Plan: | Wenum Wiesel en buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1092-vas1 |
De buurtschappen Wenum en Wiesel behoren tot de oudste dorpen in de gemeente. De naam Wenum is een 'heimnaam', dat op een Saksische oorsprong wijst (6de, 7de eeuw n. Chr.). Archeologisch onderzoek in Wiesel heeft aangetoond dat in dit gebied al sprake van bewoning is in de late bronstijd en vroege ijzertijd (circa 1200 v. Chr.). De eerste schriftelijke vermelding van beide buurtschappen is het begin van de 14de eeuw (1313 Wenum en 1335 Wiesel). Ook zijn op enkele locaties sporen aangetroffen van bewoning uit de Middeleeuwen (vanaf 450 n. Chr.).
Binnen het plangebied bevinden zich verschillende archeologische monumenten (AMK-terreinen). Ten westen van de dorpskern liggen verschillende grafheuvels uit het neolithicum (5300 – 2000 v. Chr.) en/of de bronstijd (2000 – 800 v. Chr.). Deze AMK-terreinen hebben een zeer hoge archeologische waarde en zijn beschermd. In en naast het Prins Hendrikpark ligt een AMK-terrein met een hoge archeologische waarde. Hier liggen verschillende grafheuvels, daterend uit het neolithicum (5300 – 2000 v. Chr.) en/of de bronstijd (2000 – 800 v. Chr.). Ten westen van de dorpskern van Wenum ligt een AMK-terrein met een hoge archeologische waarde. Het betreft de Wieselse Enk met sporen van bewoning vanaf het neolithicum (5300 – 2000 v. Chr.) tot en met de ijzertijd (800 tot 12 v. Chr.). Voor deze AMK-terreinen geldt dat behoud van de bestaande situatie gewenst is en gelden dezelfde regels als voor gebieden met een hoge archeologische verwachting.
Het plangebied ligt in een daluitspoelingswaaierlandschap, deels bedekt met dekzand. Vanwege de gevarieerde ligging en goede bewoonbaarheid van hogere dekzandruggen en –koppen en kleine daluitspoelingswaaiers zijn deze vanaf het laat-paleolithicum als woon-, begraafplaats en/of akkerland gekozen. In het plangebied wordt in deze zones een hoge dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht. De hoge trefkans is daarnaast gebaseerd op de aanwezigheid van een aantal oude esgronden (of enken). Door een langdurige toepassing van plaggenbemesting zijn hoge zwarte enkeerdgronden ontstaan. Eeuwenlang werd de vruchtbaarheid van de akkers op peil gehouden door deze te bemesten met poststalmest, een mengsel van mest en plaggen. Het opbrengen van potstalmest leidde tot het ontstaan van dikke humeuze lagen, of esdekken. Essen zijn ontstaan op gronden die geschikt zijn voor akkerland, vaak de vruchtbare en iets hoger gelegen delen van het landschap (dekzandruggen). Deze locaties waren vaak in de prehistorie ook aantrekkelijke vestigingsplaatsen. Door het dikke esdek worden eventueel aanwezige archeologische resten doorgaans goed geconserveerd. Hierdoor hebben deze gronden een hoge archeologische verwachtingswaarde.