direct naar inhoud van 7.3 Natuur en landschap
Plan: Agrarische Enclave
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1073-vas2

7.3 Natuur en landschap

7.3.1 Natuur- en landschapsbestemmingen

De bestaande bos- en natuurgebieden hebben de bestemming 'Natuur' gekregen. Deze bestemming is onder meer opgenomen voor de bos- en natuurgebieden die in eigendom en beheer zijn van natuurbeherende organisaties. Het ruimtelijk beleid is gericht op de instandhouding en beheer van de natuurwaarden.

De bestaande landschapselementen (zoals houtwallen en – singels, bosschages, randbeplanting) worden bestemd als “Groen - landschapselement”. De kleinere elementen zijn medebestemd binnen de agrarische bestemming.

7.3.2 Regeling ter bescherming van de natuur- en landschapswaarden

In die situaties dat er binnen de bestemming 'Agrarisch' ook karakteristieke landschapswaarden voorkomen, wordt dit door middel van een gebiedsaanduiding (locatie)specifiek aangegeven. Het gaat om waarden buiten de bouwvlakken, te weten:

  • bijzondere boom: de kenmerkende bomen zoals deze door de gemeente zijn aangewezen;
  • kleinschaligheid: de kampenlandschappen;
  • onverharde wegen: de waardevolle zandwegen;
  • open landschap: de karakteristieke openheid van onder meer de enken, de broeklanden;
  • reliëf: houtwallen, wildwallen, stuifzandwallen;
  • beken en sprengen: beken, sprengen en sprengkoppen.
7.3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voormalige aanlegvergunning)

Ter bescherming van de natuur- en landschapswaarden zal een aantal werken en werkzaamheden (buiten het bouwvlak) eerst moeten worden getoetst op hun effect op de natuur- en landschapswaarden. Door een omgevingsvergunning te eisen heeft de gemeente een dergelijk toetsingsmoment. Deze werkzaamheden zijn dus niet bij voorbaat strijdig met de natuur- en landschapswaarden. Wanneer de werkzaamheden geen blijvende, wezenlijke invloed hebben op de natuur- en landschapswaarden, zal een omgevingsvergunning worden verleend.

Een omgevingsvergunning hoeft niet te worden aangevraagd wanneer er sprake is van een normaal onderhoud of beheer. Onder normale onderhoudswerkzaamheden worden werkzaamheden verstaan die periodiek moeten worden uitgevoerd ter instandhouding van de binnen een gebied aanwezige functies en waarden, zoals deze blijken uit de opgenomen bestemming.

7.3.4 Natuurontwikkeling

De gemeente streeft naar een verdere versterking van de natuurwaarden en wil in het bestemmingsplan hiervoor de nodige ontwikkelingsruimte opnemen. In de regels van het bestemmingsplan zullen de volgende mogelijkheden worden opgenomen:

  • een algemene wijzigingbevoegdheid voor het omzetten van gronden met een bestemming 'Agrarisch' in de bestemming 'Natuur' of 'Water'. De realisatie kan alleen plaatsvinden met instemming van de betrokken eigenaren. In de voorwaarden bij wijziging zal worden opgenomen dat dit niet de bijzondere waarden mag aantasten (waaronder de openheid van de essen en enken).
  • een dubbelbestemming 'Waarde - Beken en sprengen' voor de beken en de aanliggende gronden. De gronden met deze bestemming zijn mede bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van de natuur- en cultuurhistorische waarden.

Realisatie van ecologische verbindingszones kan ook plaatsvinden door middel van het nemen van specifieke beheermaatregelen op agrarische gronden. De agrarische gronden worden zo beter geschikt als verspreidingsroute voor planten en dieren. Hiervoor hoeft echter geen regeling in het bestemmingsplan te worden opgenomen, zolang het hoofdgebruik agrarisch (A) blijft. Agrarische gronden worden in de bestemmingsomschrijving mede bestemd voor agrarisch natuurbeheer.

7.3.5 Natura 2000

Bij de voorbereidingen van de bestemmingsplannen is sprake van de m.e.r.-plicht. Deze plicht geldt voor wettelijk of bestuursrechtelijk verplichte plannen (zoals bestemmingsplannen):

  • waarvoor een passende beoordeling nodig is op grond van de Natuurbeschermingswet;
  • die het kader vormen voor toekomstige m.e.r.-(beoordelings)plichtige besluiten (zoals agrarische bedrijven van een bepaald type en minimale omvang).

Op basis van de Natuurbeschermingswet wordt het Natura 2000-gebied 'De Veluwe' beschermd. Wanneer een ingreep gepland is in of nabij een Natura 2000-gebied, dient voor de ingreep onderzocht te zijn of er een significant effect wordt verwacht op de gestelde doelen. Wanneer een dergelijk effect, als gevolg van de ingreep, niet uitgesloten kan worden, dient een vergunning aangevraagd te worden bij de provincie. Het bestemmingsplan kan een degelijke ingreep/ontwikkeling mogelijk maken.

Het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij kan leiden tot extra ammoniakdepositie op de Veluwe. Naast de extra ontwikkelingsruimte voor de intensieve veehouderij is voor de nieuwe bestemmingsplannen voorzien in de uitbreiding van het bouwblok van de overige agrarische bedrijven tot 1,5 ha met een wijzigingbevoegdheid. Deze toename aan ammoniakdepositie kan leiden tot een significant negatief effect op de instandhoudingdoelen van de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan extra ontwikkelingsruimte voor recreatiebedrijven leiden tot een toename aan recreatiedruk op de Natura 2000-gebieden. Ook dit kan leiden tot een significant effect op de instandhoudingdoelen. Dit is onderzocht in het planMER.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1073-vas2_0012.jpg"

 Figuur 6.3 - Ligging onderzochte buitengebied-bestemmingsplannen (bron: Arcadis, 2010)

De relevante ontwikkelingen die getoetst moeten worden aan de instandhoudingdoelen van Natura 20000-gebieden of waarvoor het beleidskader toekomstige m.e.r-(beoordelings)plichtige besluiten mogelijk maakt, zijn:

  • de beperkte ontwikkelingsruimte voor (intensieve)landbouw. Deze ruimte kan leiden tot extra ammoniakdepositie op de voor stikstof overgevoelige natuurgebieden (zoals diverse habitats op het Natura 2000-gebied de Veluwe);
  • het eventueel toestaan van nieuwe of het uitbreiden van bestaande terreinen voor (intensieve) verblijfsrecreatie. Dit kan leiden tot extra recreatiedruk op natuurgebieden met soorten gevoelig voor verstoring.

De resultaten van het PlanMER zijn doorvertaald in dit bestemmingsplan

De doorvertaling van het planMER in de regels heeft ertoe geleid dat uitbreiding, voor zowel grondgebonden agrarische bedrijven, als intensieve veehouderijen alleen mogelijk is onder strikte voorwaarden.

7.3.6 Ecologisch waardevolle wateren

In het plangebied is een aantal beken, meren en sprengkoppen aanwezig met een bijzondere ecologische waarde. Het gaat om de water van het Hoogste Ecologische Niveau, zogenoemde HEN-wateren en water met een Speciale Ecologische Doelstelling, zogenoemde SED-wateren. Voor deze beken zal een gebiedsaanduiding 'ecologisch water' worden opgenomen ter bescherming van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarde. Oever- en watergebonden faunapassages (zoals vistrappen) zijn rechtstreeks binnen de bestemming 'Water' mogelijk.

7.3.7 Nieuwe landgoederen

Nieuwe landgoederen zijn een vorm van een “win-win” situatie in het landelijk gebied. Aan de ene kant kunnen natuur en landschap erbij gebaat zijn dat er op een bepaalde locatie (openbaar toegankelijke) nieuwe natuur wordt gecreëerd, aan de andere kant ontstaat de mogelijkheid om in het buitengebied woonbebouwing van allure op te richten. Of een nieuw landgoed tot voldoende verbetering van de ruimtelijke kwaliteit leidt, dient via maatwerk te worden bepaald (bijvoorbeeld met behulp van het gemeentelijke Landschapskookboek), waarop een wijzigingsbevoegdheid niet voldoende is toegesneden. Wanneer er een aanvraag komt voor een nieuw landgoed, en deze voldoet aan de gemeentelijke kwaliteits- en kwantiteitseisen, dan kan dit via een aparte bestemmingsplanherziening ruimtelijk worden ingepast.