Plan: | Agrarische Enclave |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1073-vas2 |
Alle aanwezige recreatie- en sportvoorzieningen zijn als zodanig bestemd. Voor de uitbreidingsmogelijkheden geldt in principe de “nee, tenzij”regeling, met een afwijkingsmogelijkheid tot maximaal 20%, zoals paragraaf 7.6.1 is toegelicht.
Overeenkomstig het gemeentelijk kampeerbeleid is de bestemmingsregeling afhankelijk van het 'type' verblijfsrecreatie. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen bungalowparken en individuele recreatiewoningen (geen deel uitmakend van een camping of bungalowpark) (zie paragraaf nota kampeerbeleid).
Voor deze vormen van verblijfsrecreatie geldt dat een positieve bestemming alleen wordt toegekend aan bestaande, legale kampeerlocaties. Nieuwvestiging of uitbreiding van kampeerterreinen wordt niet geregeld in het bestemmingsplan. Initiatieven hiertoe worden, aan de hand van de kampeernota en overig relevant beleid, specifiek afgewogen en, voorzover aanvaardbaar, ingepast middels een nieuw bestemmingsplan.
Kleinschalig kamperen (minicampings of 'kamperen bij de boer', maximaal 25 standplaatsen) wordt onder voorwaarden mogelijk gemaakt bij zowel agrarische bedrijven als woningen. De voorwaarden richten zich onder meer op de bescherming van eventueel aanwezige waarden in een gebied en het voorkomen van onevenredige hinder voor aanwezige functies in de omgeving. Kamperen is alleen mogelijk in de periode 15 maart tot en met 31 oktober. Er wordt geen extra bebouwing toegestaan. Een sanitairunit moet worden geplaatst binnen de toegestane gebouwen.
Extensief recreatief medegebruik houdt in dat een gebied mede kan/mag worden benut voor wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, skaten, etc. Het uitgangspunt is om dit rechtsreeks mogelijk te maken binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Natuur', tenzij dit vanwege bijzondere omstandigheden niet mogelijk is.
Overigens betekent een dergelijke medebestemming niet dat een gebied ook vrij toegankelijk is. De eigenaar van de gronden is degene die bepaald of de geboden mogelijkheden uit het bestemmingsplan ook daadwerkelijk benut kunnen worden.
Bij de bewoners en gebruikers van het buitengebied bestaat een toenemende belangstelling voor het houden van paarden. Dit betekent dat ook de behoefte aan paardenbakken toeneemt. Omdat paardenbakken een “rommelige” uitstraling kunnen hebben, zijn deze niet overal toegestaan. Binnen het agrarisch bouwvlak of binnen het bestemmingsvlak 'Bedrijf' of 'Maatschappelijk' is maximaal één paardenbak mogelijk ten behoeve van een hobbymatig gebruik. Via een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om de paardenbak buiten het bouwvlak, maar wel in de nabijheid van de bebouwing op te richten. Hierbij dient de paardenbak binnen een maximale afstand van 75 m van het agrarisch bouwvlak te liggen en op een zorgvuldige manier in het landschap te worden ingepast, bijvoorbeeld door afschermende gebiedseigen beplanting. Het oprichten van een paardenbak is niet mogelijk in de bestemming 'Natuur'. Daarnaast wordt 50 m als minimale afstand tussen een paardenbak en een (bedrijfs)woning van derden gehanteerd. Deze maat wordt, ter bescherming van het woongenot van derden, als minimale maat noodzakelijk geacht. Lichtmasten zijn toegestaan tot 2 meter hoogte. Via een afwijkingsbevoegdheid, kan overwogen worden lichtmasten tot 6 meter hoogte toe te staan.