direct naar inhoud van 6.6 Aanvullend onderzoek op passende beoordeling
Plan: Radio Kootwijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1006-vas2

6.6 Aanvullend onderzoek op passende beoordeling

In de passende beoordeling wordt geconcludeerd dat, als gevolg van toename van de stikstofdepositie mogelijk significante effecten op (op grond van de Habitatrichtlijn beschermde) Oude eiken en beuken- en eikenbossen niet kan worden uitgesloten. Om te verzekeren dat geen aantasting van deze habitat plaatsvindt, is als maatregel voorgesteld om niet beschermde monotone naald- en loofbossen elders om te vormen tot Oude eiken en beuken- en eikenbossen. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de afdeling overwogen dat onvoldoende duidelijk is of deze maatregel gezien kan worden als mitigatie, omdat deze maatregel onverlet laat dat aantasting van het bestaande areaal plaatsvindt. De afdeling heeft in een andere zitting op 7 november 2012 bij een vergelijkbare casus prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Jusitie van de Europese Unie. Op 15 mei 2014 heeft het hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak gedaan op de prejudiciële vragen. Daaruit blijkt dat de voorgestelde maatregel inderdaad gezien moet worden als een compenserende maatregel en niet als een mitigerende maatregel.

Naar aanleiding hiervan is opnieuw onderzoek gedaan. Insteek hiervan is om te bezien of andere maatregelen mogelijk zijn die wel als mitigerend kunnen worden aangemerkt.

In de Tauw-notitie 'Herontwikkeling in Radio – effecten van mitigerende maatregelen op natuur' dat is opgenomen in bijlage 10 van de Bijlagen bij de toelichting is in beeld gebracht welke effecten op het Natura 2000-gebied Veluwe kunnen optreden. Dit als gevolg van een toename van stikstofdepositie door de ontwikkelingen die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt. Verder is in beeld gebracht welke mitigerende maatregelen nodig zijn om een significant effect te voorkomen. De mogelijkheid van het optreden van significante effecten betekent dat niet gegarandeerd kan worden dat de benodigde vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet kan worden verkregen. Vanuit het oogpunt van uitvoerbaarheid is het daarom noodzakelijk dat er zicht is op de vergunbaarheid en dus op de mitigeerbaarheid van de ontwikkelingen.

Uit de notitie van Tauw volgt dat de mogelijke effecten van de stikstofdepositie in een drietal habitattypen het grootst zijn, dat zijn de habitattypen die het dichtst bij een van de ontsluitingswegen gelegen zijn. Het betreft de habitattypen droge heide (H4030) en de twee bostypen 'beuken-eikenbossen met hulst' (H9120) en 'oude eikenbossen' (H9190).

Door vervoersmanagement neemt het gebied waar de stikstofdepositie als gevolg van de herontwikkeling met meer dan 0,05 mol per hectare per jaar toeneemt, af met ongeveer 27 %. van 841 naar 611 hectare. Hoewel vervoersmanagement tot een aanzienlijke daling van de effecten van het verkeer leidt, blijven ook met vervoersmanagement nog effecten op natuur over. Zonder verdere mitigerende maatregelen kan niet worden uitgesloten dat deze resterende effecten significant zijn en dus zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk.

Voor deze maatregelen gelden de volgende uitgangspunten:

  • De mitigerende maatregelen zijn gericht op het handhaven van de kwaliteit en oppervlakte van het habitattype op de huidige locaties van deze habitattypen. Uitbreiding van habitattypen op andere locaties is weliswaar in dit project aan de orde en dit levert naar verwachting op termijn ook een bijdrage aan de instandhoudingsdoelstellingen, maar dit wordt niet als onderdeel van mitigerende maatregelen beschouwd.
  • De mitigerende maatregelen zijn aanvullend op de reguliere beheerinspanningen die ook al plaatsvinden / noodzakelijk zijn in een qua stikstofdepositie niet overbelaste situatie.
  • De mitigerende maatregelen zijn gericht op het verzachten van effecten van stikstofdepositie in een overbelaste situatie en veroorzaken geen schade aan andere (niet stikstofgerelateerde) kwaliteitskenmerken van het habitattype. Dit wordt met name bereikt door het treffen van kleinschalige en gefaseerd uitgevoerde maatregelen.
  • De mitigerende maatregelen zorgen ervoor dat de kwaliteit in het habitattype zodanig wordt verbeterd, dat de (zeer beperkte) toename van stikstofdepositie netto geen negatief effect oplevert. Door het beperkte effect zijn lokale en kleinschalige maatregelen voldoende om een significant effect met zekerheid te voorkomen. Voor de volledigheid vindt monitoring plaats van de maatregelen en de gunstige effecten daarvan en kan zonodig tussentijds worden bijgestuurd. De mitigerende maatregelen worden in deze context dan ook beschouwd als onlosmakelijk onderdeel van het project.
  • In de uitwerking van herstelstrategieën ten behoeve van de programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is de meest actuele wetenschappelijke kennis bijeengebracht. Deze uitwerking vormt de basis voor de hier beschreven maatregelen, waarbij alleen de meest kansrijke/effectieve maatregelen zijn benoemd.

De maatregelen bestaan in het algemeen uit kleinschalige vormen van afvoer van organische stof. Afhankelijk van het habitattype kan dit bijvoorbeeld door door plaggen, begrazen, maaien of het verwijderen van opslag. Voor het habitattype oude eikenbossen uit het bestrijden van invasieve exoten in combinatie met zeer kleinschalige strooiselverwijdering of aanvullende begrazing met schapen. Hiermee kan een significant effect worden voorkomen en kan ervan worden uitgegaan dat het project vergunbaar is. De uitvoering van de maatregelen wordt geborgd via de voorwaarden bij de noodzakelijke vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet.

Conclusie is dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, mits mitigerende maatregelen worden uitgevoerd. Er is voldoende zicht op de haalbaarheid van de noodzakelijke maatregelen die een kleinschalig karakter hebben en goed kunnen worden ingepast in de reguliere beheerpraktijk.

De mitgerende maatregelen worden als voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan opgenomen alsmede in de Natuurbeschermingswetvergunning.

Daarnaast is in de aanvullende passende beoordeling het begrip piekdag nader gedefinieerd en is een onderbouwing opgenomen met betrekking tot de in de passende beoordeling en planMER gehanteerde maximale bezoekersaantallen.