direct naar inhoud van 3.2 Thema's
Plan: Veluwe
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1058-onh1

3.2 Thema's

3.2.1 Landschap en natuur

Bestaande situatie


Landschap

De Veluwe is het grootste vrijwel aaneengesloten bos- en heidegebied van Nederland. De Veluwe als geheel heeft een noord-zuid richting, waarbinnen een landschappelijke zonering is te herkennen. Het betreft een zonering van west naar oost:

  • De westzoom, overgang naar de Gelderse Vallei.
  • De relatief open centrumzone, met grote zandgebieden en de agrarische enclave rond Uddel.
  • De centrale boszone.
  • De oostzoom, waarin de vele sprengenbeken markante structuren vormen.

Het plangebied betreft voornamelijk delen van de relatief open middenzone en de centrale boszone.


Het landschap binnen het plangebied wordt gekenmerkt door de hoge ligging op de stuwwal en bestaat uit uitgestrekt bosgebied, afgewisseld door open heide, open stuifzand, vennen en kleine agrarische enclaves. De landschappelijke afwisseling en samenhang tussen droge en natte gebieden, stilstaand en stromend water, open heidecomplexen en uitgestrekte bossen en alle tussenliggende gradiënten vormt een belangrijke peiler voor de hoge biodiversiteit op de Veluwe. Verder vormt de grote oppervlakte, de uitgestrektheid en de samenhang van de Veluwe een belangrijke peiler hiervoor. De aanwezige open ruimtes hebben een landschappelijke kwaliteit. Bebouwing ontbreekt nagenoeg in het gebied. Karakteristiek zijn het reliëf en de vele lanen en onverharde wegen.


Restanten van oude loofbossen, de zogenaamde malebossen, vormen de oudste boskernen op de Veluwe. Deze zijn visueel aantrekkelijk vanwege het karakter (grillige opzet, loofhoutsoorten). Het overgrote deel van het bosgebied zijn 19e eeuwse heideontginningen, bestaande uit naaldhoutbossen.


Binnen dit grote natuurgebied liggen twee dorpen: Hoenderloo en Hoog Soeren. Beide vallen buiten het plangebied. Verder komt er incidentele, verspreid liggende bebouwing voor. Bijzondere elementen in het landschap zijn het landgoed Deelerwoud en oude agrarische enclaves als Haslo, Assel, Hoog Buurlo, Ugchelen en Woeste Hoeve.

Vooral de aanwezige infrastructuur en de vele rasters en omheiningen vormen barrières in het landschap en beperken de toegankelijkheid.


Natuur

De Veluwe vormt het grootste natuurgebied en het grootste leefgebied voor grote zoogdieren van Nederland. Het gebied combineert twee eigenschappen die in Nederland schaars zijn: reliëf en uitgestrekte bossen. Als kerngebied binnen de EHS is de Veluwe zowel nationaal als internationaal van grote betekenis voor het behoud van biodiversiteit en uitgestrekte bossen.


Op de Veluwe zijn de volgende vegetaties aanwezig:

  • Bosvegetaties: de bosvegetaties op de arme zandgronden bestaan oorspronkelijk uit Berken-Zomereikbos. Door de gunstige bosontwikkeling van de laatste decennia, die meer is gericht op ontwikkeling van "natuurbos", is sprake van een toename aan biodiversiteit. Gebiedsvreemde bosvegetaties bestaan uit cultuurhoutsoorten als fijnspar, douglas, amerikaanse eik en dergelijke. Deze vegetaties hebben weinig natuurwaarden. De bossen met de heide als foerageergebied zijn van groot belang voor roofvogels, spechten, uilen en kleine zangvogels. Zeer waardevol zijn de heidebroedvogels, met een aantal opvallende soorten.
  • Heidevegetaties: zowel de droge als vochtige/natte heidevegetaties herbergen een aantal bijzondere reptielen, amfibieën en vlinders.
  • Bij vennen en leemkuilen zijn vochtige vegetaties te vinden, zoals natte heidevegetatie. De meeste vennen zijn tegenwoordig verzuurd.
  • Door de ongewone chemische samenstelling van het zuivere water van de sprengen kennen de oevers van de sprengebeken en de sprengekoppen vaak bijzondere bronvegetaties.


Waardevolle habitats in het plangebied zijn: stuifzanden, met struikheide, zandverstuivingen, vochtige heiden, droge heiden, binnenlandse kraaiheidebegroeiingen, jeneverbesstruwelen, heischrale vegetaties, actieve hoogvenen, blauwgraslanden, zwakgebufferde vennen, zure vennen, pioniersvegetaties met snavelbiezen, beken en rivieren met waterplanten, beuken-eikenbossen met hulst, eiken-haagbeukenbossen en oude eikenbossen,


Het gebied kent eveneens een rijke fauna:

  • Van het ree, edelhert en wild zwijn komen binnen Apeldoorn drie deelpopulaties voor. Deze vormen een onderdeel van de leefgebieden Zuid-Oost Veluwe, Midden Veluwe en Kroondomein Het Loo. Voorkomende roofdieren zijn vos, boommarter en das. Het leefgebied van deze soorten is echter versnipperd door de aanwezigheid van rasters, wegen en bebouwing.
  • In het plangebied komen diverse soorten amfibieën en reptielen voor, met name in de heidegebieden, vennen en leemkuilen.


Waardevolle soorten in het plangebied zijn: gevlekte witsnuitlibel, vliegend hert, kamsalamander, meervleermuis, wespendief, draaihals, zwarte specht, nachtzwaluw, roodborsttapuit, grauwe klauwier en ijsvogel.


Kernkwaliteiten

Kernkwaliteiten wat betreft natuur en landschap zijn:

  • Het grootschalige samenhangende bos- en natuurgebied waarbinnen uitwisseling van planten en dieren mogelijk is, waarbinnen natuurlijke processen zo veel mogelijk ongestoord verlopen, en waarbinnen het beheer optimaal is afgestemd op de gevarieerde natuurdoelstellingen. Hierbij is zowel ruimte voor grote eenheden natuur en natuurbos als voor meer 'beheerde' natuur: multifunctioneel bos, heide, vennen en stuifzanden en de daarbij behorende flora en fauna.
  • De uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren binnen de hele Veluwe. In het bijzonder de vrije verplaatsing van herten en wilde zwijnen binnen het gehele bos- en natuurgebied van de Veluwe.
  • De verbinding van de Veluwe met de IJsselvallei, Rijnuiterwaarden, Gelderse Vallei en Randmeerkust via verbindingszones en in de toekomst poorten en robuuste verbindingen (Hattemer-, Wisselse, Beekberger-, Soerense, Haviker-, Renkumse, Voorthuizer- en Hierdense poort). Planten en dieren kunnen zich ongestoord verplaatsen binnen deze verbindingszones en poorten. In de poorten kunnen de abiotische processen op de overgang van Veluwe en de lagere randgebieden zo veel mogelijk ongestoord verlopen.
  • De verwevenheid en het samengaan van cultuurhistorie en natuur in onder andere landgoederen, sprengen, oude landbouwenclaves, grafheuvels en hakhoutbossen.
  • De beken, sprengen en beekdalen op de flanken van de Veluwe met hun hydrologische en landschappelijke samenhang met hun omgeving.


Bijzondere elementen

Binnen het plangebied komen een aantal, direct aan de natuur gerelateerde, bijzondere elementen voor. Het gaat om:

  • Twee ecoducten over de rijksweg A1.
  • De natuurobservatiepost Hazenbergen.
  • Voorzieningen voor de jacht.
  • Gebouwen voor natuurbeheer aan de Otterloseweg.
  • Een voederschuur.
  • Een wildobservatiepost in het Paleispark.
  • Emma's Oord (wonen en natuur/parkbeheer).
  • Een parkeerplaats nabij de Koningslaan.


afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0012.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0013.jpg"  


Geldend recht

Verreweg het grootste deel van het plangebied heeft momenteel bestemmingen gericht op het behoud en herstel van de aanwezige natuurwaarden. Het betreft met name de bestemming "Natuurgebied" en daaraan verwante bestemmingen als "Bos" , "Bos of parkstrook", "Bos en natuurgebied" en "Bosterreinen". De voorschriften van deze bestemmingen laten over het algemeen nauwelijks tot geen bebouwing toe. In de voorschriften is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.

Binnen de natuurbestemmingen komen bijzondere aanduidingen en bepalingen voor met betrekking tot onder andere ecoducten, archeologische monumenten, grafheuvels, bebouwing voor natuureducatie, picknickplaatsen en groepskamperen.


Beleidskader

Het plangebied bestaat vrijwel geheel uit natuur. Natuurbeleid is daardoor sterk bepalend voor de ontwikkeling van het gebied als geheel en is dan ook al, als zodanig, benoemd in paragraaf 3.1.2 "De Veluwe, beleidskader".


Aanvullend hierop is nog de volgende wetgeving en beleid relevant.


Flora en Faunawet

Deze wet, die zich niet beperkt tot bepaalde gebieden, regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten opgenomen.

De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, waarvoor specifiek ontheffing gevraagd moet worden. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn.


Boswet

De Boswet heeft tot doel om bossen te beschermen. In het kort zegt de Boswet: wat bos is, moet bos blijven. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet kan op dezelfde plaats, dan elders (compensatie). Alleen bij een groot maatschappelijk belang wijkt de Boswet. Onder de Boswet vallen alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan. Alleen bos dat buiten de bebouwde kom ligt valt onder de Boswet. Een aantal boomsoorten valt niet onder de wet. De Boswet kent drie belangrijke instrumenten: een meldingsplicht, herplantplicht en kapverbod. De minister van LNV kan een kapverbod opleggen als het natuur- en landschapsschoon ernstig geschaad dreigt te worden door de voorgenomen kap.


Faunabeheer

Het faunabeheer wordt in veel gevallen overgelaten aan zogenaamde beheereenheden. Gedeputeerde staten kunnen samenwerkingsverbanden van jachthouders erkennen als faunabeheereenheden ten behoeve van het beheer van diersoorten of de bestrijding van schade aangericht door dieren.

Het beheer moet plaatsvinden in overeenstemming met het zogeheten faunabeheerplan. Hierin is informatie opgenomen over de bestaande en de gewenste populaties van de te beheren diersoorten. Tevens is informatie opgenomen over schade die in het verleden is opgetreden en schade die in de toekomst te verwachten is. In 2009 zijn de Gelderse faunabeheerplannen 2009-2014, waaronder die voor de Veluwe, goedgekeurd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0014.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0015.jpg"  


Ontwikkelingen


Algemeen

Voor het natuur en landschap relevante ontwikkelingen zijn al genoemd in paragraaf 3.1.3 "De Veluwe, ontwikkelingen". Het betreft:

  • De uitvoering van diverse concrete projecten, waaronder de aanleg van een ecoduct.
  • De aanleg en herstel van natuur door de grote terreinbeherende organisaties: Het Geldersch Landschap, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten.

  • Verder zijn in het beleidskader de volgende ontwikkelingsopgaven voor de Veluwe opgenomen:
  • Het saneren van storende bebouwing (o.a. verblijfsrecreatie).
  • Het ontwikkelen van de ecologische poorten tot samenhangende gebieden waarbinnen uitwisseling van soorten mogelijk is en waarbinnen een natuurlijke ontwikkeling in de gehele gradiënt van hoog/droog naar laag/nat plaatsvindt. Deze ontwikkeling vindt plaats door omvorming van landbouwgronden in natuurterrein, aangepast agrarisch beheer, aanpassing van de waterhuishouding, het versterken van het kleinschalige cultuurlandschap en het opheffen van barrières.
  • Het herstellen, ontwikkelen en verbinden van heide en heischrale vegetaties ten behoeve van hieraan gebonden soorten als reptielen en insecten.
  • Het realiseren van één aaneengesloten leefgebied voor grote zoogdieren (hert, wild zwijn, das en boommarter) met verbindingen naar de uiterwaarden van IJssel en Rijn en met voldoende passeerbaarheid van de aanwezige wegen. Verminderen van de lengte aan rasters. Ontwikkelen van agrarische cultuurgronden tot graasweiden met prioriteit bij de "ecologische poorten".
  • Aanpassen van het bosbeheer zodat een duurzame populatie van het vliegend hert zich kan ontwikkelen.
  • Het terugdringen van de ammoniakbelasting op kwetsbare natuurdoeltypen.


Natura 2000 beheerplan Veluwe

Zoals in paragraaf 3.1.3 aangegeven stelt de provincie Gelderland een beheerplan op voor het Natura 2000 gebied de Veluwe. Ondanks dat er nog geen vastgesteld plan is vereist deze ontwikkeling vanwege de samenhang met het bestemmingsplan wel aandacht.


Vanwege de aanwezigheid van bepaalde habitattypen en soorten is de Veluwe aangewezen als Natura 2000 gebied. Voor de Veluwe zijn instanhoudingsdoelstellingen geformuleerd. Per soort of habitattype is bepaald of er verbetering van kwaliteit of een toename in aantallen of oppervlakte nodig is, of dat het voldoende is om de natuurwaarden te behouden door behoud van de huidige situatie.


In dat kader worden vier landschapstypen onderscheiden. Deze omvatten samen de aangewezen habitattypen en soorten. De vier landschapstypen zijn: open zandlandschap, oud boslandschap, vennenlandschap en bekenlandschap.


1. Open zandlandschap

Het open landschap omvat de hoge droge delen van de Veluwe. Aangewezen habitattypen en -soorten die in dit landschap voorkomen zijn: stuifzandheien met struikhei, binnenlandse kraaiheibegroeiing, stuifzanden, droge heide, jeneverbesstruwelen, heischrale graslanden, nachtzwaluw, draaihals, boomleeuwerik, duinpieper, roodborstapuit en tapuit. De instandhoudingsdoelstellingen richten zich op behoud en vergroting van het areaal, onder andere door het realiseren van verbindingen tussen de gebieden, en het verbeteren van de kwaliteit door vergroting en variatie in structuur en ontwikkeling van geleidelijke overgangen met bos.

Knelpunten voor het behoud en het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen zijn: vergrassing als gevolg van stikstofdepositie vanuit landbouw en verkeer, fragmentering en versnippering door de aanplant van naaldbossen en door infrastructuren, verstoring door recreatie en toerisme, onvoldoende geleidelijke overgangen naar natte landschappen en/of boslandschappen en een tekort aan 'rafelige randen' en verdroging van vochtige locaties als gevolg van grondwateronttrekkingen en hoge verdamping.


2. Oud boslandschap

Dit landschap komt voor op oude stuwwalgronden en de armere leemarme bodems. Aangewezen habitattypen en -soorten die in dit landschap voorkomen zijn: beuken- en eikenbossen met hulst, oude eikenbossen, wespendief, zwarte specht en vliegend hert. De instandhoudingsdoelstellingen richten zich op behoud en vergroting van het areaal en het verbeteren van de kwaliteit.

Knelpunten voor het behoud en het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen zijn: versnippering van leefgebieden, onvoldoende samenhang in het boslandschap, onvoldoende (natuurlijke) variatie tussen gesloten en meer open, rafelige randen naar open landschap met als gevolg een te eentonig microklimaat, vergrassing, verstoring bodemfauna en verstoring voedselketen als gevolg van stikstofdepositie, het ontbreken van voldoende grote rustgebieden waar met name grote zoogdieren onverstoord kunnen verblijven en het gestaag veranderen van oude eikenbossen in eiken?beukenbossen.


3. Vennenlandschap

Het vennenlandschap omvat de natte en vochtige delen van de Veluwe. Aangewezen habitattypen en -soorten die in dit landschap voorkomen zijn: zwak gebufferde vennen, zure vennen, vochtige heide, heideveentjes, pioneervegetaties met snavelbies, drijvende waterweegbree, nachtzwaluw, grauwe klauwier, roodborstapuit, gevlekte witsnuitlibel en kamsalamander. De instandhoudingsdoelstellingen richten zich op behoud en vergroting van het areaal en het verbeteren van de kwaliteit.

Knelpunten voor het behoud en het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen zijn: verdroging door wateronttrekking en hoge verdamping (door met name naaldbomen), verzuring en vermesting door stikstofdepositie vanuit landbouw en verkeer en verzuring van zwakgebufferde vennen door het opraken van de buffercapaciteit (tekort aan calcium).


4. Bekenlandschap

Dit landschap wordt gevormd door de laaggelegen gebieden aan weerszijden van de beken. Aangewezen habitattypen en -soorten die in dit landschap voorkomen zijn: zwak gebufferde vennen, beken en rivieren met waterplanten, blauwgraslanden, beekbegeleidende bossen, eiken haagbeukenbossen, ijsvogel, beekprik, rivierdonderpad, gevlekte witsnuitlibel en kamsalamander. De instandhoudingsdoelstellingen richten zich op behoud en vergroting van het areaal en kwaliteitsverbetering.

Knelpunten voor het behoud en het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen zijn: verdroging door verlaging waterafvoer door grondwaterwinningen en onnatuurlijke morfologie.


Om de instandhoudingsdoelstellingen te behouden en te bereiken en de knelpunten te bestrijden zijn maatregelen nodig. Het grootste deel van de te nemen maatregelen vallen buiten het kader van een bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0016.jpg"

Visie

Natuur en landschap zijn bepalend voor het plangebied als geheel. De visie voor dit thema is dan ook al grotendeels verwoord in paragraaf 3.1.4 "De Veluwe, visie". De daarin opgenomen belangrijkste elementen voor wat betreft natuur en landschap zijn: het behoud van de aanwezige natuur en landschapswaarden , gebruik dat afbreuk doet aan de waarden weren en de aanleg en het herstel van natuur waar mogelijk faciliteren. Terreinbeherende organisaties wordt voor zover mogelijk voldoende ruimte geboden voor het beheer, de aanleg en het herstel van natuur.

De instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000 gebied Veluwe worden in achtgenomen. Inzet is om de aangewezen, specifieke habitattypen en -soorten te beschermen.


De legaal aanwezige bijzondere elementen worden gehandhaafd. Omdat uit het faunabeheerplan niet de directe noodzaak naar voren komt voor de realisatie van voorzieningen ten behoeve van de jacht, zoals bijvoorbeeld hoogzitten, bestaat er geen aanleiding om nieuwe voorzieningen mogelijk te maken in dit bestemmingsplan. Indien verzoeken hiertoe zich voordoen zullen deze, op basis van de concrete locatie, worden afgewogen op ruimtelijke aanvaardbaarheid en haalbaarheid, waarbij ondermeer toetsing aan de Natuurbeschermingswet zal plaatsvinden.


Consequenties bestemmingsplan

Voor de bos- en natuurgebieden wordt de bestemming "Natuur" opgenomen. De natuurbestemming is conserverend van aard en beschermt deze gebieden en de daarbinnen aanwezige waarden, onder andere met een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden. De bestemmingsregeling wordt zodanig opgezet dat een goed natuurbeheer, bijvoorbeeld in de vorm van het omzetten van bos naar hei of uitbreiding van stuifzandgebieden, bij recht mogelijk is.


Met de opzet van de natuurbestemming is goed uitvoering te geven aan het behoud en het bereiken van de verschillende instandhoudingsdoelstellingen vanuit Natura 2000. Zo is binnen de natuurbestemming uitbreiding van het areaal aan habitattypen en het realiseren van verbindingen daartussen mogelijk. Ook maatregelen als het verleggen van recreatieve wandel- en fietspaden en parkeerplaatsen zijn toegestaan. Ter bescherming van de instandhoudingsdoelstellingen worden verbodsbepalingen en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Onder andere wordt geen nieuwe veehouderij toegestaan en wordt er geen nieuwe intensieve dag- of verblijfsrecreatie mogelijk gemaakt.

Met een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden voor onder andere het aanleggen en verharden van recreatieve langzaamverkeerroutes en parkeerplaatsen, het afgraven van de bodem, het kappen van bomen en activiteiten die mogelijk het (grond)watersysteem aantasten worden de instandhoudingsdoelstellingen beschermd. Vergunningverlening zal alleen mogelijk zijn als de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast. Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen dat met in achtneming van dit criterium vergunningverlening mogelijk is.


Een nog verdergaande beschermingsregeling is niet wenselijk en noodzakelijk. De natuurwetgeving kent een eigen beschermingsregime waarmee het behoud van natuurwaarden voldoende gegarandeerd is.


Delen van het landgoed Deelerwoud en de oude agrarische enclaves Haslo, Assel, Hoog Buurlo, Ugchelen, Hoenderloo en Woeste Hoeve hebben vanwege hun openheid een landschappelijke kwaliteit die bescherming vraagt. Instandhouding wordt verzekerd door het opnemen van de aanduiding "open landschap" met daaraan gekoppeld een omgevingsvergunningplicht voor het aanbrengen van hoogopgaande beplanting.


Het plaatsen van nieuwe, ongewenste rasters wordt met een specifieke regeling voorkomen.


Om het omzetten van agrarische gronden naar natuur mogelijk te maken wordt een daarop afgestemde wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Randvoorwaarde hierbij is het instandhouden van de openheid en de agrarische uitstraling van de oude agrarische enclaves.


De bijzondere elementen in het gebied krijgen voorzover nodig een specifieke aanduiding met een daarop afgestemde bebouwingsregeling. Voorbeelden hiervan zijn de twee ecoducten, de natuurobservatiepost en de natuurbeheerbebouwing.

3.2.2 Cultuurhistorie en archeologie

Bestaande situatie

Geologie en bodem

De wijze van het gebruik van het landschap door de mens hangt sterk samen met hoe dit landschap van nature is ontstaan. Reliëf, bodem en grondsoort hebben een sterke invloed op de gebruiksmogelijkheden van het landschap en de ecologische kwaliteiten.

Het plangebied bevindt zich op het oostelijke deel van het Veluwemassief, die geomorfologisch als stuwwal wordt aangeduid. Daarmee maakt het deel uit van de grootste, hoogste stuwwallen van Nederland en één van de indrukwekkendste van Noordwest Europa. Er zijn voor Nederland zeer steile hellingen aanwezig met een hellingspercentage tot dertig procent.

In het plangebied zijn verschillende bodemsoorten aanwezig. Het betreft holtpodzolgronden, haarpodzolgronden, duinvaaggronden en de bodemsoorten van de land- en stuifduinen.

De aanwezigheid van het stuwwalcomplex, duinencomplexen, droogdalen, vennencomplexen en dergelijke geeft het plangebied een grote aardkundige waarde.


De rapporten "Cultuurhistorische analyse van het Centraal Veluws Natuurgebied, gemeente Apeloorn" en "Cultuurhistorische resten in het Orderbos" (zie bijlage) geven meer informatie over de geologische ontstaansgeschiedenis.


Archeologie

In het gebied zijn al sinds de Jonge Steentijd (5300-2000 v Chr.) mensen actief. Op de Veluwe zijn uit diverse perioden van ons verleden archeologische resten bewaard gebleven. Deze archeologische waarden bestaan bijvoorbeeld uit losse (vuurstenen) gebruiksvoorwerpen uit de Steentijd, grafresten in de vorm van grafheuvels en urnenvelden, bewoningssporen en sporen van ijzerwinning.


Mede op basis hiervan is een archeologische beleidskaart opgesteld. Op deze kaart staan bekende archeologische vindplaatsen en terreinen waarbij reeds is vastgesteld dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Daarnaast is het plangebied verdeeld in zones met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachtingswaarde. Deze verdeling is gebaseerd op onder andere bodemkundige, geo(morfo)logische, archeologische en historische kaarten.

Deze verwachtingswaarden geven geen feitelijke vindplaatsen weer, maar de kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats bij het uitvoeren van bodemingrepen.


Cultuurhistorie

De historie van het plangebied is omvangrijk en divers. Deze is aan de hand van vier thema's in beeld gebracht met de rapporten "Cultuurhistorische analyse Centraal Veluws Natuurgebied, gemeente Apeldoorn" en "Cultuurhistorische resten in het Orderbos" (zie bijlage).


1. Bewoningsgeschiedenis en nederzettingen

De Veluwe kent een lange bewoningsgeschiedenis, die begint in de vroege Jonge Steentijd (5300 -2000 v. Chr.). Aanvankelijk woont men in zeer kleine nederzettingen die regelmatig verplaatsen. Men leeft van jagen en verzamelen, en later steeds meer van veeteelt. Naderhand wordt akkerbouw belangrijker, en worden de nederzettingen ook stabieler. Vanaf ongeveer 800 n. Chr. zijn namen van dorpen en gehuchten terug te vinden in de archieven. In deze periode is de lokale winning van ijzer een industrie van interregionaal belang. De nederzettingen hebben een sterke binding met de omgeving, dus ook erbuiten heeft de mens vele sporen in het landschap nagelaten. Sporen die iets vertellen over de leefwijze en gebruiken van vroeger. Voorbeelden van

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0017.png"

Archeologische beleidskaart

landschapselementen zijn: oude (boswachters)woningen, grafheuvels, zand- of leemkuil, bakhuis, galgenberg, ijzerkuil en zaagkuilen.


De droge zandgronden waren op zich niet erg geschikt voor akkerbouw. Alleen met veel mest, vermengd met bijvoorbeeld heideplaggen, konden kleine stukken grond in gebruik zijn als akkergrond. Door deze bemesting ontstonden dikke esdekken bij de nederzettingen, zoals bij Hoog Buurlo, Haslo, Ugchelen en Woeste Hoeve. Wildwallen waren nodig om de akkers te beschermen tegen het wild. Voorbeelden van landschapselementen zijn: boswal, drift, es, greppel, heide, houtsingel, houtwal, schaapskooi en zandverstuivingen.


In het plangebied komt op dit moment veel bos voor. In de prehistorie was dat ook het geval, maar tussen ongeveer de zesde en de 19de eeuw heeft toenemende ontbossing plaats gevonden, ten gevolge van het afplaggen, overbegrazing en houtkap voor brandstof voor onder andere de ijzerindustrie. Vanaf eind 19de eeuw is weer veel bos aangeplant. Vele sporen van de houtproductie, brandpreventie en afvoerwegen zijn nog te zien. Sommige percelen met (eiken)hakhout zijn echter (beduidend) ouder dan de 19de eeuw. Voorbeelden van landschapselementen zijn: laan, brandsingel, brandstrook en hakhout.


2. Verbindingen en Grenzen

Op de Veluwe zijn nog veel historische routes aanwezig. Wegen die voornamelijk als handelswegen in gebruik waren, onder andere in verband met de middeleeuwse ijzerindustrie. Later zijn daar ook wegen bijgekomen die in verband staan met Paleis het Loo en de grootschalige houtproductie vanaf eind 19de eeuw. Diverse hedendaagse routes hebben zo een belangrijke historische betekenis. Daarnaast zijn er ook routes/paden die bij het grote publiek niet bekend zijn, maar in het landschap nog wel te herkennen zijn. Voorbeelden van functies van wegen zijn: jachtweg, kerkenpaden en bospaden.


Eigendommen van het koninklijk huis, van de marken, kloosters en kapittels werden in het landschap aangegeven door middel van grensaanduidingen. Een aantal daarvan zijn vandaag de dag nog te zien in het landschap. Voorbeelden van landschapselementen zijn: grenspol (steen, paal of boom) en wallen die ook als grens dienden.


3. Militair en Koninklijk

Het koninklijk huis is van grote invloed geweest op de inrichting van het landschap. Bij Het Loo, dat in de 17de eeuw door de Oranjes werd gekocht, werd een groot park gecreëerd dat ten dele doorloopt in het onderhavige bestemmingsplangebied, en daarbuiten groeide het 'kroondomein', dat onder andere werd gebruikt voor de jacht. De sporen hiervan hebben dan ook vaak een relatie met de jacht. Een ander groot, nog altijd bestaand, landgoed in het gebied is het Deelerwoud, ten zuidoosten van Hoenderloo. Voorbeelden van landgoedgebonden landschapselementen zijn: wildweiden, voederakkers, lanen en restanten van de waterleiding naar de fonteinen van Het Loo.

In het parkbos van Het Loo zijn de restanten te vinden van een aantal 'speelforten', die halverwege de 19de eeuw werden aangelegd ter oefening. Ander militair erfgoed is te vinden ten noordwesten van Hoog Soeren, waar in het bos restanten liggen van munitieopslagplaatsen van de bezettingsmacht uit WO II. Bij de Woeste Hoeve bevindt zich een oorlogsmonument van nationaal belang.


4. Water

Water speelt een grote rol in het landschap van de Veluwe. Water was voor mens en dier nodig om te leven, maar het had bijvoorbeeld ook een industriële functie voor de aandrijving van watermolens. Voorbeelden van landschapselementen zijn: bron, spreng, beek, bospoel, put en vennen.


De binnen het plangebied voorkomende rijks- en gemeentelijke monumenten zijn opgesomd in de rapporten "Cultuurhistorische analyse Centraal Veluws Natuurgebied, gemeente Apeldoorn" en "Cultuurhistorische resten in het Orderbos" .


In deze rapporten zijn eveneens de ensembles en losse objecten binnen het plangebied gewaardeerd op hun cultuurhistorische belang. Dat is vervolgens vertaald in een cultuurhistorische waardenkaart. Binnen het plangebied verdienen de volgende elementen en/of thema's bijzondere aandacht.


1. Laanstructuren / infrastructuur

De ontwikkelingsgeschiedenis van het plangebied wordt mede zichtbaar gemaakt door de ontwikkeling van de infrastructuur. Het 'wegennet' gaf het belang van de regio en de kernen aan. In de loop van de eeuwen is het wegennet langzaam uitgebreid, waardoor het gebied steeds meer ontsloten werd.

Onderdeel van de infrastructuur vormt het lanenstelsel. In het plangebied komen lanen voor met diverse achtergronden en betekenissen. Zo zijn er de lanen die een sterke binding hebben met de koninklijke geschiedenis. Van de jacht- en koningslanen is duidelijk door wie ze zijn aangelegd en met welke reden. Dit geldt ook voor de lanen die zijn aangeplant ten bate van de bosontginningen vanaf eind 19de eeuw. De lanen, veelal beukenlanen, hadden een brandwerende functie wanneer bosvakken vlam zouden vatten. Het zijn daarmee geen lanen met koninklijk elan, maar hebben een bedrijfsmatig doel gehad. Het verdient aanbeveling om de diverse soorten lanen te behouden en indien noodzakelijk te herstellen. Lanen hebben altijd een sterk cultuurhistorische achtergrond en geven tot op heden elan aan de Veluwe.


2. Landbouwenclaves

De enclaves te midden van de vroegere heidevelden waren centrale plekken in de cultuurhistorie van het plangebied. Hier vond het leven plaats en hier was het mogelijk om een bestaan op te bouwen. Het leven in deze nederzettingen was nauwkeurig afgestemd op de mogelijkheden die de omgeving bood. De ouderdom van de diverse (voormalige) landbouwenclaves in het plangebied levert tevens dit bewijs. Bronvermeldingen vanaf de 9e eeuw na Chr. geven de enorme historische waarde aan. Hoog Buurlo en Haslo (voormalig Assel) zijn voorbeelden van deze centrale plekken. Behoud door ontwikkeling lijkt hier nauwelijks op van toepassing. De ontwikkelingsdruk ligt hier zo laag dat behoud door conservering hier meer voor de hand ligt. De Woeste Hoeve en het huidige Assel kennen een minder lange geschiedenis, maar leveren wel degelijk hun bijdrage aan de historie van de landbouwenclaves in het plangebied. Bij de landbouwenclaves is ook de relatie met de aanwezigheid van water van belang. Water was nodig om een bestaan op te kunnen bouwen. Bij elke landbouwenclave komt dit aspect dan ook terug. De vennen op heide en de later aangelegde waterputten voorzagen in de behoefte aan water.

3. Eikenhakhoutpercelen en bosontginning

Op de Veluwse zandgronden was het eikenhakhout veel voorkomend. Het was een belangrijk onderdeel van het bestaan van een groot deel van de bevolking. Het hakhout werd gebruikt als brandstof voor huishoudens en industrie, en de eikenschors diende als grondstof voor de leerlooierij. Voor de grootschalige bosontginningen vanaf eind 19de eeuw bestonden de bossen veelal uit eikenhakhoutpercelen. Na het wegvallen van het economisch nut en de opkomst van het naaldhout zijn vele eikenhakhoutpercelen omgevormd tot naaldbossen. De eiken in de overgebleven percelen werden op éénen gezet en zorgen vandaag de dag voor een kronkelig ogend bos. Goed bewaard gebleven eikenhakhoutpercelen zijn echter schaars, maar herbergen wel een cultuurhistorische waarde en vormen een belangrijk onderdeel van de geschiedenis. In de kern van Hoog Buurlo en in de omgeving van Dikkelt zijn enkele percelen te vinden.


Bij de bosaanplant in de late 19de en eerste helft van de 20ste eeuw ging het meestal om naaldhout, waar grote behoefte aan ontstond voor de constructie van mijngangen voor kolenmijnen. De grootschalige bosontginningen sinds de late 19de eeuw kenmerken zich door een stelselmatig aanplant van vakken bos. Deze structuur is nog op een aantal plaatsen goed herkenbaar, zoals ten oosten van Hoog Buurlo. Hier is de vakmatige structuur nog goed terug te zien, evenals de lanen die de vakken van elkaar scheidden.


4. Koninklijk elan / jacht

De koninklijke invloed heeft de Oost-Veluwe flank tot een bijzonderheid gemaakt. De Oranjes hebben hun sporen duidelijk achtergelaten. Niet alleen letterlijk in het veld met vele objecten en landschappelijke elementen, maar ook met de spanning van de verhalen over de jacht en militaire activiteiten. Het is de status van Kroondomein het Loo die deze geschiedenis niet alleen praktisch in het landschap, maar zeker ook gevoelsmatig behoudt. Binnen de terreinen zijn dan ook diverse sporen te zien van de voormalige koninklijke aanwezigheid. Diverse voerkelders, aangelegde lanen en bebouwing geven dit deel van het plangebied een aparte status.


5. Solitaire bomen en grenspalen

Solitaire grensobjecten geven de vroegere en huidige bezitsverhoudingen weer in het landschap. De invloed en verdeling van de pre-20ste-eeuwse marken is bijvoorbeeld nog steeds zichtbaar in het landschap. Ook solitaire elementen die verwijzen naar de Koninklijke geschiedenis zijn nog veelvuldig aanwezig. Solitaire bomen en andere objecten met een historische betekenis dienen dan ook behouden te blijven.


6. Tweede wereldoorlog

De Tweede Wereldoorlog heeft in het plangebied toonbaar haar sporen achtergelaten. Het gebied ten oosten van Hoog Soeren herbergde een groot Duits munitie-opslagdepot - vermoedelijk zelfs het grootste depot van Europa - met 273 half ingegraven opslagplaatsen.

Schuttersputjes, hekwerken en gevechtsstellingen markeerden de grenzen van het gebied. De staf van de Duitsers was gelegerd in Hotel Oranjeoord in Hoog Soeren. Het overgrote deel van de Duitsers, die ingezet werden voor de bewaking van het terrein, was gelegerd in Nieuw-Millingen.

Cultuurhistorisch is het een gebied waar nog vele sporen van deze geschiedenis te zien zijn.

Diverse naoorlogse springputten herinneren aan de opruimwerkzaamheden van de depots. Langs de wegen is exact te zien waar de depots hebben gestaan. Na afgraving van de gronden voor sanering is hier nieuwe grond opgekomen die een andere vegetatie laat zien. Tevens zijn aan de randen van het gebied nog plaatsen te zien waar tanks gestaan hebben om het gebied te beschermen. De sporen van de rupsbanden zijn zelfs na ruim 60 jaar nog niet uitgewist.


7. IJzerindustrie

De resten van de grootschalige ijzerindustrie uit de Vroege Middeleeuwen - in de vorm van hopen ijzerslakken en kuilen waar het ruwe ijzer uit werd gewonnen - zijn elementen die behouden moeten worden voor de toekomst. Het ijzer werd gewonnen uit klapperstenen, die voorkomen in de ertsaders van de stuwwal. Door de druk van het landijs zijn deze aders schuin gezet. Voor zover bekend is dit - naast een kleine ijzerwinning op de stuwwal bij Nijmegen - de enige ijzerwinning op basis van klapperstenen.


Binnen het plangebied komen rijks- en gemeentelijke monumenten voor. Deze zijn opgesomd in bijlage 3 van de "Cultuurhistorische analyse Centraal Veluws Natuurgebied, gemeente Apeldoorn". In de rapportage Cultuurhistorische panden Hoenderloo, september 2011 (zie bijlage), zijn een aantal panden in de directe omgeving van het dorp geinventariseerd met een karakteristieke waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0018.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0019.jpg"  


Geldend recht

Verreweg het grootste deel van het plangebied heeft momenteel een natuurbestemming. Deze natuurbestemmingen zijn mede gericht op de bescherming van cultuurhistorische waarde. De voorschriften van deze bestemmingen laten over het algemeen nauwelijks tot geen bebouwing toe. In de voorschriften is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen, waarbij de instandhouding van cultuurhistorische waarden een afwegingsgrond vormt. Binnen de natuurbestemmingen komen aanduidingen voor als "grafheuvels". De regeling ter bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden is in het actuelere bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid uitgebreider. Ondermeer belangrijke archeologische zones, open enken en monumenten zijn specifiek aangeduid en beschermd.


Beleidskader

Het plangebied maakt deel uit van het Nationaal Landschap Veluwe. Behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden vormt een wezenlijk onderdeel in het beleid voor de Nationale Landschappen. De komende jaren voert de provincie Gelderland samen met gemeenten, waterschappen en andere partijen projecten uit in de Nationale Landschappen. De projecten moeten het landschap en de cultuurhistorie verfraaien en de toegankelijkheid vergroten.


Het streekplan bevat een aantal specifieke uitgangspunten over cultuurhistorie. Voor de gebieden met aardkundige kwaliteiten vraagt de provincie om rekening te houden met de kwaliteiten bij bestemming, inrichting en beheer. Het plangebied is grotendeels gewaardeerd als aardkundige kwaliteit van internationaal niveau. Het hoofduitgangspunt voor cultuurhistorie is "behoud door ontwikkeling". Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische gegevenheden in de bodem kunnen aantasten moeten zo veel mogelijk rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Het plangebied kent overwegend een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde.


Wet op de archeologische monumentenzorg

In 1992 is door de lidstaten van de Raad van Europa het Europese Verdrag van Valletta gesloten, beter bekend als het Verdrag van Malta. Uitgangspunt is 'om de bodemwaarden zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem te behouden'. Het verdrag heeft geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ).

Uitgangspunt van de WAMZ is om archeologische waarden te beschermen, zonder meer maatschappelijke last te veroorzaken dan nodig is. Wat er moet gebeuren, verschilt per gebied en regio, dus niet alle activiteiten zijn even ingrijpend.

De WAMZ heeft vier belangrijke pijlers:

  • archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard
  • archeologie moet tijdig worden meegenomen in de procedures van ruimtelijke planvorming
  • de verstoorder van het bodemarchief betaalt de kosten van archeologisch vooronderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voorzover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder
  • gemeenten en provincies krijgen een belangrijke rol in de verankering van archeologie in hun ruimtelijke plannen en vergunningen; zij krijgen de ruimte om vergunningvoorwaarden genuanceerd in te vullen


Provinciaal Archeologisch Kader

De provincie Gelderland zet zich in voor verschillende waardevolle gebieden in Gelderland. In het Provinciaal Archeologisch Kader beschrijft de provincie hoe zij dit doet en wat ze wil bereiken.

In het Provinciaal Archeologisch Kader wordt bijvoorbeeld beschreven hoe de provincie Gelderland de gebieden van provinciaal belang heeft geselecteerd. Daarnaast wordt aangegeven welke ambities de provincie met deze gebieden heeft. En hoe ze deze ambities samen met gemeenten en andere partners wil realiseren. Ook staat hierin beschreven hoe de provincie omgaat met de taken en bevoegdheden die zij door de WAMZ gekregen heeft.


Nota I-cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.


Archeologische beleidskaart

De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:

1 Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.

2 Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.

3 Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.


Cultuurhistorische beleidskaart

Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:

1 Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.

2 Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.

3 Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.


In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.


Het plangebied kent hoge en middelhoge archeologische attentiewaarde en hoge, gemiddelde en lage cultuurhistorische attentiewaarden.


Ontwikkelingen

Ontwikkelingen zijn niet bekend.



Visie

Het plangebied kent een grote variatie aan, deels unieke en hoge, aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden. Deze waarden zijn bepalend geweest voor de ontwikkeling van de Veluwe en geven het gebied het huidige bijzondere, unieke karakter. Bescherming van deze waarden is van groot belang om dat karakter te behouden. Binnen de kaders van de totale ruimtelijke visie van het plangebied wordt gebruik dat afbreuk doet aan de aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden geweerd, herstel van de waarden wordt zoveel mogelijk gefaciliteerd.

Consequenties bestemmingsplan

Vanwege de visie voor de Veluwe, die zich richt op bescherming en herstel van de aanwezige waarden, is de opzet van het bestemmingsplan conserverend van aard. Bescherming van de aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden past daar goed in.


De overwegend voorkomende natuurbestemming kent een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden, waarbinnen het egaliseren, ophogen en afgraven van gronden vergunningplichtig wordt. Eenzelfde verplichting wordt opgenomen voor de aanduiding "Cultuurhistorische gebied". Met het opnemen van het criterium aan vergunningverlening dat aardkundige waarden behouden moeten blijven worden deze voldoende beschermd.


De regeling voor het behoud van archeologische waarden sluit aan op de standaard werkwijze binnen de gemeente, waarbij op basis van de WAMZ en de archeologische beleidskaart uit de nota I-cultuur, voor de gebieden met een hoge en gemiddelde trefkans de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie Hoog" en "Waarde - Archeologie Middelhoog" worden opgenomen. Deze dubbelbestemmingen bevatten regels voor het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden, gericht op bescherming van de archeologische waarden.


Uit de uitgevoerde analyses zijn de specifieke cultuurhistorische waarden van het plangebied in beeld gebracht, wat een daarop gebaseerde specifieke regeling in het bestemmingsplan mogelijk maakt. Waardevolle gebieden, waaronder lijnelementen, krijgen de aanduiding "Cultuurhistorisch gebied", tenzij de onderliggende bestemming danwel aanduiding al voldoende bescherming geeft. Met een specifiek op het behoud van deze gebieden gericht omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden worden deze beschermd. Waardevolle bebouwing, waaronder karakteristieke panden, krijgt de aanduiding "Cultuurhistorische bebouwing", tenzij de onderliggende bestemming al voldoende bescherming biedt. Noodzaak van die aanduiding is dat deze bebouwing overwegend in de natuurbestemming staat, waarbinnen onder andere gebouwen niet zijn toegestaan. Met een specifieke aanduiding wordt de waardevolle bebouwing positief bestemd en beschermd en kan deze indien nodig hersteld worden. Bescherming tegen tenietgaan wordt geboden door het opnemen van een omgevingsvergunningstelsel met betrekking tot sloop.


Rijks- en gemeentelijke monumenten worden deels beschermd met bovengenoemde regelingen. . De Monumentenwet 1998 en de gemeentelijke monumentenverordening kennen overigens een eigen beschermingsregime waarmee het behoud van de monumenten gegarandeerd is.

3.2.3 Water

Bestaande situatie


Grondwater

Het plangebied behoort tot het infiltratiegebied van het watersysteem van de Veluwe. De grondwaterspiegel ligt tussen de 10 en 60 meter onder het maaiveld. Een deel van het grondwater komt aan de randen van de Veluwe als kwelwater aan de oppervlakte, vooral in de sloten van de lage gebieden aan weerszijden van de IJssel. Daarom wordt het centraal veluws massief wel de "blauwe motor" genoemd voor de Veluwerand en het gebied langs de IJssel.


Drinkwater

De Veluwe bevat een grote hoeveelheid schoon en zoet grondwater. Binnen het plangebied ligt nabij Hoenderloo een waterwingebied. Dat gebied wordt omringd door een grondwaterbeschermingsgebied. Een deel van een bij de stad Apeldoorn liggend grondwaterbeschermingsgebied nabij de Amersfoortseweg ligt eveneens in het plangebied.


Oppervlaktewater

In de helling van de Veluwestuwwal komt het grondwater dicht aan de oppervlakte. Op de plaatsen waar grond- en kwelwater dicht aan de oppervlakte kwam, werden vanaf de 16e eeuw sprengkoppen uitgegraven die een stelsel van gekanaliseerde beken (sprengen) voedden. De sprengen dienden onder meer als drinkwatervoorziening en als krachtbron voor (papier)watermolens en wasserijen. Toen andere energiebronnen beschikbaar kwamen raakten de sprengen buiten gebruik.


In de oostkant van de Veluwe liggen verschillende sprengenbeken, zoals de Wenumse beek, de Beekbergsche beek, de Schoolbeek en de Orderbeek. Deze laatste twee beken liggen voor een deel in het plangebied. Daarnaast zijn in het plangebied enkele vennen en drinkwaterputten aanwezig. Deze liggen onder andere op de Asselsche heide.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0020.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0021.jpg"  


Geldend recht

Het waterwingebied nabij Hoenderloo is in het geldend bestemmingsplan als zodanig bestemd. Het oppervlaktewater en de grondwaterbeschermingsgebieden binnen het plangebied maken deel uit van natuurbestemmingen. Water van het Hoogste Ecologische Niveau (HEN) is binnen bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid specifiek beschermd.


Beleidskader


Grondwater

Verdroging van de Veluwe vormt een risico voor de aanwezige natuur. Provincie en Waterschap voeren beleid om verdroging tegen te gaan. Daartoe zijn TOP-lijstgebieden aangewezen. Dat zijn gebieden waar maatregelen nodig zijn. Binnen het plangebied komen geen TOP-lijst gebieden voor. In samenhang worden voor het gebied rondom de TOP-lijstgebieden Gewenste Grond- en Oppervlaktewaters Regiems (GGOR) vastgesteld. Een deel van een GGOR ligt binnen het plangebied (ten zuidoosten van Hoenderloo).


Het oostelijk deel van het plangebied is in het Waterplan Gelderland 2010-2015 aangemerkt als een zone die extra gevoelig is voor grondwateroverlast, de grondwaterfluctuatiezone. Het is van belang om bij stedelijke ontwikkelingen in deze zone hier in het proces van de watertoets rekening mee te houden en zonodig maatregelen te nemen.


Drinkwater

Het doel van grondwaterbeschermingsgebieden is er voor te zorgen dat het grondwater op eenvoudige wijze (zonder ingrijpende en kostbare zuivering) kan worden gebruikt voor de bereiding van drinkwater. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in waterwingebieden (begrensd door de z.g. 1-jaarszone) en grondwaterbeschermingsgebieden (begrensd door de z.g. 25-jaarszone). De waterwingebieden omvatten de directe omgeving van het puttenveld. Het belang van de waterwinning is hier zo evident, dat alleen bestemnmingen zijn toegestaan die geen negatief effect kunnen hebben op de kwaliteit van het grondwater. De mogelijkheden tot uitbreiding van al aanwezige bebouwing (anders dan voor de waterwinning) moeten tot het uiterste worden beperkt. In het overige deel van de grondwaterbeschermingsgebieden (de 25-jaarszones) zijn nieuwe bestemmingen met grotere grondwaterrisico's dan bestaande niet acceptabel. Uitbreiding van bestaande activiteiten mag ook geen hoger risico opleveren (stand still). Er wordt gestreefd naar vermindering van risico's (step forward).


Oppervlaktewater

De Schoolbeek, Orderbeek en de vennen binnen het plangebied zijn aangemerkt als oppervlaktewater van het Hoogste Ecologische Niveau. Verder zijn delen van het plangebied aangemerkt als natte landnatuur. De gehele EHS, dus ook de natte delen daarvan, en de HEN-wateren behoren tot het groenblauwe raamwerk. Rondom natte natuur en HEN-wateren gelden beschermingszones. Voor de natte delen van de EHS en de HEN-wateren geldt dat ruimtelijke ingrepen/ontwikkelingen niet mogen leiden tot verlaging van de grondwaterstand in en om de natte natuur of (bij wateren) tot verslechtering van de waterkwaliteit en aantasting van de morfologie van de beken en waterlopen.

Voor een bufferzone ten behoeve van de waterkwaliteit bij HEN-wateren wordt uitgegaan van een 15 m. brede zone aan weerszijden van het HEN-water zelf en 10 m. aan weerszijden van de toestromende A-watergangen waarin het gebruik van mest en bestrijdingsmiddelen wordt geweerd. In het bestemmingsplan dient de nieuwvestiging van teelten die dergelijke middelen gebruiken voorkomen te worden. Bestaande agrarische bedrijfsvoering wordt door deze zones niet belemmerd.

De bescherming van de natte delen van de EHS, de HEN-wateren en de bijbehorende beschermingszones dienen in bestemmingsplannen te worden geregeld. Er vindt afstemming plaats met de regelingsmogelijkheden die de Keur biedt, met als uitgangspunt dat wat met de Keur kan worden geregeld, niet alsnog in het bestemmingsplan hoeft te worden geregeld

Ontwikkelingen

Ontwikkelingen zijn niet bekend.


Visie

Ondanks het feit dat binnen het plangebied geen grootschalige stedelijke ontwikkelingen zijn voorzien verdient bescherming van het grondwaterpeil toch aandacht. Bepaalde werkzaamheden kunnen negatieve gevolgen hebben voor het (grond)watersysteem, met als mogelijke consequentie verdroging of vernatting en daarmee negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen op basis van Natura 2000. Dergelijke effecten moeten voorkomen worden.

Bescherming van de kwaliteit van het grondwater is vanwege het gebruik als drinkwater noodzakelijk binnen aangewezen grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied. Dit door geen nieuw gebruik en bebouwing toe te staan die een negatief effect kunnen hebben op het grondwater binnen het beschermingsgebied en door geen ander gebruik en bebouwing toe te staan dan bestaand en ten dienste van waterwinning binnen het wingebied.

Voor het instandhouden van de kwaliteit van HEN-water dient verlaging van de grondwaterstand en verslechtering van de waterkwaliteit en aantasting van de morfologie van de beken en waterlopen voorkomen te worden.


Consequenties bestemmingsplan

De grondwaterbeschermingsgebieden en het waterwingebied krijgen de aanduiding "Milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied" en "Milieuzone-waterwingebied". Het aanwezige HEN-water inclusief de bijbehorende beschermingszone krijgt de aanduiding "ecologisch water". Binnen deze aanduidingen gelden bouw- , gebruiks- en verbodsregels en een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden, gericht op de bescherming van respectievelijk de grondwaterkwaliteit en de grondwaterstand, waterkwaliteit en morfologie van de beken, vennen en waterlopen. De overige natte natuur maakt deel uit van de bestemming "Natuur" en wordt binnen dat kader beschermd. Ter bescherming van het (grond)watersysteem wordt voor het gehele plangebied een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden in het leven geroepen. Vergunningverlening zal alleen mogelijk zijn als de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast. Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen dat met in achtneming van dit criterium vergunningverlening mogelijk is.


3.2.4 Landbouw en bosbouw

Bestaande situatie

In het plangebied komt één agrarisch bedrijf voor. Het betreft Haslo 1 (akkerbouw). Intensieve veehouderij is niet aanwezig.

Op het perceel Assel 12 is een huifkarcentrum aanwezig waar circa 20 pony's en paarden aanwezig zijn. Binnen het landgoed Deelerwoud bevindt zich een land- en bosbouwbedrijf dat zich bezig houdt met de teelt van zaaigranen voor biologische landbouw, het houden van rundvee en bosbouw ten behoeve van houtverkoop voor de meubelindustrie. Daarnaast zijn er op het landgoed een aantal kleinschalige landbouwterreinen. Nabij Hoog Buurlo heeft Staatsbosbeheer een schaapskooi in beheer (Hoog Buurlo 3 en 5). Aan de rand van het dorp Hoenderloo komen verspreide, kleinschalige terreinen voor met een (semi)-agrarisch gebruik.


De in het plangebied aanwezige landbouwgronden hebben een beperkte landbouwkundige productiebetekenis. De oude agrarische enclaves Haslo, Assel, Hoog Buurlo, Ugchelen en Woeste Hoeve en de agrarische gronden van landgoed Deelerwoud hebben een cultuurhistorische en, vanwege hun openheid, een landschappelijke waarde.


Het plangebied heeft verder een functie voor houtproductie in combinatie met natuurbeheer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0022.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0023.jpg"  


Geldend recht

Verspreid over het plangebied komen verschillende locaties voor met een agrarische bestemming. Het betreft overwegend locaties waar geen bebouwing is toegelaten, waarbij de voorschriften zich mede richten op behoud en herstel van natuurwaarden. In de voorschriften is een daarop gericht aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Voor zeven locaties is een agrarisch bouwperceel opgenomen in de geldende plannen.


Beleidskader

Uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid is dat de bedrijfsontwikkeling in de landbouw wordt gefaciliteerd onder voorwaarden van economische en ecologische duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De provincie beschouwt voedselproductie en bloemen/plantenteelt als de primaire functie van agrarische bedrijven. Gecombineerd met productie zijn er tal van mogelijkheden zoals niet-agrarische productie, landschapsbeheer en zorgverlening. Ligging in het groenblauwe raamwerk of multifunctioneel gebied geven daarbij verschillende ontwikkelings- en transformatiemogelijkheden.


Grondgebonden landbouw

De grondgebonden landbouw speelt een belangrijke rol als beheerder van het landelijk gebied. Dergelijke bedrijven dienen voldoende perspectief te houden. Zij krijgen ruimte om hun agrarische activiteiten uit te breiden. Bij de groei wordt op grond van wet- en regelgeving in het kader van milieu en dierenwelzijn winst geboekt. De groei wordt door het ruimtelijk beleid gefaciliteerd.

Nieuwvestiging (oprichting van een nieuw bouwperceel) van volwaardige grondgebonden melkveebedrijven en akkerbouwbedrijven is niet toegestaan in het groenblauwe raamwerk.


Intensieve veehouderij

Het plangebied is aangewezen als extensiveringsgebied, waar het primaat ligt bij de natuur. Nieuwvestiging en hervestiging van of omschakeling naar intensieve veehouderij is niet toegestaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0024.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0025.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0026.jpg"  

Nevenactiviteiten

Neveninkomsten uit andere bron dan voedselproductie kunnen voor een deel van de grondgebonden landbouwbedrijven belangrijk zijn voor vergroting van hun economische levensvatbaarheid. Bijkomend maatschappelijk voordeel is dat de, met de melkveehouderij en andere grondgebonden takken samenhangende, landschappen kunnen worden onderhouden. De provincie wil daarom ook niet-agrarische activiteiten ruimte bieden.

Het is mogelijk om voor agrarische bedrijven in bestemmingsplannen te regelen dat bij recht maximaal 25% van het bebouwd oppervlak tot een maximum van 350 m² van de bedrijfsgebouwen te gebruiken is voor niet-agrarische nevenfuncties. Randvoorwaarde is dat de nevenfunctie qua oppervlak en inkomensvorming ondergeschikt moet blijven aan de hoofdfunctie. Als voorwaarden gelden dat er geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking optreedt en dat er geen detailhandel plaatsvindt anders dan verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten. Buitenopslag is niet toegestaan.


Bedrijfswoning

Vanuit bedrijfsmatig oogpunt is een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf over het algemeen noodzakelijk. Het kan gelet op de bedrijfsvoering gewenst zijn om een tweede bedrijfswoning te realiseren. Dit wordt beoordeeld aan de hand van drie criteria: de aard, omvang en continuïteit van het bedrijf. De tweede bedrijfswoning moet nodig zijn voor controle en toezicht buiten normale werkuren en op niet te voorziene tijdstippen.


Kassen

Voor bedrijven met glastuinbouw als neventak of in gemengde bedrijfsvoering geldt dat de huidige omvang van de glasopstanden per bedrijf bij recht eenmalig mag worden vergroot met maximaal 20%.


Teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen (TOV) zijn voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen. Onder TOV worden onder andere verstaan tunnelen boogkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen. Uitgangspunt is dat binnen het groenblauwe raamwerk TOV niet zijn toegestaan. Dit verbod geldt niet bij TOV-toepassing voor grondgebonden landbouw binnen de EHS verweving, aangezien aan de grondgebonden landbouw een blijvende rol is toegedicht. Eveneens geldt dit uitgangspunt niet voor de landbouw binnen de waterbergings(zoek)gebieden.


Paardenbakken

Oprichten van paardenbakken is op basis van de gemeentelijke nota "Paardenbakken, stapmolens en lichtmasten in de apeldoornse bestemmingsplannen" in natuur in principe uitgesloten.


Bosbouw

Bossen in Gelderland zijn bij uitstek gebieden met meervoudig ruimtegebruik: ze zijn van groot belang voor recreatie en toerisme, ze hebben aanzienlijke landschappelijke en ecologische betekenis, ze zijn van belang voor de houtproductie, ze beschermen de grondwaterwinning, en een belangrijk deel van de Gelderse bossen is van grote cultuurhistorische betekenis. De ruimtelijke doelen van het bosbeleid zijn: behoud, bescherming en kwalitatieve verbetering van het bestaande bos en uitbreiding van het bosareaal voor zowel natuur, recreatie als houtproductie. Houtproductie behoort ook in een groot gedeelte van de bossen van de EHS tot het nagestreefde meervoudig ruimtegebruik.


Functieverandering

Vanwege ontwikkelingen in de land- en tuinbouw verliezen in de komende periode veel (vooral agrarische) gebouwen en bouwpercelen in het buitengebied hun huidige functie, of hebben die functie al verloren. Om te bevorderen dat deze gebouwen op een goede wijze kunnen worden (her)gebruikt is op regionaal niveau functieveranderingsbeleid vastgesteld in de nota "Waar stallen verdwijnen, oude erven, nieuwe functies". Op basis hiervan is het mogelijk om in ruil voor het hergebruik of de sloop van (voormalige) agrarische opstallen en onder voorwaarden de agrarische functie te veranderen naar wonen of werken.



Ontwikkelingen

Op het merendeel van de in de geldende bestemmingsplannen opgenomen agrarische bouwpercelen is geen sprake meer van agrarische activiteiten en is de bedrijfsbebouwing gesloopt. In een aantal gevallen vindt alleen nog bewoning plaats.

Staatsbosbeheer heeft landbouwgronden aangekocht. Deze worden omgezet naar natuur.


Visie

De agrarische functie binnen het plangebied is beperkt. Het vergroten van deze functie wordt niet verwacht. Realisatie van nieuwe agrarische bouwpercelen of vestiging van (intensieve) veehouderij past niet binnen de visie voor het gebied als geheel die zich richt op bescherming en ontwikkeling van de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

De aanwezige agrarische activiteiten en productiegronden worden gehandhaafd. Om de agrarische bedrijvigheid voldoende perspectief te bieden wordt enige uitbreidingsmogelijkheid geboden van de nu aanwezige bebouwing.

Er wordt ruimte geboden voor houtproductie. De houtproductie mag niet ten koste gaan van specifieke gebiedskwaliteiten, zoals bijvoorbeeld het oude boslandschap en cultuurhistorische waarden. Met de Boswet en Natuurbeschermingswet worden deze al in belangrijke mate beschermd.


Nevenactiviteiten zijn aanvaardbaar als deze een rechtstreekse binding hebben met het gebied. Zo kan de agrarische bedrijvigheid bijdragen aan het beheer van het natuurgebied en aan het instandhouden van de daarin aanwezige waarden. Kleinschalige en extensieve vormen van recreatie, zoals een recreatief rustpunt en Bed&Breakfast, worden passend geacht mits geen nadelige effecten optreden voor de in het gebied aanwezige waarden.

Gelet op aard en schaal van de agrarische bedrijvigheid en de gebiedskwaliteiten wordt het aantal bedrijfswoningen per bedrijf beperkt tot één en worden nieuwe teeltondersteunende voorzieningen en kassen niet toestaan. Wat betreft paardenbakken en functieverandering wordt het geldend beleid gevolgd.

Om uitvoering van de doelstellingen voor het behoud en ontwikkeling van natuur mogelijk te maken wordt de mogelijkheid geboden om agrarische gronden om te zetten naar natuur. Dit mag echter niet ten koste gaan van aanwezige waarden en gebiedskwaliteiten.


Consequenties bestemmingsplan

De agrarische gronden krijgen de bestemming "Agrarisch". Voor de percelen Haslo 1, Hoog Buurlo 3/5 en Deelerwoud 15-17 wordt een agrarisch bouwvlak opgenomen, gebaseerd op de aanwezige bebouwing en enige uitbreidingsmogelijkheid. Nieuwe veehouderij wordt uitgesloten. Geldende agrarische bestemmingen die feitelijk niet meer aanwezig zijn worden bestemd conform de bestaande situatie.

Binnen de agrarische bestemming wordt recreatief medegebruik, zoals wandelen, fietsen en hobbymatig weiden van vee, mogelijk gemaakt. Een afwijkingsbevoegdheid wordt opgenomen voor nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf zoals een recreatief rustpunt, natuurbeheer en bed&breakfast. Tweede bedrijfswoningen, nieuwe teeltondersteunende voorzieningen en kassen worden niet mogelijk gemaakt. Functieverandering vraagt zodanig maatwerk dat een algemene regeling in bestemmingsplan niet goed mogelijk is.

Binnen de natuurbestemming is bosbouw en houtproductie toegestaan. Een omgevingsvergunningplicht voor het kappen van bomen voorziet in de bescherming van aanwezige waarden.

Een wijzigingsbevoegdheid maakt, onder voorwaarden, het omzetten van de agrarische bestemming naar een natuurbestemming mogelijk

3.2.5 Landgoed

Bestaande situatie

Binnen het plangebied is één landgoed aanwezig. In het zuidelijke deel, direct aan het dorp Hoenderloo, ligt het landgoed Deelerwoud.


Dit relatief jonge landgoed is aangelegd bij de verdeling van de marken. De grotendeels boomloze gronden van de Speldermark werden in de 2e helft van de 19e eeuw omgevormd tot gronden voor de bosbouw, landbouw en de jacht. In 1851 was al 545 hectare van het landgoed ontgonnen. Hoofdzakelijk in gebruik genomen door de bosbouw. Voor landbouwgrond was 4 hectare beschikbaar. Daarnaast werd 23 kilometer lanen aangelegd. De 1e eigenaar van het gebied, Del Court, liet diverse woningen bouwen die onder andere bestemd waren als boswachterswoning. Na Del Court werden de bezittingen verdeeld en werd er in 1904 en 1905 een kasteelachtig landhuis gebouwd. Zo werden begin 20e eeuw meer objecten aan het landgoed toegevoegd en vonden er ook landschappelijke ingrepen plaats. Er werd onder meer een toegangsweg tussen het huis en het dorp Hoenderloo aangelegd en werd er een koetshuis gebouwd. Het landhuis werd tevens diverse malen uitgebreid en gemoderniseerd. In die periode vond ook een uitbreiding van de landbouwgronden en een intensivering van de bosbouwactiviteiten plaats.


Het landhuis is in 1945 door een bombardement een groot deel van haar oorspronkelijke luister kwijtgeraakt. De tuinaanleg rond het huis is door Leonard Springer ontworpen, maar nu sterk in verval.


Het landgoed heeft een bijzondere cultuurhistorische waarde door de verwijzing naar de historische ontwikkelingen in dit deel van de gemeente Apeldoorn. Hier vormt het bij Hoenderloo gelegen Deelerwoud een uitstekend voorbeeld van 19e eeuwse landgoedontwikkeling, zoals die ook elders op de Veluwe, veelal op de oude markegronden, tot stand kwamen.

In de opzet van het landgoed met verschillende voor de betreffende bedrijfsvoering evenals bewoning bestemde bouwdelen neemt het landhuis een cruciale positie in, als reflectie van de woonactiviteiten van de landheer. Alhoewel het oorspronkelijke kasteeltje verloren ging, weerspiegelt het huidige huis nog altijd de historische betekenis van Deelerwoud. In zijn opzet en vormgeving geeft het bouwwerk een goede indruk van de ideeën over landgoedbewoning zoals die na de oorlog bestonden. In deze betekenis heeft het landhuis een typologische waarde als voorbeeld van de (versoberde) leef- en woonsituatie van een landgoedeigenaar in de 2e helft van de 20e eeuw.


De nu nog over het landgoed verspreide bebouwing bestaat naast het landhuis uit een poortgebouw (2 woningen), een (voormalig) koetshuis/woning, een boswachterswoning, een grote boerderij met watertoren, een voormalig boerderijtje met bakhuis en een woning (aan de westzijde van het landgoed).



Geldend recht

De geldende bestemmingen voor het Landgoed Deelerwoud zijn afgestemd op de eind jaren zeventig bestaande situatie (oa agrarisch, natuurgebied, agrarische industrie, landgoedbebouwing).


Beleidskader

Provinciaal beleid laat nieuwvestiging van landgoederen binnen het overgrote deel van het plangebied niet toe. Op basis van maatwerk zijn er mogelijkheden voor functieverandering van bestaande landgoederen als geheel. De kwetsbaarheid van de omgeving is leidend voor de beoordeling van dergelijke functieveranderingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0027.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0028.jpg"  

Ontwikkelingen

Een aantal partijen, waaronder de eigenaar van het landgoed Deelerwoud, werken aan een toekomstvisie voor het landgoed. Daarbij wordt geacht aan nieuwe bebouwing en functies. Onderdeel van de visie zal zijn om een deel van de bestaande bebouwing te renoveren en nieuwe functies te geven.



Visie

Nieuwvestiging van landgoederen binnen het overgrote deel van het plangebied is niet mogelijk. Als er een concreet initiatief komt voor een locatie waar wel mogelijkheden bestaan zal deze afzonderlijk getoetst worden.


Deelerwoud is een groot landgoed met natuur en cultuurhistorische waarde. Het landgoed, dat momenteel grotendeels is afgesloten door hekken en daardoor zeer beperkt toegankelijk is, verkeert in een slechte staat van onderhoud. Vanuit diverse belangen is het wenselijk om het landgoed meer toegankelijk te maken en de aanwezige waarden te behouden en te versterken. Een betere toegankelijkheid voor zowel wild als recreanten draagt bij aan het beleid om de Veluwe verder te ontwikkelen tot één aaneengesloten natuurgebied en het benutten van de recreatieve potenties van het gebied. Om dat te bereiken zijn nieuwe functies wenselijk die kunnen bijdragen aan die beoogde ontwikkeling. De haalbaarheid hiervan zal voor een groot deel afhangen in hoeverre deze inpasbaar zijn binnen het Natura 2000-gebied, waar het landgoed in ligt.


Consequenties bestemmingsplan

De visievorming voor het landgoed en onderzoek naar de haalbaarheid daarvan is niet in een zodanig vergevorderd stadium dat opname in dit bestemmingsplan mogelijk is. In het bestemmingsplan wordt het landgoed bestemd overeenkomstig de feitelijk bestaande situatie (bebouwing en gebruik). Concreet houdt dit in de bestemmingen Natuur en Agrarisch, waarbij de aanwezige bebouwing een agrarisch bouwperceel (ter plaatse van de grote boerderij) of een woonbestemming krijgt.

3.2.6 Recreatie

Bestaande situatie

De Veluwe heeft vooral vanwege de aanwezige landschappelijke, natuur en cultuurhistorische waarden een belangrijke recreatieve functie. Fietsen, wandelen en paardrijden zijn populaire vormen van dagrecreatief gebruik. De verblijfsrecreatieve voorzieningen binnen het plangebied zijn beperkt.


Aanwezige recreatieve voorzieningen in het plangebied zijn:


Rabitt Hill

Dit verblijfsrecreatiepark van Landal Greenparks ligt aan de Grevenhout 21. Het betreft het enige grootschalige recreatiepark binnen het plangebied. Op het park zijn 292 recreatiewoningen en 150 plaatsen voor kampeer middelen aanwezig. Verder bevinden zich op het park voorzieningen (o.a. winkel, zwembaden, horeca).


Landgoedcamping Westerwolde

Het betreft een camping aan de Alverschotenseweg 21 met 93 plaatsen voor kampeermiddelen en voorzieningen in de vorm van een loods/sanitaire ruimte. De camping richt zich met name op natuurliefhebbers.


Recreatieterrein Hoog Buurloseweg

Dit terrein ten noorden van de Hoog Buurloseweg is in gebruik bij de Nederlandse Caravan Club. Er zijn 15 plaatsen voor kampeermiddelen aanwezig die het hele jaar in gebruik zijn. Op het terrein staan enkele kleinschalige voorzieningengebouwtjes.


Recreatieterrein Otterloseweg

Ten westen van de Otterloseweg ligt recreatieterrein De Kooiberg. Aanwezig zijn 20 plaatsen voor kampeermiddelen en een kleine sanitaire ruimte.


Dagrecreatieterrein 't Leesten

Aan de Otterloseweg ligt dit terrein dat gericht is op dagrecreatie. Aanwezige voorzieningen zijn een kiosk, een speelweide en een groot parkeerterrein. Het vormt een startpunt voor wandelaars.


Huifkarcentrum De Kronkel

Op Assel 12 is een huifkarcentrum aaanwezig. Vanuit het perceel worden huifkartochten en paardrijdtochten uitgevoerd. Gemiddeld zijn zo'n zes karren gelijktijdig in gebruik. Op het perceel en in de omgeving vinden tevens spelactiviteiten plaats, vrijwel uitsluitend in weekenden in het voor- en najaar. Verder is er een overnachtingsmogelijkheid in twee pipowagens en, voor vier personen, in de aanwezige bedrijfswoning . Horeca-activiteiten zijn kleinschalig en ondersteunend aan de recreatieve activiteiten.


Op de Veluwe is een netwerk van wandel- en fietspaden aanwezig en een route voor paardrijden (Veluwe Trail). Ten behoeve van recreanten zijn verspreid over het gebied, overwegend kleinschalige, parkeerplaatsen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0029.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0030.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0031.jpg"  


Geldend recht

Rabit Hill heeft de bestemming Verblijfsrecreatie, waarbinnen specifiek voor dit recreatiepark regels zijn opgenomen over onder andere het totale oppervlak aan recreatiewoningen (max. 18.100 m2) en verzorgende gebouwen (max. 6.500 m2) en de oppervlakte per recreatiewoning (max. 65 m2).


De landgoedcamping Westerwolde heeft de bestemming Kampeerterrein (met beperkte bebouwing). Maximale aantallen kampeerplaatsen zijn niet bepaald in het geldende bestemmingsplan. Voor de overige verblijfsrecreatieterreinen geldt een vergelijkbare regeling, overwegend in de vorm van een specifieke aanduiding binnen een natuurbestemming. Voor het dagrecreatieterrein is een soortgelijke aanduiding opgenomen, waarbinnen onder andere een kiosk is toegestaan. Het huifkarcentrum is bestemd als agrarisch bouwperceel.

De recreatieve wandel- en fietsroutes en de voor recreanten bedoelde parkeerterreinen zijn niet afzonderlijk bestemd maar maken deel uit van de gebiedsbestemming, welke overwegend Natuur is.


Beleidskader

Het Veluwe massief neemt in het recreatiebeleid een bijzondere positie in, zij kent immers een vrij uitgewerkte visie voor (verblijfs)recreatie voortkomende uit Veluwe 2010 en het reconstructieplan Veluwe. Dit beleid is in hoofdlijnen geïmplementeerd in het streekplan.


Extensieve recreatie

De provincie wil de extensieve vormen van recreatie en toerisme stimuleren. Onder extensieve recreatie wordt verstaan: kleinschalige nevenactiviteiten, zijnde verhuur van recreatieve producten of horeca aan huis, een minicamping of gelijksoortige vormen met een beperkte capaciteit. Deze vormen van recreatie & toerisme kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan de leefbaarheid van het landelijk gebied en kunnen ook een nieuwe functie vormen voor vrijgekomen agrarische bedrijven. Voorwaarde blijft dat de extensieve vormen van recreatie te verenigen moeten zijn met natuur- en landschapsdoelstellingen. Bezien vanuit de kwetsbaarheid van de EHS-natuur is het 'nee, tenzij'-regime ook van toepassing op extensieve vormen van verblijfsrecreatie, tenzij het gaat om functieverandering van vrijkomende (agrarische) bebouwing.


Door de provincie Gelderland lopen acht LAW's (lange afstands wandelroutes) en zeven LF's (lange afstand fietsroutes), terwijl tevens een aantal belangrijke rondgaande wandel- en fietsroutes aanwezig zijn. Genoemde LF- en LAW-routes vormen een onderdeel van het landelijke routenetwerk en worden gekenmerkt door een hoge recreatieve belevingswaarde, een landelijk uniforme bewegwijzering en een bewezen gunstig effect op de economische omzet van bedrijven langs de routes. Deze routes worden van zo'n groot belang geacht voor de toeristisch-recreatieve belevingswaarde van Gelderland, dat zij planologische bescherming behoeven.


Intensieve recreatie

Terreinen met recreatiewoningen dienen gezien hun aard en functie een aan de omgeving aangepast karakter te hebben. Om dit te waarborgen zijn richtlijnen ten aanzien van oppervlakte en bouwvolume gesteld. Er wordt een maximummaat toegestaan van 75 m2 en 300 m³ (inclusief berging, en kelder). Aan de bouw van solitaire recreatiewoningen wordt geen medewerking verleend. Voor recreatiewoningen geldt als nadere eis deze slechts mogen worden opgericht en gebruikt voor de verhuur ten behoeve van wisselend gebruik. Stacaravans die groter zijn dan 55 m2 (inclusief bijgebouwen en overkappingen), ook wel chalets genoemd, worden voor wat betreft handhaving beschouwd als zijnde recreatiebungalows.


Ten aanzien van de mogelijke ontwikkelingen van verblijfsrecreatie op het Veluwemassief geldt een specifiek beleid, te weten het Groei- en krimpscenario, zoals ontwikkeld in het kader van de nota Veluwe 2010 en uitgewerkt in het reconstructieplan Veluwe. Het groei- en krimpscenario gaat uit van een betere ruimtelijke afstemming op het Veluwemassief van recreatie en natuur om zo een kwaliteitsslag voor beiden te kunnen maken. Hoofdlijn van dit scenario is het enerzijds groei (ontwikkelingsmogelijkheden) toestaan aan recreatiebedrijven op vanuit natuuroverwegingen minder kwetsbare plekken en anderzijds krimp (saneren) van recreatiebedrijven, die vanuit natuuroverwegingen ongunstig gelegen zijn.


Groei aan recreatiebedrijven is denkbaar mits gesitueerd in een zgn. groeicluster en de gemeente voor dat cluster een visie heeft vastgesteld. Zo'n visie is opgesteld voor de groeiclusters Hoenderloo en Beekbergen. Uitvoering van de visie loopt. In het geldende bestemmingsplan is met wijzigingsbevoegdheden ingespeeld op die visie.


Het plangebied maakt deel uit van het krimpgebied. In krimpgebieden, waar primaat wordt gegeven aan de ontwikkeling van natuur en landschap ten opzichte van verblijfsrecreatie, dient het volgende te worden uitgesloten:

  • nieuwvestiging verblijfsrecreatieve functies,
  • hervestiging verblijfsrecreatieve functies,
  • uitbreiding (qua oppervlakte en/of door verdichting cq omschakeling) verblijfsrecreatieve functies,
  • omzetting bestaande toeristische standplaatsen naar vaste standplaatsen en bungalows.

Planologische restcapaciteit aan recreatiebungalows en stacaravans/chalets (voorzover vallend onder regime Woningwet) dient te vervallen.


Voor alle onderwerpen binnen de intensieve dagrecreatie gelden dezelfde algemene uitgangspunten als voor intensieve verblijfsrecratie.


Ontwikkelingen

Een belangrijke beleidsdoelstelling uit Veluwe 2010 en het Provinciaal Verkeer en Vervoersplan is het tegengaan van recreatief autoverkeer in de kwetsbare natuurgebieden. Hiervoor worden Veluwetransferia ontwikkeld en aanvullend, verspreid over de Veluwe, kleinere transferpunten: 'P-Veluwe'.

Streven is om nabij de Otterloseweg en de rijksweg A1 zo'n Veluwetransferium te realiseren, onder andere met bezoekerscentrum en horecavoorziening. Mogelijk wordt het dagrecreatieterrein 't Leesten bij deze ontwikkeling betrokken. Zodra de planvorming verder is uitgewerkt zal een aparte planologisch-juridische procedure worden doorlopen.

De provincie Gelderland gaat in samenwerking met onder andere natuurorganisaties P-Veluwe locaties ontwikkelen. Ze bieden naast parkeergelegenheid ook informatie over de toeristische (route)mogelijkheden in de directe omgeving, zoals fiets- en wandelroutes.

Staatsbosbeheer heeft het voornemen om de woningen Hoog Buurlo 1 en Hoenderloseweg 197 en de bedrijfswoning Otterloseweg 122 te benutten als recreatiewoning in het kader van het project 'Buitenleven'.


Visie

De recreatie behoort tot de grootste economische factoren van de Veluwe. De recreatie is gebaseerd op de aanwezige landschappelijke, natuur en cultuurhistorische waarden. Ontwikkeling van recreatie zal dus die waarden niet mogen aantasten.

De afstemming tussen recreatie en genoemde waarden is vastgelegd in, overwegend provinciaal, beleid. Bepalend voor het plangebied is met name het feit dat het deel uitmaakt van een in het Groei & Krimp beleid aangewezen krimpgebied. Uitbreiding van intensieve verblijfs- en dagrecreatie is daardoor niet mogelijk. Het in enige mate vergroten van het oppervlak aan voorzieningen op bestaande verblijfsrecreatieterreinen is aanvaardbaar als daarmee de indeling van het terrein in ruimtelijke zin wordt geoptimaliseerd ten opzichte van de in het gebied voorkomende waarden en daarmee een kwaliteitsverbetering wordt bereikt waarbij zowel de voorkomende waarden als het Veluws toeristisch-recreatieveproduct gebaat is.

De groeiclusters Hoenderloo en Beekbergen maken geen deel uit van dit bestemmingsplan. Reden hiervoor ligt in het feit dat uitvoering van de clustervisie een lopend proces is wat door het nu geldende bestemmingsplan wordt gefaciliteerd.


Versterking van de recreatieve mogelijkheden van de Veluwe zal vooral plaats moeten vinden door uitvoering te geven aan de beoogde ontwikkelingen die voortvloeien uit het beleidskader. Het gaat dan om extensieve vormen van recreatie als de aanleg van parkeerplaatsen (de eerdergenoemde P-Veluwe locaties), de aanleg en het beheer van recreatieve routes voor wandelaars, fietsers en ruiters met daarbij behorende voorzieningen als picknickplekken en uitkijkpunten en kleinschalige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven en woningen (recreatief rustpunt, bed&breakfast). Streven is om die ontwikkelingen mogelijk te maken in het bestemmingsplan onder de randvoorwaarde dat de aanwezige natuurwaarden niet significant worden aangetast.

Het omzetten van de woningen Hoog Buurlo 1 en Hoenderloseweg 197 en de bedrijfswoning Otterloseweg 122 naar recreatiewoning heeft een positief effect op de recreatieve mogelijkheden op de Veluwe. Dit initiatief heeft geen negatief ruimtelijk effect op de omgeving.


Consequenties bestemmingsplan

De bestaande verblijfsrecreatie-terreinen worden positief bestemd in de vorm van een bestemming "Recreatie-verblijfsrecreatie" of (indien minder dan 25 kampeerplaatsen) een specifieke aanduiding binnen de bestemming "Natuur". De feitelijke situatie wat betreft ondermeer het aantal recreatiewoningen, voorzieninggebouwen en kampeerplaatsen wordt vastgelegd. Uitbreiding van het aantal wordt niet toegestaan. Permanente bewoning van recreatiewoningen wordt specifiek verboden. Wat betreft de maatvoering is aangesloten op het provinciaal beleid (maximaal 75 m2 en 300 m3 per recreatiewoning). Een afwijkingsbevoegdheid maakt het mogelijk, onder voorwaarden, om het oppervlak aan voorzieningengebouwen met maximaal 15% uit te breiden. Afwijking is alleen mogelijk als er sprake is van ruimtelijke optimalisatie en kwaliteitsverbetering.


De kiosk en de parkeerplaats van 't Leesten worden krijgen respectievelijk de bestemming "Horeca" en de aanduiding "parkeerterrein" binnen de natuurbestemming, waarbij eveneens de bestaande situatie wordt vastgelegd.

De percelen Hoog Buurlo 1, Hoenderloseweg 197 en Otterloseweg 122 krijgen de bestemming Recreatie-Recreatiewoning.


Binnen de bestemmingen "Natuur" en "Agrarisch" wordt een recreatief medegebruik toegestaan in de vorm van paardrijden, wandelen en fietsen. De lange afstands wandelroutes en fietsroutes krijgen een specifieke aanduiding.

Aanleg van voorzieningen ten behoeve van dit medegebruik in de vorm van recreatieve wandel-, fietspaden of ruiterpaden en parkeerplaatsen ten dienste van deze recreanten (P-Veluwe) wordt toegestaan, mits er geen significant negatieve effecten optreden voor de in het gebied aanwezige waarden. Om te verzekeren dat dit niet gebeurt wordt de aanleg (maar ook het aanbrengen van verharding bij bestaande paden en parkeerplaatsen) van deze voorzieningen omgevingsvergunningplichtig.

Recreatieve nevenactiviteiten als een recreatief rustpunt en bed&breakfast bij agrarische bedrijven en woningen wordt uitsluitend toegestaan onder dezelfde voorwaarde. In de betreffende bestemmingen wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.


Ter plaatse van de bebouwing en het erf van Assel 12 wordt een op de bestaande situatie gebaseerde bestemming "Recreatie-huifkarcentrum" opgenomen. Het aanliggende agrarische terrein dat tevens benut wordt voor spelactiviteiten krijgt de bestemming "Agrarisch" met de aanduiding "dagrecreatie".


Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen met in achtneming van de instandhoudingsdoelstellingen uit Natura 2000 de voor bvengenoemde functies opgenomen regeling uitvoerbaar is.

3.2.7 Maatschappelijke functies

Bestaande situatie

Natuurbegraafplaats

Aan de Alverschotenseweg bij Assel ligt een natuurbegraafplaats. Een plek waar mensen kunnen worden begraven in een natuurlijk uitziende, bosrijke omgeving. De graven liggen verspreid in het bos. De omvang is circa vier hectare. Direct aan de begraafplaats staat een kapel. Een naastgelegen woning (Alverschotenseweg 46) is in gebruik als burgerwoning.


Paters Don Bosco

Nabij Assel ligt het terrein van de orde van Salisianen van Don Bosco (Pomphulweg 104, 106). Het betreft een aantal gebouwen, verscholen in een bosrijke omgeving, en een agrarisch gebied. De agrarische activiteiten op de locatie, met een omvang van totaal 58 ha., zijn sterk afgenomen. Er is geen sprake meer van een volwaardig agrarisch bedrijf. In totaal wonen er nog vijf mensen op het terrein. De Mariahoeve en de woning worden hiervoor benut. Met name het woongebouw en een kampschuur worden gebruikt voor jeugdwerk. Dat jeugdwerk bestaat uit kampen en bijeenkomsten voor kinderen, deels gericht op vorming, bezinning en meditatie. Het woongebouw heeft circa 30 overnachtingsplekken, de kampschuur circa 60. Incidenteel wordt de kampschuur verhuurd ten behoeve van schoolkampen.


Aardhuis

Het Aardhuis ligt aan de Amersfoortseweg, nabij Hoog Soeren, binnen het terrein van Kroondomein Het Loo. Het gebouw dankt zijn naam aan de Aardmansberg waarop het gebouwd is. De Aardmansberg is bijna het hoogste punt van de Veluwe.

In 1861 gaf Koning Willem III opdracht tot de bouw van het pand, met als doel het te gaan gebruiken voor bijeenkomsten met militaire autoriteiten en als plaats om te rusten tijdens de jacht. Na zijn dood werd door Prins Hendrik het accent meer op de jacht gelegd, waardoor de aanduiding "Jachtchalet" ontstond.

Het gebouw is een rijksmonument. Veel herinnert aan Koning Willem III en Prins Hendrik. Authentiek zijn de trapopgang, de grote zaal met bijzonder plafond en de stijlkamer waarin zich historische meubels, schilderijen, jachtwapens en jachttrofeeën bevinden. Tijdens de regeringsperiode van Koningin Juliana is het Aardhuis gerenoveerd. Ruim 20 jaar geleden is het Aardhuis ingericht als museum/bezoekerscentrum. Momenteel wordt het als zodanig gebruikt. Bij het Aardhuis is een inpandige bedrijfswoning aanwezig.


Nationaal park Hoge Veluwe

Aan de rand van Hoenderloo ligt een toegang tot dit park. Binnen het plangebied staat bij de toegang een bezoekerscentrum van het park.


Sportvelden

Aan de rand van Uddel ligt het complex van de sportvereniging Prins Bernhard (Zandsteeg 35). Het complex bestaat uit twee voetbalvelden, waarvan één met verlichting, en een gebouw met kantine, kleedruimte en dergelijke.


Militair terrein
Het bosgebied ten zuiden van Radio Kootwijk heeft een militaire functie. Het terrein vormt een onderdeel van het Infanterie Schietkamp Harskamp, welke op grondgebied van Barneveld, Ede en Apeldoorn ligt. Op het terrein zijn een aantal gebouwen aanwezig.

Ontwenningscentrum

Aan de Hoogbuurloseweg 145 ligt ontwenningscentrum De Wending. Deze voorziening van het Leger des Heils verzorgt opvang en therapie voor alcoholverslaafden. De Wending heeft een eigen veestapel, een groente- en moestuin en een plantenkas.


Wegbeheer

Nabij de Aardhuisweg 104 is een gemeentelijk post voor wegbeheer aanwezig


Asverstrooiplaats

Nabij Hoog Buurlo zal circa één hectare natuurgebied mede gebruikt gaan worden als asverstrooiplaats. Het betreft een kleinschalige activiteit (maximaal 90 verstrooiingen per jaar) zonder specifieke voorzieningen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0032.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0033.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0034.jpg"  


Geldend recht

Het terrein van Don Bosco kent een agrarische bestemming (met bouwperceel, waarbinnen bezinningswerk met daaronder begrepen overnachtingen is toegestaan) en een woonbestemming. De natuurbegraafplaats is als zodanig bestemd. De kapel met de daarbij gelegen woning kent de bestemming "Bijzondere doeleinden", waarbinnen een breed gebruik is toegestaan. Het Aardhuis heeft een woonbestemming. Het bezoekerscentrum van Nationaal park Hoge Veluwe ligt binnen de bestemming "Bijzondere doeleinden". Aan de sportvelden ten zuiden van Uddel is de bestemming "Sportterrein" toegekend. In de omgeving van de Burelhul en de Gerritsflesweg is een locatie aanwezig met de bestemming "Militaire doeleinden" met een afwijkingsbevoegdheid voor het oprichten van gebouwen. Het ontwenningscentrum heeft een maatschappelijke bestemming, de asverstrooiplaats een natuurbestemming. De wegbeheerpost is als zodanig bestemd.


Beleidskader

De gemeente kent een beleidsnota over bijzondere begraafplaatsen op basis waarvan nieuwvestiging of uitbreiding van begraafplaatsen in het buitengebied als niet passend wordt beschouwd.


Ontwikkelingen

Wat betreft de Paters van Don Bosco zal in de toekomst de hoofdfunctie van de gebouwen gericht blijven op wonen, jeugdwerk, bezinning en meditatie. De orde wil de locatie gaan benutten als centrum voor bijeenkomsten die vanuit de twaalf locaties van de orde in het land georganiseerd worden. Er zijn geen (vervangende) nieuwbouwplannen.


De overige maatschappelijke voorzieningen worden gecontinueerd. Ontwikkelingen zijn niet bekend.


Visie

Vanwege de ligging in natuurgebied wordt restrictief omgegaan met functies die geen directe relatie hebben met natuur en een potentieel negatief effect daar op hebben. De nu aanwezige maatschappelijke voorzieningen cq -percelen kunnen worden gehandhaafd. Voor de aanwezige gebouwen wordt enige uitbreidingsmogelijkheid geboden (maximum van 10% van het bestaand bebouwd oppervlak). Op bestaande percelen met maatschappelijke voorzieningen mogen zich nieuwe maatschappelijke voorzieningen vestigen, mits deze een relatie hebben met het landelijk gebied en de invloed op de omgeving beperkt blijft (milieucategorie 1).

Consequenties bestemmingsplan

De gronden van de Orde van Don Bosco krijgen op het huidige gebruik afgestemde bestemmingen (agrarisch, maatschappelijk). Voor de natuurbegraafplaats wordt de bestemming "Maatschappelijk-begraafplaats" met, ter plaatse van de kerk, de aanduiding "religie" opgenomen. De woning Alverschotenseweg 46 wordt als zodanig bestemd. De bestemming "Cultuur en ontspanning" wordt toegekend aan het Aardhuis en bezoekerscentrum Hoge Veluwe. De sportvelden, het ontwenningscentrum en de wegbeheerpost krijgen respectievelijk de bestemming "Sport" en "Maatschappelijk". Voor het militaire terrein wordt de bestemming "Maatschappelijk - Militaire zaken" opgenomen. De asverstrooiplaats krijgt binnen de natuurbestemming de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk-asverstrooiplaats".


Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen met in achtneming van de instandhoudingsdoelstellingen uit Natura 2000 de voor bvengenoemde functies opgenomen regeling uitvoerbaar is.

3.2.8 Wonen

Bestaande situatie

Verspreid over het plangebied zijn woningen aanwezig. De grootste concentratie bevindt zich nabij het dorp Hoenderloo. Over het algemeen gaat het om vrijstaande woningen op grote kavels.


Geldend recht
In de geldende plannen zijn een deel van de bestaande woningen positief bestemd. Uitbreiding van het aantal woningen is daarbij uitgesloten. Een ander deel van de woningen is vanwege een storende invloed op de natuur en agrarische gebieden onder het overgangsrecht gebracht. Bij partiele herzieningen is daar deels op teruggekomen door voor een aantal legaal aanwezige woningen een woonbestemming op te nemen.


Beleidskader

Het toevoegen van woningen gebeurt binnen de kernen en de daarbij behorende uitbreidingslocaties. Voor het accommoderen van de behoefte aan landelijk wonen wordt primair uitgegaan van functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Het realiseren van nieuwbouw van woningen in het buitengebied anders dan vervangend of volgens het functieveranderingsbeleid is niet mogelijk.

Gemeentelijk beleid, zoals verwoord in de nota's "Woningsplitsing in het buitengebied" en "Meerdere huishoudens in één woning: inspelen op behoeften", biedt de mogelijkheid onder voorwaarden woningen te splitsen en bij een woning een dependance te realiseren.


Ontwikkelingen

In de loop der tijd zijn bijgebouwen als dependance in gebruik genomen en is na bedrijfsbeëindiging de functie van bedrijfswoningen veranderd in die van een burgerwoning. Begin jaren negentig is met het "selectief pardon" vastgelegd welke illegaal in gebruik zijnde dependances als zodanig opgenomen kunnen worden in bestemmingsplannen. Het betreft de volgende adressen: Alverschotenseweg 24, Hoog Buurloseweg 115, Hoog Buurloseweg 119 en Oudeweg 20.



Visie

De gebiedsvisie tot bescherming en ontwikkeling van de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden vraagt een zorgvuldige afstemming van de woonfunctie op die waarden. Vanwege het potentiële negatieve effect past een restrictief beleid.

Nieuwbouw van woningen anders dan vervangend, in het kader van functieverandering of als dependance wordt in ieder geval niet passend geacht. De nu aanwezige, legale woonbebouwing kan worden gehandhaafd. Uitgangspunt daarbij is wel een regeling die zorgdraagt voor een zo goed mogelijke inpassing in het natuurgebied. Te grootschalige bebouwing en/of een sterke verspreiding hiervan dient te worden voorkomen.

Nevenactiviteiten zijn aanvaardbaar als deze een rechtstreekse binding hebben met het gebied. Kleinschalige en extensieve vormen van recreatie, zoals een recreatief rustpunt en een bed&breakfast, worden passend geacht, mits geen nadelige effecten optreden voor de in het gebied aanwezige waarden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0035.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0036.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0037.jpg"  

Consequenties bestemmingsplan

De bestemming "Wonen" wordt opgenomen voor de legaal aanwezige woningen, waaronder de voormalige (agrarische) bedrijfswoningen en de woningen die onder het overgangsrecht waren gebracht. De woonbestemmingsvlakken omvatten de aanwezige woonbebouwing en de daarbij behorende voorzieningen (bijv. zwembaden). Bouwregels voor woningen wordt opgenomen voor de goothoogte en inhoud. De maximale goothoogte van woningen wordt beperkt tot 4 meter. De maximale inhoud tot 700 m3. In een aantal gevallen wordt, overwegend vanwege het geldend recht, een inhoud van 900 m3 toegestaan. Voor bijgebouwen wordt een maximale oppervlaktemaat van 75 m2 opgenomen. Uitsluitend voor hobbymatige agrarische activiteiten en ten dienste van natuurbeheer kan met afwijking en onder voorwaarden een groter oppervlak worden gerealiseerd.

Een afwijkingsbevoegdheid wordt opgenomen voor nevenactiviteiten in de vorm van natuurbeheer en kleinschalige extensieve recreatie zoals een recreatief rustpunt en bed&breakfast. De aanwezige dependances worden als zodanig aangeduid.

Functieverandering en nieuwbouw van dependances kan zodanig negatieve gevolgen hebben voor de waarden in het gebied dat een algemene regeling in bestemmingsplan niet goed mogelijk is.


Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen met in achtneming van de instandhoudingsdoelstellingen uit Natura 2000 de voor bovengenoemde functies opgenomen regeling uitvoerbaar is.

3.2.9 Bedrijven

Bestaande situatie

Verspreid over het plangebied zijn een beperkt aantal niet-agrarische bedrijven aanwezig. Het betreft de volgende:


Adres Bedrijfstype

Amersfoortseweg 86, 90 restaurant en hotel

Amersfoortseweg 205 groothandel en detailhandel bosbouw

Assel 2 kiosk

Europaweg 250 verkooppunt motorbrandstoffen met LPG

Grevenhout 7 nutsvoorziening

Grevenhout 9 kunstlederbedrijf

Grevenhout 13 opslag

Hoenderloseweg 191 kiosk

Oude Arnhemseweg 50 restaurant

Oude Arnhemseweg 292 restaurant en hotel

Rijksweg A1 738 (oost) verkooppunt motorbrandstoffen met LPG

Rijksweg A1 779 (west) verkooppunt motorbrandstoffen met LPG

Van Golsteinlaan 33 dierenpension

Woeste Hoefweg 80, 82 hotel, restaurant, conferentieoord

Otterloseweg, nabij 116 nutsvoorziening

Geldend recht

Er komen zes horecabedrijven voor in het plangebied, namelijk De Echoput, Residence Victoria, Buitengewoon, De Woeste Hoeve, de kiosk bij 't Leesten en de kiosk halte Assel. In de geldende bestemmingsplannen zijn voor deze bedrijven specifieke bepalingen opgenomen, gericht op de bestaande functie. Het perceel Otterloseweg 255, die in gebruik is als woning, heeft eveneens een horecabestemming (Hotel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0038.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0039.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0040.jpg"  

Bij de kruising Kootwijkerweg-Amersfoortseweg (Grevenhout) geldt voor twee percelen een bedrijfsbestemming, waarvan één specifiek voor een meubelmakerij.

De drie verkooppunten motorbrandstoffen zijn als zodanig bestemd, evenals het dierenpension en het telecommunicatieperceel bij de Otterloseweg. Grevenhout 13 is bestemd als Opslag voor wegverkeer. Dat perceel is verkocht aan een bedrijf en wordt benut voor opslag. Het perceel Hoog Buurloseweg 104 is in 1972 onder het overgangsrecht gebracht (natuurbestemming).



Beleidskader

In het groenblauwe raamwerk zijn nieuwe bouwlocaties voor de vestiging van niet-agrarische bedrijvigheid niet mogelijk als er geen relatie is met de gebiedsfuncties. Het kan hierbij gaan om bedrijvigheid die nodig is voor of verwant is aan landbouw, bosbouw, natuurbeheer en recreatie. Tevens geldt als voorwaarde dat niet-agrarische bedrijfsvestiging op nieuwe bouwlocaties alleen mogelijk is als uit onderzoek blijkt dat de vestiging niet kan worden geaccommodeerd in vrijgekomen agrarische bebouwing of op het lokale bedrijventerrein. De meeste vormen van niet-agrarische bedrijvigheid horen thuis op bedrijventerreinen, en niet in het buitengebied.

Ontwikkelingen

De aanwezige bedrijfsfuncties worden gecontinueerd. Ontwikkelingen zijn niet bekend.



Visie

Vanwege de ligging in natuurgebied restrictief omgaan met functies die geen directe relatie hebben met natuur en een potentieel negatief effect daar op hebben. Nieuwe bedrijfspercelen worden niet passend geacht. Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis wordt beperkt tot de woonbestemming en daar waar nu aanwezig. De aanwezige, legale bedrijfsfuncties cq -percelen kunnen worden gehandhaafd. Voor de aanwezige gebouwen wordt enige uitbreidingsmogelijkheid geboden (maximum van 10% van het bestaand bebouwd oppervlak). Op bestaande bedrijfspercelen mogen zich nieuwe bedrijven vestigen, mits deze een relatie hebben met het landelijk gebied en de invloed op de omgeving beperkt blijft (milieucategorie 1).



Consequenties bestemmingsplan

De horecabedrijven worden als zodanig bestemd. Voor de aanwezige bedrijfsfuncties wordt de bestemming "Bedrijf" opgenomen. Het perceel Otterloseweg 255 wordt als woning bestemd.


Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen met in achtneming van de instandhoudingsdoelstellingen uit Natura 2000 de voor bovengenoemde functies opgenomen regeling uitvoerbaar is.

3.2.10 Publieke functies

Bestaande situatie

Wegen

Het plangebied wordt doorsneden door de spoorlijn Apeldoorn-Amersfoort. De belangrijkste weg in het gebied is de Rijksweg A1. Daarnaast zijn er diverse provinciale en lokale wegen aanwezig, waaronder de Aardhuisweg, Amersfoortseweg en Otterloseweg. Tevens liggen nog een groot aantal fietspaden en onverharde wegen binnen het plangebied.


Kabels en leidingen

Op de grens van het plangebied aan de Europaweg en rijksweg A1 liggen drie hogedruk aardgasleidingen (N552-69, 6 inch, 40 bar, N552-75, 12 inch, 40 bar en N552-70, 12 inch, 40 bar). Verder lopen twee transportleidingen voor rioolwater door het plangebied. Het betreft persleidingen die rioolwater transporteren van Hoog Soeren en Hoenderloo richting Apeldoorn.


Telecommunicatie

Er lopen geen straalpaden van KPN-telecom door het plangebied. Wel zijn er zendmasten aanwezig, waaronder twee 2 FM-zenders.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0041.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0042.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1058-onh1_0043.jpg"  


Geldend recht

De spoorlijn Apeldoorn-Amersfoort is als zodanig bestemd. Op een aantal plaatsen kennen tevens de aangelegen gronden een spoorwegbestemming. Binnen het plangebied kennen een groot aantal wegen een verkeersbestemming, waarbij sprake is van een nadere onderverdeling naar wegtype.

Verder zijn bijzondere elementen als zendmasten, nutsvoorzieningen, een (niet meer aanwezige) hoogspanningsleiding, gastransportleidingen en een (niet meer aanwezige) straalverbinding als zodanig bestemd danwel aangeduid.


Beleidskader

Voor de genoemde publieke functies is geen specifiek beleid geformuleerd. Wel geldt er specifieke regelgeving op het gebied van akoestiek, externe veiligheid en beheer, welke afstanden aangeven waarbinnen bepaalde nieuwe vormen van gebruik en bebouwing niet zijn toegestaan (zie ook thema "Milieu").


Ontwikkelingen

Er lopen diverse projecten gericht op de versterking van de Veluwe als natuur- en recreatiegebied. Voorbeelden hiervan zijn de aanleg van een ecoduct over de Rijksweg A1 en een herindeling van parkeerplaatsen voor natuurrecreanten (P-Veluwe). Deze projecten zijn aan de orde gekomen bij de thema's "Natuur en Landschap" en "Recreatie".


Visie

De aanwezige publieke functies worden gehandhaafd. Nieuwe voorzieningen die bijdragen aan de doelstellingen voor de Veluwe op het gebied van natuur en recreatie danwel een groot openbaar belang dienen worden zonodig planologisch mogelijk gemaakt. Anders dan genoemd onder "Ontwikkelingen" doen die zich echter op dit moment niet voor.


Consequenties bestemmingsplan

De aanwezige publieke functies worden positief bestemd in het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid voor realisatie van grootschalige nieuwe publieke functies. Door het opnemen van een algemene bouwregel wordt het wel toegestaan om kleinschalige nutsvoorzieningen op te richten.


Voor de spoorweg en voor de in verkeerskundig opzicht belangrijkste bestaande wegen (rijksweg, hoofdverbindingswegen, doorgaande wegen) worden respectievelijk de bestemmingen "Verkeer-Spoorweg" en "Verkeer-Weg" opgenomen.

De overige bestaande wegen en fietspaden worden als zodanig opgenomen binnen de bestemming van het gebied waar ze liggen, waarbij de voornaamste een specifieke aanduiding "weg" krijgen.


Ter plaatse van de gasleidingen wordt de dubbelbestemming "Leiding - Gas" opgenomen die overeenkomt met de beheerzone van vier meter aan weerszijden van de leidingen, zoals bepaald in specifieke regelgeving. Een vergelijkbare dubbelbestemming "Leiding - Riool" wordt voor de twee rioolpersleidingen opgenomen. Hiermee kunnen activiteiten die schadelijk zijn voor deze voorzieningen voorkomen worden.


De aanwezige telecommunicatievoorzieningen worden in het bestemmingsplan opgenomen in de vorm van een specifieke aanduiding binnen de bestemming van het gebied waar ze in liggen. Het telecommunicatieperceel nabij Otterloseweg 116 krijgt een specifieke bedrijfsbestemming.


Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen met in achtneming van de instandhoudingsdoelstellingen uit Natura 2000 de voor bovengenoemde functies opgenomen regeling uitvoerbaar is.


3.2.11 Milieu

Bestaande situatie en beleidskader

Het bereiken van een goede milieukwaliteit vormt een essentieel onderdeel bij het integrale proces om te komen tot een goede ruimtelijke ordening. Er zijn verschillende milieuaspecten die een rol spelen binnen de ruimtelijke ordening. Bij alle voorgaande thema's spelen milieuaspecten een rol. De relevante milieuaspecten zijn:


Bodemkwaliteit

De kwaliteit van de bodem heeft een directe relatie met de ruimtelijke visie voor het plangebied. Een goede bodemkwaliteit draagt bij aan de bescherming en ontwikkeling van de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Om inzicht te bieden in de bodemkwaliteit heeft de gemeente Apeldoorn beleid vastgesteld in een Bodemkwaliteitskaart en een Bodembeheersplan. Verder biedt de provinciale bodematlas inzicht in de bodemkwaliteit.


De bodemkwaliteit van het plangebied voldoet gemiddeld aan de zogenaamde Achtergrondwaarden 2000. Dat wil zeggen dat er gemiddeld voor het plangebied geen verontreinigingen in de bodem zijn vastgesteld.

Uit het gemeentelijk Bodem Informatiesysteem (afgekort BISS) blijken in het plangebied wel lokaal een beperkt aantal verdachte bodemlocaties aanwezig te zijn. Dit betekent dat lokaal in het verleden verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden welke mogelijk tot een bodemverontreiniging hebben geleid. Bodemonderzoek moet dan aantonen of werkelijk sprake is van bodemverontreiniging.

Tevens blijken uit het BISS een zeer beperkt aantal locaties waar op basis van onderzoek verontreiniging van de bodem is vastgesteld. Voor zover bekend betreft het hier geen gevallen van bodemverontreiniging welke op korte termijn saneringsmaatregelen behoeven.

Omdat in dit bestemmingsplan sprake is van herbestemmen van bestaande situaties is op dit moment geen nader inzicht vooraf in de bodemsituatie nodig. Bij (vervangende) nieuwbouw zal apart bodemonderzoek gedaan worden in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag (rekening houdende met de informatie uit het BISS).


Ammoniakuitstoot

Uitstoot van ammoniak leidt tot verzuring van de bodem. Verder negatief gevolg van ammoniak is het veroorzaken van een overmaat aan voedingsstoffen, waardoor bijvoorbeeld de algengroei in het water explosief toeneemt. De huidige overmaat aan ammoniak in het milieu is voor 90 procent uit de landbouw afkomstig. De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) beschermt zeer kwetsbare natuurgebieden, waaronder de Veluwe, tegen de uitstoot van ammoniak die wordt veroorzaakt door veehouderijen. Deze gebieden komen overeen met het in het Reconstructieplan Veluwe aangewezen extensiveringsgebied. Nieuwvestiging en uitbreiding van intensieve veehouderij is in deze gebieden niet toegestaan. Binnen het plangebied is geen intensieve veehouderij aanwezig.


Milieuzonering

Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Verspreid over het plangebied komen enkele milieubelastende functies voor, zoals bedrijvigheid, horeca en maatschappelijke voorzieningen.


Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie   richtafstand bij omgevingstype rustige woonwijk, rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied  
1   10 m  
2   30 m  
3.1   50 m  
3.2   100 m  
4.1   200 m  
4.2   300 m  

Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.

Geluid verkeer

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Twee eerstgenoemde bronnen zijn aanwezig in het plangebied. Het geluid afkomstig van de in het plangebied aanwezige (spoor)wegen belast in meer of mindere mate de omgeving. Indien een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk maakt dient volgens de Wgh onderzocht te worden of de geluidgrenswaarden bij die objecten niet overschreden worden. Omdat in dit bestemmingsplan daar geen sprake van is hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.

Daarnaast ligt een klein deel van de geluidszone van bedrijventerrein Brouwersmolen binnen het plangebied.


Luchtkwaliteit

Met name het verkeer heeft invloed op de luchtkwaliteit binnen het plangebied. De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.

Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarvoor het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Vanwege het conserverende karakter van dit bestemmingsplan valt deze onder de 'niet in betekende mate' regeling. Het plan heeft geen negatieve effect op de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.


Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan.


Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het Bevi het plaatsgebonden risico vast en geeft het een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.


In het plangebied zijn drie bedrijven aanwezig die onder het Bevi vallen. Het betreft LPG-tankstations. In de onderstaande tabel is aangegeven hoe groot de PR-10-6-contour is op basis van de vergunde doorzet.

Adres   LPG doorzet
per jaar  
Pr-10-6-contour  
Rijksweg A1 zuidzijde te Apeldoorn kadastraal bekend gemeente Apeldoorn APD01-P-00424-G (voorheen bekend als sectie P nr. 281)   Tot 1000 m3   45 meter rondom het vulpunt  
Rijksweg A1 779 te Ugchelen kadastraal bekend BBG01-l-04463-G-0000 (voorheen bekend als gemeente Beekbergen sectie I nr. 4268)   Tot 1000 m3   45 meter rondom het vulpunt  
Europaweg 250 te Ugchelen   Tot 1500 m3   110 meter rondom het vulpunt  

Een vierde risicobron, in de vorm van propaanopslag, is aanwezig nabij het plangebied, op het terrein van recreatiebedrijf Liederholt.


Buisleidingen

Op de grens van het plangebied aan de Europaweg en de A1 liggen aardgas-transportleidingen. Het betreft een 6 inch (N552-69) en twee 12 inch (N552-75, N552-70) leidingen met een ontwerpdruk van 40 bar. Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Nummer leiding   Druk (bar)   Diameter (inch)   Zakelijke rechtstrook (meter)  
N552-75   40   12   4  
N552-69   40   6   4  
N552-70   40   12   4  

Transport gevaarlijke stoffen

Er zijn transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig in of nabij het plangebied die vallen onder de regelgeving van het concept Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), te weten de rijkswegen A1 en A50N302 (Harderwijkerweg), N344 (Deventerstraat/ Amersfoortseweg), de N804 (Otterloseweg), de N788 (Arnhemseweg) en de spoorlijn Amersfoort - Deventer.


Militair terrein

Het bosgebied ten zuiden van Radio Kootwijk heeft een militaire functie. Het terrein vormt een onderdeel van Infanterie Schietkamp Harskamp, welke op grondgebied van Barneveld, Ede en Apeldoorn ligt.

Het Infanterie Schietkamp, een terrein van 2.600 ha., is de oudste en enige schietfaciliteit in zijn omvang en capaciteit. Het kamp, dat al sinds 1880 bestaat, omvat 35 schietbanen en voorziet jaarlijks in schiettrainingen van ruim 300.000 manschappen (onder andere militairen en politie). Dit betekent een zekere geluidbelasting voor de omgeving. Het Ministerie van Defensie heeft een milieuvergunning voor het schietkamp.


Consequenties externe veiligheid

Het Projectbureau externe veiligheid van de Regio Stedendriehoek heeft beoordeeld welke externe veiligheidsconsequenties voortvloeien uit bestemmingsplan Veluwe in de risicobronnen. Het betreft de "Notitie - Beoordeling externe veiligheid ten behoeve van het conserverende plan Veluwe, met kenmerk DOS-2011-501109, d.d. 4 mei 2011" (als bijlage opgenomen).


Uit de beoordelingsresultaten valt af te leiden dat er in of nabij het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen met een plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar die gelegen is over bestaande of geprojecteerde kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico levert derhalve geen belemmering voor de planontwikkeling.


Het groepsrisico ten gevolge van de risicobronnen binnen het plangebied overschrijdt nergens de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bouwtitels binnen de invloedsgebieden van de diverse risicobronnen. Het groepsrisico neemt ten gevolge van de vaststelling van het plan derhalve niet toe.


Het bestemmingsplan Veluwe heeft dus geen consequenties voor de externe veiligheid in het plangebied.


Elektromagnetische straling


Hoogspanningslijnen

Binnen het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig.


Zendmasten

Naast diverse GSM- en UMTS-masten bevinden zich in het plangebied, aan de Otterloseweg, twee radio(FM)-zendmasten met een hoogte van 50 en 70 meter. Voor deze zendmasten geldt op basis van het Convenant in het kader van het nationaal antennebeleid inzake vergunningvrije antenne-installaties voor Mobile telecommunicatie een contour van 16,16 meter en 35.38 rondom de zendmast waarbinnen geen nieuwe gevoelige objecten mogen worden opgericht.


Radar

Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van de radar Nieuw Milligen. Ter voorkoming van de radarverstoring zijn beperkingen van toepassing voor het oprichten van hoge gebouwen en overige bouwwerken. Voor op te richten bouwwerken hoger dan 45 meter boven de maaiveldhoogte bij de radar is het noodzakelijk een radarverstoringsonderzoek uit te voeren. Bij een uitkomst dat meer dan tien procent vermindering van het radarbereik in een bepaalde richting optreedt is de nieuwbouw niet toegestaan. Omdat de het maaiveld bij de radar op 45 meter boven NAP ligt bedraagt de toetsingshoogte 80 meter boven NAP.


Vliegveiligheid

Een deel van het plangebied ligt binnen het obstakelbeheergebied van Vliegbasis Deelen. Het gaat om het obstakelvrije vlak van de invliegfunnel en het Inner Horizontal and Conical Surface. Zoals vermeld in de Structuurschema Militaire Terreinen II worden binnen deze gebieden uit een oogpunt van vliegveiligheid obstakelvrije hoogtes aangehouden. In het gebied mogen geen nieuwe objecten worden opgericht die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogte.


Stilte en donkerte

De Veluwe is voor Nederlandse begrippen een groot natuurgebied ('nationaal landschap') met rust, stilte en donkerte als oerkwaliteiten. Die kwaliteiten zijn op de Veluwe nog relatief sterk aanwezig, maar staan onder druk terwijl de behoefte aan rust (stilte) en donkerte toenemen.


Stiltegebieden

De provincie Gelderland onderscheidt binnen de kernkwaliteiten voor de Veluwe stiltegebieden en stiltebeleidsgebieden. Het gebied ten noorden van de Amersfoortseweg is in het streekplan Gelderland aangewezen als stiltegebied. Het overige deel van het plangebied is aangemerkt als stiltebeleidsgebied.

In stiltegebieden moet worden voorkomen dat activiteiten plaatsvinden die de gebiedseigen geluiden verstoren. Ruimtelijke initiatieven zullen voor wat betreft het aspect stilte beoordeeld worden volgens het principe van stand still - step forward. Dat wil zeggen dat het geluidsniveau niet mag toenemen en bij voorkeur dient af te nemen. Gebiedseigen activiteiten, zoals normale agrarische bedrijfsvoering, ondervinden hiervan geen belemmering.


Lichthinder

Duisternis hoort net als stilte, een onvervuilde bodem en schoon grondwater, tot de meest elementaire natuurkwaliteiten. Een overdaad aan licht verstoort het bioritme van allerlei organismen en kan een heel ecosysteem ontwrichten. Lichthinder in het plangebied kan worden veroorzaakt door onder andere buitenverlichting aan gebouwen, reclameverlichting, openbare verlichting en verlichting van recreatieve voorzieningen. Er zijn plannen om van de Veluwe een donkertegebied te maken. Donkertegebieden zijn plekken waar duisternis wordt beschermd en licht zoveel mogelijk wordt beperkt door terughoudend en zorgvuldig met verlichting om te springen.


Ontwikkelingen

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Het legt de bestaande situatie vast. Nieuwe ontwikkelingen blijven overwegend beperkt tot het bieden van enige uitbreidingsmogelijkheden van al aanwezige gebouwen, het bieden van enige nieuwe gebruiksmogelijkheden van onder andere bedrijfspercelen, het oprichten van andere bouwwerken en het toestaan van kleinschalige vormen van nieuw gebruik, zoals nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven en woningen. Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.


Visie

Een goede milieukwaliteit binnen het plangebied draagt bij aan de doelstellingen om de Veluwe verder te ontwikkelen tot een aaneengesloten natuurgebied, de aanwezige waarden te beschermen en extensieve vormen van recreatie te stimuleren. Inzet is dan ook om in dit bestemmingsplan de belasting van bestaande milieuhinderlijke activiteiten zoveel mogelijk te beperken, nieuwe ontwikkelingen alleen mogelijk te maken als uit toetsing blijkt dat deze geen milieuhinder veroorzaken en/of geen milieuhinder ondervinden en waar mogelijk bij te dragen aan de doelstellingen gericht op het verbeteren van de milieukwaliteit.


Consequenties bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan draagt als volgt bij aan de bescherming en verbetering van de milieukwaliteit.


Bodemkwaliteit

Het conserverende karakter van dit bestemmingsplan maakt nieuwe, potentieel verontreinigde functies niet mogelijk. Werken en werkzaamheden voor bodemsanering worden uitgezonderd van de omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden.


Ammoniakuitstoot

In het plangebied komt geen intensieve veehouderij voor. Nieuwvestiging wordt uitgesloten.


Milieuzonering

Vestiging van milieubelastende functies op nieuwe percelen wordt uitgesloten. De aanwezige milieubelastende functies binnen de bestemmingen "Bedrijf", "Cultuur en ontspanning", "Maatschappelijk" en "Horeca" krijgen een maatbestemming, met een beperkte uitbreidingsmogelijkheid voor bebouwing. Naast het bestaande gebruik wordt op de betreffende percelen uitsluitend ander, binnen deze bestemmingen behorend gebruik toegestaan. Dit betreft activiteiten met een binding aan het landelijk gebied en vallend onder milieucategorie 1 (of naar aard en invloed daarmee vergelijkbaar), zoals opgenomen in de bij de regels behorende lijsten (Lijst van toegelaten horecatypen, Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen, Lijst van toegelaten vormen van cultuur en ontspanning, Lijst van toegelaten bedrijfstypen). Deze lijsten zijn gebaseerd op de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009). Per lijst is een selectie gemaakt op basis van de criteria: soort activiteit, milieucategorie en mate van binding aan het landelijk gebied. Een vergelijkbare regeling wordt opgenomen voor nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf en woningen.


Geluid verkeer

Het conserverende karakter van dit bestemmingsplan maakt nieuwe geluidgevoelige of geluidbelastende objecten niet mogelijk. Een specifieke regeling is dan ook niet nodig.

De geluidzone van Brouwersmolen wordt met de aanduiding "Geluidzone-industrie" op de plankaart opgenomen en in de regels is bepaald dat binnen de zone het gebruik van niet-bebouwde grond en bebouwing als geluidsgevoelige terreinen en/of geluidsgevoelige gebouwen, als bedoeld in de Wet geluidhinder niet is toegestaan.


Luchtkwaliteit

Het conserverende karakter van dit bestemmingsplan maakt nieuwe voor de luchtkwaliteit gevoelige functies danwel functies die de luchtkwaliteit verminderen niet mogelijk. Een specifieke regeling is dan ook niet nodig.


Externe veiligheid

Nieuwvestiging van Bevi-bedrijven wordt uitgesloten. De PR-veiligheidscontour van de drie LPG-tankstations wordt met de aanduiding "Veiligheidszone - lpg" opgenomen. De aardgastransportleidingen (inclusief zakelijke rechtstrook) krijgen ter bescherming de dubbelbestemming "Leiding - gas".


Elektromagnetische straling

De zendmasten worden met de aanduiding "zend/-ontvangstinstallatie" opgenomen. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe gevoelige objecten toe binnen de contouren van de aanwezige zendmasten. Een beschermende regeling is dan ook niet nodig.


Om verstoring van de radar Nieuw Milligen te voorkomen wordt in de regels bepaald dat het oprichten van een bouwwerk waarvan de hoogte de grens van 80 meter boven NAP overschrijdt niet is toegestaan, tenzij daarmee een bestaand bouwwerk wordt vervangen en de hoogte van dat bestaande bouwwerk niet wordt overschreden. Onder voorwaarde wordt het mogelijk hiervan af te wijken. Voor afwijking dient advies van de beheerder van de radar zijn ingewonnen.


Vliegveiligheid

Uit toetsing van het obstakelbeheergebied aan het bestemmingsplan is niet gebleken dat het plan mogelijkheden biedt tot het plaatsen van objecten die de bij het obstakelbeheergebied aangegeven hoogtes overschrijden. Het bestemmingsplan maakt dus geen overschrijding van de hoogtes behorende bij het obstakelbeheergebied mogelijk, wat een specifieke verbodsbepaling hiervoor niet nodig maakt.


Stilte en donkerte

Het conserverende karakter van dit bestemmingsplan maakt nieuwe, potentieel belastende functies of grootschalige uitbreiding van dergelijke al aanwezige functies niet mogelijk. Bij het terugdringen van nu aanwezige verstoring van rust en lichthinder heeft het bestemmingsplan hooguit een faciliterende rol. Zo wordt de aanleg van geluidwerende voorzieningen binnen de verkeersbestemmingen mogelijk gemaakt.