direct naar inhoud van 2.3 Regionaal beleid
Plan: Buitengebied Noord-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1044-vas2

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Regionaal structuurplan Stedendriehoek, mei 2007

Voor het plangebied is van belang dat de regio Stedendriehoek kiest voor:

  • een betere toegankelijkheid van het landelijk gebied door aanleg van een recreatief netwerk van wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • ontwikkeling van enkele aantrekkelijke, lokale, stedelijke uitloopgebieden en groen in de directe nabijheid van de stad.

Een aantal waterlopen is als te verbreden aangemerkt. Tevens is er een gebied voor nieuwe bossen aangegeven. Verder is er landelijk gebied voor verbrede ontwikkeling aangeduid ter hoogte van Weteringsebroek. Hier is ruimte voor verbreding van agrarische activiteiten door combinaties te zoeken met natuur, recreatie en wonen, kortom een verbrede landbouw, die zich richt op recreatieve mogelijkheden.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • ruimte voor aanleg van routes, stedelijk groen en stedelijke uitloopgebieden;
  • verbrede ontwikkeling landbouw Weteringsebroek;
  • ruimte voor waterberging in verbrede waterlopen;
  • ruimte voor nieuwe bossen rondom landgoed 't Woudhuis.
2.3.2 Regionale Structuurvisie De Voorlanden Stedendriehoek 2030, Visie op het niet bundelingsgebied

De Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de regio Stedendriehoek vormt de regionale structuurvisie voor het niet bundelingsgebied.

Deze visie over De Voorlanden richt zich op het versterken en uitbouwen van de kwaliteiten van natuur en landschap, de gevarieerde en hoogwaardige woon- en werkomgeving, de sterke landbouw en het toeristisch profiel van de regio Stedendriehoek. Met een versterkte inzet van bestaande beleidsmiddelen voor water, natuur en landschap kan de grote variatie aan hoogwaardige landschappen in dit gebied gewaarborgd worden. De agrarische sector ontwikkelt zich in de richting van schaalvergroting (grotere bedrijven) en verbreding (zoals agrotoerisme). Bij toerisme en recreatie wordt gedacht aan bijvoorbeeld de verdere ontwikkeling van cultuurtoerisme. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de kanalen, de sprengen en beken, de stoomspoorlijn en de vele landgoederen en cultuurlandschappen. Ook wordt ingezet op kleinschalige verblijfsaccommodaties.

Door in te zetten op verschillende soorten activiteiten wordt de vitaliteit van de plattelandseconomie versterkt en biedt dit kansen voor werkgelegenheid.


Met name nieuwe landgoederen kunnen veel betekenen voor landschapsversterking. De Stedendriehoek zet in op duurzaam beheerbare landgoederen die daadwerkelijk een bijdrage aan de landschappelijke kwaliteit leveren. Robuuste landgoederen van enige omvang hebben daarom de voorkeur. Het algemene streven van de Stedendriehoek is een minimale omvang van tien hectare of meer. De provinciale regeling vormt het toetsingskader wat betreft toegankelijkheid, bouwvolumes en kwaliteit, zo stelt de regionale structuurvisie. De provincie Gelderland hanteert een maximum van realisatie van 3 woningen op het landgoed, of een (klein) kantoor. Het plan moet passen binnen de voor het gebied geldende natuurdoeltypen van het Gebiedsplan Natuur en Landschap (2005).


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • versterken en uitbouwen van de kwaliteiten van natuur en landschap, de gevarieerde en hoogwaardige woon- en werkomgeving, de sterke landbouw en het toeristisch profiel van de regio Stedendriehoek;
  • nieuwe landgoederen van 10 hectare zijn mogelijk. Op het landgoed mogen maximaal 3 woningen worden gerealiseerd met eventueel daarbij (klein) kantoor. Het plan moet passen binnen de voor het gebied geldende natuurdoeltypen van het Gebiedsplan Natuur en Landschap (2005). Het landgoed draagt bij aan de landschappelijke kwaliteit.
2.3.3 Regionale regeling functieverandering

Er is een regionale regeling functieverandering opgesteld: Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies. Deze treedt in de plaats van het beleid in de provinciale Structuurvisie over functieverandering.

Functieverandering biedt, door het toestaan van nieuwe economische dragers, belangrijke kansen voor het verbeteren van de economische vitaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied. Vooral ook voor het verbeteren van de kwaliteit van het landschap. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies ter plaatse van die stallen en schuren. In het beleidskader is uitgewerkt onder welke voorwaarden wonen en werken in of ter plaatse van vrijkomende gebouwen mogelijk is, met het oog op winst voor economie, leefbaarheid en landschap. Het beleidskader wijkt op de volgende punten af van de provinciale Structuurvisie:

  • het beleidskader biedt de mogelijkheid voor het bouwen van een of meer vrijstaande woningen, naast de mogelijkheid van meerdere wooneenheden in een woongebouw. In alle gevallen van functieverandering moet de omgevingskwaliteit er per saldo op vooruitgaan;
  • het beleidskader biedt de mogelijkheid om nieuwbouw te plegen voor functieverandering naar werken en de combinatie wonen/werken. Nieuwbouw in ruil voor sloop van gebouwen, kan noodzakelijk zijn om bedrijfstechnische en bedrijfseconomische redenen of ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door het slopen van bestaande verpauperde bebouwing;
  • binnen de mogelijkheden van de provinciale Structuurvisie (maximaal 50% hergebruik voor wonen) maken de gemeenten met dit beleidskader maatwerk mogelijk. Maatwerk dat recht doet aan de landschappelijke en functionele verschillen tussen gebiedsdelen binnen de regio. In een klein deel van het gebied is minder dan 50% hergebruik mogelijk. In een groot deel van het gebied is hergebruik (voor wonen) tot 50% mogelijk.

Kortom, het beleid gaat uit van:

  • aansluiting bij het streekplan ten aanzien van functieverandering, met uitzondering van:
  • de bouw van één of meer vrijstaande woningen mits de omgevingskwaliteit er per saldo op vooruitgaat;
  • onder voorwaarden nieuwbouw voor functieverandering naar werken en de combinatie wonen/werken;
  • maatwerk is mogelijk. In een klein deel van het gebied is minder dan 50% hergebruik mogelijk. in een groot deel van het gebied is hergebruik (voor wonen) tot 50% mogelijk;
  • bij functieverandering moet sprake zijn van verevening. Landschappelijke kwaliteit moet meeontwikkeld worden.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het regionale functieveranderingsbeleid kent maatwerk, om een zo goed mogelijke ruimtelijke kwaliteit te bereiken. Per locatie zal onder meer op basis van de gebiedskenmerken bezien worden wat als passende ontwikkeling wordt beschouwd. Dergelijk maatwerk vraagt een specifieke planologische regeling per geval. Dit bestemmingsplan bevat daarom geen algemene regel tot functieverandering. Functieverandering is wel mogelijk op specifieke locaties, maar middels een bestemmingsplanherziening.