Plan: | Bestemmingsplan Molen-allee 7 en 9 Loenen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1079-onh1 |
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Habitat- en Vogelrichtlijn, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:
Voor vogelsoorten bestaat geen ontheffingsmogelijkheid.
Gebiedsbescherming
Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.
Bos- en natuurcompensatie
Flora wordt ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur' die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. Voor gronden binnen de bebouwde kom die volgens de criteria van de Boswet herplantplichtig zijn (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) geldt eveneens de compensatieverplichting vanuit de richtlijn.
Voor de locatiekeuze van gronden waar compensatie plaats zal vinden gelden de volgende regels:
In de richtlijn is bepaald dat er in principe fysieke compensatie plaatsvindt: als natuur of bos moet plaatsmaken voor andere vormen van ruimtegebruik moet er op een andere plek natuur of bos voor terugkomen. Er moet dan gelijktijdig met het bestemmingsplan ten gevolge waarvan bos of natuur verdwijnt, een nieuw aan te leggen natuur- of bosgebied worden bestemd, hetzij in het eigen plangebied, hetzij in een ander plangebied. Slechts wanneer fysieke compensatie niet of maar gedeeltelijk mogelijk is dan wel onaanvaardbare vertraging voor het project oplevert, mag financieel gecompenseerd worden. In het geval van financiële compensatie dient die compensatie gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan geregeld te zijn. Dat kan door het vastleggen van een privaatrechtelijke overeenkomst met een initiatiefnemer maar ook door het instellen van een gemeentelijk groenfonds dat is gericht op natuur- en boscompensatie.
In de gemeentelijke praktijk is gebleken dat het gelijktijdig beschikbaar zijn van kwalitatief toereikende compensatiearealen (alsook de daartoe benodigde bestemmingsplanafstemming) vrijwel nooit van toepassing is; in veel gevallen wordt dan ook een beroep gedaan op de mogelijkheden van financiële compensatie. Daarom heeft de gemeente, met instemming van de provincie, een groenfonds ingesteld, genaamd de Groene Kluis. In deze Groene Kluis worden de gelden voor financiële compensatie gereserveerd voor het treffen van compensatiemaatregels in de Groene Mal. Hiermee wordt op een structurele wijze gewerkt aan de realisatie van een duurzaam groen (lokaal) ecologisch netwerk dat aansluit op de nationale en regionale groenstructuren. Voor de Groene Kluis gelden de volgende regels:
Einde 2009 is een onderzoek quick-scan flora- en faunawet aan Molen-allee 7 - 9 uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in een rapport d.d. 7 december 2009 van Ecologisch Adviesbureau Mulder.
Gebiedsbescherming; Natura 2000 en Ecologische Hoofdstructuur
Onderhavig perceel valt buiten de aangewezen Natura 2000 gebieden, maar is wel gelegen op korte afstand van het Natura 2000-gebied Veluwe. Aangezien de bescherming van natuurwaarden van Natura 2000-gebieden ook een externe werking bezit, moet beoordeeld worden of de geplande ingreep mogelijke significante gevolgen kan hebben voor de habitats en soorten waarvoor het Natura 2000-gebied zich kwalificeert. Allereerst moet vastgesteld worden of effecten te verwachten zijn en zo ja of deze significant of niet zullen zijn. Hieruit volgt of een vergunning aangevraagd dient te worden en zo ja via een passende beoordeling of een verslechterings- en verstoringstoets. Natura 2000-gebied 'Veluwe' kwalficeert zich voor de volgende habitats en soorten zijn:
Bovenstaande lijst in aanmerking nemend kan geconcludeerd worden dat de ruimtelijke ingreep via externe werking geen significante invloed kan hebben op de kwalificerende habitats en dat van de kwalificerende soorten de aanwezigheid binnen het plangebied of directe omgeving op grond van hun ecologische behoeften uitgesloten kan worden. Er worden dan ook in het geheel geen effecten zoals doden of beschadigen van individuen, oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, geluids-, licht-, trillingshinder, optische verstoring of mechanische effecten op genoemde habitats en soorten verwacht door de geplande ingreep. Er is dus geen sprake van aantasting van voor dit gebied kwalificerende habitats en soorten. Een passende beoordeling of verslechterings- of verstoringstoets kan achterwege blijven. De Loenensche Beek nabij de zuidoostgrens van het onderzoeksgebied. Deze wordt in de Ecologische Hoofdstructuur aangegeven als Natuur. De Loenensche Beek valt echter juist buiten de perceelsgrenzen van het plangebied. De Ecologische Hoofdstructuur biedt geen externe werking zoals bij Natura 2000-gebieden.
Soortenbescherming
Tengevolge van het project zullen mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op enkele soorten. Mogelijke negatieve effecten zijn te verwachten voor Huismussen, Boerenzwaluwen en de misschien aanwezige Steenmarters en vleermuizen. Teneinde te kunnen voldoen aan alle bepalingen uit de Flora- en Faunawet worden alle mogelijke mitigerende maatregelen getroffen zodat er geen aantasting van het leefgebied ontstaat.
Huismus
De Huismus is een, vaak in kolonies broedende, gebouwbewonende vogelsoort met een betrekkelijke trouw aan de nestplaats en een vaak jaarrond gebruik van nesten als slaapplek. De soort behoort daarmee tot Categorie 2 (nesten gehele jaar beschermd) genoemd in de Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. Een paartje werd gezien in de nok van gebouw C (mogelijk geschikt als nestplaats) en kan tevens verwacht worden onder de dakpannen van de woning. Uit een omgevingscheck blijkt dat de ligging in het buitengebied, met vele boerderijen met pannendaken, voldoende alternatieve broedgelegenheden voor deze dieren biedt. De verwachting is dat de dieren voldoende uitwijkmogelijkheden hebben, waardoor de jaarrond bescherming van de nestplaatsen komt te vervallen. In gebruik zijnde nesten zijn echter wel beschermd. In verband hiermee dient sloop van gebouw C en het woonhuis derhalve buiten het broedseizoen van vogels te geschieden om problemen met de Flora- en faunawet te voorkomen. Voor deze soort dient daarvoor minimaal de periode half maart t/m augustus aangehouden te worden als broedperiode.
Boerenzwaluw
Boerenzwaluwen staan op de lijst van zgn. categorie 5-vogelsoorten (jaarlijks terugkerende dieren). Uit een omgevingscheck blijkt dat de ligging in het buitengebied met vele boerderijen en schuren voldoende alternatieve broedgelegenheden voor deze dieren biedt, waardoor de bescherming van de nestplaatsen komt te vervallen. In gebruik zijnde nesten zijn echter wel beschermd en in verband daarmede moet sloop van in ieder geval gebouw D geschieden buiten de tijd dat Boerenzwaluwen zich voortplanten. Boerenzwaluwen komen jaarlijks vanuit hun overwinteringsgebied in Nederland aan en hebben daar doorgaans twee broedsels per seizoen. Als te vermijden periode dient minimaal april tot en met augustus aangehouden te worden. Ten alle tijden geldt echter slechts de daadwerkelijke aanwezigheid van in gebruik zijnde nesten, ook als deze afwijken van voornoemde periode.
Steenmarter
De Steenmarter heeft zijn verblijfplaatsen vaak in schuren, zolders e.d. Voorkomen in de regio is voldoende aangetoond. Het erf met vele rommelige gebouwen in verval met troep voldoet zeker aan de eisen van een verblijfplaats van deze soort. Plukresten van prooidieren lijken te wijzen op aanwezigheid van deze soort op enig recent moment. Hiermee is de soort nog niet eenduidig aangetoond. Aanvullend onderzoek lijkt aanbevelenswaardig, maar inventarisatie van Steenmarters is niet eenvoudig. Zichtwaarnemingen worden zelden en dan vrijwel altijd 's nacht gedaan. Het gemakkelijkst is aantonen van sporen in de vorm van individuele keutels of beter nog latrines. Soms zijn bewoners op de hoogte vanwege geluidsof stankoverlast. Tijdens nachtelijk onderzoek aan vleermuizen worden echter regelmatig ook Steenmarters waargenomen.
Vleermuizen
Bepaalde af te breken structuren, zoals het dak van het woonhuis en de niet te controleren ruimtes tussen dak en isolatie bij de vele schuren, zijn in principe geschikt als verblijfplaats van vleermuizen. De in de directe invloedssfeer gelegen bomen langs de weg kunnen mogelijk ook vleermuizen herbergen. Naast verblijfplaatsen in holtes kunnen deze mogelijk ook een belangrijke schakel binnen het leven van vleermuizen vervullen in de vorm van bijvoorbeeld een belangrijke vliegroute. De stroken met bomen staan in verbinding met het bosmassief op de Veluwe en haken aan bij vele boerderijen. Vleermuizen volgen bij voorkeur dergelijke groenstroken. De Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van LNV beveelt onderzoek aan volgens het landelijke door de Gegevensauthoriteit Nederland opgestelde Protocol voor vleermuisinventarisaties. Aanbevolen wordt om hier in ieder geval onderzoek volgens dit protocol te laten verrichten naar vleermuizen in de kraamperiode (circa mei-juni) en de paartijd (augustus-september). Tijdens dit onderzoek kunnen en passant waarnemingen gedaan worden van Steenmarters en gebouw- en boombewonende vogels.
Mitigatieplan
Voor de te nemen mitigerende maatregelen om overtreding van de Flora en Faunawet bij uitvoering van dit plan te voorkomen, is een mitigatieplan opgesteld. Dat is bijlage 5 van de Bijlagen bij de toelichting.