direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Veluwe
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1058-onh1

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. zorgboerderijen;
  • c. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen, waaronder lange-afstandswandelroutes ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - lange-afstandwandelroute' en lange-afstandsfietsroutes ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - lange-afstandfietsroute' ;
  • d. recreatief medegebruik in de vorm van spelactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
  • e. natuurbeheer;
  • f. wegen, ter plaatse van de aanduiding 'weg', met dien verstande dat wegen voorzover bestaand tevens zijn toegestaan op gronden die niet zijn aangeduid als 'weg';
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. bescherming van het (grond)watersysteem;
  • i. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximale oppervlakte/
inhoud  
Maximale goothoogte   Maximale bouwhoogte   Bijzondere regels  
Bedrijfsgebouwen en overkappingen








 
bouwvlak   6 m   10 m   - uitsluitend binnen bouwvlak toegestaan
- de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- de oppervlakte aan kassen bedraagt ten hoogste 120% van de bestaande oppervlakte aan kassen
- de afstand van op te richten kassen tot niet bij het bedrijf behorende woningen bedraagt ten minste 30 m  
Bedrijfswoningen   700 m3   4 m     - uitsluitend binnen bouwvlak toegestaan
- voor het bepalen van de inhoud worden de deel, inpandige garages en bergingen meegeteld;
- per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen'
- de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde
- de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande niet bij het betreffende bedrijf behorende kassen bedraagt ten minste 30 m  
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen   75 m2   3 m   5 m   - uitsluitend binnen bouwvlak toegestaan
- bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (3.4.1a)
- de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen
 
      - bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen
 
- mestsilo's
 
    6 m    
- sleufsilo's
 
2500 m2     4 m    
- overige silo's
 
    10 m    
- erf- en terreinafscheidingen       2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak of voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1,50 m (3.4.1d)
 
- antenne-installaties
 
    15 m    
- bouwwerken voor teeltondersteunende voorzieningen       1,5 m  
 
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken       2 m (3.4.1e)   - indien de paardenbak geen onderdeel vormt van het agrarisch bedrijf als bedoeld in lid 3.1 is er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter;
- uitsluitend in samenhang met een afwijking als bedoeld in lid 3.6.2 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan
 
- overig
 
    6 m    

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bouwvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2bepaalde:

  • a. voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan;
  • b. voor het buiten het bouwvlak oprichten van bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² per agrarisch bedrijf en een hoogte van ten hoogste 3 m, mits dat noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering en de bebouwing niet binnen het bouwvlak zelf kan worden opgericht;
  • c. voor het buiten het bouwvlak oprichten van een stalruimte voor hobbymatig agrarisch gebruik waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt, met dien verstande dat bij de stalruimte blijvend ten minste 1 hectare grond hoort, waarop de stalruimte wordt gebouwd en die grond bestemd is als Agrarisch;
  • d. voor het ten behoeve van de privacy binnen het bouwvlak bouwen van een erf- of terreinafscheiding voor de voorgevelrooilijn bij bedrijfswoningen tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is;
  • e. voor het oprichten van stapmolens of voor een bij een paardenbak behorende lichtmast tot een bouwhoogte van 6 m, indien dit vanwege de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
3.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Ontheffingen als bedoeld in dit lid kunnen alleen worden verleend voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het planbeoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Naast het bepaalde in lid 3.1, de algemene gebruiksregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

3.5.1 Wonen

Grond behorende bij woningen, maar gelegen buiten het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' mag, als zijnde een aan het landelijk gebied verwante activiteit, gebruikt worden als moestuin.

3.5.2 Niet toegelaten bedrijven

Behoudens bestaande bedrijven zijn niet toegelaten:

  • a. veehouderijen, waaronder intensieve veehouderijen;
  • b. wormen-, maden- en viskwekerijen en fokkerijen en mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, voor zover dit in de open lucht plaatsvindt;
  • c. pelsdierhouderijen, voor zover dit in de open lucht plaatsvindt.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

3.5.3 Wegen ter plaatse van de aanduiding 'weg'

De rijbaanbreedte van wegen ter plaatse van de aanduiding 'weg' bedraagt ten hoogste 5 meter. Voor bestaande wegen die een grotere breedte hebben, geldt de bestaande breedte als maximum. Naast de rijbaan is aan één zijde van de weg een in twee richtingen berijdbaar fietspad of aan beide zijden een in één richting berijdbaar fietspad toegestaan, mits:

  • a. het fietspad binnen een afstand van ten hoogste 15 m uit de kant van de rijbaan is gesitueerd;
  • b. de breedte van een in één richting berijdbaar fietspad niet meer dan 2 m en van een in twee richtingen berijdbaar fietspad niet meer dan 3,50 m bedraagt.
3.5.4 Paardenbakken

Het is niet toegestaan de gronden gelegen buiten het bouwvlak te gebruiken ten behoeve van paardenbakken.

3.5.5 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden gelegen buiten het bouwvlak te gebruiken ten behoeve van opslag, waaronder kuilvoeropslag en het ten behoeve daarvan aanleggen van verhardingen. Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijkingsbevoegdheid algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.5.3 bepaalde teneinde de maximale rijbaanbreedte van wegen ter plaatse van de aanduiding 'weg' met ten hoogste 2 m te verbreden, mits dat noodzakelijk is voor een goede verkeersafwikkeling.

3.6.2 Afwijkingsbevoegdheid voor paardenbakken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.5.4 bepaalde:

  • a. voor het realiseren van paardenbakken:
  • b. voor het realiseren van ten hoogste één paardenbak:
    • 1. behorende bij een woning maar gelegen buiten het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen'.
    • 2. behorende bij een agrarische bedrijfswoning maar gelegen buiten het bouwvlak;

Met dien verstande dat voor zowel a als b geldt dat:

  • a. de gehele paardenbak binnen een afstand van 75 meter van het betreffende bouwvlak of bestemmingsvlak gesitueerd dient te worden;
  • b. er geen onevenredige hinder ten gevolge van de paardenbak mag optreden bij andere (bedrijfs)woningen; in ieder geval mag de afstand tussen enig punt van de paardenbak en een (bedrijfs)woning van derden niet minder dan 50 meter bedragen;
  • c. de hoogte van de paardenbakomheiningen en lichtmasten niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • d. realisatie van de paardenbak binnen het betreffende bouwvlak dan wel binnen het betreffende bestemmingsvlak aantoonbaar niet haalbaar is.
3.6.3 Afwijkingsbevoegdheid voor nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1bepaalde teneinde:

mits:

a. de vloeroppervlakte die voor de nevenactiviteiten wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 25% van de vloeroppervlakte die voor de hoofdfunctie wordt gebruikt, met een absoluut maximum van 350 m2;

b. voorzieningen ten behoeve van Bed&Breakfast beperkt blijven tot het hoofdgebouw, waarbij het absolute maximum aan vloeroppervlakte 75 m2 bedraagt;

c. geen buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten plaatsvindt;

d. de nevenactiviteiten plaatsvinden binnen het bouwvlak, tenzij dit aantoonbaar niet haalbaar is en het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de nevenactiviteit zich beperkt tot gronden die direct aansluiten aan het bouwvlak;

e. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;

f. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;

g. de belangen van de omliggende functies niet onevenredig worden geschaad.

3.6.4 Voorwaarden voor afwijking

Afwijkingen als bedoeld in dit lid kunnen alleen worden verleend voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het planbeoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan, voorzover de gronden zijn bestemd als 'Agrarisch' te wijzigen naar de bestemming 'Natuur', mits dit plaatvindt ter uitvoering van de instandhouding en ontwikkeling van de natuurdoelstellingen. Voorts zijn de algemene criteria van artikel 34 lid 34.2 van toepassing.