In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan plannaam met identificatienummer NL.IMRO.0193.BP16004-0004
van de gemeente Zwolle;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen, bijbehorende bouwwerken en/of andere bouwwerken;
1.6 bed & breakfast:
ruimte in of direct bij de hoofdwoning, waar gasten voor een beperkte periode verblijven
en het ontbijt wordt geserveerd door de hoofdbewoner en/of leden van zijn gezin;
1.7 beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de
woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking
of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd
gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.11 bijzondere woonvorm:
een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse
functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of
verzorging behoeven, zoals bejaarden, jongeren of gehandicapten;
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.14 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.15 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.17 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.18 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond
verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter
plaatse te functioneren;
1.19 carport:
een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd
voor het stallen van een motorvoertuig;
1.20 dove gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de
buitenlucht, daaronder begrepen het dak en waarin geen te openen delen aanwezig
zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is
aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk
35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarbij alleen bij uitzondering te
openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige
ruimte;
1.21 eengezinshuis:
een gebouw, dat één woning omvat;
1.22 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een
hoofdgebouw;
1.23 erftoegangsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en
waar aandacht kan worden gegeven aan snelheid reducerende maatregelen;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 geluidbelasting:
de geluidbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld
in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.26 geluidgevoelige functies:
ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer
worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een
woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidgevoelige
functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.27 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige
functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.28 hogere grenswaarde:
een maximum waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de
voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond
van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.29 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.30 hoofdwoning:
de woning, waar de hoofdbewoner van de woning woont en verblijft;
1.31 inwoning:
twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of
meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één
hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij
toegankelijk zijn;
1.32 kelder:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer,
waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;
1.33 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.34 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:
de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het
op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;
1.35 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede
pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor
publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor
de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;
1.36 openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en
communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;
1.37 opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van
productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
1.38 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw of bijbehorend
bouwwerk zijnde;
1.39 peil:
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.40 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding;
1.41 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en
gebouwde elementen;
1.42 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden;onder seksinrichting wordt in ieder geval
verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.43 sociale veiligheid:
de mogelijkheid om zich in een omgeving te kunnen bevinden zonder bedreigd te
worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen;
1.44 stedenbouwkundig beeld:
het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen,
beplantingselementen en onbebouwde ruimten;
1.45 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel;
1.46 voorkeursgrenswaarde:
de maximum waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden
afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.47 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden, waarbij inwoning is toegestaan;
1.48 wooneenheid:
elke ruimte of als eenheid samengesteld aantal ruimten, welke geschikt en bestemd is
voor bewoning, zoals eengezinshuizen, bejaardenwoningen, woningen voor 1 en/of
2 persoonshuishoudens en meergezinshuizen;
1.49 zolder:
een gedeelte van een gebouw dat door één of meer schuine dakschilden is afgedekt en
waarvan de borstwering niet hoger is dan 1 meter;