direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Agrarische Enclave
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1073-vas2

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen, uitgezonderd de gronden ter plaatse de aanduidingen 'nutsvoorziening' en 'caravanstalling',
    • 2. bouwbedrijf (SBI-code 41, 42, 43), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedijf';
    • 3. constructiebedrijf (SBI-code 255, 331), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf'';
    • 4. houtzagerij (SBI-code 16101), ter plaatse van de navolgende 'specifieke vorm van bedrijf - houtzagerij';
    • 5. installatie- en loodgietersbedrijf (SBI-code 41, 42, 43.1), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm bedrijf - installatiebedrijf';
    • 6. loonbedrijf (SBI-code 016.1), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf';
    • 7. mechanisatiebedrijf (SBI-code 016.1), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mechanisatiebedrijf'';
    • 8. metaalbewerkingsbedrijf (SBI-code 2561, 3311), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf';
    • 9. transportbedrijf (SBI 494) , ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
    • 10. opslag van sport- en spelmaterialen met bijbehorende kantoren (SBI , ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
    • 11. tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
    • 12. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, daaronder begrepen lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', met daarbeborend vulpunt lpg, ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt- lpg';
    • 13. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
    • 14. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    • 15. tuin en/of erf;
    • 16. ontsluitingswegen;
    • 17. groenvoorzieningen;
    • 18. beroepsuitoefening aan huis;
    • 19. nutsvoorzieningen;
  • b. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
    • 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 juncto Bijlage 1, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. risicovolle inrichtingen, met uitzondering van bestaande risicovolle inrichtingen;
    • 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via internet;
      • III. bestaande detailhandelsbedrijven.
  • c. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximale oppervlakt e /inhoud   Maximale goothoo gt e    Maximale bouwhoo g t e   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen









 
110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)'   6 m, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'   8,5 m, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'   - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen, bijgebouwen en gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showruimte tuinhuisjes', niet meegeteld
- per verkooppunt motorbrandstoffen is een overkapping van 50 m2 toegestaan
- de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m  
Bedrijfswoningen   700 m3, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)'   4 m     - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld;
- per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', danwel 'bedrijfswoning uitgesloten'
- de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 24 lid 24.3 bepaalde
- de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m  
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen   75 m2   3 m   5 m   - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (4.4.1a)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan  
Gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showruimte tuinhuisjes'   30 m² per bouwwerk   3 m   6 m   - tevens toegestaan buiten het bouwvlak
- uitsluitend zijn showmodellen toegestaan in de vorm van tuinhuisjes, sauna's, veranda's en qua aard daarmee vergelijkbare bouwwerken,
- het bebouwingspercentage (van het aanduidingsvlak) mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen
 
       
- erf- en terreinafscheidingen       2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de dichtst bij de openbare weg gelegen voorgevel van de gebouwen of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (4.4.1b) 
 
- antenne-installaties
 
    15 m   - ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' geldt voor de bouwhoogte de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven waarde  
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken       paardenbakken: 2 m: stapmolens: 4 m
lichtmasten: 6 m  
- per bestemmingsvlak is ten hoogste één paardenbak toegestaan
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter
 
- overig bouwwerken
 
    6 m    

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 43 opgenomen procedureregels van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het in lid 4.2 bepaalde voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan;
  • b. van het in lid 4.2 bepaalde voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding voor de dichtst bij de openbare weg gelegen voorgevel van de bedrijfsgebouwen tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is;
4.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 25 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

4.5.1 Agrarisch gebruik

Agrarische bedrijvigheid is uitsluitend als nevenactiviteit toegestaan, mits dit niet leidt tot een milieuhygiënisch onaanvaardbare situatie.

4.5.2 Regels voor verkooppunt motorbrandstoffen

Voor een verkooppunt motorbrandstoffen gelden de volgende regels:

  • a. van de toegestane oppervlakte aan bebouwing per vestiging mag ten hoogste 75 m2 worden benut als servicegebouw voor winkel, magazijn en sanitaire ruimten ten dienste van het verkooppunt motorbrandstoffen. Van deze bepaling zijn technische werkruimten, zoals werkplaatsen, wasinstallaties en overige technische ruimten uitgezonderd;
  • b. in het onder a genoemde servicegebouw zijn geen afzonderlijke ruimten voor detailhandel toegestaan;
  • c. al dan niet zelfstandige horecaruimten in de zin van café, bar, restaurant, snackbar et cetera zijn niet toegestaan. Buffetverkoop en verkoop uit automatiek zijn, als onderdeel van de detailhandelsactiviteiten, wel toegestaan;
  • d. bij beëindiging van het verkooppunt motorbrandstoffen dienen de hiervoor genoemde detailhandelsactiviteiten eveneens te worden beëindigd.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het in lid 4.1 onder a1 bepaalde teneinde de vestiging van bedrijfstypen toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen, dan wel voorkomen in een hogere categorie dan in het betreffende aanduidingsvlak is toegestaan, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan, met dien verstande dat de belasting van het (leef)milieu en het landschap in de omgeving alsmede de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig mogen toenemen en de belangen van de omliggende functies ook anderszins niet onevenredig mogen worden geschaad;.
4.6.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.