effect hebben op broedende vogels.