direct naar inhoud van 6.2 Landbouw
Plan: Agrarische Enclave
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1073-vas2

6.2 Landbouw

Ongeveer de helft van de gronden in het plangebied worden niet alleen gekenmerkt door het agrarisch grondgebruik, maar kennen ook een diversiteit aan landschappelijke waarden. In lijn met de gemeentelijke methodiek van bestemmen is een bestemming 'Agrarisch' hiervoor het meest passend. De landschappelijke waarden worden niet met een bestemming, maar met een aanduiding opgenomen. Zie hiervoor paragraaf 6.3.

Voor de landbouw is uitgegaan van een behoud en verduurzaming van de grondgebonden landbouw en de intensieve veehouderij. De vigerende bestemming vormt het uitgangspunt, waarbij ook de omvang en vorm van de agrarische bouwvlakken ten opzichte van het vigerende plan in principe ongewijzigd blijven. Voor de intensieve veehouderijen geldt dat het Reconstructieplan wel voor beperkingen kan zorgen.

  • Binnen het verwevingsgebied is nieuwvestiging van intensieve veehouderijen uitgesloten, overeenkomstig het Reconstructieplan Veluwe. Bestaande intensieve veehouderijen in het plangebied hebben nog wel in beperkte mate mogelijkheden om uit te breiden tot maximaal 1 ha.
  • Omschakeling van een grondgebonden veehouderij naar een intensieve veehouderij is binnen extensiveringsgebied uitgesloten, om een (te) grote ammoniakbelasting op de natuur te voorkomen.

Daarnaast geldt, gelet op de uitkomsten van het planMER, dat in het bestemmingsplan in eerste instantie uitgegaan dient te worden van een afname van de ammoniakemmissie van de agrarische bedrijven in het plangebied. Ook volgt uit de planMER dat de genoemde 1 hectare niet alleen voor stallen gebruikt kan worden. Uitbreidingen van de ammoniakemmissie zijn pas mogelijk als darvoor een brede omgevingstoets is uitgevoerd.
Uit paragraaf 4.6 is gebleken dat ook in Apeldoorn het aantal agrarische bedrijven afneemt. Dit betekent dat er sprake zal zijn van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (VAB). Over het algemeen blijft het voormalige bedrijfshoofd op de boerderij wonen. De stallen komen veelal leeg te staan of worden gebruikt door derden voor niet agrarische, bedrijfsmatige activiteiten. Omdat dit hergebruik ongewenste neveneffecten kan hebben, zoals een verkeersaantrekkende werking of verrommeling, wordt voorzichtig omgegaan met de mogelijkheden voor hergebruik.

Behalve hergebruik van de vrijkomende agrarische bebouwing kan het in sommige gevallen ruimtelijk wenselijk zijn dat de overtollige bebouwing wordt gesloopt. Wanneer een aanzienlijke hoeveelheid bebouwing wordt gesloopt, kan ten compensatie de mogelijkheid worden geboden om een nieuwe burgerwoning op te richtten. Een dergelijke regeling wordt 'Rood voor Rood' genoemd. In paragraaf 7.2.8 wordt hier nader op ingegaan.