Plan: | Loenen en Veldhuizen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1067-vas2 |
Het 'Streekplan Gelderland 2005' (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen.
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied.
In het streekplan maakt de omgeving van Loenen deel uit van het waardevol landschap in het multifunctioneel gebied. Waardevolle landschappen zijn gebieden met zeldzame of unieke landschapskwaliteiten, en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties geldt het ja, mits beleid. Dat wil zeggen dat bebouwing mogelijk is mits de kernkwaliteiten van het betreffende landschap worden versterkt. Grootschalige bouwvolumes tasten de kernkwaliteiten aan. In het provinciaal beleid is woningtoevoeging mogelijk op vier manieren:
Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten -samenwerkend in regio's- voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma. Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen.
Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.
De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan.
Zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de bebouwde omgeving wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel worden voorkomen.
Functieverandering
Vanwege ontwikkelingen in sectoren als land- en tuinbouw, zorg en defensie, verliezen veel (vooral agrarische) gebouwen en bouwpercelen in het buitengebied hun huidige functie, of hebben die functie al verloren. Ook zijn er agrariërs die hun agrarische gebouwen deels willen gebruiken voor niet-agrarische activiteiten.
In het kader van het Streekplan Gelderland bestaat een regeling voor functieverandering van vrijkomende (agrarische) bedrijfsbebouwing naar wonen en/of werken gekoppeld aan het verbeteren van de kwaliteit van het landschap en per saldo een afname van de bebouwing in het buitengebied.
Globaal komt het er op neer dat de bedrijfsbebouwing wordt hergebruikt of gesloopt en wordt vervangen door een kleiner oppervlak ten behoeve van wonen of niet agrarische bedrijvigheid. In ruil hiervoor moet een tegenprestatie geleverd worden die bijdraagt aan de kwaliteit van de directe omgeving. De initiatiefnemer wordt gevraagd een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de directe omgeving van het initiatief.
Soortgelijk beleid geldt bij het vrijkomen van grootschalige bebouwingscomplexen, hoewel bij dit soort ontwikkelingen sprake zal zijn van maatwerk.
Regionale uitwerking Beleidskader functieverandering van vrijkomende agrarische gebouwen
Met de regionale uitwerking van het beleid d.d. 27 maart 2008 is het provinciale streekplanbeleid door een aantal gemeenten in de regio verder uitgewerkt.
Functieverandering biedt, door het toestaan van nieuwe economische dragers, belangrijke kansen voor het verbeteren van de economische vitaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied. En vooral ook voor het verbeteren van de kwaliteit van het landschap. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies ter plaatse van die stallen en schuren. In het regionale beleidskader is uitgewerkt onder welke voorwaarden wonen en werken in of ter plaatse van vrijkomende gebouwen mogelijk is, met het oog op winst voor economie, leefbaarheid en landschap. De gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem, Voorst en Zutphen wijken met dit beleidskader op de volgende punten af van het streekplan:
Op 12 december 2006 hebben Gedeputeerde Staten (GS) van Gelderland de streekplanuitwerking 'Zoekzones voor stedelijke functies en landschappelijke versterking' vastgesteld. De streekplanuitwerking 'Zoekzones voor Apeldoorn' is op 26 februari 2007 vastgesteld en daarin zijn voor Loenen zoekzones opgenomen. Deze zones geven de uitbreidingsruimte voor de dorpen tot 2015 aan.
Zoekzones geven de gebieden aan die worden gereserveerd voor stedelijke functies: wonen (huizen), werken (bedrijventerreinen) en voorzieningen (scholen, kerken, sportvelden en dergelijke). Daarnaast bevat de streekplanuitwerking zoekzones voor 'landschappelijke versterking'. Dat zijn gebieden waar het landschap moet worden versterkt en waar slechts incidenteel en op beperkte schaal woningen mogen worden gebouwd. Voor Loenen en Veldhuizen en directe omgeving zijn geen zoekzones voor landschappelijke versterking aangewezen.
De zoekzones zijn overgenomen in de regiovisie de Voorlanden en in de structuurvisie Loenen gedeeltelijk vertaald naar woningbouwlocaties voor de periode tot circa 2020.
Uitsnede streekplanuitwerking zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking, GS besluit van 26 februari 2007 (Bron: Provincie Gelderland)
In januari 2010 hebben GS het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (verder: KWP3) vastgesteld. Het voorgaande KWP2 (2005-2014) was in formele zin een uitwerking ex artikel 4a, lid 10, Wet op de Ruimtelijke Ordening van het Streekplan Gelderland 2005. Sinds 1 juli 2008 is de WRO vervangen door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van het overgangsrecht is het Streekplan Gelderland 2005 gelijkgesteld met de in de Wro bedoelde verplichte provinciale structuurvisie. Op deze zelfde grond maakt het KWP3 - als opvolging van het KWP2 - deel uit van deze structuurvisie.
Het KWP3 heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte aan woningen. Het beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.
Afgesproken is tussen provincie en gemeenten dat in de periode 2010 t/m 2019 in de regio Stedendriehoek 8.500 woningen netto aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Het betreft hier de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Lochem, Voorst en Zutphen en de woningcorporaties die in deze gemeenten actief zijn.
Het KWP3 geeft alleen een referentie- en afsprakenkader aan op regionaal niveau. Als vervolg op het KWP3 is het woonprogramma kwantitatief en kwalitatief binnenregionaal verdeeld over de gemeenten. Dit traject, dat moet leiden tot een regionaal woningbouwprogramma met het KWP3 als richtpunt, is inmiddels afgerond.
Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid en bevat dus ten opzichte van het Streekplan 2005 geen beleidswijzigingen. In de Wro zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voort uit de concept-AMvB Ruimte.
In de regels van de Ruimtelijke Verordening Gelderland is, voor zover voor het plangebied van belang, het volgende bepaald.
Uitzonderingen op punt 1 wordt gegeven in de artikelen 2.3 en 2.4 van de regels behorende bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Deze artikelen maken het onder voorwaarden bouwen van woningen buiten bestaande bebouwing mogelijk. Daarnaast kunnen Gedeputeerde Staten een ontheffing verlenen voor het toestaan van woningbouw buiten de in de Verordening genoemde gebieden, indien de betreffende woningen niet elders gerealiseerd kunnen worden en er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Het Gelderse kwalitatieve woonbeleid gaat uit van regionale woningmarkten. Gedeputeerde staten stellen de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de komende jaren per regio als indicatieve taakstelling vast in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). De verordening sluit uit dat er bovenop de afspraken in het KWP in een regio woningen worden gerealiseerd, die niet in dat KWP passen. Het bouwen van meer woningen dan waar in een regio behoefte aan is kan in de visie van de provincie leiden tot onbedoelde migratiestromen en leegstand..
In het kwalitatieve woonbeleid is flexibiliteit gegarandeerd doordat iedere vijf jaar een nieuw Kwalitatief Woonprogramma wordt vastgesteld en doordat bovendien tussentijds wordt bezien of bijstelling wenselijk is. Voorts wordt flexibiliteit bevorderd door de mogelijkheid die gemeenten hebben om meer plancapaciteit voor woningbouw in ontwikkeling te hebben dan dat er woningen zouden moeten worden opgeleverd. Wanneer de ontwikkeling of uitvoering van een bepaald (bestemmings)plan vertraging oploopt, is het mogelijk om een ander plan daarvoor in de plaats eerder tot uitvoering te laten komen. Een overmaat aan plancapaciteit van max. 30% van de het KWP wordt door de provincie Gelderland aangemoedigd.
Om naar behoefte te bouwen en de risico's van overcapaciteit te beperken wordt er regionaal samengewerkt. Door samen te werken voorkomen gemeenten onderlinge concurrentie en ontstaat inzicht in de omvang van de plannen in relatie tot het KWP voor de regio. Op verzoek van de provincie Gelderland heeft regionale afstemming plaatsgevonden over de woningbouwplanning. Omdat er nog geen regionale afspraken zijn gemaakt, is toetsing van individuele plannen aan het nieuwe KWP niet mogelijk. In afwachting van de uitkomst van deze afstemming wordt voorlopig uitgegaan van het woningbouwprogramma voor de gemeente Apeldoorn zoals dat is opgenomen in het Structuurplan Stedelijk Gebied. Hierin is vastgelegd dat er in de periode 1998-2020 15.000 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd. Het woningbouwprogramma van Loenen, opgenomen in de structuurvisie Loenen, is hiervan afgeleid.
Het voorliggende plan betreft de realisatie van een beperkt aantal extra woningen. Het aantal te bouwen woningen is te gering om wezenlijk van invloed te zijn op de (regionale) woningmarkt.
Natuurbeschermingswet 1998
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Hiermee is de gebiedsbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet biedt een beschermingskader voor natuurwaarden (leefgebieden en soorten) in Natura 2000-gebieden en bepaalt dat projecten en andere handelingen in en nabij beschermde gebieden dienen te worden getoetst op (mogelijke) negatieve effecten op deze waarden. De externe werking van Natura 2000-gebieden kan gevolgen hebben voor ontwikkelingen in het plangebied. (NB: Natura 2000 is de vertaling van de Natuurbeschermingswet 1998 en Europees beleid)
De bosgebieden van de Veluwe zuidelijk en westelijk van Loenen maken deel uit van het Natura 2000 gebied Veluwe dat behoort tot het landschap Hogere zandgronden. In dit landschap dient de interne samenhang vergroot te worden door herstel van de evenwichtige verdeling van open en gesloten gebieden met meer geleidelijke overgangen van zandverstuivingen, heide, vennen, graslanden en bos. Ook dienen de overgangen van droge naar natte gebieden versterkt te worden, zoals beekdalen en herstel van vennen op landschapschaal. Dit betekent een strenge gebieds- en soortenbescherming.
Dit Natura 2000 gebied valt echter buiten het plangebied van bestemmingsplan 'Loenen en Veldhuizen'. Geen van de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan vormen een belemmeringen voor de doelstellingen van de Natuurbeschermingswet.
Uitsnede Natura 2000 gebied Apeldoorn. De groene markering geeft Natura 2000 gebied aan. (Bron: MER Buitengebied Apeldoorn)
Flora- en faunawet
Naast de gebiedsgerichte natuurwetgeving is ook soortgerichte natuurwetgeving van belang. Sinds 1 april 2002 is in dit kader de Flora- en faunawet van kracht. In deze wet is de bescherming van inheemse wilde planten en dieren geregeld binnen en buiten de natuurgebieden en vormt daarmee de vervanging van een aantal eerdere wetten, alsmede de implementatie van de soortbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn.
De Veluwe is aangewezen als vogelrichtlijngebied vanwege de aanwezigheid van bossen, beken, heide en zandverstuivingen, die als geheel het leefgebied en/of broedgebied vormen van beschermde soorten vogels. Daarnaast is de Veluwe is aangewezen als habitatrichtlijngebied omdat het de natuurlijke habitat en leefgebieden vormt van bepaalde soorten.
Streekplan
In het streekplan maakt de omgeving van Loenen deel uit van het waardevol landschap in het multifunctioneel gebied. Waardevolle landschappen zijn gebieden met zeldzame of unieke landschapskwaliteiten, en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties geldt het ja, mits beleid. Dat wil zeggen dat bebouwing mogelijk is mits de kernkwaliteiten van het betreffende landschap worden versterkt. Daarnaast geldt in Ecologische Hoofdstructuur (EHS) het 'nee, tenzij' beleid. Dat houdt in dat bestemmingswijzigingen niet mogelijk zijn als daarmee de wezenlijke kenmerken van het gebied worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van groot openbaar belang.
Uitsnede beleidskaart Ruimtelijke Structuur (Bron: Streekplan Gelderland)
Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities
Met de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities' (vastgesteld op 16 mei 2006) geeft de provincie aan welke ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten aan de orde zijn in deze gebieden. De uitwerking levert geen nieuw beleid op, maar zorgt voor meer duidelijkheid. Buiten de Ecologische Hoofdstructuur en Waardevolle landschappen is de bemoeienis van de provincie met ecologische en landschappelijke kwaliteiten klein. De uitwerking bestaat uit een deel met een uitwerking van de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS en een deel met een uitwerking van de kernkwaliteiten van de 'Waardevolle landschappen'. In de streekplanuitwerking wordt het totale leefgebied van de beschermde soorten als een kernkwaliteit van de EHS beschouwd.
In het deel 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur' is het soortenbeleid van de provincie Gelderland benoemd. Het doel van het provinciale soortenbeleid is het duurzaam veiligstellen van bedreigde plant- en diersoorten in Gelderland. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de nationale kaders zoals aangegeven in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet en aan internationale verplichtingen op basis van de Habitat- en Vogelrichtlijn. Bij het maken van plannen is het op grond van de algemene verplichting volgens de Flora- en Faunawet buiten en binnen de EHS nodig om onderzoek te doen naar beschermde soorten, en daar, wanneer nodig, rekening mee te houden en eventuele schade te compenseren. De Flora- en faunawet kent uitsluitend de bescherming van de vaste rust- en verblijfplaatsen.
In het deel 'Kernkwaliteiten waardevolle landschappen' zijn de kernkwaliteiten per waardevol landschap genoemd. Het plangebied van bestemmingsplan 'Loenen en Veldhuizen' ligt binnen het waardevolle landschap 'Beekbergen en Loenen' van de Oost-Veluwe. Als kernkwaliteiten van het plangebied worden genoemd:
Herbegrenzing EHS
Provinciale Staten van Gelderland hebben op 1 juli 2009 de nieuwe grenzen van de ecologische hoofdstructuur (EHS) in het Streekplan definitief vastgesteld. Doel van de herbegrenzing is de EHS 'robuuster' te maken. Met robuust wordt bedoeld een netwerk van natuurgebieden waar waardevolle en kwetsbare natuur optimale kansen krijgt om voort te bestaan.
Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegde gezag erop toezien dat hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht. Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken, zal de provincie de te beschermen en te behouden wezenlijke kenmerken en waarden per gebied specificeren. De te beschermen en te behouden wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS zijn in 2006 als streekplanuitwerking vastgesteld. In de streekplanuitwerking zijn de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken weergegeven, die een rol spelen bij ruimtelijke afwegingen in het groenblauwe raamwerk en de waardevolle landschappen ter bepaling van mitigatie, compensatie, saldering en kwalitatieve verbetering. Bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur kunnen alleen doorgang vinden – naast het ontbreken van reële alternatieven en de aanwezigheid van redenen van groot openbaar belang – aantoonbaar in hetzelfde bestemmingsplan voorzieningen worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende maatregelen. Compensatie van de resterende schade dient plaats te vinden in hetzelfde bestemmingsplan of in gekoppelde bestemmingsplannen. Per saldo zal op planniveau of op gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Voor de verblijfs- en dagrecreatiesector betekent dit dat een toename van het ruimtebeslag niet is toegestaan in het groenblauwe raamwerk en daarmee dus ook binnen de hele EHS. Een toename in ruimtebeslag op een locatie zal tenminste op gebiedsniveau moeten worden gecompenseerd. Het wijzigen van de EHS als gevolg van de compensatie is een wijzigingsbevoegdheid van PS. Aan compensatie worden in het kader van de EHS de volgende voorwaarden gesteld:
In geval tevens de VHR-richtlijn of de provinciale Richtlijn Compensatie Natuur en Bos van toepassing is, geldt het zwaarste compensatieregime. Bij compensatie zijn de onderdelen uit de provinciale Richtlijn Compensatie Natuur en Bos die op 2 juli 1998 in het Provinciaal Blad is gepubliceerd van toepassing.
De beleidskaart geeft de drie onderdelen van de EHS weer: EHS-natuur, EHS-verweving en ecologische verbindingszones. Op deze onderdelen is toegespitst ruimtelijk beleid van toepassing. Voor het behoud en herstel van de biodiversiteit in Gelderland zijn de drie delen van de EHS onlosmakelijk met elkaar verbonden. Soorten die gebonden zijn aan grotere natuurgebieden vinden vooral een plek in EHS-natuur; EHS-verweving is van belang voor soorten die gebonden zijn aan gebieden waarin veel natuurelementen en natuurkwaliteiten verweven zijn met agrarisch en ander gebruik van het cultuurlandschap. Met de ecologische verbindingszones neemt de versnippering van de natuur af en ontstaan meer migratiemogelijkheden voor plant- en diersoorten. Binnen het EHS-beschermingsregime van de EHS-natuur is ontwikkeling van andere functies uitgesloten, tenzij er sprake is van een reden van groot openbaar belang. In de EHS-verweving en verbindingszones zijn er onder voorwaarden mogelijkheden voor de ontwikkeling van andere functies. In de EHS-verweving en sterker nog in EHS-verbinding, zijn onderdelen van de EHS niet voor 100% belegd met natuurdoelen. Het zijn als het ware zoekgebieden waar de precieze locatie van natuurdoelen nog niet vast staat. De natuurdoelen en de bijbehorende omgevingscondities zijn in de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur' weergegeven. Initiatieven voor bijvoorbeeld recreatie of landschappelijk wonen kunnen hier mogelijk zijn wanneer wordt bijgedragen aan de realisering van de natuurdoelen, die dan onderdeel moet zijn van de realisering van het initiatief. Door gelijktijdig met een initiatief bij te dragen aan de realisering van de natuurdoelen kan het mogelijk zijn om significante aantasting van kernkwaliteiten of omgevingscondities te voorkomen. Dit geldt alleen wanneer daarmee geen bestaande natuurwaarden significant worden aangetast en geen barrières voor de gewenste samenhang worden gecreëerd. Plannen die tot significante aantasting zouden kunnen leiden zijn bijvoorbeeld:
Het EHS-regime wijkt op de volgende punten af van het VHR-regime: bij het EHS afwegingskader gaat het om 'redenen van groot openbaar belang', bij de VHR gebieden om 'dwingende redenen van groot openbaar belang'. Met 'dwingend' wordt hier in ieder geval niet ieder denkbaar openbaar belang bedoeld, maar een belang dat – ook op de langere termijn – zwaarder moet wegen dan de belangen die de VHR beoogt te beschermen. Te denken valt aan:
Bij het EHS-afwegingkader is de beoordeling van eventueel schadelijke effecten van bestaand gebruik minder streng dan in het VHR-regime. Bij VHR-gebieden is financiële compensatie niet mogelijk.
Op onderstaande kaart zijn de EHS gebieden in kleur aangegeven. Binnen het plangebied van Loenen is de Loenense Beek aangewezen als EHS Natuurgebied.
|
EHS rondom Loenen en Veldhuizen (Bron: Atlas Groen Gelderland, 2010)
Het beheerkarakter van het bestemmingsplan vormt geen aanleiding voor het uitvoeren van een nader ecologisch onderzoek naar mogelijk significante effecten op de Ecologische Hoofdstructuur.