Plan: | Veluwe |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1058-onh1 |
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing |
Maximale oppervlakte/ inhoud |
Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bedrijfsgebouwen en overkappingen |
bouwvlak | 6 m | 10 m | - uitsluitend binnen bouwvlak toegestaan - de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - de oppervlakte aan kassen bedraagt ten hoogste 120% van de bestaande oppervlakte aan kassen - de afstand van op te richten kassen tot niet bij het bedrijf behorende woningen bedraagt ten minste 30 m |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - uitsluitend binnen bouwvlak toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden de deel, inpandige garages en bergingen meegeteld; - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande niet bij het betreffende bedrijf behorende kassen bedraagt ten minste 30 m |
|
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m2 | 3 m | 5 m | - uitsluitend binnen bouwvlak toegestaan - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (3.4.1a) - de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen |
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen |
|||
- mestsilo's |
6 m | |||
- sleufsilo's |
2500 m2 | 4 m | ||
- overige silo's |
10 m | |||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak of voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1,50 m (3.4.1d)
|
||
- antenne-installaties
|
15 m | |||
- bouwwerken voor teeltondersteunende voorzieningen | 1,5 m |
|
||
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken | 2 m (3.4.1e) | - indien de paardenbak geen onderdeel vormt van het agrarisch bedrijf als bedoeld in lid 3.1 is er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter; - uitsluitend in samenhang met een afwijking als bedoeld in lid 3.6.2 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan |
||
- overig |
6 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bouwvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2bepaalde:
Ontheffingen als bedoeld in dit lid kunnen alleen worden verleend voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het planbeoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast.
Naast het bepaalde in lid 3.1, de algemene gebruiksregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
Grond behorende bij woningen, maar gelegen buiten het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' mag, als zijnde een aan het landelijk gebied verwante activiteit, gebruikt worden als moestuin.
Behoudens bestaande bedrijven zijn niet toegelaten:
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
De rijbaanbreedte van wegen ter plaatse van de aanduiding 'weg' bedraagt ten hoogste 5 meter. Voor bestaande wegen die een grotere breedte hebben, geldt de bestaande breedte als maximum. Naast de rijbaan is aan één zijde van de weg een in twee richtingen berijdbaar fietspad of aan beide zijden een in één richting berijdbaar fietspad toegestaan, mits:
Het is niet toegestaan de gronden gelegen buiten het bouwvlak te gebruiken ten behoeve van paardenbakken.
Het is niet toegestaan de gronden gelegen buiten het bouwvlak te gebruiken ten behoeve van opslag, waaronder kuilvoeropslag en het ten behoeve daarvan aanleggen van verhardingen. Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.5.3 bepaalde teneinde de maximale rijbaanbreedte van wegen ter plaatse van de aanduiding 'weg' met ten hoogste 2 m te verbreden, mits dat noodzakelijk is voor een goede verkeersafwikkeling.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.5.4 bepaalde:
Met dien verstande dat voor zowel a als b geldt dat:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1bepaalde teneinde:
mits:
a. de vloeroppervlakte die voor de nevenactiviteiten wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 25% van de vloeroppervlakte die voor de hoofdfunctie wordt gebruikt, met een absoluut maximum van 350 m2;
b. voorzieningen ten behoeve van Bed&Breakfast beperkt blijven tot het hoofdgebouw, waarbij het absolute maximum aan vloeroppervlakte 75 m2 bedraagt;
c. geen buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten plaatsvindt;
d. de nevenactiviteiten plaatsvinden binnen het bouwvlak, tenzij dit aantoonbaar niet haalbaar is en het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de nevenactiviteit zich beperkt tot gronden die direct aansluiten aan het bouwvlak;
e. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
f. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
g. de belangen van de omliggende functies niet onevenredig worden geschaad.
Afwijkingen als bedoeld in dit lid kunnen alleen worden verleend voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het planbeoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast.
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan, voorzover de gronden zijn bestemd als 'Agrarisch' te wijzigen naar de bestemming 'Natuur', mits dit plaatvindt ter uitvoering van de instandhouding en ontwikkeling van de natuurdoelstellingen. Voorts zijn de algemene criteria van artikel 34 lid 34.2 van toepassing.