23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Vergunningplicht
Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
a. grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
-
b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
-
c. aanleggen van leidingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m².
23.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 23.3.1 opgenomen verbod geldt niet:
-
a. voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
-
b. voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
-
c. voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
d. ingeval op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument dan wel bepalingen van de Monumentenwet van toepassing zijn.
23.3.3 Beoordelingscriteria
-
a. Onverminderd het onder b bepaalde kan de onder 23.3.1 genoemde omgevingsvergunning slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zo nodig een opgraving plaats te vinden.
-
b. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
23.3.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning
Overeenkomstig het in artikel 5.2 lid 2 van het Besluit omgevingsrecht bepaalde kunnen burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kunnen zij voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
23.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.