Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Bedrijventerrein Spijksedijk 2012
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0196.BPSpijksedijk-VG02
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand.
 
1.2 plan:
het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Bedrijventerrein Spijksedijk 2016 van de gemeente Rijnwaarden"
 
1.3 verbeelding:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0196.BPSpijksedijk-VG02.
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
 
1.7 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
 
1.8 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.10 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
 
1.11 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen. 
 
1.12 bedrijfsvloeroppervlak:
de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf.
 
1.13 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, of voor bewoning door derden voor wie die noodzakelijkheid niet geldt
 
1.14 Besluit omgevingsrecht (Bor):
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143.
 
1.15 begane grondvloer:
de vloer, die nagenoeg op het niveau van het peil ligt.
 
1.16 bestaand:
  1. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.19 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.20 bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
 
1.21 bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.23 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen, onderbouw- en kapverdiepingen.
 
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.25 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.28 CROW-normen:
de in de uitgave "Parkeerkencijfers; Basis voor parkeernormering, CROW publicatie 182, 1 september 2008" neergelegde parkeernormen.
 
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop of te verhuur; verhuren, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.30 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.
 
1.31 erf:
die gedeelten van het bouwperceel, niet zijnde het bouwvlak, waarbinnen volgens dit plan bij de bestemming behorende bebouwing is toegestaan.
 
1.32 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.33 geluidshinderlijke inrichtingen:
bedrijven als bedoeld in inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
 
1.34 grootschalige detailhandel:
grootschalige detailhandelsvestiging (groter dan 1.000 m2), die vanwege zijn omvang niet in een woon- of centrumgebied thuishoort en met uitzondering van de perifere detailhandelsbranches als bedoeld in lid 1.45.
 
1.35 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.36 horecabedrijf:
een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
  1. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  2. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  3. het verstrekken van nachtverblijf.
Van categorie 1: het betreft horecagelegenheden waarin hoofdzakelijk maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt zoals een café, restaurant (al dan niet in combinatie met een afhaalrestaurant als ondergeschikte functie).
 
1.37 kantoor:
gebouw waarin het bedrijfsmatig verrichten van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden plaatsvindt.
 
1.38 nutsvoorzieningen:
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
 
1.39 onderbouw:
een kelder of een souterrain.
 
1.40 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
 
1.41 opslag:
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
 
1.42 ondergeschikt bouwdeel:
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, zoals een balustrade, dakkapel of dakopbouw, met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak.
 
1.43 overkapping:
een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden.
 
1.44 peil:
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: het aansluitend terrein, ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein, voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, het oorspronkelijke maaiveld.
 
1.45 perifere detailhandel:
detailhandel in volumineuze artikelen, detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, productiegebonden detailhandel, auto's, boten en caravans evenals tuincentra en bouwmarkten, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden.
 
1.46 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
 
1.47 risicovolle inrichting:
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.48 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.49 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
 
1.50 volumineuze goederen:
goederen die vanwege hun omvang en aard een groot uitstallingsoppervlak nodig hebben.
 
1.51 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
 
1.52 wet/wettelijke regelingen:
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald
 
1.53 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.6 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenste verticale projecties van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.7 afstanden:
afstanden tussen bouwwerken, perceelsgrenzen en andere lijnen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
2.8 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de gezamenlijke oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen.
 
2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
2.10 de hoogte van een antenne-installatie:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne-installatie.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijven zoals bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Bor en met uitzondering van bedrijven en activiteiten zoals opgenomen in kolom 1 van onderdeel C of D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijven zoals bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Bor en met uitzondering van bedrijven en activiteiten zoals opgenomen in kolom 1 van onderdeel C of D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4': bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; met uitzondering van bedrijven zoals bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Bor en met uitzondering van bedrijven en activiteiten zoals opgenomen in kolom 1 van onderdeel C of D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2': bedrijven tot en met milieucategorie 5.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijven zoals bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Bor en met uitzondering van bedrijven en activiteiten zoals opgenomen in kolom 1 van onderdeel C of D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage;
  5. steenindustrie ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – Steenindustrie’;
  6. uitsluitend opslag van metalen buizen en daarmee gelijk te stellen materialen ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen functieaanduiding ‘Opslag’;
  7. kunststofrecycling ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – Kunststof Recycling’;
  8. onzelfstandige kantoren;
  9. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  10. perifere detailhandel uitsluitend gericht op de verkoop van boten;
  11. horeca-activiteiten voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de onder a genoemde activiteiten;
  12. nutsvoorzieningen;
  13. bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
  14. maatschappelijke voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘Specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch (schoorstenen);
  15. onderhoud van watergangen ter plaatse van de aanduiding ‘Specifieke vorm van bedrijf - Onderhoudstrook watergang’
  16. kunstwerken;
  17. kunstobjecten;
  18. bermen en beplanting;
  19. groenvoorzieningen met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en duikers.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen binnen de bestemming worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan door middel van de aanduidingen op de verbeelding met de aanduiding "maximale bouwhoogte" is aangegeven.
  3. binnen de gronden die zijn aangeduid als ‘Steenindustrie’ geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 meter boven het maaiveld van de bestaande kleidam mag bedragen waarbij een maximum bebouwingspercentage van 40% van de oppervlakte van deze aanduiding geldt.
  4. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter;
  5. de afstand tussen gebouwen bedraagt minimaal 4 meter tenzij gebouwen aaneen worden gebouwd;
  6. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd met een oppervlakte van 150 m2;
  7. gebouwen mogen niet gebouwd worden binnen de gronden die zijn aangeduid als ‘opslag’;
  8. gebouwen mogen niet gebouwd worden binnen de gronden die zijn aangeduid als ‘Specifieke vorm van bedrijf – onderhoudstrook watergang’.
3.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 4 meter bedragen;
  2. de hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 30 meter;
  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 30 meter bedragen;
  4. de hoogte van masten en antenne-installaties op gebouwen mag maximaal 5 meter bedragen;
  5. de hoogte van schoorstenen mag niet meer dan 50 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub d van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van de bereikbaarheid voor de brandweer nadere eisen te stellen aan de inrichting van de bedrijfspercelen.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Voor het gebruiken van gronden of bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. in afwijking van het bepaalde in artikel 3.1.a zijn uitsluitend toegestaan opslag van materiaal en goederen als bedrijfsmatige activiteiten behorende bij de betreffende milieucategorie zoals op de verbeelding is aangegeven;
  2. ter plaatse van de aanduiding "steenindustrie" zijn bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de (bak)steenindustrie toegestaan met inbegrip van de opslag van de daarbij behorende grondstoffen/producten en daarmee gelijk te stellen materialen/producten.
  3. ter plaatse van de aanduiding "opslag" (op) is alleen de opslag van metalen buizen en daarmee gelijk te stellen materialen toegestaan;
  4. kantoren als bedoeld in lid 3.1, sub h, zijn uitsluitend toegestaan als niet-zelfstandige kantoren, met dien verstande dat per bedrijf de oppervlakte van kantooractiviteiten niet meer mag bedragen 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (bvo), met een maximum van 2.000 m2 bvo per vestiging;
  5. uitoefening van detailhandel als bedoeld in lid 3.1, sub i is uitsluitend toegestaan voor zover dit een ondersteunend en ondergeschikt bestandsdeel vormt van de bedrijfsuitoefening en met dien verstande dat de oppervlakte van detailhandelsactiviteiten niet meer mag bedragen 125 m2 bvo met een maximum van 25% van het bedrijfsvloeroppervlak per vestiging;
  6. de opslag van goederen is toegestaan, mits de hoogte niet meer dan 15 meter bedraagt;
  7. in afwijking van het bepaalde in lid 3.4, sub f is de opslag van goederen tot een hoogte van 18 meter toegestaan ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ’maximum hoogte opslag goederen’;
  8. per bouwperceel dienen op eigen erf ten minste het aantal parkeerplaatsen dat vereist is op grond van CROW-normen te worden gerealiseerd en in stand gehouden;
  9. bedrijven zoals bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Bor niet zijn toegestaan
  10. risicovolle inrichtingen (o.g.v. BEVI) zijn niet toegestaan;
  11. activiteiten zoals opgenomen in kolom 1 van onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub a:
  1. om bedrijven toe te laten in één bedrijfscategorie hoger dan in lid 3.1, sub a t/m c genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1, sub a t/m c genoemde bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1, sub a t/m c genoemde bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Met dien verstande dat grootschalige detailhandel, geluidshinderlijke, risicovolle inrichtingen en activiteiten zoals opgenomen in kolom 1 van onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan.
Artikel 4 Leiding - Gas
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Algemeen
De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
 
4.1.2 Kwetsbare objecten
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen zijn op de in artikel 4.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.
 
4.1.3 afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1.2 voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits ter plaatse een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd.
 
4.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor die betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd indien:
    1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. overleg heeft plaatsgevonden met de leidingbeheerder.
  3. Het bepaalde in lid 4.2 sub b onder 2 is niet van toepassing, indien het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en mits de bij die betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels in acht worden genomen.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.3.1 Verbod
Het is niet toegestaan op of in de gronden met de in lid 4.2 sub b genoemde bestemming zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. afgraven en bodem verlagen;
  2. egaliseren, woelen en mengen van de bodem;
  3. aanbrengen van beplanting en houtgewassen;
  4. aanleggen of verharden van paden;
  5. aanbrengen van oppervlakteverharding;
  6. aanleggen, vergraven of verruimen van waterlopen;
  7. rooien van beplanting en houtgewassen;
  8. aanleggen damwand;
  9. aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.3.2 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 wordt niet eerder verleend dan nadat schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder
 
4.3.3 Uitzondering op verbod
Het in 4.3.1 bepaalde is niet van toepassing indien de werken en werkzaamheden:
  1. normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 4.2. in acht is genomen.
4.3.4 Afwegingskader
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang door de werken of werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad.
 
4.4. Specifieke gebruiksregels
 
Als gebruik in strijd met de bestemming ‘Leiding – Gas’ wordt in ieder geval begrepen: het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de aardgastransportleiding.
 
Artikel 5 Leiding - Riool
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
  1. een ondergrondse rioolpersleiding;
  2. het beheer en onderhoud van de leiding;
  3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
  4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  5. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
 
5.2.2 gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
 
5.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Be hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
 
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
 
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
5.4.2 weigering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
5.4.3 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
 
5.4.4 Uitzondering op verbod
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 is nodig voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
  1. die niet dieper gaan dan 0,5 meter beneden maaiveld;
  2. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  4. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een eerder verleende vergunning.
Artikel 6 Horeca
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Horeca bestemde gronden zijn bestemd
  1. voor de uitoefening van een horecabedrijf;
  2. voor een bedrijfswoning.
6.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
  1. horeca is uitsluitend toegestaan in de categorie 1;
  2. per bestemmingsvlak is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.
6.2 Bouwregels
 
Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, uitsluitend ten dienste van de bestemming. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaart in acht worden genomen en gelden de volgende regels:
  1. de goot en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding staat aangegeven;
  2. de bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoering: voor de bedrijfswoning geldt een maximale goothoogte van 4,5 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  4. voor andere bouwwerken geldt een maximale hoogte van 2,5 meter;
  5. voor verlichtingsmasten/vlaggenmasten geldt een maximale hoogte van 8,0 meter;
  6. het maximaal bebouwd oppervlak mag 206 m2 bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2. mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de afwijking mag niet meer dan 10% van die maten en afmetingen bedragen;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast; dit heeft betrekking op:
    1. een goede verhouding tussen bouwmassa en kapvorm;
    2. de samenhang tussen de bebouwing;
    3. de hoogtedifferentiatie.
6.4 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de grond en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:
  1. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. evenementen behoudens ontheffing;
  3. een seksinrichting.
Artikel 7 Water
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  2. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde waaronder bruggen, steigers, dammen en/of duikers.
7.2 Bouwregels
 
7.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
 
7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde anders dan voor de waterwegaanduiding,
geleiding of tolheffing, maximaal:
  1. bruggen en viaducten 8 m;
  2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 4 m
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
 
8.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.
 
8.2 Bouwregels
  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;
  2. Op de voor 'Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.
  3. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
 
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
 
8.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 8.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
8.4.2 Uitzondering op het verbod
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 is nodig voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.
8.4.3 Afwegingskader
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien advies is
verkregen van de beheerder van de waterkering.
 
Artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
 
9.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:
  1. water, waterhuishoudkundige - en waterstaatsdoeleinden, en het beheer en onderhoud ervan;
  2. de afvoer en berging van water, ijs en sediment;
  3. de vergroting, de bescherming en het behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit;
  4. met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.
9.2 Bouwregels
  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 5) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;
  2. Op de voor 'Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.
  3. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 4 meter.
9.3 Afwijken van de bouwregels
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de rivierbeheerder.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 11 Algemene bouwregels
 
11.1 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen
 
11.1.1 Ondergrondse bouwwerken, geen bouwwerken zijnde
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
 
11.1.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels
opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de zone waar volgens de desbetreffende regels hoofd- dan wel bijgebouwen zijn toegestaan;
  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m2 ten behoeve van lichttoetreding;
  3. randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zijn buiten bouwvlakken toegestaan;
  4. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.
11.1.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 11.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.
 
11.2 Bestaande afstanden en maten
  1. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
  2. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  3. in geval van herbouw is sub a onder b uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats geschiedt;
  4. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het Overgangsrecht bouwwerken, zoals opgenomen in dit plan, niet van toepassing
11.3 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
 
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. parkeren;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
 
Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen.
 
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
 
13.1 Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van de regels in het bestemmingsplan voor:
  1. de bouw van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare instellingen, zoals transformatiehuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten. De inhoud van de gebouwtjes mag niet meer dan 50 m3 en de hoogte niet meer dan 3 meter bedragen;
  2. de bouw van lantaarnpalen, vlaggenmasten en antennemasten (niet zijnde lichtmasten waarvoor artikel 3.3. geldt ), mits deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer dan 15 meter bedraagt;
  3. het bouwen van andere bouwwerken, die om waterstaatskundige redenen noodzakelijk zijn zoals duikers en keermuren;
afwijkingen van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen en voorgeschreven maten met ten hoogste 10% maar niet meer dan 2 meter, voor zover dit om esthetische of technische redenen van doelmatigheid wenselijk is.
 
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan worden gewijzigd.
 
Artikel 15 Algemene procedureregels
 
Op de voorbereiding van een besluit tot uitwerking en/of wijziging op grond van deze regels is de procedure van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
 
Artikel 16 Overige regels
 
16.1 Werking wettelijke regels
 
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
 
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
17.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.1.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
 
17.1.3 Uitzondering
Lid 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
17.2 Overgangsrecht gebruik
 
17.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
17.2.2 Afwijkingsmogelijkheid
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
17.2.3 Verlooptermijn
Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.2.1, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
17.2.4 Uitzondering
Lid 17.2,1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat bestemmingsplan.
 
Artikel 18 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan Bedrijventerrein Spijksedijk 2012, gemeente Rijnwaarden
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 oktober 2016