direct naar inhoud van 5.2 Milieu
Plan: Klarenbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1008-vas1

5.2 Milieu

5.2.1 Geluidhinder spoor- en wegverkeer

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder (Wgh) in acht te worden genomen. Dit betekent onder meer dat, wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwbouw, moet worden nagegaan of deze gronden vallen binnen een zogenaamde geluidszone van een weg. Uitgangspunt is dat zich langs elke weg een geluidszone bevindt. Er is een aantal uitzonderingen (artikel 74 Wgh) waarin geen geluidszone geldt. Dit geldt voor wegen:

  • die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt.

SITUATIE KLARENBEEK

Op basis van vorenstaande kan geconcludeerd worden dat voor de volgende in of nabij het plangebied gelegen (spoor)wegen een geluidszone geldt van:

  • 1. Hoofdweg/Klarenbeekseweg (4) : 100 m;
  • 2. Spoorbaan Apeldoorn-Zutphen : 100 m.

De zone rondom de spoorbaan is niet relevant, aangezien deze niet reikt tot aan het plangebied. Wel relevant is de geluidszone rondom de Hoofdweg/Klarenbeekseweg. Binnen deze zone zal akoestisch onderzoek dienen plaats te vinden als een bestemmingsplan wordt herzien en de bouw van woningen binnen de zone of de reconstructie van de weg mogelijk wordt gemaakt. Dit is in onderliggend bestemmingsplan het geval. Op kaart 5.1 staat de wettelijk vastgestelde geluidzone weergegeven.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

(4) - Deze weg ligt in de bebouwde kom en darmee in het stedelijk gebied (definitie Wgh). Het is een weg met twee rijbanen en een verkeersintensiteit die lager is dan 5.000 motorvoertuigen per etmaal (3.230; meting maart 2003).

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1008-vas1_0019.jpg"

Woningbouwlocaties dorpsvisie

In dit plan en in het bestemmingsplan Klarenbeek van de gemeente Voorst zijn een aantal nieuwe ontwikkelingen opgenomen die nog onvoldoende concreet zijn om bij recht op te nemen. Hiervoor zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Het gaat om de locaties: Klarenbeekseweg naast 106 en Hoofdweg tussen 60 en 62. In beide gevallen gaat het om de bouw van 1 woning. Het is voor deze locaties ook in het kader van de wijzigingsbevoegdheid noodzakelijk om met een geluidonderzoek de haalbaarheid van de ontwikkeling te toetsen.


Nieuwbouwlocatie naast Klarenbeekseweg 106

Voor deze locatie is een procedure hogere grenswaarde doorlopen. De beschikking hiervoor is verleend (zie Bijlage 1). Daarmee is de uitvoerbaarheid ten aanzien van het aspect geluid verzekerd.

Bedrijvigheid

Uitbreiding bedrijf Klarenbeekseweg 84

Voor deze bedrijfsuitbreiding is door Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering onderzoek gepleegd (14-04-2011, 10.197, zie Bijlage 2). Met de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten en de reorganisatie van deze activiteiten wordt wat betreft de burgerwoningen in de omgeving voldaan aan de grens- en streefwaarden. De activiteiten zijn aan de voorkant afgenomen, terwijl aan de achterzijde de burgerwoningen op grotere afstand liggen waardoor de belasting bij deze woningen laag is. Ten aanzien van de bedrijfswoningen is de woning aan de Klarenbeekseweg 86 maatgevend. De verhoogde norm van het Activiteitenbesluit wordt niet overschreden.

Verder wordt geadviseerd de deur in de voorgevel te sluiten bij luidruchtige werkzaamheden in relatie tot mogelijke piekgeluiden ten gevolge van openstaande deuren.

5.2.2 Lucht

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van de mens en het milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van verkeer.

De gemeenteraad kan een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Het betreft de volgende categorieën:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwprojecten met minder dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.


Verder is een bepaalde combinatie van wonen en kantoren mogelijk zonder nader onderzoek en is de onderzoeksplicht voor bepaalde inrichtingen vervallen.


SITUATIE KLARENBEEK

De nieuwe ontwikkelingen

Er zijn in dit bestemmingsplan en in het bestemmingsplan Klarenbeek van de gemeente Voorst wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor de bouw van in totaal 2 woningen. Er is sprake van zodanig kleinschalige ingrepen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging dat er geen gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit.

Ook de uitbreiding van het bedrijf aan de Klarenbeekseweg 84 is zodanig beperkt dat dit geen gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit.

5.2.3 Geur

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. De Wgv is vanaf deze datum het exclusieve toetsingskader voor het beoordelen van geur afkomstig van veehouderijen en vervangt alle eerdere geurwet- en regelgeving voor veehouderijen.

De Wgv kent standaardnormen, op basis hiervan kunnen geurcontouren worden gemaakt. Als daarbinnen beoogde woningbouwlocaties niet kunnen worden gerealiseerd, biedt de Wgv de mogelijkheid om afwijkende normen vast te stellen.

Het aantal activiteiten dat geuroverlast veroorzaakt, is binnen het dorp beperkt. Het gaat dan met name om de restaurants. Rondom deze activiteiten geldt een geurzone van 10 m.

SITUATIE KLARENBEEK

De nieuwe ontwikkelingen

De in dit plan en in het bestemmingsplan Klarenbeek van de gemeente Voorst opgenomen ontwikkelingen liggen niet binnen de betreffende geurzones. Er is dan ook geen sprake van een belemmering voor de voorgestane ontwikkelingen.

5.2.4 Milieuzonering

HINDERCIRKELS

Klarenbeek is een dorp waar zowel wordt gewoond als gewerkt. Het voorkomen van beide functies naast elkaar kan in enkele gevallen problemen geven. Daarom wordt voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van bedrijvigheid in de nabijheid van woningen gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (geheel herziene uitgave 2009). In deze uitgave is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie gegeven van de richtafstanden tussen bedrijfstypen en het omgevingstype waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen.
Er worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'.
Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar hiermee is een 'rustig buitengebied'. Met name de planmatige uitbreidingen van Klarenbeek vallen binnen de typering 'rustige woonwijk'.
Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Dit is in Klarenbeek vooral aan te treffen langs de linten. De bebouwing langs de Klarenbeekseweg en de Hoofdweg wordt dan ook formeel aangewezen als 'gemengd gebied' in het kader van de milieuzonering (zie kaart 5.2 voor de locatie van het 'gemengd gebied').

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1008-vas1_0020.jpg"

De richtafstanden uit de VNG-publicatie ten opzichte van een rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. Het gaat bij de omgevingstypen bij de verschillende hindercategorieën om de afstanden die in de navolgende tabel worden vermeld.

Categorie   Richtafstand (in meters) tot omgevingstype  
  Rustige woonwijk   Gemengd gebied  
1   10   0  
2   30   10  
3.1   50   30  
3.2   100   50  
4.1   200   100  
4.2   300   200  

Milieuzonering is erop gericht een ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten. Meestal gebeurt dit door de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in een plangebied via de planregels te koppelen aan een zogenaamde Staat van bedrijven.
Een Staat van bedrijven kan bestaan uit een selectie uit de genoemde VNG-bedrijvenlijst, die is afgestemd op de specifieke mogelijkheden en op het gewenste doel en de beoogde kwaliteit van een bepaald bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1008-vas1_0021.jpg"

5.2.5 Bodem

Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Situatie Klarenbeek

Nieuwe ontwikkelingen

Voor de locaties waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dient nog een bodemonderzoek plaats te vinden. Dit wordt uitgevoerd op het moment dat het wijzigingsplan wordt opgesteld. Op basis van de beschikbare milieugegevens zijn beide locaties namelijk onverdacht op het voorkomen van vervuiling.

5.2.6 Externe veiligheid

Algemeen

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.


Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteert het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. De contour waarbij deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt, geldt hierbij als grens- of richtwaarde.

Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Er wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.

Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn

In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

SITUATIE KLARENBEEK

In de Apeldoornse Beleidsvisie valt Klarenbeek (deel gemeente Apeldoorn) grotendeels onder 'woongebied'. Alleen de buurt de Til heeft de aanduiding 'gemengd gebied' meegekregen. In het geval van nieuwe ontwikkelingen in het dorp dient het groepsrisico te worden berekend en verantwoord. Er zijn geen risicobronnen aanwezig in het dorp, wel kan sprake zijn van transporten van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg.

Voor de nieuwe ontwikkelingen zal een externe veiligheidstoets moeten plaatsvinden op het moment dat het wijzigingsplan wordt opgesteld.