direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Stadshagen II
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP14030-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan Stadshagen II biedt een actuele juridisch-planologische regeling voor de wijk Stadshagen II. Aanleiding voor dit bestemmingsplan is het feit dat de bestaande planologische regeling voor het plangebied bijna 10 jaar oud is. In de Wet ruimtelijke ordening is de actualiseringsplicht voor gemeenten opgenomen die inhoudt dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar.

De gemeente Zwolle wil onder het project 'Zwolle op Maat' ervoor zorgen dat alle bestemmingsplannen actueel blijven. Stadshagen II nadert zijn uiterste houdbaarheidsdatum en wordt daarom herzien. Het plan is opgesteld vóór inwerkingtreding van de Wabo en de digitaliserings- en standaardiseringsverplichting uit de Wet ruimtelijke ordening. Ook zijn in de loop der jaren voor diverse gebieden en percelen uitwerkingsplannen gemaakt en afwijkingsprocedures gevoerd. Deze worden nu in een bestemmingsplan verwerkt. Het nieuwe plan voorziet weer in een actuele, uniforme, digitale en gestandaardiseerde regeling.

Stadshagen II bestaat voor een deel uit uit te werken gebied. Op 9 april 2013 heeft het college aan de gemeenteraad voorgelegd dat niet alles op dit moment ontwikkeld kan worden. Hier is de markt niet naar. Daarom is er een prioritair gebied aangewezen welke de komende jaren eerst ontwikkeld zal worden. Dit bestemmingsplan beslaat het prioritair gebied plus een gedeelte rond de nieuwe Belvederelaan. De overige gebieden worden te zijner tijd van een nieuwe bestemmingsplanregeling voorzien.

1.2 Plangebied

Het plangebied is grotendeels gelijk aan het prioritair gebied zoals dat is vastgelegd in 2013. Het gebied wordt in grote lijnen begrensd door de nieuwe Hasselterweg (N331) aan de noordwest- en zuidrand, de polder Mastenbroek aan de noordkant, de Scholtensteeg aan de westkant en de Milligerplas en het overige deel van Stadshagen I aan de oost- en zuidkant. Ten opzichte van het prioritair gebied wordt toegevoegd aan het plangebied een gedeelte rond de Milligerplas. Dit gebied is met de actualisatie van Stadshagen I niet meegenomen omdat er onduidelijkheden waren over de toekomstige invulling. Het gebied wordt nu meegenomen om ook dit deel van Zwolle te voorzien van een actuele, digitaal raadpleegbare en gestandaardiseerde bestemmingsplanregeling. Hierbij wordt het bestaande planologische regime gecontinueerd.

Aan de zuidkant van het plangebied wordt, in afwijking van het prioritair gebied, rond de nieuw aan te leggen Belvédèrelaan een gemengd gebied ten behoeve van bovenwijkse voorzieningen meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14030-0004_0001.png"

figuur 1 plangebied bestemmingsplan

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Tot inwerktreding van dit bestemmingsplan geldt voor alle gronden van het plangebied het bestemmingsplan Stadshagen II met nummer 4050 met daarbij behorend een aantal uitwerkingsplannen. Het grensgebied van het vorige bestemmingsplan is als volgt begrensd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14030-0004_0002.png"

figuur 2 bestemmingsplan Stadshagen II 2006

Geldende bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen:

4020

Bestemmingsplan Stadshagen, eerste partiele herziening, vastgesteld bij raadsbesluit van 5 september 2005, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 18 april 2006, in werking getreden op 20 juni 2006 en (geheel) onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State op 14 februari 2007.

4039

Uitwerkingsplan Stadshagen II Oude Wetering - Hasselterweg, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 maart 2010, in werking getreden en onherroepelijk geworden op 13 mei 2010.

4045

Uitwerkingsplan Stadshagen I Havezathenallee e.o., vastgesteld bij raadsbesluit 11 januari 2011, in werking getreden en onherroepelijk geworden op 3 maart 2011.

4050

Bestemmingsplan Stadshagen II, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 februari 2006, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 18 augustus 2006, in werking getreden en onherroepelijk geworden op 1 augustus 2007.

4055

Uitwerkingsplan Stadshagen II Breecamp-oost, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juli 2009, goedgekerud door gedeputeerde staten van Overijssel op 11 augustus 2009, in werking getreden en onherroepelijk geworden op 8 oktober 2009.

4059

Uitwerkingsplan Stadshagen II, deelplan 1, Scholtensteeg, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 januari 2010, in werking getreden en onherroeplijk geworden op 18 maart 2010.

4064

Uitwerkingsplan Stadshagen II Rhemenshuizenstraat, vastgesteld bij raadsbesluit op 11 januari 2011, in werking getreden en onherroepelijk geworden op 3 maart 2011.

4065

Ontwerpuitwerkingsplan Stadshagen II, Breecamp Oost II, Brede school e.o., ter inzage gelegen van 20-01-2011 t/m 02-03-2011.

4073

Uitwerkingsplan Stadshagen II, Breecamp Oost 3, Vrij Werkeren, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 augustus 2014.

4074

Uitwerkingsplan Oude Wetering, Jac. P. Thijsselaan, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 december 2014, in werking getreden en onherroepelijk geworden op 8 januari 2015.

09009

Bestemmingsplan herziening Scholtensteeg-zuid, vastgesteld bij raadsbesluit van 5 juli 2010, onherroepelijk geworden op 2 september 2010.

14017

Bestemmingsplan Belvédèrelaan, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 januari 2016.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen enkele, voor het bestemmingsplan relevante, onderdelen omtrent het beleidskader aan de orde zoals rijksbeleid inclusief de Ladder voor duurzame verstedelijking, provinciaal- en gemeentelijk beleid.

2.2 Ruimtelijk beleid

2.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Aan artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (hierna te noemen: ladder) toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd moet worden dat er een regionale behoefte is aan die ontwikkeling en dat bovendien de gekozen locatie daarvoor geschikt is.

In artikel 1.1.1 is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Namelijk een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Trede 1: Regionale behoefte

De eerste stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.

Trede 2: Bestaand stedelijk gebied

De tweede stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren of de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied is op te vangen. Daarbij wordt verstaan onder bestaand stedelijk gebied het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

Trede 3: Aanbod multimodale locaties buiten bestaand stedelijk gebied

De derde stap die de ladder voorschrijft moet worden doorlopen als de behoefte niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen.

In hoofdstuk 3.7 wordt de laddertoets voor het woningbouwprogramma doorlopen.

2.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.

De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Ontwikkelingsperspectief

Op de ontwikkelingsperspectievenkaart is Stadshagen II aangeduid als 'woonwijk' en als 'geplande woonwijk' . De ambitie van de provincie voor 'wonen' is dat er voldoende aanbod is van woningen in een aantrekkelijke woonomgeving om te kunnen wonen. Er wordt gestreefd naar gevarieerde, aantrekkelijke, veilige, schone en goed bereikbare woonmilieus, die voorzien in de woonvraag. Voor 'geplande woonwijken' geldt dat de behoefte wordt onderbouwd middels woonvisie en SER-ladder (nu: Ladder voor duurzame verstedelijking).

Gebiedskenmerken

Het plangebied ligt op de overgang van 'komgronden' naar 'laagveengebied' (natuurlijke laag). Het heeft als gebiedskenmerken 'woonwijken 1955 - nu' (stedelijke laag) en 'stads- en dorpsranden' (lust- en leisurelaag). De woonwijken van na 1955 zijn grotendeels planmatig ontworpen en gerealiseerd. Dat heeft geleid tot een per wijk kenmerkende hoofdstructuur met eigen aard, maat en karakter (patroon van o.a. hoofdroutes en wegen, wooneenheden en parken en groenstructuur). In de stads- en dorpsranden komen stad en land elkaar tegen. De randen zijn bepalend voor de identiteit van zowel de steden- en dorpen als het landschap daaromheen.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid. Zie voor de onderbouwing van de woningbehoefte hoofdstuk 3.7.

2.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

In het structuurplan heeft het plangebied de aanduiding 'woongebied'. De toekomstige uitbreiding van Zwolle kan plaatsvinden door het verder ontwikkelen van Stadshagen I en II. In Stadshagen II zijn in totaal volgens het structuurplan 4350 woningen gepland. Deze worden gebouwd in een groenstedelijk woonmilieu waarbij de nadruk komt te liggen op kleinschalige en overzichtelijke leefgemeenschappen.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.

2.3 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties. Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.

Cultuurhistorisch beleid

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.

2.4 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009 en in 2014 geactualiseerd in het Actieprogramma Mobiliteit 2014-2017.

Uit de Mobiliteitsvisie en het Actieprogramma Mobiliteit 2014-2017 komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.5 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. In de bomenverordening zijn criteria, weigeringsgronden en voorschriften opgenomen over het (compenseren van het) kappen van bomen. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom.

Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte procedure vereist. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

2.6 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van "een goede chemische toestand". Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat "een goede ecologische toestand". Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.

Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).

In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

Waterbeheer 21e eeuw

Waterbeheer 21e eeuw (WB21) anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:

  • Vasthouden, bergen en vertraagt afvoeren;
  • Schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij "vasthouden, bergen en afvoeren" wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij "schoonhouden, scheiden en zuiveren" gaat het om een voorkeurvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.

Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat ondermeer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Groot Salland is verwoord in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken wil het waterschap het beheer en onderhoud van deze wateren overnemen van de gemeenten. Op watergangen van Waterschap Groot Salland is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl.

Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.7 Volkshuisvestingsbeleid

Woonvisie 2005-2020 en Woonagenda 2013-2017

Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid, waaronder de woningbouw, is vastgelegd in de Woonvisie 2005-2020 (vastgesteld raad april 2005). De Woonvisie 2005-2020 geeft de gemeentelijke koers voor de woningbouw in de komende jaren weer. Naast blijvende aandacht voor het realiseren van productieaantallen (bouwopgave) ligt de ambitie in een versterking van de woonmilieudifferentiatie waarbij wordt ingespeeld op de woonwensen vanuit de leefstijlprofielen.

Vanaf medio 2008, dus na de vaststelling van de Woonvisie, is de woningmarkt in een dip terecht gekomen als gevolg van de crisis. Deze terugval was van tijdelijke aard, de behoefte ligt inmiddels weer op het niveau van voor de crisis. De raad heeft in december 2012 ingestemd met de gedachte dat het beleid minder programmerend moet zijn, en meer faciliterend. Tevens is besloten de verwachtingen omtrent de woningproductie in de komende vijf jaar te halveren tot gemiddeld 400 woningen per jaar, waarvan de helft op locaties in bestaand stedelijke gebied. Voor de jaren na 2017 zou van een iets hogere productie mogen worden uitgegaan.

Deze nieuwe inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid (zie verder onder hoofdstuk 3.7).

2.8 Sportbeleid

Sportnota en Masterplan Sportaccommodaties

In 2006 is de sportnota 2006-2011 vastgesteld. Deze sportnota vormt nog steeds het voornaamste kader voor het Zwolse sportbeleid. Daarnaast is in 2009 het Masterplan Sportaccommodaties vastgesteld, dat het vigerende sportaccommodatiebeleid omvat en de kaders schetst voor de gewenste kwaliteit, kwantiteit en spreiding van de Zwolse sportaccommodaties voor de periode 2010 tot 2020. Op basis van de beide nota's en de actuele situatie omvat het huidige sportbeleid, met als missie 'een leven lang sporten en bewegen', de volgende doelstellingen:

  • Het in stand houden van de sportparticipatie.
  • Sport inzetten als integraal onderdeel van de maatschappij om middels sport andere (maatschappelijke) doelen te verwezenlijken. Sport vormt dan ook een integraal en onlosmakelijk onderdeel van het sociale domein.
  • Bevorderen van de samenwerking tussen verenigingen om de sportinfrastructuur te verstevigen.

Het waarborgen van een goede kwaliteit en kwantiteit aan sportvoorzieningen en -accommodaties is een randvoorwaarde om bovenstaande doelstellingen te bereiken.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het sportbeleid.

2.9 Recreatiebeleid

Recreatievisie

In de Recreatievisie 2004 wordt het belang van goede recreatieve mogelijkheden in en om de stad benadrukt. Het aantrekkelijke en afwisselende buitengebied van Zwolle biedt veel mogelijkheden voor uiteenlopende vormen van recreatie en toerisme. In de Visie wordt gesteld dat deze mogelijkheden moeten worden versterkt, uitgebreid en gedifferentieerd. De voorzieningen zullen voortdurend afgestemd moeten worden op de veranderende behoeften en wensen van de recreant en toerist. Voorts wordt geconstateerd dat het recreatieve routenetwerk in en om de stad verder geoptimaliseerd kan worden.

Als algemeen geldende ambitie kan gesteld worden dat de gemeente Zwolle ernaar streeft de hoeveelheid voorzieningen mee te laten groeien met de recreatie behoefte van de stad. In het beleid wordt onderscheid gemaakt in watergebonden, intensieve en extensieve recreatie.

Speelbeleid

Het Zwolse speelbeleid is vastgelegd in de Nota Speelruimte in Zwolle uit 2000. Hierin is onder meer vastgelegd dat voor kinderen van 0 tot 6 jaar binnen 100 meter van hun woning een speelplek zou moeten zijn. Voor kinderen van 7 tot 12 is dat binnen 400 meter van hun woning. In de Speelruimtekaarten van 2004 zijn deze zogenaamde 100- en 400 meter speelvoorzieningen aangegeven.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het recreatie- en speelbeleid. 

2.10 Evenementenbeleid

Evenementenbeleid 'Zwolle heeft het allemaal'

Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de nota evenementenbeleid 'Zwolle heeft het allemaal' vastgesteld. Het beleid is er mede op gericht dat de diverse evenementenlocaties binnen de gemeente moeten fungeren als geschikt decor voor de evenementen die op die locaties plaatsvinden. Dit betekent dat een locatie moet aansluiten op het karakter van het evenement en daaraan een meerwaarde moet geven. Bij de beoordeling of een locatie een geschikt decor voor een bepaald evenement is, wordt gekeken naar de risico's op het gebied van openbare orde en veiligheid, de impact op de omgeving en de eventuele gevolgen voor het verkeer.

Het publieksprofiel (bijvoorbeeld aantal en type bezoekers), het ruimtelijk profiel (bijvoorbeeld locatie evenement, toegankelijkheid aan- en afvoerwegen) en het activiteitenprofiel (bijvoorbeeld soort evenement, duur evenement) zijn hier heel belangrijk.

Locaties waar grootschalige evenementen (evenementen voor meer dan 5000 bezoekers en/of evenementen met een toegestane geluidsbelasting van 85 dB(A)/95 dB(C)) op basis van het gemeentelijk beleid kunnen worden gehouden zijn de Grote Markt, het Grote Kerkplein, de Melkmarkt en het Rodetorenplein in de binnenstad, het manifestatieterrein park de Wezenlanden en in het buitengebied de locatie op en nabij de Wijthmenerplas.

De regulering met betrekking tot evenementen is vastgelegd in de Beleidsregel evenementen in de open lucht 2012. Deze beleidsregel geeft een nadere invulling aan de Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle. Dit is de wettelijke basis voor behandeling van aanvragen voor een evenementenvergunning. De beleidsregel stelt regels met betrekking tot het aantal evenementen, de spreiding, evenementenlocaties, eindtijden, de geluidsbelasting, procedurele aspecten en openbare orde en veiligheid.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het evenementenbeleid.

2.11 Beleid overige maatschappelijke voorzieningen

Het accommodatiebeleid is ondersteunend aan het gemeentelijk sociaal beleid. Accommodaties vormen de fysieke uitkomst van beleidsontwikkeling op terreinen als welzijn, zorg, sport, onderwijs en cultuur. Voor zover belanghebbende groepen daartoe niet in staat zijn, zorgt de gemeente in de voorwaardenscheppende sfeer voor voldoende en kwalitatief goede accommodaties, evenwichtig over de stad gespreid. Voorts moet het strategisch accommodatiebeleid een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstelling dat Zwolle levensloopbestendige wijken krijgt. Hiervoor moet het voorzieningenniveau op peil, toegankelijk en aantrekkelijk zijn. Voorzieningen voor jong en oud, draagkrachtig en minder draagkrachtig, autochtoon en allochtoon, mensen met of zonder beperking.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het beleid.

2.12 Economisch beleid

Beroep- en bedrijf aan huis

Beroep aan huis wordt toegestaan. Naast beroep aan huis wordt ook bedrijf aan huis toegestaan, mits niet hinderlijk voor de woonomgeving.

Kantorenbeleid

In de Kadernota Kantorenlocaties 2011-2020 wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de kantorenmarkt en wordt een stedelijke kantorenstrategie uitgezet. De nota is vastgesteld door de raad op 16 december 2010. Aandachtspunt in de nota is de landelijke trend van krimp in de vraag naar nieuwe kantoren. De kantorenmarkt ontwikkelde zich van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Per saldo moet Zwolle rekening houden met een lagere afzet van nieuwe kantoren dan in de afgelopen decennia het geval was.

Zwolle is door haar ligging en stedelijke kwaliteiten (bereikbaarheid/woonmilieus/onderwijs/jonge bevolking) in het landelijke concentratieproces op de kantorenmarkt zeer goed in staat om nieuwe werkgelegenheid aan te trekken. Belangrijk uitgangspunt is dat Zwolle inzet op aantrekkelijke kantorenmilieus.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het economisch beleid. De huidige uitgangspunten blijvengehadhaafd.

2.13 Detailhandelsbeleid

Kadernota detailhandel 2012-2020, TopWinkelstad Zwolle

De Kadernota Detailhandel geeft een beeld van het detailhandelsbeleid voor de periode tot 2020. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad in april 2012. Het algemene doel is versterking van de aantrekkelijkheid van Zwolle als winkelstad, voor zowel eigen inwoners als bezoekers uit de regio. Het beleid is erop gericht om evenwicht te brengen tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving.
De winkelgebieden in Zwolle worden onderscheiden in: binnenstad, wijk- en buurtcentra, periferie, bezoekersknooppunten.

Verruiming en verduidelijking vestigingsmogelijkheden perifere detailhandel

Op 7 september 2010 hebben burgemeester en wethouders de beslisnota 'Verruiming en verduidelijking perifere detailhandel' vastgesteld en een informatienota hierover naar de raad gezonden. Besloten is om op de huidige bedrijventerreinen alleen winkels toe te laten waar volgens het bestemmingsplan ook daadwerkelijk een winkelbestemming ligt.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het detailhandelsbeleid. In Stadshagen kan nog een buurtsuper worden toegevoegd. Dit past in het detailhandelsbeleid.

2.14 Horecabeleid

Horecavisie 2012-2017 Gastvrij en vitaal

Vanwege de ontwikkeling van de stad en nieuwe trends in de horeca is in 2012 de Horecavisie 2012-2017 door de gemeente Zwolle opgesteld. De kern van de visie wordt gevormd door een tweetal onderwerpen:

- Kwaliteit en innovatie van de bestaande horeca,
- Uitbreiding van de horecasector op een wijze die kwaliteit en innovatie nastreeft door:

  • Gesegmenteerde uitbreiding van aanbod
  • Gesegmenteerde horecagebieden
  • Maximum m2 toe te voegen horeca
  • 'Pareltjes'

De horeca speelt een belangrijke rol in de gastvrijheid en de economische vitaliteit van de stad. In die Horecavisie is gekozen voor een plafond in de uitbreiding van de horecasector. Er wordt gekozen voor kwaliteit en een verstandig niveau van uitbreiding. Hiermee wil men inspelen op de trends en ontwikkelingen aan de vraagzijde. In de Horecavisie wordt gestreefd naar uitbreiding in deelsectoren die nu ontbreken in Zwolle. Dat betekent uitbreiding van de restaurantsector, grand cafés, healthy fastfood, koffieconcepten en cafetaria's. Daarnaast kan het aantal B&B’s (Bed and Breakfast) worden uitgebreid. Voor de natte horeca (cafés) geldt een zeer beperkte toevoeging.

De volgende horecagebieden worden in de visie onderscheiden: Primair horecagebied, Secundair horecagebied, Rondom de Peperbus, Winkelgebied, Working class, Cultuurzone, Buiten het centrum. Per horecagebied wordt beschreven op welk segment in de horeca het zich voornamelijk concentreert.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het horecabeleid.

2.15 Coffeeshopbeleid

Het Zwolse coffeeshopbeleid gaat, onder andere, uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops in Zwolle.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het coffeeshopbeleid.

2.16 Prostitutiebeleid

Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Wezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het prostitutiebeleid.

2.17 Milieubeleid

Algemeen beleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

  • Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
  • Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Het gebiedsgerichte milieubeleid is voor de aspecten geluid en externe veiligheid vastgesteld. Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit wordt hierna kort beschreven.

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven.
Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de begrippen ambitieniveau en grenswaarde (dit is de basiskwaliteit, die de gemeente  voor een bepaald gebied nastreeft; indien de basiskwaliteit niet wordt bereikt, dan dient akoestische compensatie te worden verkregen) geïntroduceerd. Ambitieniveau en grenswaarde verschillen per gebiedstype. Naast het ambitieniveau en de grenswaarde blijven de voorkeursgrenswaarde en de hoogste toelaatbare waarde uit de Wet geluidhinder gehanteerd.

Het bestemmingsplan Stadshagen II behoort voor het overgrote deel tot het gebiedstype 'Groen stedelijk'. Het deelgebied Scholtensteeg is gemengd gebied. In onderstaande tabel zijn de desbetreffende waarden van de Wet geluidhinder en het gemeentelijk beleid opgenomen.

Gebiedstype   Ambitieniveau   Voorkeursgrens
Waarde (Wgh)  
Grenswaarde   Hoogst toelaatbare waarde (Wgh)  
Groen stedelijk   43 dB   48 dB   53 dB   63 dB  
Gemengd   48 dB   48 dB   58 dB   63 dB  

Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst: knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid: de gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad en geactualiseerd in 2013. Grote lijn van de visie is het voldoen aan de basisveiligheid binnen de gemeentelijke grenzen. Dit betekent dat:

  • overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
  • een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader voor externe veiligheid;
  • veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
  • zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kan hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

In januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Het bestemmingsplan Stadshagen II behoort tot het gebiedstype 'Groen stedelijk'. Voor dit gebiedstype geldt een stand still beleid waarbij een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen niet is toegestaan. Er is geen plek voor nieuwe risicovolle activiteiten. Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft en die geen noemenswaardige invloed op het groepsrisico hebben.

Duurzaamheid

Klimaatbeleid-interim beleid 2009

In 2009 heeft het college een interim klimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij is de volgende doelstelling geformuleerd: het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning of gebouw bedraagt tenminste 60%. Hierbij dient onderscheid gemaakt te worden tussen duurzame warmteopwekking en duurzame opwekking van elektriciteit. Duurzame warmteopwekking geschiedt door middel van individuele systemen, waarbij iedere woning wordt voorzien van een eigen duurzaam energiesysteem, zoals een warmtepomp met bodemwarmtewisselaar en/of een zonneboiler voor de opwekking van warm tapwater, óf door middel van een collectief systeem, waarbij de warmte centraal wordt opgewekt en verspreid via een warmtenet (stadsverwarming). In de ruimtelijke planvorming dient rekening gehouden te worden met een locatie voor de centrale voorzieningen, zoals een biomassa-installatie of warmtepompinstallatie met koude en warmteopslag in de bodem. Afhankelijk van de toe te passen installatie moet rekening worden gehouden met afstand tot gevoelige bebouwing. De toepassing van koude warmte opslag (KWO) draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van het interim klimaatbeleid, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan.

Elektriciteit wordt duurzaam opgewekt door middel van photovoltaïsche (PV) panelen of door middel van een bio-warmtekrachtkoppeling (WKK) installatie. Laatstgenoemde is een collectieve installatie, die elektriciteit opwekt door verbranding van biomassa, waarbij de vrijkoende warmte via een warmtenet aan de woningen en andere gebouwen wordt geleverd.

Andere maatregelen om genoemde doelstellingen te bereiken zijn warmteterugwinning en verbeterde isolatie.

Duurzaamheidsvisie en programma duurzaamheid 2011

De gemeente Zwolle heeft in 2011 een visie op duurzaamheid aangenomen, waarin een omschrijving van het begrip duurzaamheid wordt gegeven: voor Zwolle betekent duurzaamheid een langdurige balans tussen people, planet en profit. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten voor beleids- en gebiedsontwikkelingen. Duurzaamheid als leidend principe; beslissingen worden genomen op basis van duurzaamheid. Duurzaamheid is van en voor de stad; niet opgelegd maar gedragen door de stad, omdat het de stad dient. Benutting van lokale bronnen. Transitie en innovatie: deze zijn nodig voor het realiseren van de voorgaande principes.

In het bijbehorende programma duurzaamheid is de doelstelling opgenomen om in de gebouwde omgeving van Zwolle (woningen én bedrijven) in 2020 20 % CO2-uitstoot te hebben gereduceerd ten opzichte van 1990. Om deze doelstelling te bereiken zal gestreefd moeten worden naar energieneutrale nieuwbouw, waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van fossiele brandstoffen, zoals aardgas voor ruimteverwarming. In 2010 heeft het college van B&W reeds besloten om in Stadshagen II geen gasinfrastructuur meer aan te leggen.

Visie op de ondergrond

Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Als eerste gemeente in Nederland voegt Zwolle een extra dimensie toe bij het nadenken over een optimale inrichting en gebruik van haar ruimte: de ondergrondse dimensie. De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten. Belangrijke uitgangspunten zijn het structureel en georganiseerd toepassen van warmte- koude-opslag (WKO), het koppelen van WKO's met grondwatersanering en het werken met ondergrondse bestemmingen en functies. Aanpak volgens de visie versterkt een duurzame ontwikkeling, zorgt voor energiebesparing en CO2 reductie, leidt door de koppeling van functies tot kostenvoordeel en kan hierdoor de stedelijke ontwikkeling een enorme impuls geven. Voor het Centrumgebied heeft de gemeente een gebiedsbeheerplan opgesteld. De planlocatie Stadshagen II valt niet binnen het Centrumgebied.

Duurzaam bouwen

In januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. Duurzaam bouwen heeft betrekking op de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidsprestaties komt overeen met de toepassing van de vaste, kosten neutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn).

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Stedenbouw

3.1.1 Huidige situatie

Stadshagen, zicht op de stad voeten in de polder

Niet alleen de ontstaansgeschiedenis maar ook de verdere ontwikkeling van Zwolle wordt gekenmerkt door een directe relatie en samenhang met het landschap. De stadsranden zijn verweven met het omliggende landschap en versterken de samenhang tussen stad en land. Stadshagen is de eerste grote stadsuitbreiding van Zwolle over het Zwarte Water. Vanaf 1996 wordt er gebouwd aan Stadshagen I en nadert de komende jaren zijn voltooiing. Stadshagen II was de volgende stap voor de ontwikkeling van het stadsdeel Stadshagen als onderdeel van het stedelijk knooppunt Zwolle. Stadshagen II is vanaf 2007 ontwikkeld.

De stadsranden van Stadshagen worden gekenmerkt door de drie landschapstypen van regionaal en nationaal niveau: het Zwarte Water, het nationaal landschap van de IJsseldelta en het Belvedère gebied de Mastenbroeker Polder. Dit maakt Stadshagen een bijzondere locatie met een direct contact met het landschap en de historische binnenstad op fietsafstand. Deze positie tussen stad en polder bepaalt het unieke karakter van de locatie: enerzijds sterke functionele relaties met het 'stadse', anderzijds sterke oriëntaties op open agrarische en natuurlijke landschappen.

Stadshagen II is ontwikkeld in aansluiting op Stadshagen I. Deze ontwikkeling is reeds vastgelegd in het Structuurplan Stadshagen II en uitgewerkt in het Bestemmingsplan Stadshagen II (2006) en de Milieu Effectrapportage Stadshagen II. Het bestemmingsplan dient als raamwerk voor de verdere planvorming van Stadshagen II en fungeert als gemeenschappelijk vertrekpunt bij de uitwerking van de onderscheiden deelgebieden in stedenbouwkundige plannen. De fasering in de tijd en de mogelijk veranderende omstandigheden kunnen zich vertalen in de uitwerking van de verschillende deelgebieden zonder afbreuk te doen aan de onderlinge samenhang en het kwaliteitsniveau.

Dit vormt de basis voor een flexibel bestemmingsplan welke kan inspelen op veranderingen in de samenleving en de woningmarkt. De uitgangspunten en de ruimtelijke en functionele hoofdopzet bieden voldoende flexibiliteit naar de toekomst.

Stedenbouwkundige hoofdopzet

Stadshagen II zal bestaan uit meerdere buurten, waarbij ingezet wordt op herkenbare woonmilieus. De woonmilieus zullen, gelet op de locatie en de marktvraag, overwegend groenstedelijk tot dorps zijn. De wijk kent menging van wonen, werken, voorzieningen, cultuur en recreëren. Stadshagen II biedt ruimte aan stedelijke en regionale voorzieningen, met name bij de geplande voorstadhalte langs de lijn Zwolle-Kampen als onderdeel van de voorzieningenzone vanaf het centrum van Stadshagen tot aan de zuidelijke entree van de Tippe.

Uitgangspunt voor de nog uit te werken woondoeleinden is een gemiddelde woningdichtheid van ca. 25-30 woningen per hectare. Ter vergelijking: de gemiddelde woningdichtheid in Stadshagen I is 35 woningen per hectare. Efficiënt, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik is uitgangspunt, voor wonen, werken, voorzieningen en verkeer. Duurzaamheid heeft ook betrekking op een combinatie van sociale, fysieke en economische aspecten.

Naast de woningen zullen de bijbehorende voorzieningen gerealiseerd worden, met maatwerk, vernieuwend en aansluitend op de bestaande voorzieningen in Stadshagen I, en die in Westenholte en Holtenbroek. Als meest wezenlijke aspecten voor een goede sociale infrastructuur gelden bereikbaarheid, verbinding, ontmoeting, een mix van groot- en kleinschalig, clustering en multifunctionaliteit. De bewoners van Stadshagen II zullen voor een belangrijk deel zijn aangewezen op de centrale voorzieningen in het centrum van Stadshagen.

In Stadshagen II is ook ruimte voor bedrijvigheid eventueel in combinatie met wonen, vooral in de zone langs de Scholtensteeg. Daarnaast wordt in de woongebieden ruimte gegeven voor werken aan huis.

De uitgangspunten voor de landschappelijke waarden zijn:

  • handhaven van het kerngebied van de polder Mastenbroek, met respect voor haar schaal en haar openheid en vergezichten;
  • benutten van de belangrijkste structuurlijnen van de polder in Stadshagen;
  • aansluiting zoeken op het landschap van het Zwarte Water en de IJssel;
  • realisatie van de groene vingers in de woongebieden.

Landschappelijke structuurlijnen

In Stadshagen II bestaat naast de traditionele schaalniveaus van wijk en buurt ook de grotere schaal van het landschap. Om recht te doen aan de historische authenticiteit van de polder Mastenbroek worden de grote structuurlijnen binnen het woongebied opgenomen. Ook ontstaan hierdoor kansen om groene landschappelijke woonmilieus te realiseren. Deze structuurlijnen zijn:

  • de Oude Weteringzone: de wijze waarop de Oude Wetering wordt ingepast in Stadshagen I wordt gecontinueerd in Stadshagen II met een open ruimtelijk relatie met de polder Mastenbroek in de vorm van een brede multifunctionele zone met woningen, voorzieningen en wijkgroen;
  • de Scholtensteeg: deze karakteristieke landweg met tweezijdig bermsloten is een belangrijke verbinding voor langzaam verkeer tussen het kerngebied van de polder en de IJsseldelta. Deze nieuwe stadsrand is landschappelijk ingepast door woningen in een kleine korrelgrootte mogelijk te maken, vrijstaand en geclusterd, aan de Scholtensteeg eventueel gekoppeld met een bedrijf achter de woning;
  • de Stuurmansweg / Milligersteeg: de rand van de stad reageert op een bijzondere manier op de polder Mastenbroek. Het aansluitende woongebied Breecamp-Oost/Breezicht ligt op het omslagpunt van stad naar polder. Een grote verscheidenheid aan woningclusters koppelen het beeld van de stad aan de typologie van een polderdijk; de geluidswerende voorziening tussen de Hasselterweg en Breecamp-Oost/Breezicht.

Stedenbouwkundige eenheden en woonmilieus

De bestaande buurten in Stadshagen gelegen ten westen van het Rietpark en de Oude Weteringzone kenmerken zich door heldere, poldermatige en orthogonale opzet met moderne architectuur. De inpassing in het landschap en het benadrukken van de karakteristieken van de polder was hier het uitgangspunt. De buurten ten oosten kennen juist een grote diversiteit aan stedenbouwkundige en architectonische verschijningsvormen. Dit wordt versterkt door de infrastructuurlijnen en bestaande gebieden zoals Frankhuis en Werkeren. Deze wisselwerking binnen Stadshagen I is een belangrijk uitgangspunt voor de ontwikkeling van Stadshagen II. De ruimtelijke en landschappelijke opzet van het oostelijk gedeelte van Stadshagen wordt gecontinueerd in dit gedeelte van Stadshagen II. De Milligerplas, de Oude Weteringzone en de Mastenbroeker Polder zijn karakteristieke ruimtes, die benut worden om de gewenste variatie en beleving van buurten aan te brengen. De opzet van het westelijk deel van Stadshagen geeft juist de ruimte om in dit deel van Stadshagen II een grote diversiteit aan buurten en woningen te realiseren. Op deze wijze ontstaat er binnen Stadshagen ruimte voor de ontwikkeling van een grote diversiteit aan woonmilieus passend binnen de ruimtelijke, maatschappelijke en economische hoofdstructuur van Stadshagen.

Deelgebieden

Binnen Stadshagen II zijn diverse deelgebieden te onderscheiden. Vooral de gebiedsoverschrijdende zones zijn van belang voor de eenheid en samenhang in de wijk. Deze gebieden / verbindingszones zijn structurerende elementen op wijk niveau, waarbij de ruimtelijke relatie tussen de planelementen en de aansluiting met de aangrenzende plangebieden centraal staan.

Breecamp-Oost/Vrij Werkeren

Breecamp Oost en Vrij Werkeren liggen aan de noordrand van de wijk Stadshagen, welke grenst aan de Polder Mastenbroek. Het plangebied sluit aan de zuidzijde aan op de reeds ontwikkelde wijk Werkeren, het multifunctionele sportpark 'De Verbinding' en de bestaande groenstructuur langs de Rhemenshuizenstraat. Aan de noord- en oostzijde wordt het plangebied begrenst door de polder Mastenbroek (grens prioritair gebied). Het oostelijk deel van het plangebied grenst aan de Oude Wetering, de historische ontginningslijn van de Polder Mastenbroek en nu onderdeel van de ruimtelijke hoofdstructuur van Stadshagen. Vanuit het centrum van Stadshagen is de Oude Wetering opgezet als een brede multifunctionele groenzone met woningen en diverse voorzieningen op landschappelijke terpen in een lage bebouwingsdichtheid, die de Polder Mastenbroek verbindt met de wijk Stadshagen.

Het plangebied ten noorden van de Stadshagenallee is onderdeel van het stedenbouwkundig plan voor Breecamp Oost (stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteit, gemeente Zwolle, mei 2008). Het plangebied ten zuiden van de Stadshagenallee sluit qua maat en schaal aan op de Wijk Werkeren. Verschillende woonvelden die worden omzoomd door de landschappelijke opzet van de bestaande zuidrand (Rhemenshuizenstraat), de watergang aan de westzijde en de groene taluds en parkrand langs de Stadshagenallee.

Breezicht

Breezicht ligt aan de noordrand van de wijk Stadshagen en is landschappelijk gelegen tussen de Polder Mastenbroek en de Milligerplas. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de polder Mastenbroek (grens prioritair gebied). Tussen de geluidswerende voorziening langs de Hasselterweg en de Milligerplas vormt een landschappelijke hoofdstructuur de drager voor de ontwikkeling van het woongebied. Deze structuur verbindt de oever van de Milligerplas met de Mastenbroeker Polder, versterkt de ruimtelijke beleving van deze twee bijzonder landschappelijke elementen vanuit het gebied en biedt mogelijkheden voor de ontwikkeling van een duurzaam landschappelijk casco voor recreatief gebruik, natuurontwikkeling en waterberging. Deze landschappelijke kwaliteit is de basis voor de ontwikkeling van groene woonmilieus met diverse verkaveling- en woningtypen en is aanleiding om op enkele plekken de geluidswerende voorziening te doorsnijden met zicht op de Mastenbroeker Polder. Het westelijk deel van het plangebied grenst aan de Oude Wetering en verbindt enerzijds de wijk met de Polder Mastenbroek en anderzijds het multifunctionele sportpark 'De Verbinding' met de Milligerplas. Daarnaast ontstaat de mogelijkheid voor een hechtere relatie tussen de buurten rondom de Milligerplas, doordat de Hasselterweg ten westen van de Milligerplas zijn functie verliest.

De Tippe

De Tippe wordt omsloten door de Hasselterweg en het spoorzone Zwolle-Kampen. Beide barrières belemmeren naast de milieuzoneringen ook de directe relatie met het reeds gerealiseerd deel van Stadshagen en het aangrenzende landschap van de IJsseldelta. Belangrijk uitgangspunt voor de opzet van de Tippe is de realisatie van diverse ruimtelijke en functionele verbindingen met de omliggende buurten en hoofdstructuur van Stadshagen. Aan de zuidzijde van De Tippe kan door de realisatie van het nieuwe treinstation Stadshagen en de aanleg van de Belvederetunnel de Belverdelaan vanuit Stadshagen worden verlengd tot aan de zuidelijke entree van De Tippe met de Hasselterweg. Op deze manier ontstaat de kans de Tippe direct te verbinden met het centrum van Stadshagen en de Strategische zone.

De goede bereikbaarheid van het zuidelijk deel via de Hasselterweg voor auto's, de aanwezigheid van een treinstation en de koppeling met de hoofd fietsstructuur is aanleiding voor de realisatie van een gemengd stedelijk programma bestaand uit diverse voorziening en voldoende flexibiliteit om te kunnen inspelen op toekomstige initiatieven. De strategische ligging komt tevens tot uitdrukking in de ruimere bebouwingsmogelijkheden met een enkel hoogteaccent.

Verkeersstructuur

Stadshagen kent een heldere hoofdwegenstructuur voor de bundeling van het autoverkeer en de busroutes. Rondom deze hoofdwegenstructuur liggen verschillende verblijfsgebieden. Het plangebied is voor de auto direct ontsloten vanaf de Hasselterweg. De verschillende plandelen worden vervolgens via de wijkontsluitingswegen, Stadshagenallee en verlengde Belvederelaan (ontsluiting Tippe, via station Stadshagen naar westzijde winkelcentrum Stadshagen) ontsloten. Vanuit het plangebied zijn er fietsvriendelijke, directe verbindingen met de wijkvoorzieningen en de fietsinfrastructuur voor de grotere fietsafstanden. De Oude Weteringzone is de directe fietsverbinding van de Twistvlietbrug naar de Mastenbroeker Polder en voorziet tevens in de ontsluiting met, onder andere, het centrum van Stadshagen, de voorzieningen in de Oude Weteringzone en de aanliggende buurten.

De parkeernorm is gebaseerd op de vastgestelde norm van 1,9 parkeerplaats per woning voor matig stedelijk gebied. Het vertrekpunt daarbij de is een deel van het parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

Groen- en waterstructuur

Het plangebied is omgeven met groen en water en de ligging van het plangebied in de nabijheid van de Mastenbroeker Polder heeft een sterke invloed op de toekomstige groenstructuur en de openbare ruimte. Stadshagen wordt aan de noordzijde begrensd door de polder Mastenbroek (grens prioritair gebied) en de Oude Weteringzone is, als bovenwijkse groenstructuur, een letterlijke overgang naar de Mastenbroeker Polder. Aan de zuidzijde is de groenstructuur juist gericht op de aansluiting met de wijk en vormt het multifunctionele openbare sportpark de verbinding met diverse wijkvoorzieningen en de Milligerplas. Het groen stedelijk woonmilieu wordt ruimtelijk versterkt door de opzet van de groenstructuur en het groene en natuurlijke karakter van de verschillende randen.

3.1.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt alleen het prioritairgebied meegenomen. Delen van Breecamp-Oost, Breezicht en De Tippe vallen hier niet onder. Deze worden niet meegenomen. De reeds ontwikkelde en gerealiseerde gebieden krijgen een specifieke bestemming (Wonen, Maatschappelijk, Verkeer, groen, etc.). Een deel van Breecamp-oost krijgt de globale bestemming Woongebied. Dit betreft een bestemming met een directe bouwtitel, maar de inrichting kan nog enigszins wijzigen. Het deel van Breezicht, vallend binnen het prioritair gebied, en De Tippe krijgen een uit te werken bestemming (Wonen en Gemengd). In de Uit te werken woonbestemming kunnen maximaal 1000 woningen worden gerealiseerd.

3.2 Archeologie

3.2.1 Huidige situatie

Op grond van het huidige rijks- en provinciale beleid dat is gebaseerd op het Verdrag van Malta dient te worden onderzocht of er binnen het plangebied archeologische (verwachtings)waarden aanwezig zijn. De Archeologische Waarderingskaart Zwolle geeft een beeld van het archeologisch potentieel in de gemeente Zwolle. Hieruit blijkt dat in de polder Mastenbroek met name langs de randen van de polder sporen van het vroegere ‘Veenbos’ zijn te verwachten.

Aan weerszijden van de Oude en Nieuwe Wetering zijn oude huisterpen gelegen die mogelijk archeologisch waardevol kunnen zijn. Deze zone die als archeologisch waardevol is aangemerkt, is buiten het plangebied gelegen. In het deelgebied tussen de Hasselterweg en de Milligersteeg / Stuurmansweg liggen een aantal oude boerderijterpen. Deze terpen kunnen uit de 14e eeuw dateren. Met name de terp op de kruising Werkerlaan / Milligersteeg en de groep terpen bij de kruising Oude Wetering / Milligersteeg, ook wel de Boxem genaamd, zijn van belang.

De noordgrens van het gebied wordt gevormd door de scheiding tussen de regelmatige verkaveling van de Mastenbroekerpolder en de onregelmatige verkaveling van de Konijnebelten. Het gebied maakte van oorsprong onderdeel uit van de Konijnebelten. De Konijnebelten zijn rivierduinen die zijn ontstaan op een oudere dekzandrug. Het gebied ten noorden van de Voorsterweg is volgens de bodemkaart van Zwolle en omgeving een relict van het grotere rivierduincomplex. Dit houdt in dat de kans op archeologische sporen uit de Prehistorie en Middeleeuwen vrij groot is. Het gebied wordt verder doorsneden door de Werkerallee. Een weg die vermoedelijk al in de 14de eeuw bestond. Op het oudste kadastrale minuutplan uit 1832 zijn in het gebied geen boerderijen of huizen aangegeven. De tegenwoordige huizen en boerderijen moeten dus van na 1832 dateren.

3.2.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De archeologische waardering van het plangebied blijft ongewijzigd. De gronden met een archeologische waardering van 50%, zoals die hierboven zijn omschreven, hebben op grond van de Archeologische Beleidskaart Zwolle in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen. Deze dubbelbestemming bevat een regeling om op een passende manier rekening te houden met de kans op archeologische vondsten. Informatie over de dubbelbestemming is opgenomen in paragraaf Bestemmingsregels.

3.3 Cultuurhistorie

3.3.1 Huidige situatie

Het poldergebied rondom Stadshagen is relatief stabiel geweest sinds de bedijking en verkaveling in de 14e eeuw. Veel van de kenmerken van het poldergebied stammen uit die periode. In het plangebied en de randgebieden zijn elementen te vinden die een nog oudere historie weerspiegelen. Grote ingrepen in het gebied zijn relatief recent. De elementen uit de periode voor de inpoldering zijn: de rieten van Stadsland en Rietpark, de Zalkerdijk, ‘s Heerenbroek, de IJsseldijk en wellicht ook de Hasselterdijk. Wellicht stammen ook uit die periode de Scholtensteeg, de Graven (het tracé Werkerlaan), de Werkerallee en de verkaveling in hoofdlijnen.

Bij de inpoldering zijn ontstaan de Bisschopswetering, de Oude Wetering, de Nieuwe Wetering en de huisterpen. Het spoor van Zwolle naar Kampen, de verspreide bebouwing zonder terpen, de Milligerplas en Stadshagen I zijn toevoegingen uit de afgelopen twee eeuwen. Vanwege de kwaliteit, uniciteit en gaafheid van de 14e eeuwse polder is de polder Mastenbroek aangewezen als één van de Belvedèregebieden (nota Belvedere, 1999). Inmiddels heeft deze aanwijzing geleid tot de aanduiding Nationaal landschap IJsseldelta. Bij de transformatie van het plangebied van landelijk naar stedelijk zijn het behouden en benutten van de structuur met haar profilering en haar karakteristieke bebouwing van belang. De uitgangspunten voor behoud van cultuurhistorische waarden zijn de volgende:

  • behoud van de dijken met archeologische waarden en directe omgeving;
  • mogelijke inpassing van de oude bebouwing en de huisterpen;
  • inpassing van de waardevolle lijnen: de assen van de weteringen en de stegen, de Werkerlaan, de Werkerallee en de Tankgracht. Rond de belangrijkste structuurdragers van de polder (de Bisschopswetering, de Oude Wetering en de Nieuwe Wetering) wordt een ruimte aangeduid waarbinnen de toekomstige ordening vergelijkbaar is met de huidige ordening rond deze lijnen;
  • waar mogelijk behoud van de (zichtbaarheid van de afwijking in) verkavelingsrichting.

Cultuurhistorisch waardevolle boederijen / erven

In het plangebied bevindt zich een cultuurhistorisch waardevolle boerderij met erf. Het overzicht van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen in Zwolle is gebaseerd op de 'inventarisatie historische boerderijen in de gemeente Zwolle' (2002). Bij de waardering is onderzocht of een boerderij op de kadastrale minuut van 1832 voorkwam. Hiermee is in beeld gebracht welke boerderijen (waarschijnlijk) een oudere boerderij betreffen. Verder zijn aan de hand van een architectonische waardering 1, 2 of 3 sterren (*) aan een boerderij toegekend. De inventarisatie heeft geleid tot een lijst van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen die met name is gebaseerd op ouderdom (van voor 1832) en/of bijzondere architectonische kwaliteit. Het betreft Milligersteeg 1. In 2012 heeft een nadere studie plaatsgevonden naar de cultuurhistorische waarden van deze boerderijen en de erven. Dit is verwoord in bijlage 2 bij de planregels.

3.3.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De cultuurhistorische uitgangspunten zijn verwerkt in het eerste bestemmingsplan voor Stadshagen II. In dit conserverende bestemmingsplan is dit concept (opnieuw) uitgangspunt voor de verbeelding en de planregels. De boerderij op Milligersteeg 1 heeft een afwijkende regeling die recht doet aan het behoud van de cultuurhistorische waarden hier. In de bijlage bij de planregels is een overzicht opgenomen van de cultuurhistorische waarden van deze boerderij.

3.4 Verkeer

3.4.1 Huidige situatie

Hoofdinfrastructuur

De weg tussen de Zwarte Watersteden en de rijksweg A28 / Zwolle maakt deel uit van de hoofdinfrastructuur van Noord-west Zwolle. Het regionale verkeer wordt omgeleid via de nieuwe Hasselterweg (N 331) om de wijk Stadsghagen heen. De Stadshagenallee (oude Hasselterweg) krijgt een functie voor de ontsluiting van Breecamp/Breezicht en rest van Stadshagen. Deze weg krijgt evenals de andere ontsluitingswegen van Stadshagen een snelheidsregime van 50 km/uur. In de woonstraten geldt een 30 km/uur regime. In het buitengebied zijn op de hoofdwegen snelheden van 80 km/uur toegestaan. Op de overige erftoegangswegen in het buitengebied geldt een 60 km/uur regime.

Fietsnetwerk

Het fietsnetwerk voor Stadshagen ligt opgespannen tussen de Stuurmansweg/ Milligersteeg en de twee dijkroutes langs de rivieren. Drie kunstwerken verbinden het netwerk over het Zwarte Water met de stad. De hoofdfietsroutes die Stadshagen verbinden met de stad en de regio zijn:

  • de Oude Wetering-Twistvlietpad,
  • de Werkerlaan-Belvederelaan-Rozenpad-Voorsterweg-Hasselterweg
  • de Mastenbroekerallee-Middelweg

De fietsverbindingen zijn op een afstand van circa 600m van elkaar gelegen. Binnen de wijk en de buurten is het fietsnetwerk fijnmaziger. Het resultaat is een fijnmazig netwerk dat de recreatieve en functionele kwaliteit van de fietsverbindingen integreert en steeds gekoppeld is aan de openbare hoofdruimte van de wijk.

Openbaar vervoer

De nieuwe wijken/buurten (Breecamp/Breezicht) worden door stads- en/of streekvervoerlijnen verbonden met de binnenstad. Stadshagen wordt de eerste wijk met een eigen treinstation. Ter hoogte van de kruising van de Belvédèrelaan met de Kamperlijn wordt een nieuwe voorstadhalte gerealiseerd met de bijbehorende voor- en natransport voorzieningen (bushalte, parkeer- en stallingplaatsen). Hierdoor wordt de wijk per openbaar vervoer zeer goed bereikbaar.

3.4.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De bestaande hoofdinfrastructuur wordt voorzien van de bestemming Verkeer. Overige verkeerstructuren krijgen de bestemming Verkeer - Erftoegangsweg. In de globale woonbestemming en de nader uit te werken woonbestemming kan nog geen nadere verkeersbestemming worden uitgewerkt. Hier is de verkeersfunctie opgenomen in de woonbestemming.

3.5 Natuur

Het wettelijk en juridisch kader bestaat uit de natuurwetgeving bestaat uit de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de Natuurschoonwet. Voor de uitvoering van dit bestemmingsplan zijn de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet van toepassing. 

3.5.1 Huidige situatie

Natuurbeschermingswet

In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van gebieden geregeld. Gebieden die zo wel aangewezen zijn in het kader van de Europese Habitatrichtlijn en Europese Vogelrichtlijn worden Natura2000 gebieden genoemd.

Het dichtstbijzijnde gebied dat beschermd is onder de Natuurbeschermingswet is het Zwarte water dat is als Natura2000 gebied is aangewezen. De ontwikkeling van Stadshagen heeft geen significant negatief effect op dit Natura2000 gebied of de soorten waarvoor het is aangewezen.

Flora- en Faunawet

In het kader van het zorgvuldig handelen zoals genoemd in de Flora- en Faunawet is ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan een gedetailleerd onderzoek in 2015 uitgevoerd door een extern deskundig bureau. Er is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van beschermde soorten en naar de functionaliteit die het plangebied heeft voor deze soorten. Dit is in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan van belang omdat zonder het interpreteren van de functionaliteiten niet mogelijk is om de bescherming van soorten te borgen door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Uitvoering van het bestemmingsplan mag niet ten koste gaan de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten.

De resultaten van het onderzoek geven aan dat er sprake is van de aanwezigheid van beschermde soorten en dat het plangebied meerdere functionaliteiten kent; verblijfplaats en foerageergebied. De gunstige staat van instandhouding wordt niet aangetast door het bestemmingsplan, mits er in de uitvoering rekening gehouden wordt met de ecologische eisen die de beschermde soorten aan hun leefomgeving stellen. Deze eisen zullen onder andere ook door het bevoegd gezag RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) gesteld worden wanneer er in het kader van de uitvoeringsfase een ontheffing aangevraagd wordt. Op basis van de onderzoeksresultaten is het aannemelijk dat deze eisen de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet belemmeren. Het verkrijgen van een ontheffing van RVO  voor de vastgestelde Tabel 3 - soorten is een voorwaarde voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.  Soorten die onder Tabel 2 vallen kunnen vrijgesteld worden wanneer er in de uitvoeringsfase gewerkt wordt met een door de minister goed gekeurde gedragscode Flora- en Faunawet voor Ruimtelijke Ingrepen. De gemeente is vrij om te werken met een reeds goed gekeurde gedragscode zolang er aangetoond kan worden dat het bestemmingsplan zorgvuldig wordt uitgevoerd.

Bijzonder is het relatief grote aantal broedparen van de beschermde Huismus in het reeds bebouwde deel van Stadshagen. In Stadshagen zijn rond de 1250 broedparen vastgesteld zodat er sprake is van een gunstige staat van instandhouding op lokaal niveau.

3.5.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is deels conserverend van aard. Voor die delen, waarbij dus geen wijzigingen optreden, hoeven geen maatregelen te worden genomen ter bescherming van bijzondere soorten (zoals de huismus). Voor de nog te ontwikkelen delen is, middels de (concept)quick-scan, aangetoond dat het aspect flora en fauna de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staat. In zijn algemeenheid geldt de zorgplicht uit de Flora en faunawet.

3.6 Water

3.6.1 Huidige situatie
3.6.1.1 Waterstructuur

Voornamelijk rondom het plangebied zijn watergangen voor wateraanvoer, -afvoer en berging van Waterschap Groot Salland gelegen. Bovendien is aan de oostzijde, grenzend aan de Werkerlaan de Milligerplas gesitueerd.

Drooglegging

In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.

Riolering

In Stadshagen (I) is een gescheiden rioolstelsel aanwezig, waarbij de droogweerafvoer en de hemelwaterafvoer in separate leidingen worden afgevoerd; de droogweerafvoer wordt richting de AWZI afgevoerd en de hemelwaterafvoer richting oppervlaktewater of geïnfiltreerd in de bodem. In Breecamp-Oost (deel van Stadshagen II) is voor een deel al een gescheiden rioolstelsel aangelegd.

Voor Stadshagen I is een landelijke afvoer aangehouden van 1,5 l/s/ha; voor Stadshagen II is echter een landelijke afvoer van 0,7 l/s/ha afgesproken met het waterschap. Om hieraan te voldoen moet in de gebieden Tippe en Breezicht extra waterberging worden aangebracht (waardoor minder water wordt afgevoerd naar het landelijke gebied). Voornoemde gebieden bieden hiervoor potentie om het hemelwater langer vast te houden.

Riolering te ontwikkelen delen

Droogweerafvoer

De droogweerafvoer (DWA) vanuit Breecamp-West en -Oost moet worden afgevoerd naar het bestaande gemeentelijk (gescheiden) rioolstelsel in Breecamp-Oost c.q. het rioolgemaal Breecamp. Voor Breezicht is al gedeeltelijk een persleiding aangelegd, waar het nieuw te plaatsen gemaal in Breezicht op kan aansluiten. Voor Tippe is ook al rekening gehouden met de afvoer via de bestaande persleidingen; hiervoor is ter plaatse van de Havezathenallee en Arendshorstlaan al een uitlegger aanwezig. Wel moet hiervoor spoorlijn Kampen-Zwolle worden gekruist (= vergunningplichtig).

De bestaande riolering, gemalen en persleidingen in Stadshagen zijn al uitgelegd om het afvalwater in Stadshagen II af te voeren; aanpassingen worden niet verwacht. Er is geen sprake van overbelasting van het bestaande rioolstelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Hemelweerafvoer

De hemelwaterafvoer (HWA) van daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied worden geborgen en worden geïnfiltreerd in de bodem. Binnen het plangebied dient daartoe minimaal een statische berging gecreëerd te worden van 20 mm per vierkante meter afvoerend oppervlak.

Wateroverlast

Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen. Als er aansluitpunten (wc, wastafel, afvoerputje e.d.) beneden het straatpeil aanwezig zijn, dan kan er niet onder vrijverval worden aangesloten. Op het terrein dient dan een zelfstandig rioolstelsel te worden aangelegd met een pompput. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies tot aan het maaiveld, inclusief ventilatie / lichtschacht.

3.6.1.2 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied (zie figuur 3) is gelegen in dijkring 10, Mastenbroek. Deze dijkring wordt omsloten door de IJssel aan de westzijde, tussen Zwolle en IJsselmuiden, door het Zwarte Meer aan de noordzijde tussen IJsselmuiden en Genemuiden en door het Zwarte Water aan de oostzijde tussen Genemuiden en Zwolle. Omdat het bestemmings-plan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 10 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14030-0004_0003.png"

figuur 3 dijkring 10

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 10 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/2.000e per jaar. In het project Veiligheid Nederland in Kaart wordt de actuele kans op een overstroming per jaar groter dan 1% geschat. Indien de geïdentificeerde zwakke plekken in de dijkring zijn aangepakt bedraagt de geschatte overstromingskans 1/400e per jaar (Rijkswaterstaat DWW & Jacobs, 2005). Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in het plangebied, voor dijkring 10 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14030-0004_0004.png"

figuur 4 mogelijke waterdiepte bij overstroming

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 10 binnen stromen. In figuur 5 zijn twee maatgevende locaties (Westenholte en IJsselmuiden) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 4 en de snelheid waarmee het water dijkring 10 instroomt (figuur 5). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 10 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14030-0004_0005.png"

figuur 5 tijd tot overstroming na dijkdoorbraak

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).

Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • Aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied.
  • Voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels.
  • Aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft.
  • Zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond).
  • Opstellen van evacuatieplan.
3.6.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De watersituatie is onveranderd aan de huidige situatie.

3.7 Wonen

In dit hoofdstuk wordt voor wat betreft het woningbouwprogramma getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.7.1 Huidige situatie

In Stadshagen II zijn diverse delen al ontwikkeld. Voor Breecamp-Oost is een uitwerkingsplan opgesteld. Het prioritair gebied waarvoor dit uitwerkingsplan geldt wordt opgenomen in dit bestemmingsplan en voorzien van een globale eindbestemming (Woongebied). Voor de nog te ontwikkelen delen is het noodzakelijk om te toetsen aan de Ladder voor duurzame verstdelijking. De drie treden worden als volgt getoetst:

Regionale behoefte (eerste trede)

De eerste stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Om die behoefte te kunnen onderbouwen wordt in eerste instantie verwezen naar de in 2005 opgestelde Woonvisie 2005-2020. Vervolgens is deze woonvisie nadrukkelijk gekoppeld aan het Structuurplan 2020, die in juni 2008 werd vastgesteld. Ook hierin is te lezen dat er op regionaal niveau afstemming heeft plaatsgevonden over het woningbouwprogramma.

Maar de wereld om ons heen verandert snel. Zowel woonwensen veranderen, als ook de woningmarkt en de verhouding tussen partijen. Daarbij kwam bovendien het uitbreken van de crisis in 2008. Reden waarom de woonvisie uit 2005 geactualiseerd zou moeten worden.

Daarbij is er echter niet gekozen voor het opstellen van een nieuwe visie, maar voor het opstellen van een zogenaamd Woonplan 2011-2015, waarin gekeken is naar de onderdelen die aan revisie of bijstelling toe zijn. De woonvisie 2005-2020 blijft dan ook gelden tot het einde van de looptijd, maar daarnaast geldt tevens het Woonplan 2011-2015. Het Woonplan 2011-2015 heeft in december 2011 de instemming van de provincie Overijssel verworven. De provincie heeft verklaard dat het Woonplan past binnen het provinciaal beleid, dat er is voldaan aan de afstemmingsverplichting met buurgemeenten en de overige aspecten in de provinciale omgevingsverordening, en dat het Woonplan past binnen de Prestatieafspraken Wonen tussen de gemeente en de provincie Overijssel.

Daarnaast is er nog een uitvoeringsgerichte Woonagenda opgesteld. Deze Woonagenda is een actieplan voor de Zwolse woningmarkt, waarin analyse van en visie op het functioneren van de woningmarkt is vertaald in een aantal ambities, (bijgestelde) kaders en concrete uitvoeringsmaatregelen. Het is een dynamische agenda die, indien nodig, op elk moment geactualiseerd en aangevuld zal worden met aanvullende maatregelen. Met die Woonagenda wordt geen nieuw beleid omschreven, maar wordt voortgeborduurd - op basis van actuele inzichten - op de Woonvisie (2005) en het Woonplan (2011).

Omdat de gemeente goed wil kunnen schakelen tussen de lange termijn en de actualiteit van de korte termijn op de woningmarkt, is er sprake van een cyclus binnen het woonbeleid, waarbij de lange termijn doelen en ontwikkelingen zoals zij verwoord zijn in de Woonvisie, via vijfjaarlijkse Woonplannen en jaarlijkse Woonprogramma's steeds kunnen worden bijgesteld en geactualiseerd.

De Woonagenda vormt, samen met de Woonvisie en het Woonplan de basis voor de Zwolse gebiedsontwikkelingen, stedelijke vernieuwingsopgaven en een nieuw partnership met de Zwolse woningcorporaties en de prestatieafspraken.

Ten aanzien van de prestatieafspraken nog het volgende. De gemeente en de provincie Overijssel hebben de gezamenlijke prestatieafspraken op het terrein van wonen voor de periode 2010-2015 op 20 januari 2010 ondertekend. Hierin is vastgelegd dat de gemaakte afspraken in 2012 door middel van een midterm review bestuurlijk tegen het licht zouden worden gehouden. Dat is in 2012 daadwerkelijk gedaan, waarbij niet alleen is ingezoomd op de actuele verwachtingen over de realisatie van de gemaakte afspraken, maar ook zijn nieuwe inzichten en ontwikkelingen verwerkt. Ook in 2014 zijn de prestatieafspraken geactualiseerd. De huidige prestatieafspraken lopen per 1 januari 2016 af. Het proces om te komen tot nieuwe prestatieafspraken is nu in volle gang. Daarin zullen afspraken over woonregio's en nadere afspraken over aantallen woningen en afstemming met de regio worden gemaakt. Daarvoor wordt op dit moment een inventarisatie van de woonplannen van de gemeenten binnen Overijssel gedaan. Begin 2016 moeten de nieuwe afspraken klaar zijn.

Daarnaast is het goed om het volgende op te merken over de specifieke situatie van de gemeente Zwolle. In Zwolle is geen sprake van krimp, integendeel, de stad groeit en de verwachting is dat de stad blijft groeien. De geprognosticeerde huishoudensgroei, berekend door het Primos 2013, geeft een groei weer van ruim 6.000 woningen in de periode van 2016-20126.

Een eigen inventarisatie van het woningbouwprogramma (Zwolle, augustus 2015) laat zien dat 62% van deze behoefte in harde en zachte bestemmingsplancapaciteit is opgenomen.

In dit bestemmingsplan Stadshagen II is er een programmering van circa 1.000 woningen opgenomen. Het aantal van 1.000 woningen maakt deel uit van de 62% actuele harde en zachte, plancapaciteit.

Via het jaarlijkse woonprogramma zullen wij het woningbouwprogramma in aantallen voortdurend bijstellen aan de hand van de economische en demografische verwachtingen.

Om inzicht te krijgen in de kwalitatieve behoefte van Zwolle is in 2012 hiervoor onderzoek gedaan. Kwalitatief zien we met name een toenemend tekort bij de volgende categorieën (WoOn 2012):

1 Eengezinskoopwoningen

4 Meergezinshuurwoningen

5 Huurwoningen in de goedkoopste prijsklasse en tevens in de vrije sector

6 Middeldure koopwoningen

7 Kleine woningen (tot 2 kamers) EN grote woningen (5 kamers of meer)

Bestaand stedelijk gebied (tweede trede)

De tweede stap van de ladder van duurzame verstedelijking vraagt naar een onderbouwing waarom deze locatie binnen het stedelijk gebied een geschikte locatie is voor de voorgestane ontwikkeling door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie, inbreiding of anderszins. Daarbij wordt verstaan onder bestaand stedelijk gebied het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

De locatie waar de woningen zijn voorzien zijn deels bestaand stedelijk gebied (Breecamp Oost) en deels buiten bestaand stedelijk gebied. Het betreft hier het afronden van een woongebied. Dit is vanuit maatschappelijk en stedenbouwkundig oogpunt gewenst.

Vanuit het woningbouwprogramma is de omslag gemaakt van programmeren naar stimuleren, zodat vanuit de kracht van de locatie en met de nodige flexibiliteit kan worden ingespeeld op de marktvraag. De gemeente schrijft niet vooraf in detail voor welke woningen, waar en wanneer gebouwd moeten worden. Maar vanuit haar publieke rol toetst de gemeente de plannen op ruimtelijke kwaliteit en het ontstaan van een mix van producten en woningtypen. Daarbij is de opgestelde Kleurenwaaier, onderdeel van de Woonagenda, een hulpmiddel.

Buiten bestaand stedelijk gebied (derde trede)

De totale actuele behoefte is groter dan de mogelijkheden in bestaand stedelijk gebied. De locatie waar de woningen zijn voorzien valt grotendeels buiten bestaand stedelijk gebied en zijn in het WoOn 2012 benoemd als landelijk, groen-stedelijk en buiten-centrum woonmilieus. De behoefte aan deze woonmilieus is lastig te realiseren binnen bestaand stedelijk gebied. Stadshagen II kan in dit type woonmilieu voorzien zodat er een diversiteit aan woonmilieus beschikbaar is.

De locatie is of zal op een goede wijze worden ontsloten.

De rondwegen zijn grotendeels aangelegd of nog in aanbouw. Hierop zal de overige infrastructuur aantakken.

Onderbouwing kwalitatief programma: flexibiliteit is noodzaak

Voor Stadshagen II wordt de nodige programmatische flexibiliteit ingebouwd teneinde op veranderingen in de economie en de consumentenvoorkeuren te kunnen inspelen. In het structuurplan voor Stadshagen II is een indicatief kwalitatief woningbouwprogramma vermeld. Het gaat om een programma dat enerzijds voor een breed scala van doelgroepen is bestemd, zij het dat niet iedere doelgroep zal kunnen worden bediend. Anderzijds noopt de noodzakelijke pluriformiteit binnen de planomvang van 1.000 woningen tot de bouw van een divers woningaanbod. De in het structuurplan aangegeven kwaliteitsaspecten zoals 'meer ruime woningen, meer dure woningen, meer vrijstaande en 2/1-kapwoningen, meer koopwoningen, consumentgericht bouwen en particulier opdrachtgeverschap' hebben als doel om een kwalitatief verschil met het (recente) verleden aan te geven binnen het vastgestelde woningbouwprogramma voor de diverse doelgroepen.

Stadshagen II moet dus een stadswijk worden, waarbij een symbiose wordt bereikt tussen het sterke punt van Zwolle – het stedelijk wonen – en het sterke punt van de locatie – ruimte en groen.

3.7.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt gewerkt met de bestemming Wonen en Woongebied. Dit zijn eindbestemmingen met een directe bouwtitel. Voor het gedeelte Breezicht is een bestemming Wonen - Uit te werken opgenomen. In deze bestemming kunnen maximaal 1000 woningen worden gerealiseerd.

3.8 Voorzieningen

In het rapport Voorzieningen Stadshagen Zwolle 2025 (Expertteam Winkelgbieden, 2015) wordt gesteld dat er de komende jaren behoefte is aan diverse nieuwe voorzieningen in Stadshagen. Ingezet moet worden op multifunctioneel en levensloopbestendig bouwen. Daar waar mogelijk moet ruimte geboden worden voor functiemenging. Een deel van de vraag naar nieuwe voorzieningen moet worden gerealiseerd in of bij het winkelcentrum Stadshagen. Daarnaast is in Stadshagen nog behoefte aan een buurtcluster met een supermarkt en enkele aanvullende functies waaronder horeca (cafetaria) en afhaalpunten.

In het zuidelijk deel van De Tippe is een gebied opgenomen met de bestemming Gemengd-Uit te werken. Hier zullen op termijn gemengde voorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Volgens het genoende rapport biedt de realisatie van een halte aan de Kamperlijn in 2017 mogelijkheden voor bovenwijkse c.q. stedelijke voorzieningen, zoals VO of MBO-onderwijs, sportvoorzieningen of een kinderspeelparadijs.

Om ook in de toekomst meerdere functies mogelijk te maken worden binnen de gemengde voorzieningen de volgende functies na uitwerking van het bestemmingsplan toegestaan: maatschappelijk, bedrijf, dienstverlening, sport en kantoren.

Het gebied is vanwege de ligging tussen de spoorlijn en de Hasselterweg ongeschikt voor de woonfunctie. Voor andere geluidsgevoelige functies zal bij de uitwerking getoetst worden of deze inpasbaar zijn op grond van de Wet geluidhinder.

3.8.1 Centrum

Voor wat betreft centrumvoorzieningen zijn de bewoners van Stadshagen II aangewezen op het winkelcentrum in Stadshagen.

3.8.2 Sport & recreatie

Binnen het plangebied is een aantal sportvelden gerealiseerd aan de Sportlaan in de Oude Weteringzone. Binnen de uit te werken woonbestemming in Breezicht zijn uitbreidingsmogelijkheden opgenomen voor sportvoorzieningen. Daarnaast biedt het plangebied volop mogelijkheden voor recreatie. Onder andere aan de Milligerplas is een uitgebreide recreatiezone opgenomen. Het bestemmingsplan voldoet aan de uitgangspunten van het recreatiebeleid zodat de bewoners verzekerd zijn van voldoende recreatieve mogelijkheden.

3.8.3 Maatschappelijk

Binnen het plangebied zijn diverse maatschappelijke en gemengde bestemmingen opgenomen. Zo kunnen scholen en andere maatschappelijke voorzieningen worden gerealiseerd. In de Oude Weteringzone is een concentratie van maatschappelijke voorzieningen voorzien ten behoeve van onder andere (basis)scholen en kinderdagopvang. Hier is ook het een vestiging van het Gezondheidshuis Stadshagen gevestigd met hierin onder andere een huisarts, apotheek, fysiotherapie en consultatiebureau.

3.9 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.

3.9.1 Geluid

De Wet geluidhinder stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, scholen en verpleegtehuizen. In de wet wordt per geluidsbron een regeling gegeven, te weten voor industrielawaai, spoorweglawaai en wegverkeerslawaai. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient voor de van toepassing zijnde geluidsbronnen onderzoek te worden verricht naar het geluid.

Industrielawaai

Het plangebied valt niet binnen de geluidzone van een gezoneerd industrieterrein.

Wegverkeerslawaai

Voor geluid ten gevolge van wegverkeerslawaai worden de volgende bronnen onderscheiden:

  • a. Hasselterweg
  • b. Stadshagenallee
  • c. Havezathenallee
  • d. Zwolseweg
  • e. Belvederelaan

Ten aanzien van de hoofdinfrastructuur geldt dat aan de weg en in het naastgelegen gebied maatregelen zullen worden getroffen, zodat de gevelbelasting van geluidsgevoelige bestemming niet meer dan 48 dB zal bedragen. Bij de wijkontsluitingswegen zal gestreefd worden naar een niet hogere gevelbelasting van 48 dB, uitgezonderd 10% van de woon- en bijzondere bebouwing, daarvan zal de gevelbelasting niet meer dan 53 dB bedragen. De wijze waarop Stadshagen II op Stadshagen I aansluit alsmede de ruimtelijke inrichting van Stadshagen II en het woonklimaat zullen worden meegewogen alvorens tot een hogere gevelbelasting wordt besloten.

Railverkeerslawaai

De aandachtszone voor akoestisch onderzoek in relatie tot het huidige gebruik van de spoorlijn Zwolle Kampen blijft beperkt tot 100 meter. Als voor geluidsgevoelige functies binnen deze zone de voorkeursgrenswaarde van 55 dB overschreden wordt, dienen geluidwerende maatregelen genomen te worden.

In verband met de ontwikkeling van de deelgebieden Breecamp Oost, Scholtensteeg en Vrij Werkeren zijn akoestische onderzoeken uitgevoerd naar de effecten van weg- en railverkeer. Op grond van de resultaten is een aantal maatregelen getroffen.

Breecamp Oost – Vrij Werkeren

Wegverkeerslawaai

Voor dit uitwerkingsplan is een nieuw (aanvullend) akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarbij de geluidsbronnen Stadshagenallee, Havezathenallee en Hasselterweg betrokken zijn (Uitwerkingsplan Stadshagen II, Breecamp Oost 3, Vrij Werkeren, geluidsonderzoek betreffende weg- en railverkeerslawaai). Met name langs de Stadshagenallee hebben nieuwe stedenbouwkundige inzichten ertoe geleid dat de akoestisch situatie is veranderd. In de zone aan de noordzijde (deelgebied Plantage) en aan de zuidzijde (Vrij Werkeren) is er sprake van geluidbelastingen boven de voorkeursgrenswaarde (48 dB). Aan de zuidzijde van de Stadshagenallee, Vrij Werkeren, ligt een deel van de bestemming Woongebied met een bouwvlak, waarbinnen geluidsgevoelige functies kunnen komen met geluidbelastingen boven de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Om de geluidbelasting te reduceren wordt op de Stadshagenallee geluidreducerend asfalt toegepast. Daarnaast wordt langs de gehele weg een geluidwal aangelegd van 1 meter hoogte. Bij het kruispunt met de Hasselterweg is deze geluidwal hoger en loopt op tot 3 meter. Er is ook onderzocht of de gehele wal opgehoogd kan worden tot 2 meter. Dit had geen effect ten opzichte van de geluidwal van 1 meter. De geluidbelasting loopt van 52 dB (incl. wettelijke aftrek) aan de zijde van de rotonde met de Havezatheallee tot 50 dB ter hoogte van Hasselterweg. Het aantal woningen dat hogere waarden nodig heeft is gezien het globale karakter van het plan niet exact te bepalen. Op basis van stedenbouwkundige schetsen wordt het aantal woningen in Vrij Werkeren dat een hogere waarde nodig heeft geschat op 25.

Aan de noordzijde van de Stadshagenalllee ligt de wijk Plantage. Ook aan deze zijde is het gebied tot woongebied bestemd en ligt een deel van het bouwvlak binnen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB contour. Het toepassen van geluidreducerend asfalt op de Stadshagenallee heeft ook aan deze zijde een gunstig effect op de geluidbelasting. Een geluidwal of scherm aan deze zijde is onderzocht. Een geluidwal van 1 meter en 3 meter hoogte leidt niet tot geluidbelastingen, die voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Pas bij een geluidwal van 4 meter of hoger wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien is een geluidwal met deze hoogte niet gewenst. Daarnaast is een geluidafscherming langs de Stadshagenallee om beheersmatige redenen niet wenselijk. De uiteindelijke geluidbelasting die zonder het treffen van maatregelen resulteert, acht de gemeente aanvaardbaar. De geluidbelasting bedraagt maximaal 3 dB (51 dB) boven de voorkeursgrenswaarde. Hogere grenswaarden zijn dus wel noodzakelijk en deze worden op maximale ontheffingswaarde van 53 dB afgegeven. Het aantal woningen dat een hogere geluidbelasting ontvangt is ook in de wijk Plantage, door de globaliteit van het plan, niet exact te bepalen. Ingeschat wordt dat het om circa 12 woningen zal gaan. De contour van de voorkeursgrenswaarde voor geluid afkomstig van de Stadshagen allee en de Hasselterweg is op de bestemmingsplankaart aangegeven. De gebieden binnen deze contour (d.w.z. met een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde) voor zo ver het gaat om de bestemming “woongebied” hebben de aanduiding 'geluidsgevoelige bebouwing uitgesloten' gekregen, waaraan de volgende bouwregels zijn verbonden:

  • ter plaatse van de aanduiding 'geluidsgevoelige bebouwing uitgesloten' mogen
  • 1. op de gronden gelegen ten zuidwesten van de Stadshagenallee maximaal 25 woningen worden gerealiseerd met een maximale gevelbelasting van 53 dB;
  • 2. op de gronden gelegen ten noordoosten van de Stadshagenallee maximaal 12 woningen worden gerealiseerd met een maximale gevelbelasting van 53 dB;
  • 3. naast het gestelde onder 1 en 2, alleen geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd in gebouwen met dove gevels aan de geluidsbelaste zijde(n) en niet geluidsgevoelige functies;

In het gebied met de bestemming “gemengd” zijn geluidgevoelige functies binnen de contour uitgesloten.

Railverkeerslawaai

Uit het hiervoor genoemde akoestisch onderzoek blijkt dat er in het deelgebied Vrij Werkeren sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde op een tweetal punten aan de zuidwest zijde van Vrij Werkeren. Het gaat om een overschrijding van 1 dB voor railverkeerslawaai. Binnen afzienbare tijd zal het spoor naar Kampen worden geëlektrificeerd waardoor de dieseltreinen verdwijnen. Akoestisch is dit veel gunstiger. Er wordt dan voldaan aan de voorkeurgrenswaarde. Om deze reden wordt de geringe overschrijding aanvaardbaar geacht en worden geen hogere waarden voor railverkeerslawaai aangevraagd

Scholtensteeg

Wegverkeerslawaai

Ten behoeve van het wegverkeer is in het moederplan opgenomen dat ten aanzien van de hoofdinfrastructuur geldt dat aan de weg en in het naastgelegen gebied maatregelen zullen worden getroffen (bijvoorbeeld geluidwallen en geluidreducerend asfalt), waardoor de gevelbelasting van geluidsgevoelige bestemming niet meer dan 48 dB (Lden) zal bedragen (moederplan 50 dB(A)). Dit is de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Bij de wijkontsluitingswegen zal ook worden gestreefd naar een gevelbelasting die lager is dan 48 dB (Lden). Dat zal niet overal mogelijk zijn en daarom is in het moederplan bepaald dat voor maximaal 10 % van de woningen in het plangebied Stadshagen II een hogere gevelbelasting wordt geaccepteerd. Voorwaarde is dat deze woningen liggen langs wijkontsluitingswegen. De gevelbelasting op deze plekken mag echter nooit hoger zijn dan 53 dB (moederplan 55 dB(A)). Dit is ook bekrachtigd door de door de provincie Overijssel. Zij heeft hogere grenswaarden verleend voor de hierboven beschreven situaties.

Om de geluidbelasting op het uitwerkingsplan in de toekomst te kunnen bepalen is een akoestisch onderzoek (akoestisch onderzoek, betreffende weg- en railverkeerslawaai, uitwerkingsplan Stadshagen II, deelplan 1, Scholtensteeg, ECS/WLRL080709, 14 september 2009) uitgevoerd. Bij het berekenen van de geluidbelasting is uitgegaan van twee belangrijke maatregelen om de geluidbelasting op het plangebied te verminderen. Ten eerste zal er op de Hasselterweg microflex 0/6 (of een wegdeksoort met vergelijkbare geluidreducerende eigenschappen) worden toegepast. Een dergelijk wegdek leidt tot een reductie van 4 – 5 dB. ten opzichte van de referentie. Ten tweede wordt langs de Hasselterweg een geluidwal van 4,5 meter aangelegd met daarop een schanskorf constructie van 1 meter. Dit resulteert dus in een afscherming van totaal 5,5 meter hoogte ten opzichte van het wegdek van de Hasselterweg.

Tenslotte zullen de bedrijfsgebouwen die tussen de woonkavels en de geluidwal worden aangelegd ook een afschermende werking hebben. Op dit moment is nog niet bekend hoe groot deze afscherming zal zijn en om die reden is deze mogelijke afscherming niet meegenomen in de akoestische berekening. Uit het onderzoek is gebleken dat de meeste geluidgevoelige bestemmingen voldoen aan de voorkeurgrenswaarde als gevolg van het wegverkeer. Er zijn twee uitzonderingen, namelijk de woon- werk kavels met de bestemming Gemengde doeleinden aan de noordkant van het plangebied en een zone aan de noordkant van het plangebied waar ca. 3 bedrijfswoningen kunnen worden gerealiseerd. De woon- werk kavels aan de noordzijde voldoen op de tweede en de derde bouwlaag niet aan de 48 dB (Lden). Op de begane grond wordt hieraan wel voldaan. Bij deze kavels kan geen gebruik worden gemaakt van in het verleden verleende hogere waarden. Om die reden zullen deze woon- werk woningen moeten voldoen aan de voorkeursgrenswaarden van 48 dB(Lden). Dit kan voor de tweede en derde bouwlaag door het toepassen van dove gevels of een zodanige situering van bedrijfsgebouwen zodat voldoende afscherming wordt gecreëerd. Dit zal wel in het bouwplan en een bijbehorende akoestische berekening aangetoond moeten worden. Dit geldt ook voor een strook bedrijfswoningen aan de noordzijde. Voor deze woningen geldt dat op de derde bouwlaag niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48dB (Lden) kan worden voldaan. Op de plankaart en in de voorschriften is aangegeven op welke bouwlagen zonder verdere maatregelen geen geluidgevoelige functies zijn toegestaan.

Railverkeerslawaai

Uit het akoestisch onderzoek (akoestisch onderzoek, betreffende weg- en railverkeerslawaai, uitwerkingsplan Stadshagen II, deelplan 1, Scholtensteeg, ECS/WLRL080709, 9 juli 2009) dat is opgesteld blijkt dat op alle kavels, met uitzondering van de woon- en werkkavels nabij de spoorlijn Zwolle - Kampen, in het plangebied kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor railverkeer. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 55 dB (Lden) Voor de woon- en werkkavels zijn de geluidsgevoelige functies door middel van een aanduiding “ bedrijfswoning” op de plankaart, zodanig gesitueerd dat op de begane grond kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Op de tweede en derde bouwlaag zijn slechts geluidsgevoelige functies toegestaan indien kan worden aangetoond dat wordt voldaan aan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde railverkeerslawaai. Dit kan door het toepassen van dove gevels of een zodanige situering van bedrijfsgebouwen dat voldoende afscherming wordt gecreëerd. Dit zal wel in het bouwplan en een bijbehorende akoestische berekening aangetoond moeten worden. Tevens is de kavel zodanig “gezoneerd” dat er bedrijfsbebouwing tussen de woonfunctie en de spoorlijn mogelijk is.

Scholtensteeg Zuid

Om te bepalen of het plangebied voldoet aan de Zwolse grenswaarden en aan de wettelijke maximale waarden is door de gemeente Zwolle, afdeling Stad en Landschap een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Herziening bestemmingsplan Stadshagen II, Scholtensteeg Zuid, Akoestisch onderzoek 16 november 2009). Uit dit onderzoek blijkt dat de grenswaarden uit het Zwolse milieubeleid voor stroomzones niet wordt overschreden. De maximale berekende gevelbelasting bij de bestaande wegdeksoort en zonder geluidwallen of schermen bedraagt 61 dB (inclusief correctie artikel 110g Wgh) op de tweede verdieping van de meest zuidelijke woon-werk woningen. Het gaat om wegverkeer dat rijdt op de Zwolseweg. De bijdrage van de Hasselterweg is aanzienlijk lager en is maximaal 53dB.

Om te onderzoeken of maatregelen aan de weg of in het tussengebied de gevelbelasting kunnen verminderen zijn diverse maatregelen onderzocht (zie Herziening bestemmingsplan Stadshagen II, Scholtensteeg Zuid, Akoestisch onderzoek 16 oktober 2009).Uit dit onderzoek blijkt dat het met behulp van realistische maatregelen niet mogelijk is de voorkeurgrenswaarde te behalen. Verder blijkt uit deze berekeningen blijkt dat een wal van 1,5 meter langs de Zwolseweg een gering effect heeft op de geluidbelasting op de begane grond van de woonwerkwoningen aan de zuidkant van het plangebied. Een scherm van 3 meter hoogte langs de Zwolseweg heeft wel een geluidsreducerend effect en reduceert de geluidbelasting tot maximaal 59 dB. Op de begane grond verdieping is de geluidsreductie bij deze maatregel 4 dB. Indien deze maatregel wordt gecombineerd met een stillere wegdeksoort, bijvoorbeeld microflex 0/6, dan is de gezamenlijke geluidsreductie maximaal 9 dB. De maximale geluidbelasting die dan resteert is 54 dB. Een scherm van 6 meter inclusief stil asfalt tenslotte leidt nog steeds tot een overschrijding van de voorkeurgrenswaarde op de zuidelijke woon werk kavels. De gevelbelasting is echter aanzienlijk gedaald namelijk van 61 dB naar maximaal 50 dB.

Om de geluidbelasting te reduceren, is de geluidwal langs de Hasselterweg zover mogelijk doorgetrokken tot het kruispunt met de Hasselterweg. Verder doortrekken zou tot verkeersonveiligheid leiden op het kruispunt.

Er is niet voor gekozen om een stillere wegdeksoort op de Zwolseweg te gebruiken. De Zwolseweg is tot aan de kruising in beheer bij de provincie Overijssel en door het toepassen van een stiller wegdeksoort op een klein deel van de Zwolseweg zou er een situatie ontstaan waarbij op een korte afstand verschillende wegdeksoorten worden toegepast. Om beheerstechnische reden is hiervan afgezien. Ook een geluidwal van drie of zes meter hoog aan Zwolseweg is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst. De zuidelijke woon werkkavels binnen het plangebied dienen zichtbaar te zijn voor de weggebruikers om het gebied te presenteren aan deze weggebruikers. Door het aanleggen van een geluidsscherm is dit niet meer mogelijk. Tevens zal een geluidsscherm de verkeersveiligheid op de kruising Zwolseweg-Hasselterweg nadelig beïnvloeden. De zichtlijnen van automobilisten worden gestoord. Een wal van 1,5 meter hoogte wordt als niet kosteneffectief beschouwd. De geluidreductie is te klein in verhouding met de geluidreductie die dit oplevert.

Omdat binnen het plangebied niet wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de wet geluidhinder zijn (bij vaststelling van het bestemmingsplan Scholtensteeg-zuid) hogere grenswaarden worden verleend. Het gaat om maximaal 61 dB als gevolg van de Zwolseweg en maximaal 53 dB als gevolg van de Hasselterweg. In totaal gaat het om 10 woningen.

Breezicht

Door de ontwikkeling van de locatie Breezicht kunnen nieuwe geluidsbronnen binnen de locatie zelf ontstaan en kan de verkeersintensiteit op de wijkontsluitingsweg toenemen. Bij de uitwerking van deze locatie zal de akoestische situatie nader worden onderzocht. Onder voorwaarden dat geen HW zullen worden verleend (bij het realiseren van geluidgevoelige functies moet voldaan worden aan de voorkeursgrenswaarde) dienen potentiële knelpunten door middel van stedenbouwkundige maatregelen te worden voorkomen (voldoende afstand tussen weg en geluidgevoelige functies).

Belvederelaan

De locatie met de bestemming Gemengd-Uit te werken in De Tippen zuid is ingeklemd tussen de Hasselterweg en de Belvederelaan. Door de relatief hoge verkeersintensiteit op beide wegen zullen geluidgevoelige functies alleen door middel van hogere waarden gerealiseerd kunnen worden. Bij de uitwerking van deze locatie zal de akoestische situatie nader worden onderzocht en volgen mogelijk akoestische maatregelen. Wonen is hier niet toegestaan.

3.9.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we enerzijds het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen. Anderzijds worden milieugevoelige functies als wonen en recreëren beoordeeld. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Zwolle hanteert bij de uitwerking van het bovenstaande principe de veel gebruikte VNG-handreiking "Bedrijven en Milieuzonering" (2009). Hierin zijn richtafstanden aangegeven die aangehouden kunnen worden tussen bedrijven c.q. voorzieningen en woningen.

Binnen het plangebied zijn de volgende deelgebieden met bedrijvigheid te onderscheiden:

  • Scholtensteeg
  • Vrijwerkeren
  • Breecamp Oost

Scholtensteeg

De kavels ten zuiden van de spoorlijn Zwolle-Kampen hebben de bestemming woonbedrijfkavels. De woonkavels zijn gescheiden van de bedrijfskavels door een brede doodlopende expeditieweg, die via de Scholtensteeg is ontsloten vanaf de Kamperweg. Het gaat om kleine bedrijven in de lagere milieucategorieën die in principe op een bedrijventerrein thuishoren, maar waarvan de eigenaar direct bij zijn of haar bedrijf wil wonen. Het plangebied is te beschouwen als een typisch functiemengingsgebied, waarbij een specifieke Staat van bedrijfsactiviteiten behoort. De Staat van bedrijfsactiviteiten is weergegeven in bijlage 1 bij de voorschriften.

In grote lijnen worden de volgende activiteiten uitgesloten: detailhandel, zakelijke dienstverlening (bijvoorbeeld geen kantoren of uitgeverijen), maatschappelijke dienstverlening (bijvoorbeeld geen psychologenpraktijken), onderwijs, uitgaans- en vermaaksvoorzieningen (geen kinderspeelparadijzen of dansscholen), horeca, hout- en metaalbedrijven, vervaardiging van voedingsmiddelen, en handel in reparatie van auto's en motorfietsen.

De activiteiten in de Staat van bedrijfsactiviteiten bestaan uit de categorieën A, B en C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

  • 1. categorie A: voor activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor de scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. Het gaat om activiteiten in milieucategorie 1
  • 2. categorie B: voor activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden. Het gaat om activiteiten in categorie 1 voor het aspect gevaar; in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur: in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid; met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen)
  • 3. categorie C: als categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdverkeersinfrasctructuur noodzakelijk is.

Energiecentrale

Ten behoeve van een duurzame collectieve energievoorziening, die warmte levert aan de woningen in Stadshagen II is een kavel gereserveerd aan de noordzijde van het spoor Zwolle Kampen. Een installaties (inrichting) voor duurzame opwekking van warmte en elektriciteit tot milieucategorie 3.2. De 'richtlijn bedrijven en milieuzonering' geeft aan dat de minimale afstand tot gevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) 100 m bedraagt. Deze afstand is gerelateerd aan de gemiddelde geluidsemissie van dit soort inrichtingen. In werkelijkheid bedraagt de afstand tot de dichtstbijzijnde woningen (aan de overzijde van de Hasselterweg en het spoor) ca. 90 m. De verwachting is dat de inrichting aan de geluidsnorm kan voldoen. Dit zal moeten worden aangetoond door middel van een akoestisch onderzoek. Indien geen centrale installatie voor duurzame opwekking van energie wordt gerealiseerd, kan de kavel worden benut voor de vestiging van een bedrijf behorend tot milieucategorie 3.2 of een lagere milieucategorie.

Benzineservicestation

De meest noordelijke kavel van het plangebied heeft de bestemming benzineservicestation zonder LPG-verkooppunt met een autowasplaats.

Breecamp Oost – Vrij Werkeren

In dit deelgebied liggen bedrijven en zijn activiteiten aanwezig die hinder kunnen veroorzaken voor de omgeving. Het gaat om de sportvelden in Breecamp Oost, de biomassacentrale en de maatschappelijke voorzieningen aan de Sportlaan. Het plan laat geen woonbestemming toe binnen de richtafstanden die bij deze bedrijfsactiviteiten behoren conform de richtlijn 'Bedrijven en milieuzonering van de VNG (2009). In het multifunctioneel centrum aan de Sportlaan, aanpandig aan de biomassacentrale is ook een kinderopvang gevestigd. Op het moment van de vaststelling van het uitwerkingsplan Breecamp Oost was een kinderopvang geen geluidgevoelige functie. Sinds 1 juli 2012 is de Wet geluidhinder op dit punt gewijzigd en is kinderopvang geluidgevoelig. Omdat dit deelgebied is te karakteriseren als gebied met functiemenging is de situatie toelaatbaar.

Aan de Stadshagenallee ligt een gebied met de functie gemengde doeleinden. Hier is een combinatie van wonen en bedrijvigheid mogelijk. Omdat het hier om een klein gebied gaat dat ingeklemd ligt tussen woongebieden en verkeersdoeleinden is het alleen geschikt voor zeer lichte bedrijfscategorieën zodat hinder wordt voorkomen (VNG richtlijn bedrijven en milieuzonering, staat van bedrijfscategorieën bij functiemenging). Daarnaast worden bedrijven die verkeer aantrekken geweerd, evenals detailhandel en horeca. De toegestane bedrijfscategorieen zijn te vinden in de bij de regels van dit uitwerkingsplan gevoegde bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging.

Breezicht

In de Weteringzone, deelgebied Breezicht, ligt een gebied met de functie gemengde doeleinden. Hier is een combinatie van wonen en bedrijvigheid mogelijk. Ook hier gaat het om een klein gebied dat ingeklemd ligt tussen woongebieden en verkeersdoeleinden en dat alleen geschikt is voor zeer lichte bedrijfscategorieën. De toegestane bedrijfscategorieen zijn te vinden in de bij de regels van dit uitwerkingsplan gevoegde bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging.

Ten noorden hiervan ligt een gebied met de bestemming maatschappelijke voorzieningen. Vanwege de hinder die zij kunnen veroorzaken dient bij de uitwerking van het naastgelegen gebied met de bestemming wonen rekening gehouden te worden met een afstand conform de richtlijn 'Bedrijven en milieuzonering'. Ook dient bij de uitwerking rekening gehouden te worden met de horecabestemming aan de Milligersplas.

3.9.3 Trillingen

Het aspect 'trillingen' is niet van toepassing op het plangebied.

3.9.4 Luchtkwaliteit

Ten behoeve van de ontwikkeling van de nieuw te bouwen wijk Stadshagen II heeft onderzoek plaatsgevonden naar de luchtkwaliteit op de (te realiseren) hoofdinfrastructuur (rapport van KEMA Nederland BV, september 2005, “luchtkwaliteit locatie Stadshagen II”). Tot de wegen die zijn onderzocht behoort de Hasselterweg, evenals de hoofdontsluiting in fase 3 van Stadshagen I. In het rapport wordt geconcludeerd dat de grenswaarden, zowel voor de situatie in 2005 als die in 2015, in geen enkele situatie worden overschreden. Ook het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde blijft binnen de norm.

3.9.5 Geur

Het aspect 'geur' is niet van toepassing op het plangebied.

3.9.6 Bodemkwaliteit

Op basis van de gemeentelijke bestanden en een inventarisatie die in het kader van Stadshagen I is uitgevoerd is nagegaan wat de milieuhygienische bodemkwaliteit is van het plangebied (zie “onderzoek milieuhygienische bodemkwaliteit Stadshagen II - oktober 2005"). Het doel van de uitgevoerde inventarisatie is het verkrijgen van een duidelijk beeld van de onderzoeken en saneringen die nodig zijn voor de ontwikkeling van het gebied tot een woningbouwlokatie.

Uit deze inventarisatie is gebleken dat er op diverse plaatsen sprake is van bodemverontreiniging. Voor 11 locaties is in het recente verleden (1993 - 2005) bodemonderzoek verricht. Het gaat in 9 gevallen om verkennend onderzoek, in 2 gevallen om een nader onderzoek. In twee gevallen is er sprake van sterk verhoogde gehalten. Aan de Oude Wetering 1 is zink sterk verhoogd in het grondwater, de gehalten van de stoffen cadmium en nikkel in het grondwater zijn matig verhoogd. Aan de Voorsterweg 32- 34 is sprake van een sterke verontreiniging met PAK´s en Minerale olie in de bodem. Op beide locaties is de verontreininging niet afgeperkt zodat niet bepaald kan worden of er sprake is van een ernstige verontreiniging. In de overige gevallen is geen sprake van een ernstige verontreiniging van de bodem of het grondwater. In bijna alle gevallen is er wel sprake van lichte verhogingen ten opzichte van de norm. Op basis van deze inventarisatie wordt geconcludeerd dat er geen bekende ernstige verontreinigingen zijn in het plangebied die de ontwikkeling van het gebied tot woningbouwlokatie ernstig belemmeren. Er zijn twee locaties die mogelijk ernstig verontreinigd zijn.

3.9.7 Verzuring

Het aspect 'verzuring' is niet van toepassing op het plangebied.

3.9.8 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico´s die ontstaan als gevolg van het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water en door buisleidingen. Voorbeelden zijn LPG, chloor en giftige gassen. Externe veiligheid kent twee grootheden die van belang zijn en waaraan plannen getoetst dienen te worden. Het gaat om het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico wordt weergeven als een contour rondom een risicovolle activiteit en wordt uitgedrukt in de kans dat een persoon overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Een kans van 10-6/jaar vormt de grenswaarde. Het groepsrisico geeft de kans aan dat een groep mensen van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen in een inrichting of op een vervoersas. De norm is de oriënterende waarde die verschilt per groepsgrootte.

In de nabije omgeving en in het plangebied zijn geen risicovolle activiteiten of inrichtingen aanwezig die er toe bijdragen dat het plaatsgebonden risico de 10-6 /jaar overschrijdt. Ook het groepsrisico blijft ver onder de oriënterende waarde.

3.9.9 Afval

Het aspect 'afval' is niet van toepassing op het plangebied.

3.9.10 Kabels, leidingen en straalpaden

In een beperkt deel van het plangebied ligt een ondergrondse hoogspanningsleiding. Dit is ter hoogte van de Scholtensteeg.

3.10 Duurzaamheid

 

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Stadshagen II zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Stadshagen II.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Gevolgd door de volgende bijlagen:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk zonder dak, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 34 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

  • 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 24 Leiding - Hoogspanning;

Artikel 25 Waarde - Archeologie;

Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie;

Artikel 27 Waterstaat - Waterstaatkundige functie.

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 29 Algemene bouwregels;

Artikel 30 Algemene gebruiksregels;

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels wetgevingzone - wijzigingsgebied;

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 34 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

BIJLAGEN BIJ DE REGELS :

Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Uitgangspunten:

  • Nutsgebouwtjes met een oppervlakte van minder dan 15 m² en een hoogte van minder dan 3 meter zijn vergunningvrije bouwwerken. In de regels werd er daarom tot nu toe al geen rekening mee gehouden.
  • In het kader van de deregulering worden openbare nutsvoorzieningen tot een oppervlakte van 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter in de groen en verkeersbestemmingen toegestaan.
  • Nutsgebouwen met een oppervlakte van meer dan 50 m² worden specifiek op de plankaart aangegeven. Deze bestemming wordt ook op de plankaart aangegeven op plaatsen waar bestaande kleinere nutsgebouwtjes tot meer dan 50 m² moeten kunnen worden uitgebreid.

Artikel 9 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 14 Sport

Op de gronden met deze bestemming mogen sportterreinen worden aangelegd en gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen worden gebouwd, waaronder ook een kantine is begrepen. Voor het bouwen van tribunes en gebouwen van meer dan 15 m² geldt dat deze uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd.

Artikel 15 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 17 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 19 Water

Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.

Artikel 20 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Indien in de voortuinen gebouwen aanwezig zijn, wordt ter wille van de eenvoud van regeling en beheer een gebied met de bestemming 'Wonen' aangegeven dat voor 100% mag worden bebouwd.
  • Zelfstandige complexen van garageboxen worden binnen de bestemming 'Wonen' met een aparte aanduiding aangegeven.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
  • De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die groter zijn dan de standaardregeling worden als afwijkend gebruik toegestaan.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie.

Bouwwerken, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Afwijkend gebruik:

De hoofdgebouwen met een afwijkend gebruik dat niet valt onder beroep aan huis of met een beroep aan huis groter dan 30% / 50m² zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. In behorend bij de regels staat aangegeven welk afwijkend gebruik is toegelaten en voor welk deel van het hoofdgebouw dit afwijkende gebruik is toegestaan.

Wet geluidhinder

In verband met de Wet geluidhinder is het op een aantal erven niet toegestaan geluidsgevoelige functies te realiseren. De desbetreffende erven zijn aangeduid als 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - geluidsgevoelige functie'. In de begrippen is omschreven wat onder geluidsgevoelige functies bij woningen moet worden verstaan.

Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Voor deze bestemming gelden de zelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming 'Wonen'.

Bijgebouwenregeling:

De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Daarnaast mag er een onbeperkte oppervlakte worden gebouwd ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis. Dit voorzover het bestemmingsvlak dit toelaat. Waar geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming 'Tuin'.

Waterstaat - waterstaatkundige functie

Deze dubbelbestemming omvat, voor zover gelegen binnen het plangebied de geluidswal rondom de woonwijk die tevens dient als gevolg beperkende wal. Eventuele bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, die met deze dubbelbestemming '' samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.

4.4 Algemene regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 29 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg' alsmede 'Wonen' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 34 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven. Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 36 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Bijlagen

Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën:

Bijlage 2 Lijst met cultuurhistorische waarden

Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat maakt als Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt. In Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

4.7 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, (hierna “een aangewezen bouwplan”), in combinatie met een bestemmingsplan, wijzigingsplan, projectuitvoeringsbesluit of omgevingsvergunning is de afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatiewet) van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combinatie met, een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.

Het onderhavige bestemmingsplan betreft deels een conserverend plan. Binnen dit deel van het bestemmingsplan is geen sprake van een aangewezen bouwplan. Er is derhalve geen verplichting om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Voor zover er in het resterend deel van onderhavige bestemmingsplan is voorzien in een aangewezen bouwplan is deze gesitueerd op percelen welke in eigendom zijn bij de gemeente en derhalve is het kostenverhaal verzekerd middels opname in de grondprijs. De gemeenteraad besluit dan om geen exploitatieplan vast te stellen.

Ten aanzien van de dekking van reeds gemaakte en nog te maken kosten kan gesteld worden dat bij besluit d.d.15-6-2015 de raad van de gemeente Zwolle het krediet heeft vastgesteld. Er is een grondexploitatie geopend en daarin worden alle kosten van het plan gedekt uit (grondverkopen, subsidie en co-financiering) van de gemeente. (De co-financiering vanuit de gemeente is opgenomen in de Meerjaren Prognose Vastgoed 2015).

Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Uitkomsten inspraak

Dit bestemmingsplan betreft de actualisatie van het bestemmingsplan Stadshagen II. Omdat er in die zin geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, wordt geen aparte inspraak georganiseerd.

5.2.2 Uitkomsten overleg

Op 20 oktober is het voorontwerpbestemmingsplan Stadshagen II in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 7 instanties verzonden met het verzoek om voor 5 november te reageren.

Het plan is toegezonden naar de volgende instanties:

  • 1. provincie Overijssel
  • 2. buurgemeenten (Kampen en Zwartewaterland)
  • 3. Tennet
  • 4. Gasunie
  • 5. Vitens
  • 6. Veiligheidsregio
  • 7. Waterschap Groot Salland

ad 1) provincie Overijssel

De provincie constateert dat het bestemmingsplan in lijn is met vastgestelde woonafspraken en dat er regionale afstemming heeft plaats gevonden. Hiermee is voldaan aan het ambtelijke vooroverleg.

ad 2) buurgemeenten (Kampen, Zwartewaterland)

Geen reactie ontvangen.

ad 3) Tennet

In artikel 24.4 onder b. staat vermeld dat de permanente opslag van goederen tot een strijdig gebruik van de gronden leidt. In verband met de bereikbaarheid van de kabel en door het opslaan van zwaar materiaal kan er gronddruk verandering ontstaan wat gevolgen kan hebben voor de gasdrukpijpkabel. Graag een aanvulling zien in dit punt (of onder 24.5.1) dat ook het tijdelijk opslaan van zwaar materiaal niet toegestaan is.

In artikel 24.5.3 onder c. en in artikel 24.3.2 onder c. graag het woord 'schriftelijk' toevoegen, omdat TenneT alleen schriftelijk advies afgeeft en nooit mondeling.

Verder is het opgevallen dat op de verbeelding de dubbelbestemming niet geheel correct is weergegeven. Er staat maar een gedeelte van de verbinding op. Zie de bijlage ter verduidelijking. Graag dit aanpassen op de verbeelding. De totale belemmerde strookbreedte is op het breedst voor deze kabel 8,60 meter. Graag dit ook aanpassen.

Reactie gemeente

De gemaakte opmerkingen zijn verwerkt.

ad 4) Gasunie

Geen opmerkingen.

ad 5) Vitens

Geen reactie ontvangen.

ad 6) Veiligheidsregio

De Veiligheidsregio geeft aan dat het advies zich beperkt tot zaken die relavant zijn voor de (externe) veiligheid. In het plangebied en in de directe omgeving zijn geen risicobronnen aanwezig met betrekking tot externe veiligheid. In de overstromingsparagraaf wordt voldoende ingegaan op dit aspect. Aangegeven wordt dat het plangebied slechts deels gedekt door de sirenes van het Waarschuwings-en Alarmeringssysteem (de zgn. WAS-masten). Geadviseerd wordt om voor een betere dekking te zorgen of voor een alternatief.

Reactie gemeente

Met betrekking tot het dekkingsgebied van het WAS geldt dat dit niet met dit bestemmingsplan geregeld wordt. De plaatsing van masten is vergunningsvrij. De opmerking wordt ter kennis aangenomen.

ad 7) Waterschap Groot-Salland

Het waterschap heeft verzocht om de tekst van de toelichting ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat- waterstaatkundige functie' aan te passen in die zin dat de Keur van het waterschap niet van toepassing is

Reactie gemeente

Aan dit verzoek is voldaan.