Plan: | Radio Kootwijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1006-vas2 |
In het PlanMER is het plan van Staatsbosbeheer op milieueffecten getoetst. Het PlanMER bevat onder andere een omschrijving van het volgende:
De herontwikkeling van Radio Kootwijk is beoordeeld op de volgende milieuthema's:
In het MER worden de effecten van de herontwikkeling zoveel mogelijk kwantitatief in beeld gebracht. Daarnaast worden optimalisatiemaatregelen in beeld gebracht.
Onderstaand is aangegeven welke milieueffecten de herontwikkeling van Radio Kootwijk tot gevolg heeft. Ook wordt gemotiveerd hoe in dit bestemmingsplan is omgegaan met de uitkomsten van het PlanMER.
In het PlanMER is aangegeven dat de verkeersafwikkeling in het plangebied niet voor grote knelpunten zorgt. Op de Turfbergweg, als deel van de ontsluiting van Radio Kootwijk, wordt het verkeer gemengd afgewikkeld. De intensiteiten van het autoverkeer overschrijden op drukke dagen de streefwaarde. Onderzocht is of aanvullende maatregelen voor de fietsers op het wegvak moeten worden genomen. Dit is niet gewenst.
In de effectbeoordeling van de natuurwaarden wordt geconstateerd dat er een afname is van leefgebied voor Wespendief, Zwarte specht, Havik, Matkop en andere vogelsoorten van naaldbos. In de effectbeoordeling in het MER heeft dit een score "-" gekregen. Ook in de Passende Beoordeling is geconcludeerd dat er een negatief effect is op de instandhoudingsdoelen voor Zwarte specht en Wespendief, door de kap van naaldbos voor de ontwikkeling van heide.
De uitbreiding van heide en hiermee de toename van leefgebied voor veel kwetsbare vogels van heide, zoals de Tapuit en Nachtzwaluw, is een belangrijke maatregel bij de herontwikkeling van Radio Kootwijk. Dit is ook een doelstelling vanuit Natura 2000 voor de Veluwe. Voor de ontwikkeling van de heide moet naaldbos worden gekapt. De doelstellingen "ontwikkeling van heide" en "behoud van het leefgebied van Wespendief en Zware specht" zijn dus onderling tegenstrijdig.
De doelstelling voor heide en het leefgebied voor heidesoorten, is in het PlanMER hoger gewaardeerd dan de doelstelling voor Wespendief en Zwarte specht. Ondanks de geconstateerde afname van het leefgebied van de Wespendief en de Zwarte specht, wordt per saldo een hogere natuurkwaliteit ontwikkeld. Dit wordt veroorzaakt doordat op de locaties waar nu een monocultuur van dennenbos aanwezig is, heide en "rafelige" bosranden worden ontwikkeld. Naar mening van de gemeente Apeldoorn, de provincie Gelderland en Staatsbosbeheer zal dit het behalen van de uitbreidingsdoelstelling voor het habitattype "heide" ten goede komen. Ook worden de verschillende heidegebieden zo onderling beter met elkaar verbonden. Geconcludeerd is dat er negatieve effecten zijn op de instandhoudingsdoelen voor Zwarte specht en Wespendief. Significant negatieve effecten worden uitgesloten.
De effecten van het plan op bodem en water zijn als "zeer beperkt" beoordeeld in het PlanMER. De belangrijkste morfologische waarden worden niet of nauwelijks aangetast. Op dit moment zijn in het plangebied locaties met bodemverontreiniging aanwezig. Ten behoeve van de bouw- en aanlegwerkzaamheden moet bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Het PlanMER concludeert dat in de visie van Staatsbosbeheer verschillende maatregelen zijn genomen om de openheid en het natuurlijke karakter van het zendgebied te versterken. De nieuwbouw is zo gesitueerd dat deze past binnen de huidige karakteristieken van de dorpsbebouwing en het landschap. Deze voorstellen zijn in dit bestemmingsplan verankerd. De nieuwe bouwvlakken zijn landschappelijk ingepast en er is een groenstrook aan de voorzijde van de woningen gereserveerd.
Daarnaast is in het PlanMER aangegeven dat de voorgestelde nieuwbouw in het gebied, gezien de hoge trefkans, mogelijk een negatief effect op de archeologische waarden heeft. In overeenstemming met de gemeentelijke beleidsregels voor archeologische waarden, hebben deze gebieden in de planregels een passende bescherming gekregen.
Ten opzichte van de autonome situatie zijn er nauwelijks verschillen merkbaar wat betreft de luchtkwaliteit. Ook de effecten voor het geluidsniveau zijn gering. De resultaten uit het PlanMER hebben geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Omdat negatieve effecten niet uit te sluiten zijn, is een vergunning voor de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. Het PlanMER noemt de volgende optimalisatiemogelijkheden.