Plan: | Bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1001-vas1 |
De stad Apeldoorn
Apeldoorn wordt voor het eerst in de 8e eeuw vermeld onder de naam Appoldro. In de 13e en 14e eeuw was Apeldoorn al een kerkdorp. De Veluwe werd in de Middeleeuwen doorsneden door handelsroutes, waarbij Apeldoorn als vergaderplaats heeft gefungeerd vanwege de centrale ligging. Apeldoorn ligt op de oostflank van een stuwwal, op de grens van hoog en laag/droog en nat. Deze situatie was ideaal voor de ontwikkeling van een landbouwcultuur met een goede watervoorziening. Op grond van de ligging kon Apeldoorn worden gerangschikt onder de zogenaamde flankesdorpen. De boerderijen waren dicht bij elkaar rondom een brink gebouwd met daaromheen het bouwland.
Vanaf 1590 is een sprengenstelsel aangelegd ten behoeve van onder andere de papierfabricage. De stedelijke ontwikkeling werd rond 1810 aangezet. Deze ontwikkeling kwam niet tot stand door bijvoorbeeld industrialisatie, maar door het initiatief van koning Willem I om Het Loo als residentiële buitenplaats te kiezen. In 1840 werd door de opkomende nijverheid en industrialisatie in Apeldoorn het sprengenstelsel verbeterd.
Rond 1850 kenmerkte Apeldoorn zich door lintbebouwing in noord-zuidrichting langs de Dorpsstraat. In het noorden leidde dit lint naar één van de assen van paleis Het Loo, in het zuiden kreeg dit lint een vervolg in de weg naar Arnhem.
In de tweede helft van de 19e eeuw ontwikkelde het agrarische dorp Apeldoorn zich steeds meer tot een villadorp. De verkaveling van enkele landgoederen in de loop van de tweede helft van de 19e eeuw en de aanleg van spoorlijnverbindingen boden voor welgestelden de mogelijkheid zich te vestigen nabij het paleis in een fraaie omgeving, met aansluiting op het spoorwegnet. De belangrijke wegen, onder andere richting Zutphen, Deventer en Arnhem, werden bestraat of begrind.
De ambachtelijke bedrijven, waaronder de papierfabrieken, bleken veelal niet meer rendabel te zijn en werden omgebouwd tot wasserij/blekerij. Deze markt werd voor Apeldoorn door de snelle groei belangrijk. De industriële ontwikkeling vond met name plaats langs het Apeldoorns Kanaal.
In de periode 1900-1940 nam het bevolkingsaantal van de gemeente Apeldoorn snel toe. De aantrekkelijkheid van Apeldoorn werd gevormd door de mooie omgeving, het van de grond komen van onderwijs- en gezondheidszorginstellingen en het steeds sterker wordende toerisme. De gemeente voerde daarbij tevens een aantrekkelijk woonbeleid.
De bevolkingstoename bracht veel werk voor de bouwnijverheid met zich mee, maar op industrieel vlak bleef de ontwikkeling enigszins achter. Dit kwam met name door de toenemende buitenlandse concurrentie voor de papierfabricage.
Tot 1960 verliep de ontwikkeling van Apeldoorn vrij natuurlijk. Dit veranderde met de vestiging van de overheids- en zakelijke dienstverlening waardoor een grote werkgelegenheidsgroei plaatsvond. Ook de woningbouw maakte een explosieve groei door, waardoor veel van de oorspronkelijke landschappelijke structuren verloren zijn gegaan. Dit is ook een gevolg van de ingrijpende infrastructurele projecten in die tijd. Met de aanleg van de A1 ten zuiden van Apeldoorn, de A50 aan de oostzijde en de aanleg van de ringweg binnen de bebouwde kom is de landschappelijke structuur ter hoogte van deze infrastructuur doorbroken en (gedeeltelijk) verdwenen.
Ondanks de sterke groei blijkt dat vergeleken met 100 jaar geleden, toch nog veel historische lijnen herkenbaar zijn gebleven. De historische wegen en de structuren in het landschap zijn veelal in acht genomen bij de ruimtelijke ontwikkelingen. De hoofdstructuur binnen Apeldoorn wordt evenals in 1907 gevormd door de spoorwegen, het Apeldoorns Kanaal en de wegen vanuit de binnenstad naar Arnhem en Deventer.
Zuid-Midden
Tot 1850 was Zuid-Midden nog voornamelijk een enkgebied waar het buurtschap Wormen zich ontwikkelde langs de Kayersbeek en de diverse landroutes. Het aansluitende gebied (de Wormense Enk) was voornamelijk in gebruik als akkerland en liep in het zuiden over in de natte heidevelden.
Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw begon de verstedelijking van Zuid-Midden geleidelijk aan vorm te krijgen. In deze tijd werden het zuidelijke tracé van het Apeldoorns Kanaal (1869) en de spoorlijnen richting Zutphen (1876), Dieren (1886) en Deventer (1891) in gebruik genomen. Om logistieke redenen en gezien de lage grondprijzen ter plaatse vestigden zich veel bedrijven langs deze infrastructurele lijnen bij het buurtschap Wormen en de Wormensche Enk. Nu ligt hier het bedrijventerrein Kayersmolen.
Het buurtschap Wormen en de Wormensche Enk ontwikkelen zich in het begin van de twintigste eeuw tot de stedelijke woonbuurt Brummelhof. In 1910 was de bebouwing voornamelijk geconcentreerd langs de oude land- en uitvalswegen: 1e en 2e Wormenseweg, Oude Beekbergerweg, Arnhemseweg en Reigersweg. Met de komst van steeds meer bedrijvigheid langs spoor en kanaal startte woningbouwvereniging De Goede Woning met de bouw van betaalbare arbeiderswoningen. Dit waren de eerste meer planmatige uitbreidingen in Zuid-Midden, zoals de Vogelbuurt.
In het Uitbreidingsplan 1938 kwam de ontwikkeling van Zuid-Midden pas goed op gang. Er waren grote uitbreidingen gepland ten zuiden van Brummelhof: het Vogelkwartier en het Componistenkwartier. Deze liepen tot aan de Kayersbeek en kenmerkten zich door een rationeel verkavelingpatroon met haaks op elkaar staande straten. De uitvoering ervan werd vooral na 1950 opgepakt met de Structuurplannen uit 1950 en 1960 en het uitbreidingsplan in onderdelen 'Apeldoorn en Het Loo 1950, wijk Wormen'. Wormen werd niet meer gezien als een grenzeloze uitbreiding van de stad, maar als een zelfstandige en afgeronde woonwijk. Dit kwam voort uit de 'wijkgedachte' zoals gepresenteerd in het boek "De stad der toekomst, de toekomst der stad" (1946) door de Rotterdamse Studiegroep Bos. De wijkgedachte bood ruimte voor de planmatige ordening van de stad, maar had ook een ideële achtergrond. De opbouw en kwaliteit van de stedelijke structuur kon de inwoners sociaal en cultureel positief beïnvloeden. Er werd gezocht naar een opbouw van de wijk met een zodanige omvang dat alle voorzieningen aanwezig zijn. Het woningaanbod zou het mogelijk maken je gehele wooncarrière in de wijk te wonen, een overzichtelijke en vertrouwde levenskring. De woningbouw vond plaats in kwadranten met daarin centrale buurtwinkelcentra. Het buurtcentrum in het Vogelkwartier diende tevens als wijkcentrum en had daarom bredere voorzieningen. Winkels, kerken en gemeenschapsgebouwen kregen een plek in de buurtcentra, scholen en terreinen voor sport en ontspanning in groenstroken verspreid over de wijk, zo ook in Zuid-Midden.
Het gebied Zuid-Midden kent voor de Apeldoornse begrippen van toen een hoge bebouwingsdichtheid. De nog bestaande open ruimten in met name de Brummelhof en het Vogelkwartier werden bebouwd en in de jaren vijftig werd het Staatsliedenkwartier gebouwd, gevolgd door het Rivierenkwartier in de jaren zestig. Waar in de vroeg-naoorlogse wijken de rijen eengezinswoningen nog overheersten, is hier sprake van een menging van laag- en middelhoogbouw in stroken- en stempelverkaveling. Ook is hier meer openbaar groen.
In de structuurplannen van 1950 en 1960 was het verkeersnet hiërarchisch opgebouwd. Het primaire stelsel bestond uit 6 uitvalswegen (waaronder de Arnhemseweg), waarvan de wegen naar Arnhem, Deventer en Hoenderloo een aansluiting kregen op de nieuw geprojecteerde rijkswegen A1 en A50. Het secundaire stelsel bestond uit wijkontsluitingswegen die een samenhangend systeem van ring- en radiaalwegen vormden. De buitenste ringweg, zoals Ravenweg, verbond de wijken, recreatie- en industriegebieden met elkaar (ongeveer het tracé volgend uit 1938). De binnenste ringweg en radialen waren nieuwe elementen (die uiteindelijk niet volledig zijn uitgevoerd, zoals bij de Eendenweg). Aan de binnenring lagen de wijkcentra, de radiaalwegen verbonden wijkcentra met het stadscentrum. Het tertiaire stelsel bestond uit de belangrijkste buurtontsluitingswegen, zoals de verbindingen tussen de buurtcentra, de bestaande Oude Beekbergerweg en de nieuwe wegen Kayersdijk en Laan van de Mensenrechten.
Het Zuiderpark werd tussen 1963 en 1965 aangelegd. Daarmee was Zuid-Midden in hoofdlijnen gereed. In de jaren daarna volgden nog kleine inbreidingen en aanpassingen. Recent zijn of worden delen van de wijk herontwikkeld, zoals op het voormalige Nuonterrein (tussen Oude Beekbergerweg, Talingweg en 1e Wormenseweg) en langs de Ravenweg. In het Zuiderpark vindt de ontwikkeling 'Zuid en Park' plaats, een project met een menging van maatschappelijke voorzieningen en woningen.
Stadsdeel Zuid-Midden rond 1900-1955-2005 (van links naar rechts).