Plan: | Bestemmingsplan Beekbergen en Lieren |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1090-vas1 |
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken.
Als woningtypen zijn toegestaan:
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 22.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' |
bouwvlak
|
de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde. | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde (22.4a). | |
Woningen ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' | bouwvlak, mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt. | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde. | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde. | - binnen het bouwvlak bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, voorzover de woningen daarop niet aaneen gebouwd zijn, voor woningen ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand' en 'twee-aaneen' ten minste 2,50 m; - binnen het bouwvlak bedraagt de afstand tussen woningblokken voor woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' ten minste 5 m. |
Bijgebouwen, overkappingen en aan- of uitbouwen bij woningen ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' | bij een kaveloppervlakte tot 500 m²: 50 m²; bij een kaveloppervlakte tussen 500 m² en 750 m²: 65 m²; bij een kaveloppervlakte vanaf 750 m²: 85 m²; mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan; deze oppervlaktemaat geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' |
bijgebouwen en aan- of uitbouwen: 3 m., dan wel de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde ; | - bijgebouwen en aan- of uitbouwen: 5 m, dan wel de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde; - overkappin- gen: 3 m. |
- tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'erf'; - tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'; - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (22.4c), uitgezonderd bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'; - wanneer een bijgebouw of aan- of uitbouw aan de woning wordt vastgebouwd, mag dat aan ten hoogste één zijde en/of aan de achtergevel van de woning; - bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw, overkapping of aan- of uitbouw waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten; - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld; - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan. |
Dependances | 65 m² | 3 m | 5 m | - de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances mag niet meer dan 75 m2 bedragen - een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen |
Gebouwen ten behoeve van bouw- en installatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 05' | 150 m² | 4 m | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | - tuinmeubilair: 3 m; - antenne-insta ll at ies: 15 m; - overig: 2 m. |
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'tuin' bedraagt ten hoogste 1 m (22.4d) |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk wordt geacht voor een landschappelijk, cultuurhistorisch en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 38 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 22.2 bepaalde:
De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin of erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt; gebruik van de niet bebouwde grond ten behoeve van bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan; het verwijderen van de in lid 22.1 onder l bedoelde houtwal is niet toegestaan.
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
De in artikel 40 opgenomen regels voor omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 8 van de Bouwverordening (slopen), is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het in lid 22.7.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:
De in lid 22.7.1 bedoelde sloopwerkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien uit een nadere overweging van het verzoek blijkt dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist, gezien de huidige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie. Een verzoek om een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk dient in dit geval daartoe vergezeld te gaan van een deskundigenrapport dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie.
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen omtrent de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk als bedoeld in lid 22.7.1 winnen zij advies in bij een deskundige.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningentoe te staan indien: