Plan: | Veluwe |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1058-onh1 |
aanduiding | Bedrijf | SBI-code | Straatnaam | Huisnummer |
sb-ba | groothandel en detailhandel bosbouwartikelen | 466.2 | Amersfoortseweg | 205 |
nv | nutsvoorziening | 35D4/35D3 | Grevenhout | 7 |
sb-kb | kunststofverwerkend bedrijf zonder fenolharsen | 222.1 | Grevenhout | 9 |
op | opslag | 52109.B | Grevenhout | 13 |
sb-dp | dierenpension | 0149.3 | Van Golsteinlaan | 33 |
vml | verkooppunt motorbrandstoffen met lpg | 473.2 | Rijksweg A1 | 738 (oost) |
vml | verkooppunt motorbrandstoffen met lpg | 473.2 | Rijksweg A1 | 779 (west) |
vml | verkooppunt motorbrandstoffen met lpg | 473.2 | Europaweg | 250 |
nv | nutsvoorziening | 35D4/35D3 | Otterloseweg | nabij 116 |
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing |
Maximale oppervlakte/ inhoud |
Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen
|
110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappinge n | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte(m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte(m)' aangegeven waarde | - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen, bijgebouwen en luifels niet meegeteld; - per verkooppunt motorbrandstoffen is een luifel met een oppervlak van ten hoogste 250 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m toegestaan; - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld; - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m |
|
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m2 | 3 m | 5 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (4.4.1a) |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen |
||||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (4.4.1b)
|
||
- antenne-installaties
|
15 m | |||
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken | 2 m | - er is ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter |
||
- overig |
6 m | - de hoogte van zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt ten hoogste de bestaande hoogte; |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak danwel het bouwvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken:
Afwijkingen als bedoeld in dit lid kunnen alleen worden verleend voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het planbeoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast.
Naast het bepaalde in lid 4.1, de algemene gebruiksregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
Agrarische bedrijvigheid, met uitzondering van veehouderij, is uitsluitend als nevenactiviteittoegestaan, mits dit niet leidt tot een milieuhygiënisch onaanvaardbare situatie.
Voor een verkooppunt motorbrandstoffen gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
het in lid 4.1 onder a1 bepaalde teneinde de vestiging van bedrijfstypen toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen, dan wel voorkomen in een hogere categorie dan in het betreffende bestemmingsvlak is toegestaan, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan, met dien verstande dat de belasting van het (leef)milieu en het landschap in de omgeving alsmede de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig mogen toenemen en de belangen van de omliggende functies ook anderszins niet onevenredig mogen worden geschaad;
Afwijkingen als bedoeld in dit lid kunnen alleen worden verleend voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het planbeoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast.
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.