direct naar inhoud van Artikel 17 Gemengd - 3
Plan: Kern Aalten 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0197.BP00016-OH01

Artikel 17 Gemengd - 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sociale-, educatieve-, gezondheids-, levensbeschouwelijke-, en overheidsvoorzieningen;
  • b. kantoren;
  • c. wonen, met dien verstande dat:
    • 1. wonen uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' maximaal 3 woningen zijn toegestaan;
  • d. behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie';
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. wegen, paden en overige ontsluitingsvoorzieningen;
  • g. erven en terreinen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water, waterberging en voorzieningen voor de waterhuishouding.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Toegestane bebouwing

Op de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van de lid 17.2.1 sub a genoemde hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 17.2.1 sub b genoemde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevels c.q. het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels c.q. het verlengde daarvan mag niet meer dan 2 m bedragen mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de hoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 4 m bedragen en mag de hoogte van licht- en vlaggenmasten niet meer dan 10 m bedragen;
  • e. in afwijking van het voorgaande geldt voor de bestaande schoorsteen de bestaande hoogte als maximum.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Nadere detaillering verboden gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 17.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - achtererf' voor een zelfstandige hoofdfunctie, zoals genoemd in 17.1, met dien verstande dat het voorgaande niet geldt voor gebouwen welke zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Karakteristiek gebouw'.
17.4.2 Nadere detaillering verboden gebruik: maatschappelijke functies

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 17.1 wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken voor een asielzoekerscentrum, crematorium, opvang van dieren, justitiële inrichting of militaire zaken.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Omgevingsvergunning maatschappelijke functies

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.1 sub a teneinde andere maatschappelijke functies toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.