Plan: | Wenum Wiesel en buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1092-vas1 |
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 25 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 12.4 genoemde afwijkingen.
Voor gebouwen en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'beschermd dorpsgezicht' gelden de in artikel 28 opgenomen bouwbepalingen.
Bebouwing | Maximale oppervl akt e | Maximale gootho ogt e | Maximale bouwho ogt e | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 50 m2 | 4 m | 5 m | - per bestemmingsvlak met de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' is één recreatiewoning toegestaan, - bij recreatiewoningen mogen geen bijgebouwen worden gebouwd |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de recreatiewoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (12.4.1a) |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 43 opgenomen procedureregels van toepassing
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 12.2 bepaalde voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de recreatiewoning tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.