direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Veluwe
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1058-onh1

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
      • I. bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in milieucategorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' ;
      • II. ter plaatse van de navolgende aanduiding tevens zijn toegestaan:
aanduiding   Bedrijf   SBI-code   Straatnaam   Huisnummer  
sb-ba   groothandel en detailhandel bosbouwartikelen   466.2   Amersfoortseweg   205  
nv   nutsvoorziening   35D4/35D3   Grevenhout   7  
sb-kb   kunststofverwerkend bedrijf zonder fenolharsen   222.1   Grevenhout   9  
op   opslag   52109.B   Grevenhout   13  
sb-dp   dierenpension   0149.3   Van Golsteinlaan   33  
vml   verkooppunt motorbrandstoffen met lpg   473.2   Rijksweg A1   738 (oost)  
vml   verkooppunt motorbrandstoffen met lpg   473.2   Rijksweg A1   779 (west)  
vml   verkooppunt motorbrandstoffen met lpg   473.2   Europaweg   250  
nv   nutsvoorziening   35D4/35D3   Otterloseweg   nabij 116  

    • 1. tuin en/of erf;
    • 2. ontsluitingswegen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
    • 5. nutsvoorzieningen;
    • 6. bescherming van het (grond)watersysteem;
    • 7. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
  • b. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
    • 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. risicovolle inrichtingen, met uitzondering van bestaande;
    • 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. niet voor particulieren toegankelijke detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten;
      • III. bestaande detailhandelsbedrijven.

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximale oppervlakte/
inhoud  
Maximale goothoogte   Maximale bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen









 
110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappinge n   de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte(m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte(m)' aangegeven waarde   - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen, bijgebouwen en luifels niet meegeteld;
- per verkooppunt motorbrandstoffen is een luifel met een oppervlak van ten hoogste 250 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m toegestaan;
- de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m  
Bedrijfswoningen   700 m3   4 m     - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld;
- per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen'
- de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde
- de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m  
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen   75 m2   3 m   5 m   - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (4.4.1a)  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen
 
       
- erf- en terreinafscheidingen       2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (4.4.1b)
 
- antenne-installaties
 
    15 m    
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken       2 m   - er is ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter
 
- overig
 
    6 m   - de hoogte van zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt ten hoogste de bestaande hoogte;  

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak danwel het bouwvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het in lid 4.2 bepaalde voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan;
  • b. van het in lid 4.2 bepaalde voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding voor de voorgevelrooilijn bij bedrijfswoningen tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is;
  • c. van het in lid 4.1 en lid 4.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 4.6 ontheffing van de gebruiksregels is verleend.
4.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijkingen als bedoeld in dit lid kunnen alleen worden verleend voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het planbeoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Naast het bepaalde in lid 4.1, de algemene gebruiksregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

4.5.1 Agrarisch gebruik

Agrarische bedrijvigheid, met uitzondering van veehouderij, is uitsluitend als nevenactiviteittoegestaan, mits dit niet leidt tot een milieuhygiënisch onaanvaardbare situatie.

4.5.2 Regels voor verkooppunt motorbrandstoffen

Voor een verkooppunt motorbrandstoffen gelden de volgende regels:

  • a. van de toegestane oppervlakte aan bebouwing mag ten hoogste 175 m² per vestiging langs de snelweg en 75 m2 per vestiging langs overige wegen worden benut als servicegebouw voor winkel, magazijn en sanitaire ruimten ten dienste van het verkooppunt motorbrandstoffen. Van deze bepaling zijn technische werkruimten, zoals werkplaatsen, wasinstallaties en overige technische ruimten uitgezonderd;
  • b. in het onder a genoemde servicegebouw zijn geen afzonderlijke ruimten voor detailhandeltoegestaan;
  • c. al dan niet zelfstandige horecaruimten in de zin van café, bar, restaurant, snackbar et cetera zijn niet toegestaan. Buffetverkoop en verkoop uit automatiek zijn, als onderdeel van de detailhandelsactiviteiten, wel toegestaan;
  • d. bij beëindiging van het verkooppunt motorbrandstoffen dienen de hiervoor genoemde detailhandelsactiviteiten eveneens te worden beëindigd.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:

het in lid 4.1 onder a1 bepaalde teneinde de vestiging van bedrijfstypen toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen, dan wel voorkomen in een hogere categorie dan in het betreffende bestemmingsvlak is toegestaan, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan, met dien verstande dat de belasting van het (leef)milieu en het landschap in de omgeving alsmede de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig mogen toenemen en de belangen van de omliggende functies ook anderszins niet onevenredig mogen worden geschaad;

4.6.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijkingen als bedoeld in dit lid kunnen alleen worden verleend voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het planbeoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.