direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Aalanden, Arne, Scheldelaan, Eemlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP15018-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Zwolle wil meer ruimte bieden aan initiatieven vanuit de samenleving. De stad zit vol creatieve ideeën, waar inwoners zich op allerlei manieren met elkaar kunnen verbinden. Ruimte voor denkkracht én concrete uitvoering, kleinschalig en groots. Want grote en kleine initiatieven brengen de stad tot bloei. Het nemen van initiatief bij de ontwikkeling van de stad is niet meer alleen voorbehouden aan grote projectontwikkelaars. Er is een beweging gaande naar kleine projecten met de menselijke maat, waarbij particulieren, al dan niet in een collectief, zelf een bouwinitiatief ontwikkelen. Daarnaast wil de gemeente Zwolle op het niveau van wijken en buurten aansluiten bij de verbanden waarin mensen leven. Elke wijk heeft zijn eigen kenmerken en dynamiek, dat maakt samen Zwolle. Verder heeft de woningmarkt een hoge prioriteit. Er is aandacht voor het tekort aan goedkopere woningen. De gemeente wil daarom maximaal inzetten op het uitbreiden van de sociale voorraad met 400 extra sociale huurwoningen. Er ligt een grote maatschappelijke opgave voor wat betreft beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van wonen in Zwolle. Hier ziet de gemeente naast de corporaties, ook een rol weggelegd voor particulieren. Dat betekent dat de gemeente in haar planvorming ruimte creëert voor collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO).

Momenteel doet zich een grote kans voor op de Aa-bad locatie: CPO Krasse Knarrenhof wil hier graag een woon- en leefconcept ontwikkelen.

Initiatief Krasse Knarrenhof

Eind 2013 heeft het CPO Krasse Knarren zich bij de gemeente Zwolle gemeld. Zij zijn op zoek naar een locatie waarin namens het CPO woningen kunnen worden ontwikkeld die volledig aansluiten bij de wensen van de doelgroep.Het hoofddoel van een Knarrenhof is betaalbaar wonen in een rustige hof met buurtgevoel en ook een collectieve tuin. De kern is comfortabel en veilig wonen, met eigen privacy, maar ook met mogelijkheid voor meer, wie dat wil.

Het ontwikkelen van de Krasse Knarrenhof door het CPO is een interessant initiatief waarvoor de gemeente de initiatiefnemers de gelegenheid heeft gegeven om het plan uit te werken in overleg met de omgeving.

Aa-bad locatie als onderdeel van de wijk

In 2013 zijn over de hele stad wijkdialogen gehouden op basis van de uitkomsten van het Buurt voor Buurtonderzoek. Met bewoners werd gesproken over leven, werken, opgroeien in de eigen buurt. Op basis van de uitkomsten zijn opgaven per stadsdeel vastgesteld, aangevuld met de inzichten en kennis van professioneel betrokkenen en per stadsdeel gebundeld in stadsdeelanalyses en adviezen (zie bijlage 2). Bij de Aa-landen blijkt het vooral te gaan om:

  • 1. het bevorderen van zelfstandig wonen en stimuleren van de doorstroming;
  • 2. de behoefte aan woningen waar ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen;
  • 3. bewoners zien graag dat de gemeente over de toekomstige bestemming van het terrein van het voormalig zwembad (Aa-bad) randvoorwaarden vaststelt en rekening te houden met de vraag naar meer geschikte woonruimte voor ouderen;

Het CPO Krasse Knarrenhof kan een goede bijdrage leveren aan de wijkontwikkeling wanneer deelnemers aan het CPO uit de wijk Aa-landen komen en daadwerkelijk gaan wonen in Krasse Knarrenhof. Er blijkt een substantieel aandeel van de doelgroep uit de Aa-landen te komen: 40-50% van de CPO-ingeschrevenen wil graag wonen in Krasse Knarrenhof op de Aa-bad locatie. Als het plan werkelijkheid wordt, vervult het én een concrete behoefte uit de wijk én draagt het bij aan doorstroming in de wijk Aa-landen.

Locatie Eemlaan

De gemeente en woningcorporatie deltaWonen hebben een overeenkomst gesloten om in Zwolle versneld circa 300 sociale huurwoningen te bouwen. De partijen hebben 14 locaties geselecteerd die daarvoor in aanmerking komen. Ook zijn afspraken gemaakt over de financiering en de samenwerking. Gestreefd wordt in 2017 te starten met de bouw van de woningen op alle locaties.

Eén van de locatie is de locatie Eemlaan. Dit is gelegen aansluitend aan het perceel van het voormalige Aabad, dat door de Krasse Knarren wordt ontwikkeld.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn beide locaties opgenomen.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen in de wijk de Aa-landen. Het omvat het terrein van het voormalige Aabad en het aansluitend terrein aan de Eemlaan. Het wordt globaal begrensd door de Arne (noordzijde), de Scheldelaan (oostzijde), de Eemlaan (zuidzijde) en het vrijliggend wandelpad in de groenstrook langs de Middelweg (westzijde).

1.3 Geldende bestemmingsplannen

In het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

150

Bestemmingsplan Aalanden, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 oktober 2006, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 8 mei 2007, inwerking getreden en onherroepelijk geworden op 26 juli 2007.

7000

Bestemmingsplan Zwolle op Orde, partiële herziening archeologie en bijgebouwen, vastgesteld bij besluit van 22 september 2008, goedgekeurd gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 26 november 2008, inwerking getreden en onherroepelijk geworden op 26 februari 2009.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid

2.1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Met de inwerkingtreding van het Barro heeft er ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie art. 1.1.1 Bro) mogelijk maakt.

Voor het bestemmingsplan Aalanden, Arne, Scheldelaan, Eemlaan worden de treden van de ladder als volgt doorlopen.

Trede 1: Regionale behoefte

De eerste stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.

Om die behoefte te kunnen onderbouwen wordt in eerste instantie verwezen naar de in 2005 opgestelde Woonvisie 2005-2020.

Vervolgens is deze woonvisie nadrukkelijk gekoppeld aan het Structuurplan 2020, die in juni 2008 werd vastgesteld. Ook hierin is te lezen dat er op regionaal niveau afstemming heeft plaatsgevonden over het woningbouwprogramma.

Maar de wereld om ons heen verandert snel. Zowel woonwensen veranderen, als ook de woningmarkt en de verhouding tussen partijen. Daarbij kwam bovendien het uitbreken van de crisis in 2008. Reden waarom de woonvisie uit 2005 geactualiseerd zou moeten worden.

Daarbij is er echter niet gekozen voor het opstellen van een nieuwe visie, maar voor het opstellen van een zogenaamd Woonplan 2011-2015, waarin gekeken is naar de onderdelen die aan revisie of bijstelling toe zijn. De woonvisie 2005-2020 blijft dan ook gelden tot het einde van de looptijd, maar daarnaast gold tevens het Woonplan 2011-2015.

Daarnaast is er nog een uitvoeringsgerichte Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.

De Woonagenda is een actieplan voor de Zwolse woningmarkt, waarin analyse van en visie op het functioneren van de woningmarkt is vertaald in een aantal ambities, (bijgestelde) kaders en concrete uitvoeringsmaatregelen. Het is een dynamische agenda die, indien nodig, op elk moment geactualiseerd en aangevuld zal worden met aanvullende maatregelen. Met die Woonagenda wordt geen nieuw beleid omschreven, maar wordt voortgeborduurd - op basis van actuele inzichten - op de Woonvisie (2005) en het Woonplan (2011).

Omdat wij goed willen kunnen schakelen tussen de lange termijn en de actualiteit van de korte termijn op de woningmarkt, is er sprake van een cyclus binnen het woonbeleid, waarbij de lange termijn doelen en ontwikkelingen zoals zij verwoord zijn in de Woonvisie, via vijfjaarlijkse Woonplannen en jaarlijkse Woonprogramma's steeds kunnen worden bijgesteld en geactualiseerd.

De Woonagenda vormt, samen met de Woonvisie en het Woonplan de basis voor de Zwolse gebiedsontwikkelingen, stedelijke vernieuwingsopgaven en een nieuw partnership met de Zwolse woningcorporaties en de prestatieafspraken.

De huidige prestatieafspraken liepen per 1 januari 2016 af. Het proces om te komen tot nieuwe prestatieafspraken is afgerond. Door de Stec groep is het rapport RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering), (hierna te noemen "RWP" ) opgesteld. In dit document – RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) dat als bijlage bij de toelichting is gevoegd – is opgenomen wat de afspraken zijn in West-Overijssel en is voorgelegd aan de gemeentebesturen en provincie ter besluitvorming. De gemeenten en de provincie hebben op 27 januari 2016 een samenwerkingsovereenkomst getekend waarin afspraken zijn gemaakt over woonregio's en nadere afspraken over aantallen woningen en afstemming met de regio.

De gemeenten in West-Overijssel hebben de afspraak gemaakt afspraak dat iedere gemeente maximaal 100% van de eigen vraag naar woningen als harde plancapaciteit beschikbaar maakt. Dat is in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking en de visie van provincie. Daarnaast is de afspraak gemaakt om vraag en aanbod ten aanzien van uitbreiding en vervanging (sloop gevolgd door nieuwbouw) apart bij te houden. Monitoring van vraag en aanbod is een noodzakelijk en continu proces om gezamenlijke uitgangspunten actueel te houden. De gemeenten in het RWP West-Overijssel maken samen met de provincie de afspraak om, om de 2 jaar een gezamenlijke behoefteraming vast te stellen. Ieder jaar wordt door de gemeenten en provincie vastgesteld of de behoefteraming nog actueel is.

In het RWP is aangegeven dat veruit de meeste verhuisbewegingen plaats vinden binnen de gemeentegrenzen.Daarmee zijn woningmarkten in West-Overijssel in eerste instantie lokaal georiënteerd. West-Overijssel wordt onderscheiden in vier subregio’s zodat op lager schaalniveau naar de marktsituatie kan worden gekeken en afstemming van plannen kan plaatsvinden. Zwolle valt in de subregio Kop Zuid (Zwolle, Kampen en Zwartewaterland)

Behoefte: PRIMOS 2013 aangevuld met scherpere sloopopgave

De West-Overijsselse gemeenten, waaronder Zwolle gebruiken de huishoudingsprognose van Primos 2013 als basis voor het vaststellen van de vraag naar nieuwe woningen en programmering. Primos wordt alom in Nederland hiervoor gebruikt. Zodra er goede inzichten1 ontstaan over Primos 2015 – in 2016 – kijkt West-Overijssel opnieuw naar de situatie. Zie tabel 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15018-0004_0001.png"

In Zwolle is sprake van een kwantitatieve actuele behoefte van 2311 woningen voor de periode 2016-2026. Hiertoe komen we door de vraag op basis van Primos 2013 te confronteren met het aanbod in harde plannen ( directe bouwtitel en uitwerkingsplichten) De woningvraag in Zwolle bedraagt 6121 woningen. Het aanbod is harde plannen is 1790 woningen en voor woningen in uit te werken bestemmingsplan 2010. Totaal bedraagt dit 3810 woningen. De resterende actuele behoefte die hieruit volgt is 2311 woningen. Het aantal van 78 woningen in dit bestemmingsplan maakt deel uit van de zachte plancapaciteit. Gelet op het feit dat er een ondercapaciteit is in de vraag naar het aantal woningen, is er ruim voldoende kwantitatieve ruimte voor de woningen.

Procedure regionale afstemming

Zoals aangegeven werken gemeenten in Overijssel met dezelfde uitgangspunten om overprogrammering te voorkomen. Binnen de RWP is de afspraak gemaakt maximaal 100% van de gemeentelijke vraag naar woningen beschikbaar te maken in harde plannen.

Door te programmeren voor de eigen behoefte zorgen gemeenten ervoor dat er geen overaanbod in harde plannen ontstaat op de (regionale) woningmarkt. Hierdoor gaat er in principe geen extra aanzuigende werking uit naar huishoudens van andere gemeenten. Daarbij zijn migratiecijfers verwerkt in de huishoudensprognose en daarmee ook de regionale behoefte.

In de samenwerkingsovereenkomst hebben de provincie en de gemeenten in West Overijssel opgenomen dat ten behoefte van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en de regionale onderbouwing en afstemming voor de ladder van duurzame verstedelijking gemeenten en provincie afspraken maken over programmeren. Deze zijn verder uitgewerkt in rapport RWP.

De afspraken over de regionale afstemming zijn de volgende:

  • Gemeenten stemmen woningbouwplannen vanaf 25* woningen binnen bestaand stedelijk gebied af met gemeenten in de subregio. Er is sprake van een regionaal afgestemd plan zodra melding is gemaakt en mogelijkheid is geboden mee te denken over het woonplan.
  • Gemeenten stemmen woningbouwplannen vanaf 25* woningen buiten bestaand stedelijk gebied af met gemeenten in de subregio en andere planrelevante gemeenten.
  • Er is sprake van een regionaal afgestemd plan, zodra de meerderheid van de subregio en planrelevante gemeenten hebben ingestemd.

*Voor woningbouwplannen van de gemeenten Deventer en Zwolle ligt de ondergrens hoger. In deze gemeenten worden woningbouwplannen vanaf 50 woningen regionaal afgestemd.

Het bestemmingsplan is regionaal afgestemd.Gemeenten in de subregio vinden het plan daarmee ook passend binnen de Ladder en programmering in de regio.

Ook is onderzoek gedaan naar de kwalitatieve behoefte van Zwolle (WoOn 2012).

Kwalitatief zien we met name een toenemend tekort bij de volgende categorieën:

  • Eengezinskoopwoningen
  • Meergezinshuurwoningen
  • Huurwoningen in de goedkoopste prijsklasse en tevens in de vrije sector
  • Middeldure koopwoningen
  • Kleine woningen (tot 2 kamers) en grote woningen (5 kamers of meer)

In dit plan wordt voorzien in eengezinswoningen in de (sociale)huur-en koopsfeer.

Vanuit het woningbouwprogramma is de omslag gemaakt van programmeren naar stimuleren, zodat vanuit de kracht van de locatie en met de nodige flexibiliteit kan worden ingespeeld op de marktvraag. De gemeente schrijft niet vooraf in detail voor welke woningen, waar en wanneer gebouwd moeten worden. Maar vanuit haar publieke rol toetst de gemeente de plannen op ruimtelijke kwaliteit en het ontstaan van een mix van producten en woningtypen. Daarbij is de opgestelde Kleurenwaaier, onderdeel van de Woonagenda, een hulpmiddel.Deze inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.

Voor de woningen die binnen dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt betekent het dat deze is te categoriseren als sociale huurwoningen, kwalitatief goede,grondgebonden koopwoning, zoals die is terug te vinden in de kleurenwaaier.

Trede 2: Bestaand stedelijk gebied

De tweede stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren of de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied is op te vangen. Daarbij wordt verstaan onder bestaand stedelijk gebied het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

De locatie waar de woningen zijn voorzien is gelegen in bestaand stedelijk gebied, namelijk in de wijk Aa-landen. De locatie is een braakliggend terrein van het voormalige Aa-bad en aansluitend onbebouwde terrein aan de Eemlaan. Het gaat om de herontwikkeling van een bestaand terrein die momenteel grotendeels niet meer in gebruik is Er is dus sprake van herstructurering. Hiermee wordt voldaan aan de tweede trede.

Trede 3: Aanbod multimodale locaties buiten bestaand stedelijk gebied

De derde stap die de ladder voorschrijft moet worden doorlopen als de behoefte niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen. De beoogde ontwikkeling wordt gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied, daarom behoeft deze stap niet verder te worden uitgewerkt.

2.1.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.

De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Ontwikkelingsperspectief

Volgens de Ontwikkelingsperspectievenkaart uit de verordening wordt het plangebied aangeduid als: dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus: woonwijk. De ambitie van de provincie voor 'wonen' is dat er voldoende aanbod is van woningen in een aantrekkelijke woonomgeving om te kunnen wonen. Er wordt gestreefd naar gevarieerde, aantrekkelijk, veilige, schone en goed bereikbare woonmilieus, die voorzien in de woonvraag.

Gebiedskenmerken

Het plangebied heeft volgens de vierlagenbenadering de volgende gebiedskenmerken;

  • Natuurlijke laag: dekzandvlakte;
  • Agrarisch cultuurlandschap: bebouwing/stedelijk gebied;
  • Stedelijke laag: woonwijken 1955 - nu;
  • Lust- en leisurelaag: stedelijk gebied en stads- en dorpsranden.

Het plangebied is onderdeel van de stedelijke omgeving van Zwolle. Het plangebied is aangemerkt als 'woonwijken 1955-nu'. De visie geeft aan dat het bij de diverse woon-, werk- en mixmilieus gaat om het aansluiten op het eigen karakter van het gebied. Hier gaat het om het herontdekken of zelfs opnieuw uitvinden van de eigen dragende kwaliteiten en structuren en daarop aansluiten met eigentijdse vormen van grondgebruik en

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

2.1.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

Op de structuurplankaart is het plangebied aangeduid als 'woongebied'. Het woongebied heeft een groenstedelijke milieu. Er staan laagbouwwoningen: rijtjeshuizen met een tuin. Een beperkt deel is gestapeld. De bruto dichtheid is 20-30 woningen per hectare. In de woonomgeving, zoals woonerven, zijn veel groene plekken en speelvoorzieningen.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.

Welstandsnota

Algemeen

De welstandsnota is op 11 maart 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.

De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken.

Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.

Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.

Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan , is de aansluiting met de welstandsnota een belangrijk aandachtspunt..

Gebiedsgericht welstandsbeleid

Voor het plangebied is in de Welstandsnota beschrijving nummer 5 ' Aa-landen' van toepassing. Hieronder zijn van de beleidskeuzes die hier in het kader van welstand gemaakt zijn samengevat.

Beleidskeuzes

waardering

De schaal en de herkenbaarheid van de woonbuurten, de samenhangende groenstructuur en de bijzondere relatie met het omliggende landschap, maken de Aa-landen tot een hoog gewaardeerd woongebied. Vanwege de hoge waardering van het woonklimaat verhuizen de bewoners niet snel, maar worden woningen middels kleinschalige uitbreidingen aangepast aan de veranderende woonwensen.

Beleid

  • Het niveau van de welstandstoetsing is regulier.
  • Behouden en versterken van de samenhangende groenstructuur als basis voor de verkavelingopzet en de architectuur van de woonbuurten.
  • De ruimtelijke en architectonische eenheid van een cluster woningen is het uitgangspunt voor een individuele bouwopgave binnen dat cluster.
  • Verbeteren van de aansluiting van de bebouwing op de openbare ruimte, bijvoorbeeld door het inzetten van architectonische accenten op blinde gevels.

Welstandscriteria

Om aan het beleid te voldoen moet de bebouwing zich voegen naar de beschreven kenmerken. Bij de welstandstoets van een bouwplan zijn de volgende criteria van belang.

Plaatsing

  • Bij nieuwbouw zijn de perceellering, positie en oriëntatie van de bebouwing in de directe omgeving richtinggevend.
  • Bestaande verspringingen in de rooilijn zijn richtinggevend.
  • Waar zijgevels zich oriënteren op de openbare ruimte moet dat in de architectuur tot uiting komen.
  • De entreezijde van de woning is herkenbaar vormgegeven.

Massa en vorm

  • De bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving is het uitgangspunt bij het uitbreiden of vervangen van de bebouwing.
  • Bij wijziging van de kapvorm de samenhang binnen de betreffende cluster van woningen bewaren.
  • In het bouwwerk moet samenhang bestaan tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk.
  • Massa en vorm reageren op de belendende bebouwing.
  • Bijbehorende bouwwerken zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

Gevels

  • Bij verbouw en renovatie is de oorspronkelijke gevelopbouw het uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw zijn de stijlkenmerken, het materiaal en het kleurgebruik van bebouwing in de omgeving het uitgangspunt.
  • Er is eenheid in de architectuur van de gehele gevel.
  • Bij verbouw en renovatie wordt zorgvuldig omgegaan met karakteristieken als hoekoplossingen, entreepartijen en erkers.

2.2 Archeologisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.

2.3 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijksbeleid en het provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie, welke is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 februari 2009. Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit bij voorkeur niet wordt opgevangen door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Dat betekent dat het nodig is om prioriteiten te stellen om de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid te kunnen realiseren. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting. Herontwikkeling van de locatie Aabad met een nieuwe functie (wonen) past in het streven om bestaande infrastructuur zo goed mogelijk uit te nutten. Zeker omdat naar de huidige maatstaven en kennis van verkeersplanologie gemeten, de bestaande straten erg ruim zijn opgezet en daardoor uitnodigen tot een hogere snelheid dan is toegestaan. Meer bebouwing en langsparkeren op de openbare weg heeft een positieve dempende werking op de verkeerssnelheid

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.4 Groenbeleid

Groenbeleidsplan, Structuurplan 2020 en Groene Kaart

Het Groenbeleidsplan (1998) geeft aan dat de stedelijke hoofgroenstructuur bestaat uit een samenstel van groenelementen die tezamen een betekenis hebben voor de stad als geheel. Water maakt er veelal een onlosmakelijk onderdeel van uit. Deze hoofdgroenstructuur moet stevig genoeg zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Hij zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en zal duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Groen en water behoren tot de stedelijke hoofdgroenstructuur als zij een functie vervullen in één of meer van de volgende verbanden:

  • het draagt ruimtelijk of functioneel bij aan een min of meer aaneengesloten netwerk;
  • het is op stedelijk niveau in belangrijke mate structuur – en identiteit bepalend;
  • het behoort op stedelijk niveau tot de belangrijkste recreatieve gebruiksruimtes;
  • het begeleidt een recreatieve hoofdroute;
  • het heeft een belangrijke betekenis voor de stedelijke ecologische structuur;
  • het draag in belangrijke mate bij aan de leefbaarheid van de stad.

 

De visie is dat de stedelijke hoofdgroenstructuur in de toekomst in essentie overeind moet worden gehouden, omdat dat van belang is voor de stad als geheel. Er wordt een terughoudend beleid gevoerd met het toevoegen van nieuwe bebouwing binnen de stedelijke hoofdgroenstructuur. Initiatieven worden getoetst aan de groene functies die de stedelijke hoofdgroenstructuur ter plaatse moet vervullen. Het stedelijk groen zal in de bestemmingsplannen een goed op de groenfuncties toegesneden bestemming krijgen.

Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van de Hoofdgroenstructuur uit het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Wijkgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan, maar wel op de Groene Kaart (2013). Hoofdgroenstructuur en Wijkgroenstructuur vormen hier een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening en Groene Kaart

Voor de bomen geldt de in 2013 vastgestelde Bomenverordening.

Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.

Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

2.5 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Dit heet 'een goede kwantitatieve toestand'.

Waterbeheer 21e eeuw

WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:

  • vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om ons land voor te bereiden op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerend bewindspersoon voor het Deltaprogramma.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over:

  • de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid;
  • de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater;
  • het peil van het IJsselmeer;
  • de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en;
  • hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.

Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van deze wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.6 Volkshuisvestingsbeleid

Woonvisie 2005-2020 en Woonagenda 2013-2017

Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid, waaronder de woningbouw, is vastgelegd in de Woonvisie 2005-2020 (vastgesteld raad april 2005). De Woonvisie 2005-2020 geeft de gemeentelijke koers voor de woningbouw in de komende jaren weer. Naast blijvende aandacht voor het realiseren van productieaantallen (bouwopgave) ligt de ambitie in een versterking van de woonmilieudifferentiatie waarbij wordt ingespeeld op de woonwensen vanuit de leefstijlprofielen.

Vanaf medio 2008, dus na de vaststelling van de Woonvisie, is de woningmarkt echter sterk teruggevallen als gevolg van de financiële en economische crisis. De wereld om ons heen is sindsdien ingrijpend gewijzigd, dit geldt ook voor de woningbouw. De raad heeft in december 2012 ingestemd met de gedachte dat het beleid minder programmerend moet zijn, en meer faciliterend. Tevens is besloten de verwachtingen omtrent de woningproductie in de komende vijf jaar te halveren tot gemiddeld 400 woningen per jaar, waarvan de helft op locaties in bestaand stedelijke gebied. Voor de jaren na 2017 zou van een iets hogere productie mogen worden uitgegaan.

Er echter niet gekozen voor het opstellen van een nieuwe visie, maar voor het opstellen van een zogenaamd Woonplan , waarin gekeken is naar de onderdelen die aan revisie of bijstelling toe zijn. In dit woonplan is onder andere het volgende opgenomen .

"Werken aan woonservicegebieden

Zwolle gaat vergrijzen. Het gaat hier langzamer dan in andere steden en gemeenten, maar ook hier zal het aantal senioren tot 2040 fors groeien. Daarom zijn we al jaren bezig hierop te anticiperen: meer geschikte woonruimte voor ouderen en meer combinaties van wonen, zorg en welzijn. Ouderen zijn een divers samengestelde groep, van zeer vitaal en actief tot zorgbehoevend. Het grootste deel van de ouder wordende bevolking kan zich met relatief lichte aanpassingen aan de woning prima redden. Maar met het bereiken van een hogere leeftijd > 75 jaar ontstaat meer behoefte aan zorg.

De kern van onze visie is dat mensen, jong en oud, zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen, ook als er beperkingen zijn of iemand minder mobiel wordt. Het gaat om de mogelijkheden om actief te participeren in de samenleving, zo nodig met ondersteuning en zorg."

Naast het woonplan is een uitvoeringsgerichte Woonagenda 2013-2017 opgesteld. (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.

De Woonagenda vormt, samen met de Woonvisie en het Woonplan de basis voor de Zwolse gebiedsontwikkelingen, stedelijke vernieuwingsopgaven en een nieuw partnership met de Zwolse woningcorporaties en de prestatieafspraken.

In het najaar 2016 zullen de Woonagenda en het Woonplan worden geactualiseerd en dit zal leiden tot één woonvisie voor Zwolle.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.

2.7 Economisch beleid

Beroep- en aan huis

Beroep aan huis wordt toegestaan.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het economisch beleid.

2.8 Milieubeleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

  • Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
  • Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.
  • Het gebiedsgerichte milieubeleid is voor de aspecten geluid en externe veiligheid vastgesteld.

Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit wordt hierna kort beschreven.

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven.
Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de begrippen ambitieniveau en grenswaarde (dit is de basiskwaliteit, die de gemeente voor een bepaald gebied nastreeft; indien de basiskwaliteit niet wordt bereikt, dan dient akoestische compensatie te worden verkregen) geïntroduceerd. Ambitieniveau en grenswaarde verschillen per gebiedstype. Naast het ambitieniveau en de grenswaarde blijven de voorkeursgrenswaarde en de hoogste toelaatbare waarde uit de Wet geluidhinder gehanteerd.

Het bestemmingsplan Eemlaan behoort tot het gebiedstype 'Groen stedelijk'. In onderstaande tabel zijn de desbetreffende waarden van de Wet geluidhinder en het gemeentelijk beleid opgenomen.

Gebiedstype   Ambitieniveau   Voorkeursgrens
Waarde (Wgh)  
Grenswaarde   Hoogst toelaatbare waarde (Wgh)  
Groen stedelijk   43 dB   48 dB   53 dB   63 dB  

Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
    Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid
    De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad en geactualiseerd in 2013. Grote lijn van de visie is het voldoen aan de basisveiligheid binnen de gemeentelijke grenzen. Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico.
  • Een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader voor externe veiligheid.
  • Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld.
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kan hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

In januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico.

Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Het bestemmingsplan Eemlaan behoort tot het gebiedstype 'Groen stedelijk'. Voor dit gebiedstype geldt een stand still beleid waarbij een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen niet is toegestaan. Er is geen plek voor nieuwe risicovolle activiteiten. Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft en die geen noemenswaardige invloed op het groepsrisico hebben.

Duurzaamheid

Klimaatbeleid-interim beleid 2009

In 2009 heeft het college een interim klimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij is de volgende doelstelling geformuleerd: het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning of gebouw bedraagt tenminste 60%. Hierbij dient onderscheid gemaakt te worden tussen duurzame warmteopwekking en duurzame opwekking van elektriciteit. Duurzame warmteopwekking geschiedt door middel van individuele systemen, waarbij iedere woning wordt voorzien van een eigen duurzaam energiesysteem, zoals een warmtepomp met bodemwarmtewisselaar en/of een zonneboiler voor de opwekking van warm tapwater, óf door middel van een collectief systeem, waarbij de warmte centraal wordt opgewekt en verspreid via een warmtenet (stadsverwarming). In de ruimtelijke planvorming dient rekening gehouden te worden met een locatie voor de centrale voorzieningen, zoals een biomassa-installatie of warmtepompinstallatie met koude en warmteopslag in de bodem. Afhankelijk van de toe te passen installatie moet rekening worden gehouden met afstand tot gevoelige bebouwing. De toepassing van warmte koude opslag (WKO) draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van het interim klimaatbeleid, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan.

Elektriciteit wordt duurzaam opgewekt door middel van photovoltaïsche (PV) panelen of door middel van een bio-warmtekrachtkoppeling (WKK) installatie. Laatstgenoemde is een collectieve installatie, die elektriciteit opwekt door verbranding van biomassa, waarbij de vrijkomende warmte via een warmtenet aan de woningen en andere gebouwen wordt geleverd.

Andere maatregelen om genoemde doelstellingen te bereiken zijn warmteterugwinning en verbeterde isolatie.

Duurzaamheidsvisie en programma duurzaamheid 2011

De gemeente Zwolle heeft in 2011 een visie op duurzaamheid aangenomen, waarin een omschrijving van het begrip duurzaamheid wordt gegeven: voor Zwolle betekent duurzaamheid een langdurige balans tussen people, planet en profit. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten voor beleids- en gebiedsontwikkelingen. Duurzaamheid als leidend principe; beslissingen worden genomen op basis van duurzaamheid. Duurzaamheid is van en voor de stad; niet opgelegd maar gedragen door de stad, omdat het de stad dient. Benutting van lokale bronnen. Transitie en innovatie: deze zijn nodig voor het realiseren van de voorgaande principes.

In het bijbehorende programma duurzaamheid is de doelstelling opgenomen om in de gebouwde omgeving van Zwolle (woningen én bedrijven) in 2020 20 % CO2-uitstoot te hebben gereduceerd ten opzichte van 1990. Om deze doelstelling te bereiken zal gestreefd moeten worden naar energieneutrale nieuwbouw, waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van fossiele brandstoffen, maar energie zoveel mogelijk duurzaam en lokaal wordt opgewekt (bodemenergie en zonne-energie).

Visie op de ondergrond

Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Als eerste gemeente in Nederland voegt Zwolle een extra dimensie toe bij het nadenken over een optimale inrichting en gebruik van haar ruimte: de ondergrondse dimensie.
De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten.
Belangrijke uitgangspunten zijn het structureel en georganiseerd toepassen van warmte- koude-opslag (WKO), het koppelen van WKO's met grondwatersanering en het werken met ondergrondse bestemmingen en functies.
Aanpak volgens de visie versterkt een duurzame ontwikkeling, zorgt voor energiebesparing en CO2 reductie, leidt door de koppeling van functies tot kostenvoordeel en kan hierdoor de stedelijke ontwikkeling een enorme impuls geven.

Voor het Centrumgebied heeft de gemeente een gebiedsbeheerplan opgesteld. Het plangebied Eemlaan valt niet binnen het Centrumgebied.

Duurzaam bouwen

In januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. Duurzaam bouwen heeft betrekking op de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidsprestaties komt overeen met de toepassing van de vaste, kosten neutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn).

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Stedenbouw

3.1.1 Huidige situatie

De bebouwingsstructuur in de omgeving van de locatie bestaat uit rechte, korte stroken met eengezinswoningen. De stroken zijn zodanig gesitueerd dat achtertuinen tegen elkaar aan liggen en de voorzijdes van de woningen aan de straten of aan erven liggen. De stroken zijn orthogonaal geplaatst, dit in tegenstelling tot het oostelijk deel van de Aa-landen, waar de woningbouwstroken gekromd zijn en tuinen grenzen aan groenzones waarin zich wandelpaden en speelvoorzieningen bevinden (typische jaren ‘ 70 verkaveling).

Aan de Dobbe is de korrelgrootte van de bebouwingsstructuur groter. De blokken hebben een u-vormige opbouw, met parkeren binnen de U-vorm, en groen en water (de Dobbe) daarbuiten. In deze grotere blokken zijn appartementen ondergebracht. Het parkeren is veelal compact gerangschikt in parkeerkoffers.

3.1.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Locatie Krasse Knarren

Situering
De locatie is gelegen op het voormalige zwembad terrein en maakt deel uit van de wijk de Aa-landen.
De Aa-landen is een wijk gebouwd is de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw.
Het woningaanbod bestaat vooral uit eengezinswoningen de langs een orthogonale straten patroon zijn gebouwd. De wijk kent een groen karakter.

De locatie wordt direct begrensd door 3 straten, aan de noordzijde de Arne aan de oostzijde de Scheldelaan en aan de zuidzijde door de Eemlaan.
Om de hoven niet te groot te maken is de locatie door een nieuw aan te leggen straat in tweeën gedeeld. Zo ontstaan er twee percelen met ruimte voor twee hoven. De noordelijke hof is het Arnehof. Het zuidelijke hof wordt ingedeeld als twee hofjes. De zuidoostelijke hof wordt het Scheldehof genoemd en de westelijke hof het Eemhof.
De hoven zijn semi openbaar. De toegang wordt gevormd door een openbare ingang aan de zijde van het Sloe, de nieuwe straat midden tussen de hofjes door. De bewoners kunnen via een afsluitbare bergingsdeur aan elke zijde van de hof deze ook bereiken en uiteraard via hun voordeur. Hierdoor zijn de hofjes wel openbaar toegankelijk, maar vormen ze geen onderdeel van doorgaande routes en appelleert het maximaal aan de historische hofjes waar ze op gebaseerd is. Wel openbaar toegankelijk, maar rustig qua bezoek en geluid.

Ruimtelijke opzet
De hofjes worden gevormd door rijwoningen met kap, ze zijn rond een gemeenschappelijke hof met een tuin of een pleintje gebouwd. De woningen vormen samen een gesloten bouwblok. De gesloten hoeken benadrukken het besloten karakter. De voordeuren van de woningen bevinden zich aan de buitenzijde, de openbare straatzijde. De tuindeuren geven via een individueel terras toegang tot het hof.
De minimale breedte van het hof is ca. 21 meter en heeft een maximale lengte van ca. 75 meter. Deze maatvoering sluit aan op ruimte beleving en is ontleend aan historische hofjes.
Het hof bestaat uit een tuin met een rondlopend wandelpad. In de binnentuin is ruimte voor gezamenlijke activiteiten, zoals samen tuinieren en van de stilte genieten.
De bewoners krijgen, naast de individuele bergingen, de beschikking over een werkschuur. Hierin kunnen allerlei individuele en gezamenlijke activiteiten plaats vinden, hobbyruimte, ruimte voor klussen, koffiedrinken, een gezamenlijke maaltijd enz. De begane grond van ca. 90 m² is groot genoeg om samen een gezellige avond te organiseren. Op zolder is ruimte voor aanvullend programma, zoals een logeerruimte of een kantoortje voor de thuiszorg. De totale brutovloeroppervlakte voor deze activiteiten bedraagt ca. 200 m².
De schuur vormt de overgang van besloten naar openbaar. De tuinen en de hoven worden door de vereniging ingericht en onderhouden. De binnenhoven zijn semi openbaar.

Massa en schaal

De massa en schaal van de hofjes dienen aan te sluiten op een kleine herkenbare menselijke schaal van een hofje en op de schaal van de wijk, twee lagen met een kap.

De hofbebouwing bestaat uit woningen met alleen een begane grond met direct daar boven een royale kap. De goothoogte ligt op maximaal 3,5 meter en de bouwhoogte op maximaal 8 meter. De kap en noklengte worden door dwarskapjes, schoorsteen en nok beëindigingen in hun lengte beperkt.
Om al te grote gevel lengtes te voorkomen en een kleinere schaal te introduceren worden de gevels verkort. De bouwblokken krijgen door  toegangen, verspringende rooilijnen en naar voren geplaatste topgevels een kleinere schaal.
De bouwmassa's sluiten aan op de morfologie van de omliggende wijk.Verder is aan de zijde van de Arne de rooilijn zo bepaald dat er voldoende ruimte in het straatprofiel aanwezig blijft om groen toe te voegen aan het nu wat stenige straatbeeld.

Architectuur
De architectuur van de hofjes moet een zekere mate van herkenning in zich hebben 'Echte huizen met een kap' traditioneel van karakter.
De gevels worden opgetrokken uit metselwerk met daarin witte kozijnen. Om het belangrijkste vertrek te benadrukken wordt hier een kozijn een kader toegepast, de voordeur krijgt een eigen plek met een kleine luifel. De zinken mastgoot vormt de overgang van gevel naar het dak van keramische pannen.
De lange daken worden door vrij geplaatste (uniforme) dakkapellen en topgevels naar een menselijke schaal teruggebracht.

Locatie deltawonen

Oriëntatie
Door de woningen rondom een hof te positioneren en afwisselend te laten oriënteren op de omgeving of op het hof, ontstaat rondom en op de locatie het karakter van een woonstraat. De woningen kijken op de Eemlaan, op de toerit of op het hof.

Aansluiting bij de omgeving 
De aansluiting met de omgeving is gerealiseerd door de invulling met grondgebonden woningen. De inrichting met het hof en het groene karakter sluit aan bij de omringende groene woonstraten. De hoogte van de woningen is aansluitend bij de omgeving; maximaal 2 lagen en een kap. Plaatselijk zijn de woningen kleinschaliger; 1 laag met een kap, om de aansluiting met de geplande lage bebouwing op de locatie 'Krasse Knarren' vorm te geven.

Routes
Er wordt in het kader van het inrichtingsplan onderzocht of er een langzaam verkeersroute vanuit de 'Krasse Knarren' naar het park geïntroduceerd kan worden. Deze route verbindt de verschillende locaties met elkaar en laat het park onderdeel zijn van de woonomgeving. Ook de route richting het park langs de Eemlaan wordt met groen begeleid.

Groen
De relatie van de locatie met het groen in de omgeving wordt door het behouden van de bomen en de geïntroduceerd routes naar het park ondersteund, dit staat onderstaand nader omschreven. De woonlocatie zelf wordt zodanig ingericht dat het hof met parkeerplaatsen een groen karakter krijgt. Er ontstaat een gemeenschappelijke groene plek in het hof, aan de langzaam verkeer route naar het park.

Bomen
De zone langs de Eemlaan is stedelijke hoofdgroenstructuur. De rooilijn langs de Eemlaan is afgestemd op de boomkroonprojecties van de bestaande bomen en respecteert voldoende afstand om een groene begeleiding van de Eemlaan te continueren. De bestaande bomenrij langs de Eemlaan wordt versterkt door, richting het park, aansluitend aan deze rij nieuwe bomen te planten.
De bomenrij geeft de overgang vorm van de bebouwing 'Krasse Knarren' en de rijwoningen langs de Eemlaan naar het park en geeft hieraan een groene uitstraling.

3.2 Archeologie

3.2.1 Huidige situatie

In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RvCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van het team archeologie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.

In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties. Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.

Het plangebied heeft een waardering van 10% . Er hoeft geen dubbelbestemming Waarde - Archeologie te worden opgenomen. Dit behoeft slechts bij gronden met een archeologische waardering van 50% of hoger.

3.3 Verkeer

3.3.1 Huidige situatie

Verkeersstructuur

Het plangebied ligt in de wijk de Aa-landen, deze wijk ligt ten noorden van het stadscentrum en wordt ontsloten door de Rijnlaan en de Zwartewaterallee. Het plangebied wordt begrensd door de Middelweg aan de westzijde, de Scheldelaan aan de oostzijde, de Eemlaan aan de zuidzijde en de Arne aan de Noordzijde. De Eemlaan is de ontsluitingsweg van het plangebied en sluit aan op de rotonde met de Rijnlaan. Aan de westzijde van de Eemlaan is alleen een ontsluiting voor de fiets aanwezig.

Categorisering en verkeersstructuur

Het Zwolse wegennet is gecategoriseerd naar een aantal te onderscheiden verkeersfuncties om de gewenste afstemming tussen vormgeving en functie van de weg te bereiken. De Rijnlaan is één van de verbindingen met de buiten- en binnenring van Zwolle en het gebied Aa-landen, en heeft de functie van een gebiedsontsluitingsweg type B (50 km/u). De erftoegangswegen (30 km/u) in het gebied zijn recht of licht gebogen en hebben een breed profiel.

Langzaam verkeer

De Eemlaan, het Eempad (onder de Middelweg) en de Bachlaan zijn aangewezen als een hoofdfietsroute, een route die de Aa-landen rechtstreeks verbindt met Holtenbroek. De inrichting van de Eemlaan komt echter (nog) niet overeen met de functie van een hoofdfietsroute.

Openbaar vervoer

De dichtstbijzijnde bushaltes bij het plangebied liggen aan de Bachlaan en de Rijnlaan. Dit is op loopafstand van het plangebied.

3.3.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Verkeersstructuur

In het plangebied worden twee soorten woningbouw gerealiseerd, namelijk sociale huurwoningen en seniorenwoningen. Het plangebied is goed ontsloten via de bestaande wegen en fietsers van het plangebied hebben een directe aansluiting op een hoofdfietsroute. Door het plangebied loopt een straatje van de Scheldelaan naar de Eemlaan, dat een aantal parkeerplaatsen ontsluit. Voor wandelaars wordt een extra verbinding gerealiseerd van de Arne naar de Eemlaan. Daarnaast wordt onderzocht of er een route voor langzaam verkeer van de locatie van Delta wonen naar het park aan de Middelweg kan worden aangelegd.

Parkeren

In en om het plangebied is voldoende ruimte voor het parkeren van de toekomstige functie. Een groot deel van het parkeren zal worden gerealiseerd in de vorm van extra parkeerplaatsen binnen het plangebied. Ook kan worden geparkeerd in de vorm van langsparkeren langs de randen van het plangebied aan de Eemlaan, Scheldelaan en de Arne.

3.4 Groen

3.4.1 Huidige situatie

Stedelijke hoofdgroenstructuur

Tussen de wijken Aalanden en Holtenboek liggen enkele grote groene ruimten aanééngeschakeld langs de Middelweg. Deze behoren tot de Stedelijke hoofdgroenstructuur en omvatten een ruig speelterrein tussen A28 en Zwartewaterallee, een waterplas tevens ijsbaan De Dobbe, de wijkboerderij Eemhoeve, een wijkpark en het sportpark Hoge Laar. De fietspaden in dit gebied zijn tevens belangrijke recreatieve routes. De continuïteit hiervan moet gewaarborgd zijn.

Ook de op stedelijk niveau belangrijke verkeersweg de Middelweg is opgenomen in de Stedelijke hoofdgroenstructuur (jonge infrastructuurlijnen). De bomenstructuur en het groene karakter van de bermen en taluds van geluidswallen moeten hier in stand worden gehouden en versterkt. Zowel dwars als lengteprofiel moeten hun groene karakter behouden. Het plangebied grenst aan de westelijke zijde direct aan deze Stedelijke hoofdgroenstructuur.

Wijkgroenstructuur

Het is belangrijk dat de hoofdontsluitingsstructuur van de wijk wordt begeleid door boombeplanting. Dit geldt ook voor enkele belangrijke interne routes die grenzen aan c.q. deel uit maken van het plangebied, zoals de Eemlaan en de Scheldelaan. Deze behoren beide tot de Wijkgroenstructuur. Daarbij is de Eemlaan ook nog eens een belangrijke doorgaande fietsroute.

Groenvoorzienend boomgebied

Vanuit de Dobbe steken enkele groene ruimten verder de wijk in. Deze groenstroken lopen door tot aan de Eemlaan waar ze eindigen in een aantal boomclusters. Deze groene geleding is karakteristiek voor de wijk. Het gebied ten noorden van de Dobbe heeft op de Groene Kaart de aanduiding Groenvoorzienend boomgebied, wat betekent dat de aanwezige bomen een zekere bescherming genieten.

Bijzondere bomen

Er komen in het plangebied geen Bijzondere bomen voor. De bomeninventarisatie die ten behoeve van het plan is uitgevoerd, heeft wel drie kandidaten voor de lijst opgeleverd, maar deze hebben de status dus nog niet.

Op kaart (uitsnede uit de Groene Kaart) is een overzicht van de groenstructuur in het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15018-0004_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15018-0004_0003.png"

Bomeninventarisatie

Ten behoeve van de planvorming is in maart 2015 een Bomeninventarisatie uitgevoerd. Er zijn 63 bomen in het plangebied aangetroffen. Al deze bomen zijn beoordeeld op soort, stamdiameter, gebreken, conditie en verplantbaarheid. Tenslotte is een totaaloordeel gegeven. Dit totaaloordeel luidt, dat van deze 63 bomen er 11 beschouwd worden als “waardevol” en hiervan weer 3 als “bijzonder” (dit zijn de drie kandidaten voor de lijst bijzondere bomen). Verder wordt een groep van 7 bomen en een groep van 4 bomen in zijn geheel als “behoudenwaardig” beschouwd. Twee bomen, waarvan één waardevolle, kunnen eventueel worden verplant.

3.4.2 Uitgangspunten bestemmingsplan

Omdat de meeste waardevolle bomen en boomgroepen zich langs de Eemlaan bevinden (waaronder ook de drie bijzondere), en de Eemlaan deel uitmaakt van de Wijkgroenstructuur, is in de planvorming ingezet op behoud van vooral deze bomen en boomgroepen.

De ruimte in het plan is voldoende om aan de zijde van de Eemlaan tenminste 5 waardevolle bomen en een behoudenwaardige boomgroep in te passen.

In de rest van het plangebied is het aanvullend nog mogelijk om 2 waardevolle bomen in te passen. Aan de zijde van de Arne zal een rij nieuwe bomen worden geplant.Tevens zullen aan de Sloe nieuwe bomen worden geplant.

Ook is aandacht gegeven aan de kroonprojectie van de bomen die aan de westzijde de begrenzing vormen van de Stedelijke hoofdgroenstructuur. Door hier tuinen en een achterpad te situeren, is overlast door deze bomen te voorkomen, wat bijdraagt aan het behoud van de bomen op lange termijn.

3.5 Natuur

3.5.1 Huidige situatie

Het plangebied is voornamelijk braakliggend met enkele bomen en hagen.

3.5.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het project omvat de nieuwbouw in de vorm van rijtjeswoningen en rug aan rugwoningen in het zuidzuid-westelijke deel van het onderzoeksgebied van deze quickscan en rijwoningen in het zuidoostelijk deel met bijbehorende parkeervakken. Door Ecogroen is een quikscan uitgevoerd, die als Bijlage Quickscan Flora en Fauna aan de toelichting is opgenomen.

3.5.2.1 Natuurbescherming

Op een afstand van 1450 meter van het plangebied ligt een beschermde natuurterrein (Natura 2000 - gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht). Invloeden (ook van buitenaf) mogen de instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende gebied niet in gevaar brengen.

De (externe) invloeden door activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, bestaan uit de stikstofemissie van autoverkeer en van de verbrandingstoestellen van de ongeveer 80 woningen.

De verbrandingstoestellen van 80 woningen (emissie van NOx per woning is 1,72 kg/j) geven een emissie van 140 kg/j. Deze emissie blijft reeds onder de depositiedrempel van het genoemde Natura 2000 – gebied. Ook kan de verwarming van het voormalige Aa-bad hier in mindering worden gebracht.

Voor autoverkeer is de emissie niet berekend. Hier geldt echter, dat het aantal verkeersbewegingen afneemt ten opzichte van het voormalige gebruik van het plangebied (een openbare overdekte zweminrichting het Aa-bad met 100 parkeerplaatsen). Dit betekent dat deze externe invloeden niet wijzigen ten nadele van de instandhoudingsdoelstellingen

3.5.2.2 Flora en fauna

De geprojecteerde nieuwbouw kan tot het gevolg hebben dat de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet in het geding zijn. Dit kan van invloed zijn op de vergunbaarheid en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden.

Quickscan

De Nationale Databank Flora en Fauna beschikt over onvoldoende gegevens van beschermde flora en fauna in het plangebied. Er is daarom een natuurtoets in de vorm van een quickscan uitgevoerd. Met behulp van deze quickscan wordt beoordeel of voorkomende ecologische functionaliteiten van beschermde soorten onder de flora- en faunawet van invloed zijn op de vergunbaarheid en uitvoeringswerkzaamheden van dit plan.

Een quickscan is het type natuurtoets dat door een globale veldstudie en bronnenonderzoek een uitspraak doet over de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten. Wanneer een plangebied niet geschikt is om een ecologische functie te vervullen, zoals een vaste rust- en verblijfplaats of een vliegroute, is nader onderzoek ten behoeve van de uitvoering en vergunbaarheid van het plan niet noodzakelijk. Wanneer de quickscan oordeelt dat mogelijk het plangebied gebruikt wordt door beschermde soorten wordt op basis van gebiedskenmerken aangegeven of het aannemelijk is dat het bestemmingsplan kan worden uitgevoerd. Wanneer nader onderzoek ten behoeve van de omgevingsvergunning of uitvoerwerkzaamheden oordeelt dat overtreding van de in de wet genoemde verbodsbepalingen door het uitvoeren van mitigerende maatregelen niet voorkomen kan worden is een ontheffing nodig. Dit kan op basis van de in de wet genoemde belangen.

Resultaten

Het verkennend veldonderzoek is uitgevoerd op 11 december 2015 door Ecoresult. Aandacht is uitgegaan naar de aanwezige landschapselementen en habitats in en grenzend aan het plangebied om de resultaten van het bronnenonderzoek aan te scherpen. Aangezien de voorgenomen activiteiten in de categorie ruimtelijke ingrepen valt (zoals bedoeld in het kader van de Flora- en faunawet), zijn de soorten uit tabel 1, 2, 3 en vogels van de Flora- en faunawet onderzocht. Op basis van het bronnenonderzoek en de aanwezige habitats was een goede inschatting van de potenties te maken.

De activiteiten kunnen naar verwachting worden geplaatst onder de volgende wettelijke belangen:

• Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (belang j).

Zoogdieren- Vleermuizen

In het gebied zijn potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen in gebouwen en bomen aangetroffen. De voorgenomen ontwikkelingen zullen deze rust- en verblijfplaatsen niet wegnemen. Eveneens zal er geen verstoring optreden. De potentiële verblijfplaatsen in de bebouwing liggen op ruime afstand van de activiteiten. De potentiële verblijfplaatsen in het zuidwestelijke deel van de groenstrook worden ook niet verstoord. Er komt geen kunstverlichting in en nabij deze groenstrook, de kwaliteit en kwantiteit van de groenstrook blijft zoals die is. Deze groenstrook is tevens een potentiële essentiële vliegroute en foerageergebied. Omdat er geen activiteiten in de groenstrook worden uitgevoerd zijn ook hier op voorhand schadelijke effecten uit te sluiten.

Zoogdieren - grondgebonden

In het plangebied is potentieel geschikt habitat aangetroffen voor algemene soorten (zoals diverse muizensoorten en mol) uit tabel 1 van de Flora- en faunawet. De activiteiten kunnen schadelijke effecten hebben (verstoring, vernietiging) op in gebruik zijnde verblijfplaatsen (eventueel aanwezige holten in het werkgebied, bladhopen, ruimten onder en tussen stenen die direct grenzen aan te kappen bomen. Voor soorten uit tabel I is vrijstelling van een ontheffing en geldt de algemene zorgplicht (Flora- en faunawet artikel 2). Door tijdens de werkzaamheden zorgvuldig te werken wordt invulling gegeven aan de algemene zorgplicht.

Amfibieën

Potentieel geschikte vaste rust- of verblijfplaatsen en/of functioneel leefgebied (struweel en bossages 25 binnen en grenzend aan het plangebied) zijn aangetroffen voor soorten uit tabel 1 van de Flora- en faunawet (zoals bruine kikker, bastaardkikker, en gewone pad). De activiteiten kunnen schadelijke effecten hebben (verstoring, vernietiging) op in gebruik zijnde verblijfplaatsen (eventueel aanwezige holten in het werkgebied, sloten en gebouwen). Voor soorten uit tabel I is vrijstelling van een ontheffing en geldt de algemene zorgplicht (Flora- en faunawet artikel 2).

Vogels

De voorgenomen ontwikkelingen in het zuidelijk deel van het plangebied hebben geen effect op mogelijke vaste rust- en verblijfplaatsen in het noordelijk deel. Aanvullend onderzoek voor deze soorten is niet noodzakelijk.

Conclusie

De conclusie van de quickscan flora en fauna is dat de Flora- en faunawet door het wijzigen van het bestemmingsplan en/of het verlenen van toekomstige vergunningen niet wordt overtreden indien (voorzorgs)maatregelen worden getroffen voor (zie ook hoofdstuk 6 en tabel 3).

  • algemene tabel 1-grondgebonden zoogdieren
  • de rugstreeppad
  • algemene tabel 1-amfibieen
  • Algemene broedende vogels.

De quickscan maakt het aannemelijk dat op basis van de bevindingen het bestemmingsplan uitgevoerd kan worden. Nader onderzoek is niet nodig en een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet hoeft niet aangevraagd te worden.

3.6 Water

3.6.1 Huidige situatie
3.6.1.1 Waterstructuur

Water

Niet van toepassing.

Drooglegging

In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.

Riolering

Rondom het plangebied is, in de Arne, Scheldelaan en Eemlaan, een gemengd rioolstelsel aanwezig, waarbij de droogweerafvoer en de hemelwaterafvoer in één leiding wordt afgevoerd naar de AWZI.

3.6.1.2 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied (zie figuur 1) is gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15018-0004_0004.png"

Figuur 1

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15018-0004_0005.png"

Figuur 2

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP15018-0004_0006.png"

Figuur 3

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden.

Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • Aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied.
  • Voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels.
  • Aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft.
  • Zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond).
  • Opstellen van evacuatieplan.

3.6.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Water

Onveranderd aan de huidige situatie.

Drooglegging

In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.

Riolering

Droogweerafvoer

De droogweerafvoer vanuit het gebied moet worden afgevoerd naar het bestaande gemeentelijk gemengde rioolstelsel. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de bestaande huisaansluitingen op de riolering in de Arne, Scheldelaan en Eemlaan, mits deze leidingen kwalitatief voldoende zijn om het functioneren van de afvoer niet negatief te beïnvloeden. Als deze aansluitingen niet gebruikt kunnen worden dan moeten er nieuwe DWA aansluitingen aangevraagd en aangelegd worden.

De toename van het hoeveelheid afvalwater is gering. Er is geen sprake van overbelasting van het bestaande rioolstelsel en de AWZI.

Hemelweerafvoer

De hemelwaterafvoer van nieuw aan te leggen daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied worden geborgen en worden geïnfiltreerd in de bodem. Binnen het plangebied dient daartoe minimaal een statische berging gecreëerd te worden van 20 mm per vierkante meter afvoerend oppervlak. Hierdoor wordt het bestaande gemeentelijk gemengde rioolstelsel ontlast.

Wateroverlast

Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen. Als er aansluitpunten (wc, wastafel, afvoerputje e.d.) beneden het straatpeil aanwezig zijn, dan kan er niet onder vrijverval worden aangesloten. Op het terrein dient dan een zelfstandig rioolstelsel te worden aangelegd met een pompput.

Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies tot aan het maaiveld, inclusief ventilatie / lichtschacht.

3.7 Wonen

3.7.1 Huidige situatie

in de huidige situatie bevinden zich geen woningen in het plangebied.

3.7.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Locatie Krasse Knarren

Een Knarrenhof is de moderne variant van het oude hofjes concept. Haar bewoners zoeken naar een meer beschutte sociale woonomgeving.
Ze zijn opzoek naar een vorm van samenwonen, waarin ze individueel vrij kunnen zijn, maar ook worden aangesproken op een gezamenlijk afgesproken sociaal gedrag. Dat laatste noemen we ‚'noberschap''.
Het initiatief is als collectief particulier opdrachtgeverschap, (CPO) georganiseerd en legt de basis voor de gezamenlijke woonomgeving gelegd. Na realisatie wordt dit omgezet naar een andere rechtsvorm, waarbij nadrukkelijk het collectieve eigendom en beheer centraal staat (bijvoorbeeld een woon coöperatie of een VVE).  Dit betekent ook dat alleen mensen die lid zijn van de Vereniging hier kunnen gaan wonen.

De behoefte naar veilig en onafhankelijk wonen is in alle financieringscategorien aanwezig. Er zijn bewoners die graag hun woning willen kopen, of huren. (In de vrije of sociale huur) Op de Aabad locatie is er een mix ontstaan, waarbij de bewoners vooral voor betaalbare woningen hebben gekozen. Extra investeringen ten aanzien van energiebesparing zijn mogelijk, als de besparingen zelf de financiële middelen generen. Het streven is om woningen energetisch zo onafhankelijk mogelijk te laten zijn.
Er zijn meerdere hofjes bedacht met elk een gemeenschappelijke tuin. De hofjes zijn ingedeeld naar leefstijl, niet naar financieringscategorieen. Deze (huur en koop) liggen verspreid over de verschillende hofjes.

Programma
De woningen zijn extra breed waardoor een  levensloopbestendig woonprogramma op de beganegrond kan worden gerealiseerd. De maatvoering van de ruimten is ruim en aangepast op het gebruik van een rolstoel. De ruimte op de eerste verdieping, in de kap is dan extra en vooral geschikt als overruimte voor aanvullend woonprogramma, bv voor logeerkamers. Omdat een aanzienlijk deel van de doelgroep eenpersoonshuishoudens betreft zal bij een deel van de bewoners er een behoefte zijn om boven geen kamers af te timmeren. Als de woonruimte onder de kap wel met een volledig slaapprogramma wordt ingericht, ontstaat er extra woonruimte op de begane grond.

Sfeer
De meeste bewoners kiezen voor de sfeer van een traditioneel hofje, daarbij ligt het accent op herkenbaarheid en traditioneel wonen. De herkenbaarheid komt in vooral tot uitdrukking in de hoofdvorm het pannendak, ook in de materiaalkeuze; het metselwerk en de ambachtelijke detaillering.

Locatie Delta Wonen

Doelgroep Aa-landen:

DeltaWonen heeft onderzoek gedaan naar het karakter van de wijken in Zwolle en de te verwachten doelgroep voor deze locatie. Daaruit blijkt: "Karakter/doelgroep: privacy, traditie, normen en waarden en veiligheid is belangrijk. Graag wonen tussen ons soort mensen, introvert. Leefomgeving is bijna dorps, netjes, gewoon. Aandacht voor groen en openbare ruimte. Grondgebonden woningen wenselijk, gezien hoog aandeel hoogbouw. Aandeel huurwoningen in wijk reeds fors! Compacte woningen, ook voor kleine gezinnen. Geen toeters en bellen."

Vanuit de wijkopgave is aangegeven dat het belangrijk is dat er ook gebouwd dient te worden om doorstroming in de wijk te bevorderen. Ouderen die een te grote eigen woning hebben maar graag in de wijk willen blijven wonen kunnen mogelijk hier een plek vinden. Hun huizen komen dan beschikbaar voor nieuwe instroom.

Programma

Het programma omvat ca. 30 sociale huurwoningen met drie type woningen. Rug een rug woningen en rijwoningen met een beukmaat van 4,30 m en een beukmaat van 4,50 meter.

3.8 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.

3.8.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in

deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen de geluidszone zijn gelegen.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de toekomstige geluidsbelasting, indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toestaat voor gebieden die binnen de verplichte onderzoekszone van wegen liggen. Volgens de Wgh heeft iedere weg een geluidszone behalve de volgende wegen:

  • wegen die binnen een woonerf liggen;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km uur geldt.

De planlocatie valt binnen de geluidszone van de Middelweg en binnen de invloedssfeer van de Eemlaan (30 km/uur weg). De geluidsbelasting ten gevolge van beide wegen is berekend (Akoestisch onderzoek Woningbouwproject Eemlaan, Maart 2016, V2, 22 maart 2016) .Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

De maximale gevelbelasting ten gevolge van het verkeer op de Middelweg bedraagt maximaal 52 dB (inclusief de aftrek art. 110g Wgh) Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden, maar er wordt wel voldaan aan de grenswaarde uit het Gebiedsgerichte Milieubeleid van 53 dB en de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder van 63 dB voor nieuwe woningen. Op alle overige gevels van het voorgenomen bouwplan wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Maatregelen ter reductie tot de voorkeursgrenswaarde worden niet doelmatig geacht. Het plan past binnen de kaders van het Gebiedsgericht Milieubeleid voor gebiedstype 'groenstedelijk' en valt binnen de criteria van de gemeentelijke beleidsregel hogere grenswaarde. Derhalve kunnen hogere waarden worden verleend. De hiervoor vereiste procedure is gekoppeld aan de bestemmingsplanprocedure.

Spoorweglawaai

De planlocatie valt niet binnen de geluidszone van een spoorweg.

Industrielawaai

De planlocatie valt niet binnen de geluidszone van een bedrijventerrein.

3.8.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

De planlocatie is niet gelegen binnen de milieuzonering van omliggende bedrijven.

3.8.3 Luchtkwaliteit

In 2007 heeft de gemeente Zwolle ter voorbereiding op de vaststelling van het luchtkwaliteitsplan de luchtkwaliteit berekend ten gevolge van het autoverkeer op de gemeentelijke wegen en de rijksweg A28 in 2010 en 2020. Gebleken is dat in het plangebied in beide jaren geen overschrijdingen en ook geen bijna-overschrijdingen van de normen voor fijn stof (PM10) en NOx voorkomen. Ook uit de jaarrapportage 2012 van het ministerie van I&M voor de luchtkwaliteit in Nederland blijkt dat de concentraties PM10 en NOx in 2011, 2015 en 2020 ver onder de normen blijft. Er is geen overschrijding van de 24 uursconcentraties voor PM10 (minder dan 35 dagen).

Omdat het nieuwe bestemmingsplan ruimte biedt aan niet meer dan 78 woningen, valt het plan binnen de werkingssfeer van de AMvB Niet in betekenende mate, d.w.z. dat het geen significante bijdrage levert aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

3.8.4 Bodemkwaliteit

Op de locatie (vml AA-bad, percelen: ZLE-H-1036, 1091, 1323 en ged.3121) zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, waardoor bodemgegevens bekend zijn van het hele plangebied. In de onderzoeken zijn maximaal licht verhoogde waarden aangetoond. Dit is geen reden om de ontwikkeling tot wonen geen doorgang te laten vinden. Nader bodemonderzoek is dan ook niet nodig.

3.8.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

De planlocatie bevindt zich niet binnen de invloedssfeer van transportroutes voor gevaarlijke stoffen en/of bedrijven, die gevaarlijke stoffen opslaan dan wel verwerken of produceren.

3.8.6 Kabels, leidingen en straalpaden

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Aalanden, Arne, Scheldelaan, Eemlaan zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Aalanden, Arne, Scheldelaan, Eemlaan.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Gevolgd door de volgende bijlagen:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 11 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

;

Dubbelbestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 8 Overige regels

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 11 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 4 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 5 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 6 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Bouwwerken, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Route langzaam verkeer

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - route langzaamverkeer' dient een verbinding te komen met een minimale breedte van 2 meter. Deze route moet vrij zijn van bebouwing. Deze verbinding is bij de hofjes van de locatie van de Krasse Knarren op twee plaatsen opgenomen.

4.4 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 8 Overige regels

In dit artikel wordt geregeld dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016 ". Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016 ”.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg',alsmede 'Wonen' '' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 11 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 13 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Inleiding

Indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, (hierna “een aangewezen bouwplan”), in combinatie met een bestemmingsplan, wijzigingsplan, projectuitvoeringsbesluit of omgevingsvergunning is de afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatiewet) van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combinatie met, een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.

Aangewezen bouwplan

in het onderhavige bestemmingsplan is respectievelijk (op een gedeelte) van het perceel kadastraal bekend gemeente Zwolle, sectie H, nummer 1323 (het Krasse Knarrenhof) en op een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Zwolle sectie H, nummer 3121 ( Eemlaan onderdeel versnellingsactie met DeltaWonen) voorzien in een aangewezen bouwplan.

Voor zover er in het onderhavige bestemmingsplan is voorzien in een aangewezen bouwplan zijn deze gesitueerd op percelen welke in eigendom zijn bij de gemeente en derhalve is het kostenverhaal anderszins verzekerd middels opname in de grondprijs.

Conclusie

Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Uitkomsten overleg buurt

April 2015

Overleg met de Stichting Krasse Knarren,  Frion, Salverda, buurtbewoners en gemeente.

Het plan van de Krasse Knarren wordt gepresenteerd. De buurtbewoners kunnen reageren op het plan. Er wordt een nieuwe afspraak gemaakt voor het najaar.

Oktober 2015

Overleg stichting Krasse Knarren, buurtbewoners en gemeente.

Toelichting op het proces van de afgelopen tijd. Het aangepaste plan van de Krasse Knarren wordt gepresenteerd. De buurt krijgt ruimte om te reageren op het plan. Er wordt een toelichting gegeven op de locatie naast  de Krasse Knarrenhof: Frion ziet daar af van de ontwikkeling. De locatie valt ook onder de versnellingsactie van DeltaWonen, het eerste gesprek met DeltaWonen is net geweest. Het vervolgproces wordt besproken.

December 2015

Buurtbijeenkomst met stichting Krasse Knarren, DeltaWonen, buurtbewoners en gemeente.

Het plan van de Krasse Knarren is verder uitgewerkt en wordt gepresenteerd en besproken. DeltaWonen presenteert een eerste verkenning van hun plan, de bestemmingsplanprocedure wordt uitgelegd en er is ruimte voor de buurtbewoners om te reageren op de plannen.

Februari 2016

Overleg met stichting Krasse Knarren, DeltaWonen, buurtbewoners en gemeente.

De buurt heeft een visie gemaakt en geeft uitleg hierover. Het plan van de Krasse Knarren wordt gepresenteerd met een 3 D visualisatie model die de beleving op straatniveau weergeeft. De gemeente geeft uitleg over de groenstructuur, een toelichting over verkeer rond het plangebied en het voorlopige matenplan wordt besproken

April 2016

Op dinsdag 5 april is een inloopavond gehouden in de Bolder. Belangstellenden konden het voorontwerp bestemmingsplan inzien en vragen stellen. Op basis van de opmerkingen die tijdens informatiebijeenkomst van december 2015 zijn gemaakt, is het plan ten aanzien van de situering van de blokken van het plan van de Krasse Knarren aangepast. Het concept inrichtingsplan kon ook worden ingezien. Deze gaf meer duidelijkheid over de uitwerking van het bestemmingsplan.  De meeste vragen waren over de inrichting bij het Arne, het parkeren, de groeninrichting en de uitstraling aan de Scheldelaan..

Op verzoek van enkele bewoners wordt nog een gesprek met de wethouder georganiseerd eind mei 2016.

Tijdens de inloopavond werden ook de schetsontwerpen gepresenteerd van de woningen door de initiatiefnemer Krasse Knarren en deltaWonen.

5.2.2 Uitkomsten overleg

Provincie Overijssel

Samenvatting reactie

Het plan past in het provinciaal ruimtelijk beleid. Indien het plan ongewijzigd in procedure wordt gebracht, wordt er vanuit het provinciale belang geen beletselen voor het verdere vervolg van deze procedure gezien. 

Reactie gemeente

Hier wordt kennis van genomen.

Brandweer IJsselland

Samenvatting reactie

Er wordt geconstateerd dat er geen zaken zijn die relevant zij voor de ( externe) veiligheid.

Reactie gemeente

Hier wordt kennis van genomen.