direct naar inhoud van Artikel 25 Algemene afwijkingsregels
Plan: Klarenbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1008-vas1

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

25.1 Voorwaarden afwijking

Omgevingsvergunningen als bedoeld in dit artikel kunnen alleen worden verleend:

  • a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

25.2 Afwijken van de bouw- en gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan:

  • a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes of andere bouwwerken van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voor zover deze -indien het gebouwtjes betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m³ en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het andere bouwwerken betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 m; van de hoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  • b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties tot een maximale bouwhoogte van 40 m, voor zover een grotere bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  • c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  • d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 m bedraagt;
  • e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, bouwhoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot bouwperceelgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakte en percentages;
  • f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m² en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m.
25.3 Aangrenzende percelen

Een in lid 25.2 bedoelde afwijking bij een omgevingsvergunning kan niet worden verleend, indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de afwijking kan worden voorkomen.

25.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het bepaalde in lid 25.2 sub e is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 29 lid 29.1 van deze regels (overgangsrecht bouwwerken).