Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Aalanden, Botlek 52
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0193.BP16004-0004
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan plannaam met identificatienummer NL.IMRO.0193.BP16004-0004
van de gemeente Zwolle;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;
 
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen, bijbehorende bouwwerken en/of andere bouwwerken;
 
1.6 bed & breakfast:
ruimte in of direct bij de hoofdwoning, waar gasten voor een beperkte periode verblijven
en het ontbijt wordt geserveerd door de hoofdbewoner en/of leden van zijn gezin;
 
1.7 beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de
woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking
of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.10 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd
gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.11 bijzondere woonvorm:
een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse
functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of
verzorging behoeven, zoals bejaarden, jongeren of gehandicapten;
 
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
 
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.14 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.15 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.16 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.17 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.18 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond
verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter
plaatse te functioneren;
 
1.19 carport:
een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd
voor het stallen van een motorvoertuig;
 
1.20 dove gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de
buitenlucht, daaronder begrepen het dak en waarin geen te openen delen aanwezig
zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is
aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk
35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarbij alleen bij uitzondering te
openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige
ruimte;
 
1.21 eengezinshuis:
een gebouw, dat één woning omvat;
 
1.22 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een
hoofdgebouw;
 
1.23 erftoegangsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en
waar aandacht kan worden gegeven aan snelheid reducerende maatregelen;
 
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.25 geluidbelasting:
de geluidbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld
in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
 
1.26 geluidgevoelige functies:
ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer
worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een
woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidgevoelige
functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
 
1.27 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige
functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
 
1.28 hogere grenswaarde:
een maximum waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de
voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond
van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
 
1.29 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
 
1.30 hoofdwoning:
de woning, waar de hoofdbewoner van de woning woont en verblijft;
 
1.31 inwoning:
twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of
meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één
hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij
toegankelijk zijn;
 
1.32 kelder:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer,
waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;
 
1.33 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.34 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:
de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het
op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;
 
1.35 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede
pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor
publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor
de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;
 
1.36 openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en
communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;
 
1.37 opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van
productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
 
1.38 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw of bijbehorend
bouwwerk zijnde;
 
1.39 peil:
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.40 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding;
 
1.41 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en
gebouwde elementen;
 
1.42 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden;onder seksinrichting wordt in ieder geval
verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.43 sociale veiligheid:
de mogelijkheid om zich in een omgeving te kunnen bevinden zonder bedreigd te
worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen;
 
1.44 stedenbouwkundig beeld:
het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen,
beplantingselementen en onbebouwde ruimten;
 
1.45 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel;
 
1.46 voorkeursgrenswaarde:
de maximum waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden
afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
 
1.47 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden, waarbij inwoning is toegestaan;
 
1.48 wooneenheid:
elke ruimte of als eenheid samengesteld aantal ruimten, welke geschikt en bestemd is
voor bewoning, zoals eengezinshuizen, bejaardenwoningen, woningen voor 1 en/of
2 persoonshuishoudens en meergezinshuizen;
 
1.49 zolder:
een gedeelte van een gebouw dat door één of meer schuine dakschilden is afgedekt en
waarvan de borstwering niet hoger is dan 1 meter;
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse
van het bouwwerk;
 
2.4 de vloeroppervlakte van een woning:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor
wonen;
 
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.6 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg
toegekeerde gevel;
 
2.7 de verticale bouwdiepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
 
2.8 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:
van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat
gebouw;
 
2.9 ondergeschikte bouwdelen die buiten beschouwing gelaten moeten worden:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden
ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten,
luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten,
mits:
  1. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
  2. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel;
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. speelvoorzieningen;
  4. water;
met daaraan ondergeschikt:
  1. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  2. geluidwerende voorzieningen;
  3. openbare nutsvoorzieningen;
  4. infrastructurele voorzieningen;
  5. wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
met de daarbij behorende:
  1. bebouwing;
3.2 Bouwregels
 
3.2.1. Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
 
3.2.2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 10 meter bedragen;
Artikel 4 Tuin
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de
aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. opritten en paden;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, maar de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, indien:
    1. op het erf of perceel al een gebouw staat, waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat;
    2. gebouwd wordt achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de
afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. de sociale veiligheid;
  6. een goede milieusituatie;
  7. de bescherming van de groenstructuur;
  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c,
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden ten behoeve van een seksinrichting;
  2. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  3. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
Artikel 5 Verkeer - Erftoegangsweg
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Verkeer - Erftoegangsweg aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. erftoegangswegen;
  2. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;
met daaraan ondergeschikt:
  1. openbare nutsvoorzieningen;
  2. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bebouwing;
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen;
5.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de
afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. de sociale veiligheid;
  6. een goede milieusituatie;
  7. de bescherming van de groenstructuur;
  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c,
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het
gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
Artikel 6 Wonen
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. eengezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
  2. bijbehorende bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
  1. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen en erven;
  2. bouwwerken zonder dak;
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen het
bouwvlak gelden de volgende regels:
  1. er mogen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  2. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer dan het in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedragen;
  3. ter plaatse van de aanduiding maximum ‘goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goothoogte en bouwhoogte in meters niet meer dan de aangegeven goothoogte en bouwhoogte bedragen;
6.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken buiten het
bouwvlak gelden de volgende regels:
  1. er mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  2. er mogen geen zelfstandige hoofdgebouwen worden gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, welke gelegen zijn op het erf dat zich bevindt:
    1. binnen deze bestemming;
    2. buiten het bouwvlak;
    3. achter de naar de weg toegekeerde grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van dat gedeelte van het erf tot een maximum van 100 m²;
  4. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag:
    1. indien aangebouwd niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    2. indien vrijstaand niet meer dan 3 meter bedragen;
  5. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 meter bedragen;
6.2.3 Bouwwerken zonder dak
Voor het bouwen van bouwwerken zonder dak gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen,
  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken zonder dak mag niet meer dan 3 meter bedragen;
6.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de
afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. de sociale veiligheid;
  6. een goede milieusituatie;
  7. de bescherming van de groenstructuur;
  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
6.4 Afwijken van de bouwregels
 
6.4.1 Bevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in de aanhef van artikel 6.2.1 om toe te staan dat een bouwvlak wordt vergroot, mits daardoor de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. het bepaalde in artikel 6.2.1 onder c om toe te staan dat de goothoogte en/of bouwhoogte van een bouwwerk wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;
  3. het bepaalde in artikel 6.2.2.onder d2 om toe te staan dat de goothoogte van een vrijstaand bouwwerk wordt vergroot tot niet meer dan 4 meter;
  4. het bepaalde in artikel 6.2.2. onder e om toe te staan dat de bouwhoogte van een bouwwerk wordt vergroot tot niet meer dan 7 meter;
6.4.2 Voorwaarden
De in artikel 6.4.1. genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het stedenbouwkundig beeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de parkeergelegenheid;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de milieusituatie;
  7. de groenstructuur;
  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
6.5 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c,
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gebouwen op een perceel voor meer dan 1 woning, behalve ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', in welk geval het aantal woningen per bouwvlak niet meer dan het aangegeven aantal mag bedragen;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bijzondere woonvormen;
  3. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
  4. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis, tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het perceel tot een maximum van 50 m²;
  5. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een bedrijf;
  6. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  8. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  9. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen;
  10. het gebruik van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van geluidgevoelige functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - geluidgevoelige functie'.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
6.6.1 Bevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:
  1. van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 6.5. onder a om meerdere woningen op een perceel toe te staan dan wel meerdere woningen per bouwvlak toe te staan;
  2. van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 6.5. onder b om ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen –afwijkend gebruik ‘ bijzondere woonvormen op een perceel toe te staan.
6.6.2 Voorwaarden
De in artikel 6.6.1. genoemde afwijking kan slechts worden toegestaan, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het stedenbouwkundig beeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de parkeergelegenheid;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de milieusituatie;
  7. de groenstructuur;
  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing;
Artikel 8 Overige regels
 
8.1 Parkeren
  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd, dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
  2. De onder a. bedoelde plaatsen voor het parkeren van motorvoertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare motorvoertuigen, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
8.2 Afwijken van de algemene regels
 
8.2.1 Bevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor
een wijziging van het gebruik kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1
  1. voor zover op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
  2. voor zover door een maatregel geen of minder dan de nodige parkeergelegenheid noodzakelijk is;
  3. voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
8.2.2 Voorwaarden
Bij de toepassing van de in artikel 8.2.1 genoemde afwijkingen wordt rekening gehouden
met de afwijkingsvoorwaarden, zoals deze zijn neergelegd in de “Regeling
Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling worden gewijzigd moet rekening worden
gehouden met deze wijziging.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid
 
Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan afgeweken worden van:
  1. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
  2. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
  5. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
  6. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
  7. het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  8. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
    1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
    2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
    3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is;
9.2 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen
 
De in artikel 9.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het stedenbouwkundig beeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de parkeergelegenheid;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de milieusituatie;
  7. de groenstructuur;
  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen ‘Groen’, ‘Verkeer - Erftoegangsweg’
en ‘Wonen’ wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de in het plan
aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en
groenvoorzieningen worden gewijzigd, mits:
  1. de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. de woonsituatie;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de parkeergelegenheid;
    5. de sociale veiligheid;
    6. de milieusituatie;
    7. de groenstructuur;
    8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Artikel 11 Algemene procedureregels
 
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende
procedure van toepassing:
  1. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt gedurende 2 weken ter inzage gelegd in het informatiecentrum in het stadskantoor van de gemeente Zwolle waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder digitaal kunnen worden opgevraagd
  2. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend in het Gemeenteblad dat tevens bereikbaar is via de website van de gemeente Zwolle en op www.overheid.nl.
  3. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
  4. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
12.1.1 Bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze
afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
12.1.2 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 12.1.1. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel
12.1.1. met maximaal 10%;
Artikel 13 Slotregel
 
Het plan wordt aangehaald als:
 
bestemmingsplan Aalanden, Botlek 52
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Aalanden, Botlek 52'
 
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering van .... nummer .....