Plan: | Buitengebied Noord-Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1044-vas2 |
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte /inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bedrijfsgebouwen en overkappingen |
bouwvlak | 4 m | -Voor bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch
gebied', 'natuur
en landschap', 'open landschap' en 'ecologische
verbindingszone': 10 m. - Voor overige bouwvlakken: 12 m |
- de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - de oppervlakte aan kassen bedraagt ten hoogste 120% van de bestaande oppervlakte aan kassen - de afstand van op te richten kassen tot niet bij het bedrijf behorende woningen bedraagt ten minste 30 m |
Bedrijfswoningen | 700 m3, , tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' | 4 m | - uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden de deel, inpandige garages en bergingen meegeteld; - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' of 'specifieke vorm van agrarisch - bijzondere regeling 2e bedrijfswoning'; - ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bijzondere regeling 2e bedrijfswoning' is de tweede bedrijfswoning uitsluitend toegestaan binnen dat aanduidingsvlak - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande niet bij het betreffende bedrijf behorende kassen bedraagt ten minste 30 m |
|
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m2 | 3 m | 5 m | - uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (3.4.1a) - de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
Dependances | 65 m2 | 3 m | 5 m | - uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan - de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances mag niet meer dan 75 m2 bedragen - een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen - bij een dependance zijn geen dakkapellen, erkers en balkons toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: |
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen, en met uitzondering van bestaande, legaal aanwezige bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak |
|||
- mestsilo's |
10 m | |||
- sleufsilo's |
2500 m2 | 4 m | ||
- overige silo's |
10 m | |||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak of voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1,50 m (3.4.1d) |
||
- antenne-installaties |
15 m | |||
- bouwwerken voor teeltondersteunende voorzieningen | 1,5 m | - de oppervlakte aan teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van kassen bedraagt ten hoogste 1.000 m2
- het buiten het bouwvlak oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen is uitsluitend toegestaan buiten de aanduidingen 'cultuurhistorisch gebied', 'natuur en landschap', 'open landschap' en 'ecologische verbindingszone' |
||
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken | 6 m | - indien de paardenbak geen onderdeel vormt van het agrarisch bedrijf als bedoeld in lid 3.1 is er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan - de hoogte van omheiningen van een paardenbak bedraagt ten hoogste 2 m; - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter; - uitsluitend in samenhang met het afwijken van de gebruiksregels als bedoeld in lid 3.6 onder 3.6.4 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan, alsmede bestaande en legaal aanwezige paardenbakken buiten het bouwvlak |
||
- overig |
6 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2 bepaalde:
Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
Het stallen van vee in stalruimte is uitsluitend toegestaan op de begane grond.
Ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan bebouwing die binnen een bouwvlak voor de intensieve veehouderij als stalruimte in gebruik is, als zodanig worden gebruikt, tenzij:
Ten behoeve van grondgebonden veehouderij mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan bebouwing die binnen een bouwvlak voor de grondgebonden veehouderij als stalruimte in gebruik is, als zodanig worden gebruikt, tenzij:
Grond behorende bij woningen, maar gelegen buiten het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' mag, als zijnde een aan het landelijk gebied verwante activiteit, gebruikt worden als moestuin.
Behoudens bestaande bedrijven zijn niet toegelaten:
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
De rijbaanbreedte van wegen ter plaatse van de aanduiding 'weg' bedraagt ten hoogste 5 meter. Voor bestaande wegen die een grotere breedte hebben, geldt de bestaande breedte als maximum. Naast de rijbaan is aan één zijde van de weg een in twee richtingen berijdbaar fietspad of aan beide zijden
een in één richting berijdbaar fietspad toegestaan, mits:
Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Het is niet toegestaan de gronden gelegen buiten het bouwvlak te gebruiken ten behoeve van paardenbakken.
Nevenactiviteiten zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat voorzieningen ten behoeve van Bed&Breakfast uitsluitend in het hoofdgebouw zijn toegestaan. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan. De vloeroppervlakte die ten behoeve van de nevenactiviteiten mag worden gebruikt bedraagt niet meer dan 75 m2, met dien verstande dat de vloeroppervlakte die ten behoeve van detailhandel mag worden gebruikt niet meer dan 50 m2 mag bedragen.
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
Het is niet toegestaan de gronden gelegen buiten het bouwvlak te gebruiken ten behoeve van opslag, waaronder kuilvoeropslag, en het ten behoeve daarvan aanleggen van verhardingen. Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
Een omgevingsvergunning ten behoeve van een op grond van lid 3.2 toelaatbaar bedrijfsgebouw wordt uitsluitend verleend indien de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'houtsingel' reeds beschikken over afschermende beplanting dan wel aansluitend aan de bouwactiviteiten worden voorzien van afschermende beplanting en deze afschermende beplanting als zodanig in stand wordt gehouden, met uitzondering van de bestaande in- en/of uitritten op het perceel die van wezenlijk belang zijn voor de bedrijfsvoering.
Het gebruiken van het hiervoor genoemde bedrijfsgebouw ten behoeve van een op grond van lid 3.1. toegelaten gebruik zonder dat de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'houtsingel' zijn voorzien van afschermende beplanting, welke als zodanig in stand wordt gehouden (met uitzondering van de bestaande in- en/of uitritten op het perceel die van wezenlijk belang zijn voor de bedrijfsvoering) is een strafbaar feit.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.5 bepaalde:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 onder 3.5.2 ten behoeve van het vergroten van het gebruik van de oppervlakte aan bebouwing die voor een intensieve veehouderij als stalruimte wordt gebruikt ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 onder 3.5.3 ten behoeve van het vergroten van het gebruik van de oppervlakte aan bebouwing die voor een grondgebonden veehouderij als stalruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.5 onder 3.5.8 bepaalde:
Met dien verstande dat voor zowel a als b geldt dat:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 onder p en lid 3.5 onder 3.5.9 bepaalde teneinde:
mits:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 onder p en lid 3.5 onder 3.5.9 bepaalde teneinde:
nevenactiviteiten in de vorm kleinschalig kamperen behorende bij een woning maar gelegen buiten het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' toe te staan, bestaande uit ten hoogste 25 standplaatsen uitsluitend ten behoeve van kampeermiddelen, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, mits:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 onder q bepaalde teneinde overige vormen van recreatief medegebruik toe te staan, mits de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt en de belangen van de omliggende functies niet onevenredig worden geschaad.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.5 onder 3.5.10 bepaalde teneinde kuilvoeropslag toe te staan buiten het bouwvlak, mits dat noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering, de kuilvoeropslag niet binnen het bouwvlak zelf kan worden uitgevoerd en de gehele kuilvoeropslag binnen een afstand van 50 meter van het betreffende bouwvlak gesitueerd wordt.
Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit lid mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende waarden dan wel het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast. Voorts zijn de algemene criteria van artikel 34 lid 34.4 van toepassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van: