direct naar inhoud van 2.4 Provinciaal beleid
Plan: Wenum Wiesel en buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1092-vas1

2.4 Provinciaal beleid

2.4.1 Streekplan Gelderland

De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Met het ruimtelijk beleid beoogt de provincie bij te dragen aan de versterking van de ecologische, economische en sociaal-culturele positie van Gelderland als één van de Europese regio's. Hierbij hanteert de provincie, in wisselwerking met de beleidsinstrumenten van de andere omgevingsplannen, onder andere de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
  • de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige dorpen versterken;
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
  • de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende water aan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
  • bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning
  • zoekzone kleine kern voor wat betreft Wenum.

Ecologische hoofdstructuur
De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de EHS is onderdeel van het streekplan. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals bouwprojecten, moeten afwegingen worden gemaakt. Om deze goed te kunnen maken is een gedetailleerde beschrijving van de eigenschappen van de ecologische hoofdstructuur in de streekplanuitwerking opgenomen. De streekplanuitwerking is daarmee voor gemeenten een middel waarmee zij weloverwogen afwegingen kunnen maken.

Voor de EHS geldt de 'nee tenzij'-benadering. Dit houdt in dat wijzigen van het bestemmingsplan uitsluitend wordt toegestaan als er groot maatschappelijk belang op het spel staat en er geen redelijke alternatieven zijn. De kernkwaliteiten en omgevingscondities vormen het toetsingskader.

Waardevol landschap
Binnen de waardevolle landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt ('ja, mits'-benadering). Binnen waardevolle landschappen is daarom 'behoud door ontwikkeling’ het uitgangspunt. Dit betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in overeenstemming moeten zijn met de kernkwaliteiten van het landschap.

Stedendriehoek
Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.

Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidende principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk.

2.4.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. Hierbij is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Op het provinciale niveau betekent de invoering van de nieuwe Wet dat het streekplan als beleidsdocument en het goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke bestemmingsplannen zijn komen te vervallen. Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is de provinciale structuurvisie ingevolge artikel 2.2 Wro voor het streekplan in de plaats gekomen. Het streekplan Gelderland 2005 heeft op grond van het overgangsrecht de status gekregen van structuurvisie ingevolge artikel 2.2 lid 1 van de Wro.

Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. In het verleden diende ieder bestemmingsplan door GS te worden goedgekeurd. Onder de Wro is het instrument van de goedkeuring komen te vervallen en heeft deze plaats gemaakt voor algemene regels (ruimtelijke verordening). Gemeenten dienen deze algemene regels weliswaar in hun bestemmingsplannen te verwerken, maar behouden enige vrijheid in de wijze waarop zij dit doen. Deze algemene regels betreffen alleen onderwerpen met een duidelijk provinciaal c.q. nationaal belang.

Gedeputeerde Staten hebben op 3 november 2009 het ontwerp van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De volgende onderwerpen zijn hierin opgenomen:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen en -parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
  • Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • Nationale landschappen.
2.4.3 Reconstructieplan Veluwe

Het plangebied ligt in het Reconstructiegebied Veluwe. De reconstructieopgaven met de hoogste prioriteit voor het plangebied zijn het realiseren van de EHS, een kwaliteitsverbetering van recreatie en toerisme en het behouden en versterken van landschappelijke en natuurlijke overgangen tussen het Veluwemassief en de randgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1092-vas1_0003.png"

Figuur 2.2 - Reconstructiezonering

In het verwevingsgebied is het beleid gericht op passende combinaties van bestaande intensieve veehouderij, andere vormen van landbouw, landschapskwaliteiten, natuur, recreatie en wonen. Nieuwvestiging van intensieve veehouderij is hier niet toegestaan. (Her)vestiging van intensieve veehouderij is uitsluitend mogelijk op bestaande agrarische bouwblokken. Uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijbedrijven is mogelijk tot maximaal 1 ha. Uitbreiding boven deze 1 ha is in principe niet mogelijk, tenzij dit noodzakelijk is om te voldoen aan de eisen van dierenwelzijn. Het aantal dierplaatsen neemt dan echter niet toe. Omschakeling van een grondgebonden naar een intensief agrarisch bedrijf is mogelijk, mits dit zich verdraagt met de omgevingskwaliteiten.

In het extensiveringsgebied wordt de natuur gevrijwaard van een (te) grote ammoniakbelasting. Uitbreiding, hervestiging en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen is hier in principe niet mogelijk.

2.4.4 Waterplan Gelderland 2009-2015

Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.

2.4.5 Belvoir 3

De kadernota Belvoir 3 bevat het provinciaal cultuurhistorisch beleid voor de periode 2009 - 2012. In de nota is de provincie Gelderland verdeeld in enkele deelgebieden. Het plangebied valt binnen het deelgebied 'Veluwezoom'. Het streefbeeld voor 2016 van de Veluwezoom is dat de park- en landgoedachtige overgang van stuwwal naar rivierdal herkenbaar is. De landgoederen bieden een toegang naar zowel recreatie als een 'stepping stone' voor flora en fauna. De landgoederen zijn een duidelijke representant van de rijke bewoningsgeschiedenis en parklandschap en zijn (weer) vaste waarde geworden in de (ruimtelijke en economische) ontwikkeling.

Als het gaat om de identiteit 'strategische ligging', dan is de toegevoegde waarde van de vitale sprengen, (sprengen)beken en watermolens in 2016 duidelijk aanwezig als toonbeeld van een watereconomie.

De Veluwezoom bevat ook in 2016 nog steeds of weer zichtbaar gemaakte bewoningssporen uit de prehistorie en middeleeuwen, monumentale kastelen, landhuizen, villaparken en tuindorpen. De zeer grote concentratie aan monumenten, zowel rijks- als gemeentelijk is nog steeds duidelijk aanwezig.

2.4.6 Kwalitatief woonprogramma 2010-2019

In januari 2010 hebben GS het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (verder: KWP3) vastgesteld. Het voorgaande KWP2 (2005-2014) was in formele zin een uitwerking ex artikel 4a, lid 10, Wet op de Ruimtelijke Ordening van het Streekplan Gelderland 2005. Sinds 1 juli 2008 is de WRO vervangen door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van het overgangsrecht is het Streekplan Gelderland 2005 gelijkgesteld met de in de Wro bedoelde verplichte provinciale structuurvisie. Op deze zelfde grond maakt het KWP3 – als opvolging van het KWP2 - deel uit van deze structuurvisie.

Het KWP3 heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte aan woningen. Het beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.

Afgesproken is tussen provincie en gemeenten dat in de periode 2010 t/m 2019 in de regio Stedendriehoek 8.500 woningen netto aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Het betreft hier de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Lochem, Voorst en Zutphen en de woningcorporaties die in deze gemeenten actief zijn.

Het KWP3 geeft alleen een referentie- en afsprakenkader aan op regionaal niveau. Als vervolg op het KWP3 is het woonprogramma kwantitatief en kwalitatief binnenregionaal verdeeld over de gemeenten. Dit traject, dat moet leiden tot een regionaal woningbouwprogramma met het KWP3 als richtpunt, is inmiddels afgerond.

2.4.7 Gevolgen provinciaal beleid voor bestemmingsplan
  • De Ecologische Hoofdstructuur dient in het bestemmingsplan te worden vastgelegd, zodat een adequate bescherming kan worden gewaarborgd.
  • Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, moeten deze in overeenstemming zijn met de kernkwaliteiten van het landschap.
  • Het provinciaal belang met betrekking tot thema's zoals verstedelijking, wonen, recreatiewoningen- en parken en nationale landschappen dient in het bestemmingsplan een passende vertaling te krijgen.
  • De reconstructiezonering, in dit plangebied bestaande uit verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden, dient door te werken in het bestemmingsplan. Het gaat dan onder meer om regelgeving voor intensieve veehouderijen.
  • Doelen voor het waterbeheer met betrekking tot functies als landbouw, natte natuur en waterbergingsgebieden, zoals geformuleerd in het Waterplan Gelderland, dienen voor zover relevant een vertaling te krijgen in het bestemmingsplan.
  • Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het van belang het bestemmingsplan onder meer aandacht besteed aan sprengen, beken, watermolens en historische landgoederen.