direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Wipstrik
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP14008-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan Wipstrik biedt een toekomstgerichte juridisch-planologische regeling voor de wijk Wipstrik.

De gemeente Zwolle heeft onder het project 'Zwolle op Orde' van 2003-2013 een grote inhaalslag gemaakt in het actualiseren van bestemmingsplannen. Voor grote delen van de stad, waarbij in grote lijnen de wijkindeling is gevolgd, en voor het buitengebied zijn de planologische regelingen herzien. De bestemmingsplannen die onder het project Zwolle op Orde zijn vernieuwd en de bestemmingsplannen die voor het buitengebied zijn opgesteld zijn in de onderstaande overzichtskaart weergegeven. Grondslag voor het project Zwolle op Orde was de actualiseringsplicht voor gemeenten in de Wet ruimtelijke ordening die inhoudt dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar.

Om tijdig een nieuw ruimtelijk plan voor de wijk Wipstrik te hebben is op 26 oktober 2015 de beheersverordening Wipstrik vastgesteld. De bestaande (feitelijke en planologische) situatie wordt planologisch vastgelegd in de verordening. Hierbij is zeer beperkt ruimte voor flexibiliteit die wel gewenst is volgens het actuele beleid. Het is wenselijk om toch enige ruimte bieden voor behoeften en wensen van burgers en bedrijven en aan te sluiten op beleidsmatige ontwikkelingen. Daarom heeft de raad bij de vaststelling van de beheersverordening Wipstrik besloten de beheersverordening te laten volgen door een bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan Wipstrik voorziet weer in een toekomstgerichte, uniforme, digitale en gestandaardiseerde regeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0001.png"

1.2 Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Wipstrik vindt zijn oorsprong in de begrenzing van bestemmingsplannen en natuurlijke grenzen. Het plangebied wordt als volgt begrensd:

  • aan de noordzijde van het plangebied (Philosofenallee en Vondelkade) wordt het plangebied begrensd door de noordoever van de Nieuwe Vecht;
  • aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Ceintuurbaan; de weg zelf valt met het kantoorgebouw “Ceintury” en de aansluitende delen van de Tesselschadestraat en de Leo Majorlaan buiten het plangebied;
  • aan de zuidzijde wordt de begrenzing van de woonbebouwing van het Herenpark en het Weteringpark aangehouden, Wipstrikpark behoort niet tot het bestemmingsplan;
  • aan de westzijde vormt het Almelose kanaal de begrenzing van het plangebied, de grens loopt aan de noordkant van het kanaal, waardoor het kanaal zelf buiten het plangebied valt.

De locatie Jacob Catsstraat 25 is buiten het plangebied gelaten omdat deze locatie herontwikkeld wordt.

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op de volgende kaart. Voor de exacte begrenzing is de verbeelding te raadplegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0002.png"

1.3 Geldende plannen

Voor het plangebied gelden de volgende plannen:

Bestemmingsplan Assendorp 
(klein deel van het plangebied nabij Almelose Kanaal)
NL.IMRO.0193.BP09011-0004, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 mei 2013, nr. EC1302-0013, geheel onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State van 15 januari 2014, nr. 201306389/1.

Bestemmingsplan Diezerpoort 
(klein deel van het plangebied nabij Boerendanserdijk 1a)
NL.IMRO.0193.BP10017-0004, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 mei 2013, nr. EC1303-0113, geheel onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State van 26 februari 2014, nr. 201307153/1.

Bestemmingsplan Bagijneweide
(klein deel van het plangebied nabij Turfmarktstraat)
NL.IMRO.0193.BP11004-0005, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 juli 2013, nr. EC1305-0130, onherroepelijk geworden op 5 september 2013.

Beheersverordening Wipstrik
(overgrote deel plangebied)
NL.IMRO.0193.BV15001-0002, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 oktober 2015, nr. 20151026-17957, in werking getreden op 5 november 2015.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

2.2 Ruimtelijk beleid

2.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Conclusie

Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

2.2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Aan artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (hierna te noemen: ladder) toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat bij planologische ruimte voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd moet worden dat er een regionale behoefte is aan die ontwikkeling.

In bestemmingsplan Wipstrik zijn geen bestemmingen met rechtstreekse bouwtitel opgenomen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling planologisch mogelijk maken.

In bestemmingsplan Wipstrik zijn de wijzigingsbevoegdheden opgenomen die in het (tot 25 oktober 2015 geldende) bestemmingsplan Wipstrik waren opgenomen. Het gaat om de volgende mogelijkheden voor woningen:

  • locatie kruising Betje Wolffstraat - Tesselschadestraat (1a), maximaal 12 wooneenheden.
  • locatie Tesselschadestraat 55a, maximaal 20 wooneenheden.
  • locatie Betje Wolffstraat 2-22 (meest zuidelijke gelegen bouwvlak aldaar), maximaal 6 wooneenheden.

Om inzicht te geven dat met een regionale behoefte aan deze ontwikkelingen rekening moet worden gehouden, moet hiervoor de Ladder doorlopen worden (zie art. 3.1.6 Bro).

Trede 1: Regionale behoefte

De eerste stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.

Om die behoefte te kunnen onderbouwen wordt in eerste instantie verwezen naar de in 2005 opgestelde Woonvisie 2005-2020. Vervolgens is deze woonvisie nadrukkelijk gekoppeld aan het Structuurplan 2020, die in juni 2008 is vastgesteld. Ook hierin is te lezen dat er op regionaal niveau afstemming heeft plaatsgevonden over het woningbouwprogramma.

Maar de wereld om ons heen verandert snel. Zowel woonwensen veranderen, als ook de woningmarkt en de verhouding tussen partijen. Daarbij kwam bovendien het uitbreken van de crisis in 2008.

Reden waarom de woonvisie uit 2005 geactualiseerd zou moeten worden. Daarbij is er echter niet gekozen voor het opstellen van een nieuwe visie, maar voor het opstellen van een zogenaamd Woonplan 2011-2015, waarin gekeken is naar de onderdelen die aan revisie of bijstelling toe zijn. De woonvisie 2005-2020 blijft dan ook gelden tot het einde van de looptijd, maar daarnaast gold tevens het Woonplan 2011-2015.

Daarnaast is er nog een uitvoeringsgerichte Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.

De Woonagenda is een actieplan voor de Zwolse woningmarkt, waarin analyse van en visie op het functioneren van de woningmarkt is vertaald in een aantal ambities, (bijgestelde) kaders en concrete uitvoeringsmaatregelen. Het is een dynamische agenda die, indien nodig, op elk moment geactualiseerd en aangevuld zal worden met aanvullende maatregelen. Met die Woonagenda wordt geen nieuw beleid omschreven, maar wordt voortgeborduurd - op basis van actuele inzichten - op de Woonvisie (2005) en het Woonplan (2011).

Omdat wij goed willen kunnen schakelen tussen de lange termijn en de actualiteit van de korte termijn op de woningmarkt, is er sprake van een cyclus binnen het woonbeleid, waarbij de lange termijn doelen en ontwikkelingen zoals zij verwoord zijn in de Woonvisie, via vijfjaarlijkse Woonplannen en jaarlijkse Woonprogramma's steeds kunnen worden bijgesteld en geactualiseerd.

De Woonagenda vormt, samen met de Woonvisie en het Woonplan de basis voor de Zwolse gebiedsontwikkelingen, stedelijke vernieuwingsopgaven en een nieuw partnership met de Zwolse woningcorporaties en de prestatieafspraken.

De huidige prestatieafspraken liepen per 1 januari 2016 af. Het proces om te komen tot nieuwe prestatieafspraken is afgerond. Door de Stec groep is het rapport RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) opgesteld. In dit document - RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) dat als bijlage bij de toelichting is gevoegd - is opgenomen wat de afspraken zijn in West-Overijssel en is voorgelegd aan de gemeentebesturen en provincie ter besluitvorming. De gemeenten en de provincie hebben op 27 januari 2016 een samenwerkingsovereenkomst getekend waarin afspraken zijn gemaakt over woonregio's en nadere afspraken over aantallen woningen en afstemming met de regio.

In dit rapport is aangegeven dat veruit de meeste verhuisbewegingen plaats vinden binnen de gemeentegrenzen. Daarmee zijn woningmarkten in West-Overijssel in eerste instantie lokaal georiënteerd. West-Overijsel wordt onderscheiden in vier subregio's zodat op lager schaalniveau naar de marktsituatie kan worden gekeken en afstemming van plannen kan plaatsvinden. Zwolle valt in de subregio Kop Zuid (Zwolle, Kampen en Zwartewaterland)

Behoefte: PRIMOS 2013 aangevuld met scherpere sloopopgave
De West-Overijsselse gemeenten, waaronder Zwolle gebruiken de huishoudingsprognose van Primos 2013 als basis voor het vaststellen van de vraag naar nieuwe woningen en programmering. Primos wordt alom in Nederland hiervoor gebruikt. Zodra er goede inzichten ontstaan over Primos 2015 - in 2016 - kijkt West-Overijssel opnieuw naar de situatie. Zie tabel 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0003.png"

In Zwolle is sprake van een kwantitatieve actuele behoefte van 2311 woningen voor de periode 2016-2026. Hiertoe komen we door de vraag op basis van Primos 2013 te confronteren met het aanbod in harde plannen (directe bouwtitel en uitwerkingsplichten). De woningvraag in Zwolle bedraagt 6121 woningen. Het aanbod is harde plannen is goed voor 3810 woningen. De resterende actuele behoefte die hieruit volgt is 2311 woningen. Het aantal van maximaal 38 woningen te realiseren middels wijzigingsbevoegdheden in dit bestemmingsplan, maakt deel uit van de zachte plancapaciteit. Gelet op het feit dat er een ondercapaciteit is in de vraag naar het aantal woningen, is er ruim voldoende kwantitatieve ruimte voor de woningen.

De gemeenten in West-Overijssel hebben de afspraak gemaakt afspraak dat iedere gemeente maximaal 100% van de eigen vraag naar woningen als harde plancapaciteit beschikbaar maakt. Dat is in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking en de visie van provincie. Daarnaast is de afspraak gemaakt om vraag en aanbod ten aanzien van uitbreiding en vervanging (sloop gevolgd door nieuwbouw) apart bij te houden. Monitoring van vraag en aanbod is een noodzakelijk en continu proces om gezamenlijke uitgangspunten actueel te houden. De gemeenten in het RWP West-Overijssel maken samen met de provincie de afspraak om, om de 2 jaar een gezamenlijke behoefteraming vast te stellen. Ieder jaar wordt door de gemeenten en provincie vastgesteld of de behoefteraming nog actueel is.

Voor Zwolle is het volgende opgenomen:
"Met plannen met directe bouwtitel en capaciteit in uitwerkingsplichten voorziet Zwolle in zo'n 60% van de woningvraag voor de komende 10 jaar. Hiermee is in Zwolle (al langere tijd) sprake van bewuste onderprogrammering in plancapaciteit en ruimte voor initiatieven. Zwolle zet in op het verder kwalitatief programmeren om maximaal in te spelen op de behoefte. Dit doet Zwolle door (harde en zachte) plancapaciteit kwalitatief tegen het licht te houden en waar nodig te herprogrammeren. Ook zet Zwolle vol in - conform de Ladder - op transformatiemogelijkheden binnenstedelijk. Binnenkort zet Zwolle verdere stappen in een visie op transformatie van kantoren naar onder andere wonen. Ten aanzien van Reeve worden daarbij vervolgafspraken gemaakt tussen de gemeente Kampen, gemeente Zwolle en Provincie."

In het rapport RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) zullen de gemeenten en de provincie elke twee jaar de wijzigingen doorvoeren door besluiten van de colleges van Gedeputeerde Staten en de colleges van burgemeester en wethouders

Ook is onderzoek gedaan naar de kwalitatieve behoefte van Zwolle (WoOn 2012).

Kwalitatief zien we met name een toenemend tekort bij de volgende categorieën:

  • Eengezinskoopwoningen
  • Meergezinshuurwoningen
  • Huurwoningen in de goedkoopste prijsklasse en tevens in de vrije sector
  • Middeldure koopwoningen
  • Kleine woningen (tot 2 kamers) en grote woningen (5 kamers of meer)

In dit plan wordt voorzien in een wijzigingsbevoegheid voor zowel eengezinswoningen als in kleinere woningen in de vorm van appartementen. Dit sluit aan bij de bovenstaande behoefte.

Trede 2: Bestaand stedelijk gebied

De tweede stap van de ladder van duurzame verstedelijking vraagt naar een onderbouwing waarom deze locatie binnen het stedelijk gebied een geschikte locatie is voor de voorgestane ontwikkeling door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie, inbreiding of anderszins. Daarbij wordt verstaan onder bestaand stedelijk gebied het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

De locaties waar de woningbouw door een wijzigingsbevoegdheid zijn voorzien zijn bestaand stedelijk gebied, namelijk midden in de wijk Wipstrik. In deze wijk wordt ingezet op revitalisering en woningbouw. Op diverse plekken in de wijk worden vervallen panden opgeknapt, ten behoeve van woningbouw. In dit plan maakt de oude school onderdeel uit van de plannen.

Vanuit het woningbouwprogramma is de omslag gemaakt van programmeren naar stimuleren, zodat vanuit de kracht van de locatie en met de nodige flexibiliteit kan worden ingespeeld op de marktvraag. De gemeente schrijft niet vooraf in detail voor welke woningen, waar en wanneer gebouwd moeten worden. Maar vanuit haar publieke rol toetst de gemeente de plannen op ruimtelijke kwaliteit en het ontstaan van een mix van producten en woningtypen. Om dat goed te kunnen doen is er een kleurenwaaier ontwikkeld als onderdeel van de Woonagenda.

Trede 3: Aanbod multimodale locaties buiten bestaand stedelijk gebied

De derde stap die de ladder voorschrijft moet worden doorlopen als de behoefte niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen. De beoogde locaties met wijzigingsbevoegdheden zijn gelegen in bestaand stedelijk gebied, daarom behoeft deze stap niet verder te worden uitgewerkt.

2.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.

De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.

Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Ontwikkelingsperspectief

Het plangebied is op de ontwikkelingsperspectievenkaart van de Omgevingsvisie aangeduid als 'woonwijk'. De ambitie van de provincie voor 'wonen' is dat er voldoende aanbod is van woningen in een aantrekkelijke woonomgeving om te kunnen wonen. Er wordt gestreefd naar gevarieerde, aantrekkelijk, veilige, schone en goed bereikbare woonmilieus, die voorzien in de woonvraag.

Gebiedskenmerken

Het plangebied is onderdeel van de stedelijke omgeving van Zwolle. Het noord-westelijke deel van de wijk is aangemerkt als 'bebouwingsschil 1900-1955'. Het zuid-oostelijke deel van de wijk is aangemerkt als 'woonwijken 1955-nu'. De visie geeft aan dat het bij de diverse woon-, werk- en mixmilieus gaat om het aansluiten op het eigen karakter van het gebied. Hier gaat het om het herontdekken of zelfs opnieuw uitvinden van de eigen dragende kwaliteiten en structuren en daarop aansluiten met eigentijdse vormen van grondgebruik en inrichting.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

2.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

Op de structuurplankaart is het plangebied aangeduid als 'woongebied'. Het woongebied heeft een 'stedelijk' woonmilieu wat wordt omschreven als een gevarieerd woongebied met de nadruk op compacte voor- en naoorlogse woonmilieus (bruto dichtheid 30-50 woningen per hectare). Er zijn veel regionale voorzieningen zoals onderwijs, zorg en overheidsinstellingen.

De oevers van de Nieuwe Vecht en het Almelose Kanaal worden aangemerkt als structuurgroen. Het Almelose Kanaal met zijn oevers is onderdeel van de Groene Vinger van Zwolle. Verder staat structuurgroen aangeduid langs de Wipstrikkerallee, Hanekamp, Leo Majorlaan en Ceintuurbaan. Het structuurplan geeft aan dat in het structuurgroen voorzieningen gebouwd kunnen worden die passen bij desbetreffende functie, zoals een horecapaviljoen in een stadspark, een sporthal in een sportpark of een aula bij een begraafplaats.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0004.png"

2.3 Archeologisch beleid

Archeologisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorisch beleid

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het archeologisch beleid.

2.4 Cultuurhistorisch beleid

Cultuurhistorisch beleid

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het cultuurhistorisch beleid.

2.5 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.

Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.

2.6 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen (de wijkgroenstructuur) staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

De vastgestelde hoofdgroenstructuur en wijkgroenstructuur staan op de Groene Kaart die behoort bij de Bomenverordening. Op de kaart in paragraaf 3.5 Natuur is hiervan een overzicht gegeven voor het plangebied.

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de op 1 juli 2013 vastgestelde Bomenverordening. De Groene Kaart is een onlosmakelijk onderdeel van de Bomenverordening. In de Bomenverordening zijn criteria, weigeringsgronden en voorschriften opgenomen over het (compenseren van het) vellen van bomen.

Voor het vellen van aangewezen Bijzondere bomen, voor bomen binnen de hoofdgroenstructuur, binnen de wijkgroenstructuur en binnen het groenvoorzienend boomgebied (bepaalde particuliere terreinen met een belangrijk boombestand) moet een vergunning worden aangevraagd. Het basisprincipe is dat deze vergunning bij uitzondering wordt verleend en dat bij het vellen van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom.

Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.

2.7 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Dit heet 'een goede kwantitatieve toestand'.

Waterbeheer 21e eeuw

WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:

  • vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om ons land voor te bereiden op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerend bewindspersoon voor het Deltaprogramma.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over:

  • de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid;
  • de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater;
  • het peil van het IJsselmeer;
  • de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en;
  • hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.

Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.

2.8 Volkshuisvestingsbeleid

Woonvisie 2005-2020 en Woonagenda 2013-2017

Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid, waaronder de woningbouw, is vastgelegd in de Woonvisie 2005-2020 (vastgesteld raad april 2005). De Woonvisie 2005-2020 geeft de gemeentelijke koers voor de woningbouw in de komende jaren weer. Naast blijvende aandacht voor het realiseren van productieaantallen (bouwopgave) ligt de ambitie in een versterking van de woonmilieudifferentiatie waarbij wordt ingespeeld op de woonwensen vanuit de leefstijlprofielen.

Vanaf medio 2008, dus na de vaststelling van de Woonvisie, is de woningmarkt echter sterk teruggevallen als gevolg van de financiële en economische crisis. De wereld om ons heen is sindsdien ingrijpend gewijzigd, dit geldt ook voor de woningbouw. De raad heeft in december 2012 ingestemd met de gedachte dat het beleid minder programmerend moet zijn, en meer faciliterend. Tevens is besloten de verwachtingen omtrent de woningproductie in de komende vijf jaar te halveren tot gemiddeld 400 woningen per jaar, waarvan de helft op locaties in bestaand stedelijke gebied. Voor de jaren na 2017 zou van een iets hogere productie mogen worden uitgegaan.

Deze nieuwe inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.

Beleidsregel onzelfstandige woonruimte

Bij onzelfstandige woonruimte wonen er meerdere personen of huishoudens in een woning die daarbij wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte met elkaar delen. Dit is kamergewijze verhuur van woningen. Als een woning in een bestemmingsplan is bestemd voor 'Wonen', dan mag hier slechts één huishouden zijn gevestigd.

De 'Beleidsregel voor onzelfstandige woonruimte' (in werking getreden op 28 maart 2014) geeft het beleidskader voor het beoordelen van initiatieven voor onzelfstandige woonruimte. In deze beleidregel is onder meer opgenomen waaraan een initiatief, om van het bestemmingsplan af te wijken ten behoeve van onzelfstandige woonruimte, moet voldoen om een goed woon- en leefklimaat te behouden. In de beleidsregel wordt ook de relatie gelegd met de oppervlakte die als minimum wordt beschouwd om als een volwaardige leefruimte voor een persoon te kunnen dienen.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.

2.9 Sportbeleid

Sportnota en Masterplan Sportaccommodaties

In 2006 is de sportnota 2006-2011 vastgesteld. Deze sportnota vormt nog steeds het voornaamste kader voor het Zwolse sportbeleid. Daarnaast is in 2009 het Masterplan Sportaccommodaties vastgesteld, dat het vigerende sportaccommodatiebeleid omvat en de kaders schetst voor de gewenste kwaliteit, kwantiteit en spreiding van de Zwolse sportaccommodaties voor de periode 2010 tot 2020. Op basis van de beide nota's en de actuele situatie omvat het huidige sportbeleid, met als missie 'een leven lang sporten en bewegen', de volgende doelstellingen:

  • Het in stand houden van de sportparticipatie.
  • Sport inzetten als integraal onderdeel van de maatschappij om middels sport andere (maatschappelijke) doelen te verwezenlijken. Sport vormt dan ook een integraal en onlosmakelijk onderdeel van het sociale domein.
  • Bevorderen van de samenwerking tussen verenigingen om de sportinfrastructuur te verstevigen.

Het waarborgen van een goede kwaliteit en kwantiteit aan sportvoorzieningen en -accommodaties is een randvoorwaarde om bovenstaande doelstellingen te bereiken.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het sportbeleid.

2.10 Recreatiebeleid

Recreatievisie

In de Recreatievisie 2004 wordt het belang van goede recreatieve mogelijkheden in en om de stad benadrukt. Het aantrekkelijke en afwisselende buitengebied van Zwolle biedt veel mogelijkheden voor uiteenlopende vormen van recreatie en toerisme. In de Visie wordt gesteld dat deze mogelijkheden moeten worden versterkt, uitgebreid en gedifferentieerd. De voorzieningen zullen voortdurend afgestemd moeten worden op de veranderende behoeften en wensen van de recreant en toerist. Voorts wordt geconstateerd dat het recreatieve routenetwerk in en om de stad verder geoptimaliseerd kan worden.

Als algemeen geldende ambitie kan gesteld worden dat de gemeente Zwolle ernaar streeft de hoeveelheid voorzieningen mee te laten groeien met de recreatie behoefte van de stad. In het beleid wordt onderscheid gemaakt in watergebonden, intensieve en extensieve recreatie.

Speelbeleid

Het Zwolse speelbeleid is vastgelegd in de Nota Speelruimte in Zwolle uit 2000. Hierin is onder meer de wens vastgelegd dat voor kinderen van 0 tot 6 jaar binnen 100 meter van hun woning een speelplek zou moeten zijn. Voor kinderen van 7 tot 12 is dat binnen 400 meter van hun woning. In de Speelruimtekaarten van 2004 zijn deze zogenaamde 100- en 400 meter speelvoorzieningen aangegeven.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het recreatiebeleid. Het aantal speelplekken is nagenoeg gebied dekkend; mede door de aanwezigheid van de speeltuinvereniging Bestevaer. Ook door de ligging van park Wezenlanden direct naast de wijk, zijn er voldoende speelmogelijkheden.

2.11 Evenementenbeleid

Evenementenbeleid 'Zwolle heeft het allemaal'

Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de nota evenementenbeleid 'Zwolle heeft het allemaal' vastgesteld. Het beleid is er mede op gericht dat de diverse evenementenlocaties binnen de gemeente moeten fungeren als geschikt decor voor de evenementen die op die locaties plaatsvinden. Dit betekent dat een locatie moet aansluiten op het karakter van het evenement en daaraan een meerwaarde moet geven. Bij de beoordeling of een locatie een geschikt decor voor een bepaald evenement is, wordt gekeken naar de risico's op het gebied van openbare orde en veiligheid, de impact op de omgeving en de eventuele gevolgen voor het verkeer.

Het publieksprofiel (bijvoorbeeld aantal en type bezoekers), het ruimtelijk profiel (bijvoorbeeld locatie evenement, toegankelijkheid aan- en afvoerwegen) en het activiteitenprofiel (bijvoorbeeld soort evenement, duur evenement ) zijn hier heel belangrijk.

Locaties waar grootschalige evenementen (evenementen voor meer dan 5000 bezoekers en/of evenementen met een toegestane geluidsbelasting van 85 dB(A)/95 dB(C)) op basis van het gemeentelijk beleid kunnen worden gehouden zijn de Grote Markt, het Grote Kerkplein, de Melkmarkt en het Rodetorenplein in de binnenstad, het manifestatieterrein park de Wezenlanden en in het buitengebied de locatie op en nabij de Wijthmenerplas.

De regulering met betrekking tot evenementen is vastgelegd in de Beleidsregel evenementen in de open lucht 2012. Deze beleidsregel geeft een nadere invulling aan de Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle. Dit is de wettelijke basis voor behandeling van aanvragen voor een evenementenvergunning. De beleidsregel stelt regels met betrekking tot het aantal evenementen, de spreiding, evenementenlocaties, eindtijden, de geluidsbelasting, procedurele aspecten en openbare orde en veiligheid.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het evenementenbeleid.

2.12 Beleid overige maatschappelijke voorzieningen

Het accommodatiebeleid is ondersteunend aan het gemeentelijk sociaal beleid. Accommodaties vormen de fysieke uitkomst van beleidsontwikkeling op terreinen als welzijn, zorg, sport, onderwijs en cultuur. Voor zover belanghebbende groepen daartoe niet in staat zijn, zorgt de gemeente in de voorwaardenscheppende sfeer voor voldoende en kwalitatief goede accommodaties, evenwichtig over de stad gespreid. Voorts moet het strategisch accommodatiebeleid een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstelling dat Zwolle levensloopbestendige wijken krijgt. Hiervoor moet het voorzieningenniveau op peil, toegankelijk en aantrekkelijk zijn. Voorzieningen voor jong en oud, draagkrachtig en minder draagkrachtig, autochtoon en allochtoon, mensen met of zonder beperking.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het beleid.

2.13 Economisch beleid

Beroep- en bedrijf aan huis

Beroep aan huis wordt toegestaan. Naast beroep aan huis wordt in dit aan de binnenstad grenzend gebied met een wat meer gemengd karakter ook bedrijf aan huis toegestaan, mits niet hinderlijk voor de woonomgeving.

Kantorenbeleid

In de Kadernota Kantorenlocaties 2011-2020 wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de kantorenmarkt en wordt een stedelijke kantorenstrategie uitgezet. De nota is vastgesteld door de raad op 16 december 2010. Aandachtspunt in de nota is de landelijke trend van krimp in de vraag naar nieuwe kantoren. De kantorenmarkt ontwikkelde zich van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Per saldo moet Zwolle rekening houden met een lagere afzet van nieuwe kantoren dan in de afgelopen decennia het geval was.

Zwolle is door haar ligging en stedelijke kwaliteiten (bereikbaarheid/woonmilieus/onderwijs/jonge bevolking) in het landelijke concentratieproces op de kantorenmarkt zeer goed in staat om nieuwe werkgelegenheid aan te trekken. Belangrijk uitgangspunt is dat Zwolle inzet op aantrekkelijke kantorenmilieus.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het economisch beleid.

2.14 Detailhandelsbeleid

Kadernota detailhandel 2012-2020, TopWinkelstad Zwolle

De Kadernota Detailhandel geeft een beeld van het detailhandelsbeleid voor de periode tot 2020. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad in april 2012. Het algemene doel is versterking van de aantrekkelijkheid van Zwolle als winkelstad, voor zowel eigen inwoners als bezoekers uit de regio. Het beleid is erop gericht om evenwicht te brengen tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving.
De winkelgebieden in Zwolle worden onderscheiden in: binnenstad, wijk- en buurtcentra, periferie, bezoekersknooppunten.

Verruiming en verduidelijking vestigingsmogelijkheden perifere detailhandel

Op 7 september 2010 hebben burgemeester en wethouders de beslisnota 'Verruiming en verduidelijking perifere detailhandel' vastgesteld en een informatienota hierover naar de raad gezonden. Besloten is om op de huidige bedrijventerreinen alleen winkels toe te laten waar volgens het bestemmingsplan ook daadwerkelijk een winkelbestemming ligt.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het detailhandelsbeleid.

2.15 Horecabeleid

Horecavisie 2012-2017 Gastvrij en vitaal

Vanwege de ontwikkeling van de stad en nieuwe trends in de horeca is in 2012 de Horecavisie 2012-2017 door de gemeente Zwolle opgesteld. De kern van de visie wordt gevormd door een tweetal onderwerpen:

- Kwaliteit en innovatie van de bestaande horeca,
- Uitbreiding van de horecasector op een wijze die kwaliteit en innovatie nastreeft door:

  • Gesegmenteerde uitbreiding van aanbod
  • Gesegmenteerde horecagebieden
  • Maximum m2 toe te voegen horeca
  • 'Pareltjes'

De horeca speelt een belangrijke rol in de gastvrijheid en de economische vitaliteit van de stad. In die Horecavisie is gekozen voor een plafond in de uitbreiding van de horecasector. Er wordt gekozen voor kwaliteit en een verstandig niveau van uitbreiding. Hiermee wil men inspelen op de trends en ontwikkelingen aan de vraagzijde. In de Horecavisie wordt gestreefd naar uitbreiding in deelsectoren die nu ontbreken in Zwolle. Dat betekent uitbreiding van de restaurantsector, grand cafés, healthy fastfood, koffieconcepten en cafetaria's. Daarnaast kan het aantal B&B’s (Bed and Breakfast) worden uitgebreid. Voor de natte horeca (cafés) geldt een zeer beperkte toevoeging.

De volgende horecagebieden worden in de visie onderscheiden: Primair horecagebied, Secundair horecagebied, Rondom de Peperbus, Winkelgebied, Working class, Cultuurzone, Buiten het centrum. Per horecagebied wordt beschreven op welk segment in de horeca het zich voornamelijk concentreert.

Wipstrik valt onder het horecagebied 'Buiten het centrum'. In dit gebied is in principe geen uitbreiding van horeca mogelijk. Wel worden in de wijken cafetaria gefaciliteerd als hier schaarste in ontstaat.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het horecabeleid.

2.16 Coffeeshopbeleid

Het Zwolse coffeeshopbeleid gaat, onder andere, uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops in Zwolle. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het coffeeshopbeleid.

2.17 Prostitutiebeleid

Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Wezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom. Hierom zijn er in het plangebied geen seksinrichtingen toegestaan.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het prostitutiebeleid.

2.18 Milieubeleid

Algemeen beleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld, waarin ambities en doelstellingen zijn geformuleerd en waarin prioriteiten worden gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.

Om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid worden er parallelle sporen gevolgd, te weten nader beleid per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) en gebiedsgericht milieubeleid. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd.

Binnen het grondgebied van Zwolle worden diverse gebiedstypen onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Er wordt vervolgens vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Het referentie milieukwaliteitsprofiel vormt dan de basis voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem en ondergrond, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid gebiedsgericht beleid vastgesteld. De relevante milieu aspecten worden hierna kort beschreven.

Geluid

Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in en om bestaande woningen en het voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (april 2007) worden de ambities en de grenswaarden (basiskwaliteit) per gebiedstype genoemd. Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een diepergaande beoordeling noodzakelijk.

Het plangebied Wipstrik valt binnen het gebiedstype "Gemengd gebied". In dit gebiedstype gelden voor nieuw te bouwen woningen langs een bestaande weg de in onderstaande tabel genoemde doelstelling (ambitie) en grenswaarde volgens het gebiedsgericht milieubeleid en de voorkeursgrenswaarde en hoogst toelaatbare waarde vanuit de Wet geluidhinder:

Gebiedstype   Ambitie   Voorkeurs- grenswaarde Wet geluidhinder   Grenswaarde   Maximale ontheffingswaarde Wet geluidhinder  
Centrumstedelijk   48 dB   48 dB   58 dB   63 dB  


Railverkeerslawaai en industrielawaai zijn niet relevant voor het plangebied.

Indien de geluidbelasting onder de 58 dB blijft, kan worden volstaan met een eenvoudige administratieve toets. Dit betekent dat hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld als aan één of meer van de volgende criteria wordt voldaan:

  • 1. door de gekozen situering of bouwvorm gaan de woningen een doelmatige akoestisch afschermende functie vervullen voor andere woningen of voor andere geluidsgevoelige objecten, of;
  • 2. de woningen zijn ter plaatse noodzakelijk om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of;
  • 3. door de gekozen situering vullen de woningen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op, of;
  • 4. de woningen worden ter plaatse gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing.

Hogere grenswaarden worden slechts dan vastgesteld indien de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, danwel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Luchtkwaliteit

Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • Voldoen aan wet- en regelgeving;
  • Anticiperen op de toekomst: knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • Beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In de visie wordt ernaar gestreefd om voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid, zodat onder meer overal wordt voldaan aan de normen voor plaatsgebonden risico (PR).

Op 20 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders als nadere uitwerking van de doelstelling uit de beleidsvisie het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid.

Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype Gemengd gebied.

Vanwege de plaatselijk hoge personendichtheid en de overwegend lage organisatiegraad (met het oog op preparatie op calamiteiten met gevaarlijke stoffen) is de risicoruimte beperkt. Voor dit gebiedstype geldt dat een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet is toegestaan tenzij dit vanuit locatiespecifieke kenmerken en maatregelen te verantwoorden is. Een beperkte toename van het groepsrisico is mogelijk afhankelijk van het huidige niveau en de locatiespecifieke kenmerken en maatregelen. Binnen dit gebiedstype geldt dat er geen plek is voor nieuwe risicovolle activiteiten. Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft.

Bodem

In januari 2010 heeft de gemeente een nieuw bodembeleidsplan vastgesteld. Dit bodembeleidsplan kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering.

In het plan wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond (de laag tot ca. 1,5 meter onder maaiveld) en de ondergrond (dieper dan 1,5 meter onder maaiveld).

Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. De volgende functies worden onderscheiden: wonen, industrie, water, buitendijksgebied, AW2000 ('schone grond') en hoofdwegen. Het plangebied Katwolderplein heeft na de planrealisatie de functie wonen.

Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen AW2000 (kwaliteit voldoet aan achtergrondwaarden), wonen, en industrie ingevoerd. Op 1 december 2009 heeft de gemeente de bodemkwaliteitsklassenkaart vastgesteld gebaseerd op de kwaliteitsklassen van het Besluit bodemkwaliteit. Het plangebied valt deels binnen het centrumstedelijk gebied (oostelijk deel), dat de kwaliteitsklasse 'industrie' heeft. Het westelijk deel valt binnen stedelijk gebied, waar uitgegaan wordt van kwaliteitsklasse AW2000.

Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Een onderzoek is dan niet nodig. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is. Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden.

Normaliter worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd. Dit houdt in dat een locatie geschikt wordt gemaakt voor de functie. De terug saneerwaarde is afhankelijk van de functie van de locatie en gericht op het voorkomen van eventuele risico's. Bij een functiegerichte sanering wordt daarom vaak een leeflaag aangebracht, die contact met de verontreinigde grond moet voorkomen.

Visie op de ondergrond

Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Bij een optimale inrichting en ruimtegebruik is ook de ondergrondse dimensie een factor van betekenis. De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de Visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten. Deze basisprincipes zijn verder uitgewerkt in het Gebiedsbeheersplan Zwolle centraal, waartoe het plangebied Wipstrik gedeeltelijk behoort.

Belangrijke uitgangspunten zijn het structureel en georganiseerd toepassen van koude en warmte opslag (KWO), het koppelen van KWO aan grondwatersaneringsopgaven en de beheersing van grondwaterverontreinigingen in het centrumgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0005.jpg"

afbeelding: Gebiedsbeheersplan Zwolle centraal, gebiedsindeling en thema's die daarbinnen spelen

Duurzaamheid

Klimaatbeleid-interimbeleid 2009

In 2009 heeft het college een interim klimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij is ondermeer de volgende doelstelling geformuleerd: het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning of gebouw bedraagt tenminste 60%.

De toepassing van koude warmte opslag (KWO) draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van het interim klimaatbeleid, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan.

Andere maatregelen om genoemde doelstellingen te bereiken zijn de toepassing van zonne-energie (PV en/of zonnecollectoren) en verbeterde isolatie.

Duurzaamheidsvisie (2011)

In de duurzaamheidsvisie is de gemeentelijke doelstelling opgenomen om 20% CO2 te reduceren ten opzichte van de CO2 uitstoot van de gemeente Zwolle in 1990.

Beleidsvisie Duurzaam Bouwen

Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 methodieken voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit:

De toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidprestaties, verdeeld over de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw (kantoren en scholen). Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidprestaties (GPR=7) komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente stelt het computerprogramma ter beschikking van de ontwikkelende partij. In gezamenlijk overleg wordt het te realiseren prestatieniveau vastgelegd.

Toepassing van de lijst van 8 maatregelen, waaruit minimaal 5 maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

3.1 Stedenbouw

3.1.1 Huidige situatie

Wipstrik is een woonwijk gelegen aan de oostzijde van het stadscentrum. De wijk bestaat uit twee buurten: de Zeeheldenbuurt en de Schrijversbuurt. Deze buurten worden gescheiden door de Wipstrikkerallee, de weg waaromheen de wijk is ontstaan. De Wipstrikkerallee was oorspronkelijk de oostelijke toegangsweg naar de stad vanuit Twente. In het gebied boven de statige Wipstrikkerallee, de Schrijversbuurt, zijn de huizen gebouwd volgens de 'tuindorpgedachte'. Ten zuiden van de Wipstrikkerallee, in de Zeeheldenbuurt, staan vooral veel gevarieerde 'arbeiderswoningen'.

In de loop van de tijd heeft de wijk een geleidelijke groei doorgemaakt, zichtbaar in een verscheidenheid aan bouwstijlen. De wijk kent naast statige herenhuizen ook eenvoudige corporatiewoningen. Het particulier initiatief heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het ontstaan en de huidige kwaliteit van de wijk. De ontwikkeling heeft zich uitgestrekt vanaf het begin van de vorige eeuw namelijk de Philosofenallee, tot aan het begin van de negentiger jaren met de afronding van het Herenpark. Daarna zijn rond 1998 stadsvernieuwingsprojecten afgerond in de Zeeheldenbuurt en aan de Vondelkade.

De wijk wordt gekenmerkt door belangrijke kwaliteiten op het gebied van stedenbouw, architectuur en volkshuisvesting. De in het gebied reeds in de 19e eeuw aanwezige kwaliteiten - met name de groene Wipstrikkerallee - en de zorgvuldig ontworpen uitbreidingen vanaf de jaren '20 bepalen de huidige ruimtelijke kwaliteit.

In stedenbouwkundige zin zijn de deelgebieden onderling verschillend. Gesloten bouwblokken domineren in Wipstrik-zuid. De Herenweg en de Wipstrikkerallee vertonen veel vrijstaande bebouwing omgeven door groen. Wipstrik-noord kent veel strokenbouw, met gevarieerde hoekoplossingen en met terugrooiing van een gedeelte van de stroken (De Genestetstraat). Niettemin zijn enkele algemene karakteristieken te noemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0006.png"

afbeelding: Wipstrikkerallee, 1926 (gemeentearchief Zwolle, historisch topografische atlas)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0007.png"

afbeelding: Wipstrikkerallee, 2013

Zowel in de Zeeheldenbuurt als in Wipstrik-noord is de beplanting zorgvuldig mee ontworpen. Langs straten en in de vorm van pleinen of stroken komt openbaar groen voor. De Philosofenallee, de Vondelkade en de Wipstrikkerallee waren bestaande groene zones. Naast het openbaar groen wordt het straatbeeld bepaald door het privégroen in voortuinen. Op veel plaatsen is in het Uitbreidingsplan Wipstrik een strook tuin van drie meter vanaf de voorgevel voorgeschreven. De overgang van openbaar naar privé wordt gemarkeerd door muur- en hekwerk dat gezamenlijk met de huizen ontworpen en gerealiseerd is.

De wijk levert door de stedenbouwkundige opzet een grote mate van variatie. Ondanks dat het stratenpatroon grotendeels rechthoekig is, is door de variatie in bouwtypen (bouwblokken versus villabebouwing), een hiërarchie van straten in maatvoering en in gebruik voor verkeersafwikkeling, de beplanting en de rijkdom aan architectuurvormen dit gevarieerde beeld ontstaan. De symmetrische straatprofilering (gevelwand-voortuin-hekwerk-trottoir met bomenrij-straat enz.) is op de meeste plaatsen intact.

De architectuur van de vooroorlogse periode varieert van de rijke vormentaal van de baksteenbouw van de jaren '20 (Huygensstraat) tot de harmonieuze, strakkere vormen en verhoudingen van de jaren '30 (bijvoorbeeld Da Costastraat). De bouwkunst van deze periode is qua detaillering, materiaal- en kleurgebruik relatief gaaf bewaard gebleven: de wijzigingen sinds de bouwtijd zijn gering. Dit is één van de aspecten die de wijk aantrekkelijk maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0008.jpg"

afbeelding: Huygensstraat, 2013

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0009.jpg"

afbeelding: Da Costastraat, 2013

3.1.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen. De stedenbouwkundige structuur van het plangebied blijft ongewijzigd. De bebouwing en het openbaar gebied in het plangebied wordt in bestemmingsplan Wipstrik hoofdzakelijk conserverend bestemd.

3.2 Archeologie

In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RvCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van het team archeologie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.

In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de ruimtelijke plannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties. Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.

3.2.1 Huidige situatie

De gebieden met een waardering van 50% of hoger worden hieronder genoemd. In de beschrijving wordt verteld over de historie en de (mogelijke) archeologische waarden in de gebieden.

De archeologische waardering van het plangebied is weergegeven op de volgende kaart. De nummers in de onderstaande tekst corresponderen met de nummers op deze kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0010.png"

288
wijk: Wipstrik
waardering: 50%

Herberg de Hanekamp wordt al in 1625 in de historische bronnen vermeld. Het gebouw bestond uit een boerderij annex herberg en lag op de hoek van de Philosofenallee en de Nieuwe Vecht. De aanleg van de Nieuwe Allee, de huidige Wipstrikkerallee, in de eerste helft van de 18de eeuw had belangrijke consequenties voor de eigenaar van de herberg. Bij resolutie van Schepenen en Raden werd in 1744 uitgesproken dat de eigenaar van de Hanekamp "niets sullen setten of timmeren, waardoor het gesigt langs de Nieuwe Allee wierde belet". Of de naam van de herberg inderdaad verwijst naar de gruwelijke hanengevechten is nog maar de vraag. Onder de familie Albersen onderging de Hanekamp een groot aantal veranderingen. Zo ontstond al vóór 1900 achter de koepeltjestuin het eerste Zwolse tennisveld. Het weiland tegenover de herberg aan de andere zijde van de Wipstrikkerallee is rond de eeuwwisseling gebruikt als circusterrein, het houden van kermissen en zelfs als vliegterrein. Jan Olieslagers waagde hier in 1910 een vliegpoging.

De Hanekamp moest in 1953 wijken voor de stadsuitbreiding en is toen steen voor steen afgebroken. In het Openluchtmuseum is de herberg weer opgebouwd en nog dagelijks te bewonderen.

De verplaatste herberg dateert waarschijnlijk uit de 18de of 19de eeuw. In de bronnen wordt echter al in de 17de eeuw een herberg op deze plek gesitueerd.

221
wijk: Wipstrik
waardering: 50%

Dit gebied ligt op een dekzandrug en maakt later deel uit van de Oosterenk. De naam Ooster Enk verwijst naar een enk of essenlandschap. Essen zijn hoger gelegen akkers die gekenmerkt worden door een plaggendek van minimaal 50 cm dik. Op de Ooster Enk ligt een aantal wegen: de Ossenkampsweg, de Herfterweg, de Bonepadsweg en de Herenweg. De Herenweg wordt in 1832 nog als Eerste weg langs de Herenweg op het kadastrale minuutplan aangegeven. Deze aanduiding wijst op het bestaan van nog een Herenweg. De naam Herenweg is van toepassing op de oude weg van Zwolle naar Twente, ook wel Oude Twentseweg genoemd. Deze weg heeft verschillende keren zijn loop verlegd. De Wipstrikkerallee aan de zuidzijde van het essencomplex dateert uit de eerste helft van de 18de eeuw. Deze weg, in de 18de eeuw nog Nieuwe Allee genoemd, bestond waarschijnlijk al in de Middeleeuwen en kan gezien worden als een van de voorlopers van de huidige Herenweg.

Het Oosterenkcomplex was in 1832 nog geheel onbebouwd. De oudste boerderijen die in dit gebied hebben gelegen dateren pas van na 1850. Aan de oostzijde van het gebied, loodrecht op de Herenweg en de Wipstrikkerallee is rond 1870 een batterij opgeworpen tegen de doortocht van de Pruisische troepen. Deze batterij die bestond uit een aarden heuvel van slecht enkele meters is echter nooit voltooid.

In de periode 1920-1930 is het gebied volgebouwd. De wijk heeft straatnamen die verwijzen naar beroemde letterkundigen en dichters als Bredero en De Genestet. Ook de bouwbedrijven droegen namen die verwezen naar bekende dichters. Zo zijn in talloze huizen in deze buurt nog steeds driehoekige gevelstenen met de letters BBB te vinden. Deze initialen staan voor Bredero's Bouwbedrijf. Uit dezelfde periode dateert ook het Openluchtbad op de hoek van de Da Costastraat, Brederostraat en de Ceintuurbaan.

In de jaren '50 is de wijk uitgebreid. Uit deze periode dateren onder andere de huizen aan de Bilderdijkstraat en de Betje Wolfstraat. Van oudere bebouwing van vóór 1920 is in het gebied weinig overgebleven. Alleen langs de Wipstrikkerallee en de Herenweg is nog een aantal huizen te vinden die een oudere bouwdatum verraden.

Essen kunnen gezien worden als zeer waardevolle gebieden binnen de archeologie. Dit is te wijten aan het feit dat de essen meestal zijn aangelegd op de hoger gelegen dekzandruggen in het landschap. Door het plaggendek van soms wel 1 meter dik zijn de archeologische sporen vaak uitzonderlijk goed bewaard gebleven. Tijdens archeologisch onderzoek in een vooroorlogse wijk, de Driebergenbuurt, in Deventer is zelfs aangetoond dat onder de fundamenten van de woningen de archeologische sporen nog volledig intact aanwezig waren.

In 2015 is aangetoond dat op de dekzandrug van de Oosterenk sporen te verwachten zijn uit de prehistorie. Op een terrein naast restaurant Urbana zijn op de flank van de zandrug vondsten uit deze periode gedaan.

289 
wijk: Wipstrik
waardering: 50%

Dit gebied ligt aan de rand van de polder Zuidbroek. Op het terrein hebben een houtzaagmolen en oliemolen gelegen.

De polder Zuidbroek ligt aan de zuidzijde van de Wipstrikkerallee. Het gebied wordt begrensd door de Hanekamp, het Almelose kanaal, de Zuidbroeklaan en de Wipstrikkerallee. De polder wordt al in 1422 in de historische bronnen genoemd. In deze bron wordt gesproken over een weiland in "Zuytbroeck bij het Koerhuus". Op het oudste kadastrale minuutplan uit 1832 is de polder nog onbebouwd. Na circa 1850 wordt in de polder door I.A. Parker het buitenhuis Overenk gesticht. Dit huis is vanaf 1882 bewoond door B. van der Pot. Samen met de boerderij van L.M. Poppe was het huis Overenk het enige huis in dit gebied. In het gebied ligt de oliefabriek Excelsior. Deze fabriek is in 1904 overgegaan van Jochem van Assen naar de firma Reinders. Deze laatste firma was tevens eigenaar van stoomoliefabriek de Aloë aan de Nieuwe Vecht.

Op een kaart uit de periode 1920-1930 is het gebied aangegeven als bouwterrein voor de bouwvereniging 'Samenwerking'. Naast woningen zou hier ook een schipperschool gebouwd worden. De bouw van de school is echter nooit doorgegaan. Tegenwoordig bevindt zich hier de wijk Wipstrik met straatnamen die verwijzen naar zeehelden als Willem Barentsz, Jan van Riebeek et cetera.

3.2.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De archeologische waardering van het plangebied blijft ongewijzigd. De gronden met een archeologische waardering van 50% hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen. Deze dubbelbestemming bevat een regeling om op een passende manier rekening te houden met de kans op archeologische vondsten. Informatie over de dubbelbestemming is opgenomen in paragraaf 4.3 Bestemmingsregels, Artikel 20 Waarde - Archeologie.

3.3 Cultuurhistorie

3.3.1 Huidige situatie

Voor de Wipstrik is in oktober 2013 een Cultuurhistorische Quickscan opgesteld.

De cultuurhistorische quickscan dient als input voor bestemmingsplan Wipstrik. Met name is onderzoek verricht naar de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, maar ook andere aspecten zoals de historisch-ruimtelijke structuren zijn geanalyseerd en gewaardeerd.

De volgende onderdelen komen in de quickscan aan de orde:

  • beschrijving van de cultuurhistorische waarden in zijn algemeenheid;
  • beschrijving van de historisch ruimtelijke structuren;
  • kwalificatie van de cultuurhistorische kwaliteit van de bebouwing;
  • beschrijving van de historische groenstructuren;
  • lijst cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;

Algemene beschrijving plangebied

De wijk Wipstrik heeft, in zijn geheel bezien, een belangrijke historische betekenis vanwege de gelaagde ontwikkelingsgeschiedenis. De historie van Wipstrik is nauw verbonden met die van de stad Zwolle en het omringende platteland, met een deels op de middeleeuwen teruggaande infrastructuur in deze regio, en met een helder zicht op de groei en uitbreiding van Zwolle in de 19de en 20ste eeuw.
In het gehele plangebied is die historische gelaagdheid zeer goed herkenbaar. De Wipstrikkerallee vervult nog steeds de functie van uitvalsweg, al is het verkeer hier uiteraard van een geheel andere aard dan in voorgaande eeuwen. Bovendien wordt deze allee nog steeds bepaald door een representatief en voornaam karakter, wat teruggaat op ontwikkelingen die op zijn minst al vanaf de 18de eeuw zijn te volgen. De diverse in het interbellum gerealiseerde woonbuurten - zowel voor de arbeidersklasse alsook en in het bijzonder voor de middenklasse - geven door hun opzet en verkavelingsstructuur een goed beeld van de ruimtelijke ideeën over stedenbouw en stadsplanning tijdens het interbellum en in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0011.jpg"

afbeelding: fragment kaart Jacob van Deventer (ca. 1560), Wipstrikkerallee bij de pijl

De naam Wipstrik is een oude benaming voor galg. Deze wijk dankt haar naam aan de Wipstrikkerallee, een aanvoerroute naar de stad Zwolle, welke tot aan de voormalige Diezerpoort liep. Door toename in het aantal ter dood veroordelingen in de stad, werd net buiten de Diezerpoort een tweede plek aangewezen om het doodvonnis te voltrekken, buiten de al bestaande op de Grote Markt. Daar waar de tegenwoordige Wipstrikkerallee de Diezerpoort passeerde, werden in vroegere tijden mensen opgehangen.

Historisch ruimtelijke structuren

Het plangebied heeft als totaal grote historische betekenis vanwege de gefaseerde ontwikkelingsgeschiedenis, waarvan de oudste relicten uit de middeleeuwen dateren. Vooral de 20ste eeuw heeft er de meeste sporen nagelaten en dan in het bijzonder uit het interbellum. Het onderliggende agrarische landschap is afgezien van de prestedelijke infrastructuur vrijwel volledig uitgewist. Bij de waardenbepaling van de historische structuren betreft het die aanwezige c.q. zichtbare en nog goed herkenbare structuren, die kenmerkend zijn voor de perioden waarin ze zijn ontstaan, dan wel voor een specifieke ontwikkeling binnen de wijk (functie).

De ruimtelijke structuren die als waardevol worden aangemerkt staa beschreven in de Cultuurhistorische quickscan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0012.png"
afbeelding: de Nieuwe Vecht met rechts de Philosofenallee, vanaf de Wipstrikkerallee (Vechtbrug)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0013.png"
afbeelding: de Wipstrikkerallee, vanaf de parallelweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0014.png"
afbeelding: het Almelose Kanaal met links de Evertsenstraat, vanaf de Hanekamp (Hanekampbrug)

Historische bouwkunde

Een deel van de bebouwing in het plangebied heeft cultuurhistorische waarde. De bebouwing die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt is opgenomen in de 'Lijst cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' die onderdeel is van de Cultuurhistorische quickscan.

De objecten en ensembles die cultuurhistorisch waardevol zijn voldoen aan de volgende criteria:

  • Objecten en complexen met een monumentenstatus
    Rijks- en gemeentelijke monumenten.
  • Objecten en complexen met architectuurhistorische waarden
    Dat wil zeggen, een relatief hoge ontwerpkwaliteit of representatief voor een bepaalde bouwstijl, stroming, bouwperiode of typologie.
  • Objecten, complexen en ensembles met een bijzondere stedenbouwkundig-historische waarde
    Dat wil zeggen, als onderdelen van bijzondere complexmatige ontwikkelingen door bijvoorbeeld woningbouwcorporaties, particulieren of vanwege specifieke andere situationele aspecten (bijvoorbeeld markante hoeklocaties, focus- en oriëntatiepunten, landmarks)
  • Gaafheid
    Dat wil zeggen, objecten en ensembles die in belangrijke mate ongewijzigd zijn gebleven sinds de bouwtijd of waarbij wijzigingen zeer zorgvuldig zijn aangebracht. Objecten en ensembles die in sterke mate zijn veranderd door het wijzigen van (winkel)puien, daken (dakkapellen, ophogingen, karakteristieke detailleringen), stuccen of sausen van de gevels etc. voldoen niet in dit criterium.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0015.png" . afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0017.png" . afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0018.png"

afbeeldingen: boven: Trompstraat 53-59, Wipstrikkerallee 2-4, onder: Herenweg 1-33, Hanekamp 12-200

3.3.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

De aanwezige cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing in de Wipstrik worden in de opzet van dit bestemmingsplan gerespecteerd. Zie voor de beschrijving van deze waarden de Cultuurhistorische quickscan als bijlage van deze toelichting.

De bebouwing die is gewaardeerd als van hoge of zeer hoge cultuurhistorische waarde hebben de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie gekregen. De ruimtelijke structuren die zijn gewaardeerd als van cultuurhistorische waarde hebben de dubbelbestemming Waarde - Landschap gekregen. Deze dubbelbestemmingen bevatten een regeling om op een passende manier rekening te houden met de cultuurhistorische waarden. Informatie over de dubbelbestemmingen is opgenomen in paragraaf 4.3 Bestemmingsregels, Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie en Artikel 22 Waarde - Landschap.

3.4 Verkeer

3.4.1 Huidige situatie

Categorisering van wegen

Om de gewenste afstemming tussen vormgeving en functie van de weg te kunnen bereiken, is het Zwolse wegennet gecategoriseerd naar een aantal te onderscheiden verkeersfuncties. Binnen de bebouwde kom onderscheiden we wegen met een erftoegangsfunctie en wegen met een gebiedsontsluitende functie. Beiden komen in het plangebied voor, van de gebiedsontsluitingswegen alleen type B. Dat zijn wegen met hoofdzakelijk een lokale binding en een ontsluitende functie, gericht op het bereikbaar maken van de wijk. Een goede doorstroming is hier van belang, op kruispunten vindt veelvuldig uitwisseling van verkeer van en naar andere wegen plaats. De maximumsnelheid op een gebiedsontsluitingsweg B is 50 km/uur.

De verkeersstructuur met de categorisering is weergegeven op de volgende kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0019.png"

De Hanekamp is onderdeel van de binnenring en moet zorgen voor de geleiding en concentratie van het verkeer met een bestemming in de binnenstad. De weg maakt dan ook deel uit van het parkeerverwijzingsysteem naar de parkeervoorzieningen in het centrum. De vormgeving van de Hanekamp is afgestemd op de functie. De capaciteit is toereikend. Het fietsverkeer beschikt over een eigen fietsstrook.

In het plangebied zijn geen wegen van de buitenring gelegen. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Ceintuurbaan, die onderdeel is van de buitenring. In de afgelopen jaren is de Ceintuurbaan gereconstrueerd. De gemeente Zwolle beoogt met deze reconstructie doorgaande verkeersstromen zoveel mogelijk gebruik te laten maken van de buitenring en zo min mogelijk door de wijken te laten rijden.

De hoofdrijbaan van de Wipstrikkerallee tussen de Vechtstraat en de Leo Majorlaan fungeert als interringweg tussen de binnenring en de buitenring. Een goede verkeersafwikkeling op de interringwegen moet voorkomen dat andere wegen binnen de verblijfsgebieden als verbindingsweg gaan functioneren. Het profiel van de Wipstrikkerallee met zijn parallelwegen en de Leo Majorlaan is dermate ruim dat capaciteitsproblemen niet zijn te verwachten. De verblijfsfuncties zijn op de Wipstrikkerallee op enige afstand van de hoofdrijbaan gelegen. Aan de Leo Majorlaan worden geen woningen direct ontsloten.

De overige wegen binnen het plangebied zijn erftoegangswegen en hebben in principe geen doorgaande verkeersfunctie. De wegen worden bereden door verkeer met een herkomst of bestemming in de wijk. Een uitzondering geldt voor de Brederostraat die, bij gebrek aan een geschikt alternatief, van oudsher als verbinding tussen de wijk Berkum en het stadscentrum functioneert. Het huidige gebruik van de Brederostraat geeft geen aanleiding hierin een wijziging aan te brengen. Ook blijft de volledige aansluiting van de Brederostraat op de Ceintuurbaan, evenals die van de Tesselschadestraat, vooralsnog gehandhaafd.

Parkeren

Als kenmerk van de sociale woningbouw in het Interbellum is de openbare ruimte in Wipstrik-zuid niet toegesneden op het ruimtebeslag van de rijdende en stilstaande auto's van deze tijd. In de smalle straten is naast de auto nauwelijks ruimte voor inrichting of vormgeving van andere functies. Ook de mogelijkheden voor een wijziging of uitbreiding van de parkeercapaciteit zijn aan fysieke grenzen gebonden. Er wordt niet overwogen aan de rand van de buurt in (grote) parkeerterreinen te voorzien. De Philosofenallee is sinds 1999 opgenomen in het belanghebbenden parkeergebied.

Fietsverkeer

Om het fietsgebruik te stimuleren heeft de gemeente hoofdfietsroutes aangewezen, die de woonwijken met het centrum, station, werkgebieden en/of scholenconcentraties verbinden. Aan dergelijke routes worden in Zwolle een aantal eisen gesteld, ondermeer op het gebied van comfort, vlotheid, veiligheid, aantrekkelijkheid en herkenbaarheid. De hoofdfietsroute via de Vondelkade en de Philosofenallee is vormgegeven als fietsstraat. Andere hoofdfietsroutes in het plangebied zijn de Wipstrikkerallee, Vechtstraat, Leo Majorlaan en Tesselschadestraat.

Op de Leo Majorlaan, de Hanekamp, Brederostraat en de Tesselschadestraat beschikt het fietsverkeer over vrijliggende fietspaden respectievelijk -stroken. Op de overige wegen wordt het fietsverkeer gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. Hierbij zit het fietsverkeer van de Wipstrikkerallee op de parallelwegen die voor het autoverkeer enkel de direct aanliggende woningen ontsluit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0020.png"
afbeelding: Vondelkade, vormgegeven als fietsstraat

Openbaar vervoer

Wipstrik is goed voorzien van openbaar vervoer. De stadslijn voert door het plangebied. Wipstrik heeft daarmee een directe verbinding met het centrum, het NS-station en Oosterenk. Lijn 1 voert door de Hanekamp, Brederostraat, Tesselschadestraat, Leo Majorlaan en Wipstrikkerallee. De kwaliteit van de doorstroming van het openbaar vervoer is een belangrijke factor in de inrichting van deze straten. Op de Leo Majorlaan en de Ceintuurbaan halteren streeklijnen naar Coevorden, Steenwijk, Raalte, Ommen en Lemelerveld.

3.4.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen. De verkeersstructuur van het plangebied blijft ongewijzigd. Het openbaar gebied en de wegen in het plangebied worden in bestemmingsplan Wipstrik conserverend bestemd.

3.5 Natuur

3.5.1 Huidige situatie

Structuurgroen

De Wipstrikkerallee
De Wipstrikkerallee is een oude invalsweg en een van de mooiste lanen (brede allee) van de stad Zwolle (foto's zie paragraaf 3.1.1). Het vormt een belangrijke verbinding tussen de buitenring en de binnenring van Zwolle. Haar ligging is eeuwen terug op grond van het toen aanwezige, min of meer natuurlijke landschap bepaald. Door de ruimtelijke samenhang tussen monumentale villabebouwing en een breed profiel met monumentale bomen heeft deze laan een monumentaal karakter. Ook de voortuinen van de bebouwing langs de Wipstrikkerallee dragen bij aan het groene karakter van deze laan.

Het Almelose Kanaal
Het Almelose Kanaal maakt deel uit van de blauwgroene vinger in de centrumzone van Zwolle. Het water met de oevers vormt de drager, de ruggengraat, van deze vinger. In en aan deze vinger liggen belangrijke groene plekken voor de stad als het park de Wezenlanden, dat ook een belangrijke gebruiksfunctie vervult voor het plangebied. Het kanaal wordt in het plangebied overbrugd door de Weteringbrug, de Hanekampbrug en door een wandelbrug (Achterdijkspad). Vanaf deze bruggen vallen de woonschepen op. De oever wordt gevormd door een groene kade(dijk), die alleen ter hoogte van het Weteringpark, minder strak van vorm is.

In de brede groene zone ter hoogte van de Abel Tasmanstraat liggen verspreid een achttal flats, met daaromheen parkeerterreinen, grote gazons en heestervakken. Een klein deel van de oever, ter hoogte van de Van Spilbergenstraat, bestaat uit particuliere achtertuinen. Bij de Evertsenstraat en de Menistenstraat is de kade als dijklichaam nadrukkelijk aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0021.jpg"

afbeelding: het Almelose Kanaal met de Hanekampbrug (uiterst links) en de wandelbrug (Achterdijkspad)

De Nieuwe Vecht
De Nieuwe Vecht is van oudsher de waterverbinding tussen de binnenstad en de Overijsselse Vecht. Het kanaal ontleent haar monumentale karakter mede aan de aanwezigheid van de bomenrijen langs het water. Aan beide kanten van de kruising met de Vechtstraat ligt een weg (langzaamverkeerroute), met daarlangs bebouwing uit verschillende perioden. Langs de Philosofenallee staat het groen onder druk door de aanwezige parkeerproblematiek. Voor de Nieuwe Vecht is het belangrijk om de continuïteit en monumentaliteit te behouden en zonodig te herstellen. In dit verband dient met de ontwikkeling aan de overzijde (DSM-terrein e.o.) een relatie te worden gelegd.

De Ceintuurbaan (grenzend aan het plangebied)
De Ceintuurbaan maakt deel uit van de buitenring van Zwolle. Ondanks dat het profiel en de inrichting op delen van de ring van elkaar verschillen, ontstaat door de aanwezigheid van brede (midden)bermen met laanbeplanting een groen karakter. Door de veelal geringe leeftijd van de beplanting, de breedte van het wegenprofiel en de diversiteit aan bebouwing maakt de groenstructuur echter nog geen solide indruk. Naast tijd om tot wasdom te komen, zal ook gekeken worden naar de wijze waarop de groenstructuur eventueel versterkt kan worden.

De Hanekamp
De Hanekamp is een van de groene zones van de binnenring van Zwolle. Het karakter wordt voornamelijk bepaald door een boomweide (linden) tussen de woonbebouwing aan de zuidzijde en de doorgaande weg. Daarnaast zijn de voortuinen van de flats langs de noordzijde van de Hanekamp beeldbepalend. Als beeldbegeleiding en ter oriëntatie van het verkeer is behoud van de groenstructuur noodzakelijk.

Buurtgroen

De groenstructuur in Wipstrik-noord onderscheidt zich in zekere mate van die aan de zuidkant. Dit hangt vooral samen met de verschillen in de stedenbouwkundige opzet die weer te maken heeft met de tijd waarin de verschillende delen binnen de wijk zijn ontstaan.

In Wipstrik-zuid hebben de toegangen tot de buurten een groen karakter: plantsoenen in de middenberm van de toegangswegen met een strakke inrichting. Deze plantsoenen zijn beeldbepalend voor de wijk. De tuindorpgedachte heeft hier heel letterlijk zijn weerslag gekregen in de speeltuin het Oosten nabij de Trompstraat, wat voor dit deel van het plangebied voorziet in speel- en vrijetijdsvoorzieningen.

In Wipstrik-noord hebben de plantsoenen in de Huygens- en P.C. Hooftstraat ditzelfde karakter. Verder zijn in dit gedeelte vooral de bomen en de groenvoorzieningen langs de Brederostraat, de Herfterweg/Marie Koenenstraat/ Henriëtte Roland Holststraat en de Tesselschadestraat structuur- en beeldbepalend. Het Herfterplein vormt een belangrijke open groene ruimte in het hart van dit deel van de wijk en biedt speelgelegenheid voor de omliggende buurtjes. Langs de zuid- en oostrand vormt een serie wigvormige plantsoenen de overgang naar de groene oostrand (groenvoorzieningen langs de Ceintuurbaan e.o.)

Voor het buurtgroen geldt dat het 'monumentaal' karakter van de plantsoenen in relatie tot stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten behouden blijft en daar waar nodig hersteld wordt.

De groenstructuur is weergegeven op de volgende kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0022.png"

3.5.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen. De groenstructuur van het plangebied blijft ongewijzigd. Het structuurgroen en buurtgroen in het plangebied worden in bestemmingsplan Wipstrik conserverend bestemd.

3.6 Water

3.6.1 Huidige situatie
3.6.1.1 Waterstructuur

Waterkeringen

In het plangebied zijn twee waterkeringen aanwezig. Het betreft een zogenaamde primaire waterkering langs het Almelose Kanaal en de kade langs de Nieuwe Vecht, die is ingedeeld in de categorie 'overige waterkeringen'. Beide waterkeringen zijn in beheer bij het waterschap Groot Salland. Ze beschermen het achterliggende gebied tegen hoog water. Elke waterkering heeft een zogenaamde kern- en beschermingszone. In 2001 heeft het Algemeen Bestuur van het waterschap een (nieuwe) Keur vastgesteld. Dit is een verordening met, onder andere, regels voor waterkeringen. De bepalingen zijn gericht op het in stand houden van het waterkerend vermogen van de keringen. Eigenaren en gebruikers van een woning, bedrijf of perceel grond nabij een waterkering zijn verplicht om zich aan de Keur te houden. De Keur behoudt te allen tijde zijn zelfstandige werking.

De waterkering staat aangegeven op de kaart in paragraaf 3.9.6.

3.6.1.2 Waterwinning

Het plangebied is geen onderdeel van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.

3.6.1.3 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied van bestemmingsplan Wipstrik is gelegen in dijkring 53, Salland (zie figuur 1). Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0023.jpg"

figuur 1: dijkring 53

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0024.jpg"

figuur 2: maximale waterdiepte tijdens een overstroming in dijkring 53

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.

Zie de volgende figuren 3 dijkdoorbraak Olst (boven) en 4 dijkdoorbraak Berkum in Zwolle (beneden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0025.jpg"

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstromingen. Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied;
  • voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels;
  • aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft;
  • zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond);
  • opstellen van evacuatieplan.
3.6.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen. Het watersysteem van het plangebied blijft ongewijzigd. De watergangen en waterkering in het plangebied worden in bestemmingsplan Wipstrik conserverend bestemd.

3.7 Wonen

3.7.1 Huidige situatie

Bevolking en woningvoorraad

In de wijk Wipstrik wonen ongeveer 6.400 mensen. De Wipstrik heeft een gevarieerde woningvoorraad, grote en kleine woningen, koop en huur, laagbouw en gestapeld, vooroorlogs en naoorlogs. Wipstrik is een sterke wijk met een zogenaamd gerijpt woonmilieu. In de loop van de jaren is er een zeker evenwicht in de wijk ontstaan, er is sprake van stabiliteit. In de wijk is een mix van leefstijlen en huishoudentypen aanwezig. De dynamiek van de wijk wordt minder bepaald door ontwikkelingen in andere wijken, maar meer door de eigen kwaliteit van de wijk zelf.

Er bestaat wat woningtypen betreft een belangrijk verschil tussen Wipstrik-noord en -zuid. In Wipstrik noord zijn nog weinig huurwoningen. Het merendeel van de duurdere huurwoningen is verkocht aan de bewoners. Er resteren nog ongeveer 360 huurwoningen die in eigendom zijn van beleggers. Het betreft merendeels portiekflats. Deze flats zijn met name in trek bij ouderen. Ongeveer 70% van de woningen in Wipstrik-noord zijn koopwoningen.

In Wipstrik-zuid staan beduidend meer huurwoningen: 760 corporatiewoningen, 250 SON-woningen (Stichting Ouderenhuisvesting Nederland) en ongeveer 100 particuliere huurwoningen. Dit betekent dat 66% van de woningen in Wipstrik-zuid huurwoningen zijn.

In de gehele wijk Wipstrik is 30% van de woningvoorraad gestapeld. De verdeling van deze gestapelde woningen is niet gelijkmatig verdeeld over noord en zuid. In Wipstrik-noord is 22% van de woningen gestapeld en in Wipstrik-zuid 36%.

Onzelfstandige woonruimte

Bij onzelfstandige woonruimte is er sprake van woonruimte die niet kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte (zoals een toegang, keuken, toilet en douche). Bij onzelfstandige woonruimte worden voorzieningen als bijvoorbeeld de keuken, toilet en douche gedeeld door meerdere bewoners. Kamerverhuur aan studenten is een bekende vorm van onzelfstandige woonruimte.

Het beleid over het toestaan van onzelfstandige woonruimte is vastgelegd in de 'Beleidsregel voor onzelfstandige woonruimte' die in werking is getreden op 28 maart 2014 (zie ook paragraaf 2.8 Volkshuisvestingsbeleid). Het gemeentelijk beleid voor onzelfstandige woonruimte in de wijk Wipstrik ziet er als volgt uit:

In de wijk Wipstrik mag maximaal 10% van het aantal woningen per postcodegebied voor onzelfstandige bewoning (kamerverhuur) worden gebruikt. Voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte kan daarvoor bij omgevingsvergunning worden afgeweken van het bestemmingsplan (ex art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 2 Wabo).

Het reeds bestaand (legaal) gebruik van woningen voor onzelfstandige woonruimte, mag ongewijzigd worden voortgezet. Dit betekent dat het bestaand gebruik van een woning voor onzelfstandige woonruimte, waarvoor al een onttrekkingsvergunning op grond van de Huisvestingsverordening of een afwijking van het bestemmingsplan was verleend, ongewijzigd mag worden voortgezet.

3.7.2 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het bestemmingsplan beoogt geen ontwikkelingen. De functionele structuur van het plangebied blijft ongewijzigd. De woningen in het plangebied wordt in bestemmingsplan Wipstrik conserverend bestemd.

De bestaande woningen met onzelfstandige woonruimte zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan aangeduid met een aanduiding voor afwijkend gebruik en opgenomen op de Lijst van afwijkend gebruik die als bijlage bij de regels is gevoegd. Hierbij is aangegeven hoeveel bewoners maximaal zijn toegestaan.

In bestemmingsplan Wipstrik zijn geen bestemmingen met rechtstreekse bouwtitel opgenomen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling met woningbouw planologisch mogelijk maken.
In bestemmingsplan Wipstrik zijn de wijzigingsbevoegdheden opgenomen die in het (tot 25 oktober 2015 geldende) bestemmingsplan Wipstrik waren opgenomen. Om inzicht te geven dat met een regionale behoefte hieraan rekening moet worden gehouden is de Ladder toegelicht in paragraaf 2.2.1.1.

3.8 Voorzieningen

3.8.1 Centrum

In de wijk Wipstrik is geen concentratie van detailhandelvoorzieningen of wijkwinkelcentrum aanwezig. Er is een zeer bescheiden winkelapparaat voor dagelijkse voorzieningen: een supermarkt aan de Roemer Visscherstraat 17 en een slager aan de Evertsenstraat 65.

3.8.2 Sport & recreatie

Openlucht zwembad

Een wijkoverstijgende recreatieve voorziening is het openluchtbad aan de Ceintuurbaan. Het zwembad beschikt over twee Olympische 50 meterbaden, twee 40 meterbaden en twee peuterbaden. Het zwembad is geen openbare zwemgelegenheid. Men moet lid zijn van de vereniging die het bad beheert en exploiteert ('Vereniging Openluchtbad Zwolle') om er te mogen zwemmen.

Sinds 1992 weet de vereniging het bad te exploiteren door de inzet van vrijwilligers. Iedereen kan lid worden van de vereniging. Tegelijkertijd verplicht men zich tot een aantal uren vrijwilligerswerk per seizoen. De vereniging telt rond de 5500 leden en, afhankelijk van een goede of slechte zomer, passeren er jaarlijks tussen de 60.000 tot 90.000 bezoekers de poort van het zwembad.

Het openluchtbad uit 1933-1934, naar ontwerp van Jan Gerko Wiebenga in de vormentaal van het Nieuwe Bouwen in Nederland, is sinds 1994 een rijksmonument. In 2012 is het openluchtbad geheel gerenoveerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0026.jpg"

afbeelding: het openluchtbad

Speeltuin bij wijkcentrum Bestevaer

In de wijk Wipstrik is bij het wijkcentrum Bestevaer (Trompstraat 10b) een grote speeltuin aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0027.jpg"

afbeelding: speeltuin bij wijkcentrum Bestevaer

3.8.3 Maatschappelijk

Onderwijs

In het plangebied zijn drie basisscholen en één school voor speciaal onderwijs aanwezig.

De Koningin Emmaschool (Jacob Catsstraat 1) is een protestants-christelijke daltonschool en heeft daarmee een wijkoverstijgende functie gekregen. Daltononderwijs is een onderwijssoort waarbij de nadruk ligt op keuzevrijheid voor de leerling, samenwerking met andere leerlingen en de ontwikkeling van zelfstandigheid. Op de school is een buitenschoolse opvang aanwezig.

De Geert Groteschool (Van Hille Gaerthéstraat 86) is een brede school met een katholieke identiteit. Het gebouw bestaat uit twee verdiepingen, een ruime speelplaats met speelattributen en twee grasvelden als speelruimte. Een brede school is een voorziening in de wijk die zich richt op voor, tussen en naschoolse opvang. Het is een samenwerkingsverband tussen partijen die zich bezig houden met opgroeiende kinderen.

De Oosterenk (Herfterweg 1) is een openbare basisschool. Rondom het gebouw liggen twee speelterreinen. Op de school is een buitenschoolse opvang aanwezig.

De Obadjaschool (Willem Barentszstraat 72) is een vestiging van de Eliëzer- en Obadjaschool. Deze scholen bieden speciaal (basis) onderwijs op een gereformeerde grondslag. Op de locatie aan de Willem Barentszstraat wordt speciaal onderwijs cluster 3 gegeven, dat zich richt op zelfredzaamheid in de maatschappij.

Kinderopvang

Naast genoemde onderwijsvoorzieningen met buitenschoolse opvang zijn in de wijk Wipstrik een aantal kinderdagverblijven en peuterspeelzalen aanwezig.

Levensbeschouwing

Net buiten het plangebied huist de protestants christelijke gemeente in de Oosterkerk (Koewegje 2). De naastgelegen Bagijnehof is de bijbehorende ontmoetingsruimte. Verder bedienen de wijkoverstijgende kerken in de rest van de stad ook de bewoners van de wijk Wipstrik.

Wijkcentrum

In Wipstrik-zuid is wijkcentrum Bestevaer (Trompstraat 10b) gevestigd. Hier worden tal van maatschappelijke en culturele activiteiten georganiseerd. Bij het wijkcentrum is ook een grote speeltuin aanwezig (zie paragraaf 3.8.2 Sport & recreatie).

Medische voorzieningen

Wat medische voorzieningen betreft zijn in de wijk Wipstrik onder andere meerdere huisartsen, tandartsen en fysiotherapeuten aanwezig. Aan de Wipstrikkerallee is een praktijk voor natuurgeneeswijzen gevestigd welke een wijkoverstijgende functie heeft.

3.8.4 Commercieel

Detailhandel

In de wijk is geen concentratie van detailhandelvoorzieningen. Detailhandel is beperkt en versnipperd aanwezig. Er zijn enkele wijkoverstijgende commerciële verzorgende functies in de Wipstrik aanwezig. Deze zijn voornamelijk op de Hanekamp en de Wipstrikkerallee gevestigd. Het betreft hier o.a. een tapijtwinkel en een muziekwinkel (verkoop van piano's en orgels). Daarnaast is een rijwielhandel gevestigd aan de Betje Wolffstraat 1a.

Horeca

Aan de Wipstrikkerallee 213, net buiten het plangebied, bevindt zich zalencentrum en restaurant/café Urbana.

Motorbrandstofverkooppunt

Er is een bemand motorbrandstofverkooppunt (zonder LPG) gevestigd aan de Hanekamp 97.

3.9 Milieu

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.

3.9.1 Geluid

Zwolle heeft in 2014 een actieplan geluid opgesteld. Op basis van een analyse van de geluidssituatie in de stad is bepaald waar de geluidhinderknelpunten zich bevinden. In de wijk Wipstrik, behorend bij het plangebied, bevinden zich geen geluidhinderknelpunten.

De woningen aan de Brederostraat hebben een gemiddeld aantal hinderpunten in het actieplan. Dat geeft aan dat deze weg in de wijk Wipstrik relatief het meest geluidbelast is. Er is echter geen sprake van een knelpunt.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wet geluidhinder moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een ruimtelijk plan geluidsgevoelige functieverandering toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Dit bestemmingsplan is gericht op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de bestaande structuur en leidt in principe niet tot nieuwe geluidsgevoelige functieveranderingen binnen zones van wegen.

In de Wipstrik zijn de volgende wegen zoneplichtig: de Hanekamp, Wipstrikkerallee, Brederostraat, Tesselschadestraat en Leo Majorlaan. De Ceintuurbaan valt buiten het bestemmingsplan Wipstrik, maar de zone van deze weg valt (gedeeltelijk) over de Wipstrik. De overige wegen zijn of worden ingericht als 30-km gebied.

Spoorweglawaai

In en in de nabije omgeving van het plangebied zijn geen spoorwegen aanwezig.

Industrielawaai

In en in de nabije omgeving van het plangebied zijn geen (geluidszones van) industrieterreinen gelegen.

3.9.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt binnen en in de nabijheid van de Wipstrik. Voor zover er geen milieuvergunning van deze bedrijvigheid aanwezig is, vindt een inschatting van de milieu-invloeden plaats aan de hand van de lijst van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) getiteld "Bedrijven en milieuzonering". De VNG-lijst geeft per bedrijfstype indicaties voor afstanden aan tussen bedrijven en woningen om de hinder tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Daarbij gaat het vooral om de milieu-invloeden die ruimtelijke consequenties hebben zoals geluid, geur- en luchtverontreiniging en externe veiligheid.

Bedrijvenlocaties

Net buiten het plangebied liggen bedrijvenlocaties zoals Floresstraat, Oosterenk, de Vrolijkheid en de Marslanden. Op bedrijvenlocatie Floresstraat in Diezerpoort ligt het bedrijf DSM. Hier speelt met name externe veiligheid een rol. Op de Oosterenk ligt het voetbalstadion van PEC Zwolle. Deze levert geluid en lichthinder. In de milieuvergunningen zijn voorwaarden opgenomen zodat wordt voldaan aan de wettelijke normen.

Aan de rand van de wijk ligt langs de Ceintuurbaan het openluchtzwembad. Volgens de VNG-lijst kan de invloedssfeer voor wat betreft geluid tot 200 meter reiken. Het openluchtzwembad heeft een adequate milieuvergunning. De geluidhinder valt voor een deel samen met de geluidzone van de Ceintuurbaan en Brederostraat.

De verspreid door de wijk aanwezige kleinschalige bedrijvigheid, vooral praktijken, dienstverlenende instellingen, kantoren en detailhandel hebben weinig milieu-invloeden.

Bedrijven op woonlocaties

In het plangebied is een aantal functies (kantoren, detailhandel, dienstverlening, aan huis verbonden beroep of bedrijf) in woningen, of een gedeelte daarvan, gevestigd. Het beleid is er op gericht om (voormalige) woonhuizen de bestemming eengezinshuizen of meergezinshuizen te geven. De woonfunctie is uiteindelijk de belangrijkste functie in de wijk. Dit betekent echter niet dat een afwijkende bestemming niet is toegestaan. Er is een inventarisatie gemaakt van de afwijkende bestemmingen in woonhuizen, groter dan de bij recht toegestane praktijk aan huis (30% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 50 m²). Op de plankaart staan de woningen aangegeven waar een afwijkende bestemming is toegestaan. In de voorschriften is een bijlage opgenomen waarin staat aangegeven welke afwijkende bestemming is toegestaan en in welke omvang (bijvoorbeeld het gehele pand of alleen de begane grond).

Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging

Bij dit bestemmingsplan is een Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging gevoegd. De Staat geeft aan welke bedrijvigheid in de bestemmingen Wonen en Wonen - Meergezinshuis als bedrijf aan huis (30% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 50 m²) is toegelaten. Zie voor meer informatie de Algemene verklaring bij de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging.

Uitgangspunten bij de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging zijn:

  • In woonpanden waar ook voor een deel een werkfunctie aanwezig is wordt slechts bedrijvigheid van categorie A en B toegelaten. De kleine categorie C bedrijven passen hier in principe niet, omdat hier de bedrijfsactiviteiten direct grenzend aan de woonfunctie uitgeoefend worden.
  • Bedrijven die niet in de lijst zijn opgenomen of als niet toelaatbaar in de lijst zijn aangegeven kunnen niet worden toegelaten, tenzij ze qua aard en milieubelasting overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan.
  • Bedrijven dienen qua aard en omvang te passen bij de hoofdfunctie wonen. Daarom worden bepaalde categorieën bedrijven zoals landbouwbedrijven en zware industriële bedrijven uitgesloten.
  • Activiteiten die apart bestemd zijn, zoals detailhandel, horeca en kantoren, zijn niet in de lijst opgenomen.
3.9.3 Luchtkwaliteit

Met de jaarlijkse monitoring van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) wordt de ontwikkeling van de luchtkwaliteit gevolgd en wordt de uitvoering van de maatregelen en projecten (die zijn opgenomen in het NSL) bijgehouden. Om de monitoring van het NSL uit te kunnen voeren, heeft destijds het ministerie van VROM, op basis van de Saneringstool/Rapportagetool, de Monitoringstool ontwikkeld. Hieruit blijkt dat er binnen de gemeente Zwolle geen overschrijdingen van de normen voor luchtkwaliteit gevonden. Ook het plangebied voldoet daarmee aan de normen voor luchtkwaliteit.

3.9.4 Bodemkwaliteit

De Wipstrik is een oude woonwijk met enige kleinschalige bedrijvigheid. Industrie komt er niet voor en is er ook vroeger niet geweest. Op grond van historische informatie worden er dan ook geen grote bodemverontreinigingen verwacht. Als gevolg van jaren wonen met her en der wat kleinschalige bedrijvigheid zullen er voor een aantal stoffen voor deze wijk verhoogde achtergrondwaarden worden vastgesteld.

Zoals te verwachten lagen op diverse locaties ondergrondse tanks met stookolie voor huishoudelijk gebruik. In het kader van de actie tankslag zijn deze grotendeels gesaneerd.

3.9.5 Externe veiligheid

Route voor transport gevaarlijke stoffen

Door of langs de Wipstrik loopt geen route voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Opslag gevaarlijke stoffen

In het openluchtzwembad aan de Ceintuurbaan 1 is een opslagplaats van chloor. Hiervoor is een milieuvergunning verleend, waarin voorwaarden zijn opgenomen voor een veilige opslag van chloor.

Het motorbrandstofverkooppunt aan de Hanekamp 97 verkoopt geen LPG.

Net buiten het plangebied, op het DSM-terrein aan de Ceintuurbaan 5, is een opslag van gevaarlijke stoffen. De externe veiligheidscontour van deze opslag loopt net over de Vondelkade, maar voor de woningen langs. Zie de kaart in paragraaf 3.9.6.

Andere risicobronnen

In de nabijheid van het plangebied liggen geen andere risicobronnen die van invloed zijn op het plangebied

3.9.6 Kabels, leidingen en straalpaden

Een hoofdtransportleiding voor water is aanwezig aan de westkant van de Ceintuurbaan (voor een groot deel parallel aan de Ceintuurbaan) doorgaand langs de Leo Majorlaan. Het betreft een hoofdtransportleiding voor water met een diameter van 315 mm.

Boven de zuidoost hoek van het plangebied bevindt zich een straalpad van KPN-telecom dat loopt van de straalverbindingstoren Zwollerkerspel naar Ugchelen. De hoogteligging van het straalpad boven het plangebied is 46,50 meter.
Als door bebouwing of andere obstakels de op de kaart genoemde hoogtes niet worden overschreden zal de straalverbinding er geen hinder van ondervinden. Binnen de begrenzing van het straalpad is de maximaal toegestane bouwhoogte 9 meter. Er is daarmee geen sprake van een mogelijk conflicterende situatie.

De kabels, leidingen en straalpad zijn weergegeven op de volgende kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0028.png"

3.9.7 Molenbiotoop van molen de Passiebloem

In de wijk Wipstrik bevindt zich aan de Vondelkade 175 de oliemolen de Passiebloem. Deze molen is een beschermd monument. Geconstateerd is dat de windvang van de molen niet meer optimaal is. De toevoer en afvoer van wind is, door de bouw van fabrieken en woningen vanaf het begin van de vorige eeuw, veranderd en daardoor belemmerd. Om die reden is onderzocht of verplaatsing van de molen mogelijk is. Na afweging van de diverse mogelijkheden heeft de raad in maart 1998 besloten de molen op de huidige plaats te handhaven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0029.jpg"

afbeelding: oliemolen de Passiebloem

Bij het opstellen van het geldende bestemmingsplan Wipstrik is bekeken op welke wijze de windvang van de molen beschermd en gegarandeerd kan worden. De huidige bebouwingshoogten in het gebied zijn een gegeven en zijn ook als zodanig toegestaan in de regels van het bestemmingsplan. Het handhaven van de huidige windvang is op deze wijze gegarandeerd.
Voor nieuwbouwprojecten is op de plankaart van het geldende bestemmingsplan Wipstrik een zone aangegeven waar binnen een afstand van 500 meter, gemeten vanaf de voet van de molen, rekening moet worden gehouden met de molenbiotoop van de Passiebloem. Deze zone van 500 meter ligt voor het overgrote deel in het plangebied van bestemmingsplan Wipstrik en is daarom op de kaart en in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen conform de methodiek van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle'. De molenbiotoop staat aangegeven op de kaart in paragraaf 3.9.6.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, indien deze gelegen zal zijn in de molenbiotoop ten behoeve van het behoud en het herstel van een goede windvang van de molen.Voor de beoordeling van de windvang kan een windtunnelonderzoek noodzakelijk zijn.

In de regels van het plan is de hoogteligging van de molenbiotoop nader omschreven. De bepalingen zijn gebaseerd op de Handleiding Molenbiotoop (1996) van de Vereniging Hollandsche Molen. Uitgangspunt hierbij is het handhaven en garanderen van de huidige windvang. Een molen die stilstaat vervalt snel.
Het opnemen van de molenbiotoop in dit bestemmingsplan geeft het belang van de molenbiotoop voor de historische molen aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0030.png"

grafiek: hoogteligging van de molenbiotoop

Binnen de molenbiotoop bestaat een rekenmodel voor de maximale bouwhoogte, waarbij de windvang niet wordt belemmerd.
Uitgaande van de stellinghoogte van 6,42 meter betekent dit een maximale bouwhoogte van 6,42 meter tot een afstand van 100 meter, gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de op de kaart aangegeven molen. De molen is gelegen in het plangebied aan de Vondelkade nummer 175.

Op meer dan 100 meter afstand geldt de 1:50 regel. Deze regel houdt in dat elke 50 meter verder van de molen een obstakel 1 meter hoger mag zijn. Dit betekent dat obstakels een hoogte mogen hebben die varieert van 7,42 meter op 150 meter tot 14,42 meter op 500 meter van de voet van de molen.
Dit is weergegeven in de grafiek hoogteligging van de molenbiotoop. De afstanden staan op de volgende afbeelding aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP14008-0004_0031.png"

afbeelding: afstanden molenbiotoop

3.10 Duurzaamheid

Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 mogelijkheden voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit. Eén methode, toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. Hierbij wordt het minimale niveau meegegeven, waarbij bouwpartijen door selectie uit een keur van maatregelen aan dit niveau kunnen komen. Het andere betreft een lijst van acht maatregelen, waaruit minimaal vijf maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid. Ook het minimale niveau is bovenwettelijk en ligt dus boven het niveau van het Bouwbesluit. Daarom zal gewerkt moeten worden met andere instrumenten, zoals bijvoorbeeld een convenant met de projectontwikkelaars.

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Wipstrik zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van bestemmingsplan Wipstrik.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Gevolgd door de volgende bijlagen:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

In het bestemmingsplan is bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 29 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

In het bestemmingsplan is bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

  • 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 18 Leiding - Riool;

Artikel 19 Leiding - Water;

Artikel 20 Waarde - Archeologie;

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie;

Artikel 22 Waarde - Landschap;

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering.

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels vrijwaringszone - dijk;

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels vrijwaringszone - molenbiotoop;

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 29 Algemene procedureregels;

Artikel 30 Overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

BIJLAGEN BIJ DE REGELS:

Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:

4.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

4.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

Uitgangspunten:

  • Nutsgebouwtjes met een oppervlakte van minder dan 15 m² en een hoogte van minder dan 3 meter zijn vergunningvrije bouwwerken. In de regels werd er daarom tot nu toe al geen rekening mee gehouden.
  • In het kader van de deregulering worden openbare nutsvoorzieningen tot een oppervlakte van 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter in de groen en verkeersbestemmingen toegestaan.
  • Nutsgebouwen met een oppervlakte van meer dan 50 m² worden specifiek op de plankaart aangegeven. Deze bestemming wordt ook op de plankaart aangegeven op plaatsen waar bestaande kleinere nutsgebouwtjes tot meer dan 50 m² moeten kunnen worden uitgebreid.

In dit plangebied is deze bestemming ook gegeven aan het grote complex van KPN aan de Pieter Steijnstaat, Caspar Fagelstraat en Isaac van Hoornbeekstraat in Dieze-Oost.

Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg

Deze bestemming betreft de bestaande verkooppunten van motorbrandstoffen aan de Van Wevelinkhovenstraat en de Meppelerstraatweg. De verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van LPG is toegestaan. Ook de exploitatie van een zogenaamde 'autoshop' en een autowasinrichting zijn toegestaan.

Artikel 5 Bedrijf - Windmolen

Deze bestemming omvat de locatie van molen de Passiebloem, welke een rijksmonument is. De cultuurhistorische waarden van de molen worden, ook vanuit de status als monument, beschermd.

Artikel 7 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming 'Groen' zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming 'Groen' zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Ten behoeve van het walgebruik bij de woonschepen aan de Turfmarktstraat 38, 40, 48 en 52 en Boerendanserdijk 1a is in deze bestemming een regeling opgenomen voor tuinen bij deze woonschepen. Deze mogen gerealiseerd worden binnen de aanduiding 'tuin'.

Artikel 9 Maatschappelijk

Deze bestemming betreft de locaties van onder andere de scholen en speeltuinvereniging in de Wipstrik. De begrippen maatschappelijke voorzieningen: en bijzondere woonvorm: die in deze bestemming genoemd worden staan omschreven in de lijst van begrippen.

Artikel 10 Sport - Zwembad

Deze bestemming is opgenomen voor de locatie van het openluchtbad aan de Ceintuurbaan. Op de gronden met deze bestemming mogen zwembaden worden aangelegd en gebouwen ten behoeve van zwembaden worden gebouwd. Voor het bouwen van tribunes en gebouwen van meer dan 15 m² geldt dat deze uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd.

Artikel 11 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Wel zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw', die is opgenomen voor voortuinen aan de Vondelkade en Philosofenallee, bijbehorende bouwwerken tot een maximummaat toegestaan.

Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Ten behoeve van het walgebruik bij de woonschepen aan de Turfmarktstraat 38, 40, 48 en 52 en Boerendanserdijk 1a is in deze bestemming een regeling opgenomen voor bijbehorende bouwwerken bij deze woonschepen. Deze mogen gerealiseerd worden in het bouwvlak in de bestemming 'Tuin'.

Artikel 13 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 14 Water

Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.

Ten behoeve van de aanwezige woonschepenligplaatsen aan de Turfmarktstraat 38, 40, 48 en 52 en Boerendanserdijk 1a zijn in deze bestemming bouwregels voor woonschepen opgenomen.

Deze regeling is opgenomen om voor te sorteren op een wijziging van de Woningwet voor wat betreft het begrip bouwwerk. De wijziging is het gevolg van een aantal uitspraken van de Raad van State waarin werd geoordeeld dat woonschepen als bouwwerk moeten worden aangemerkt. Hiervoor dienen daarom bouwregels te worden opgenomen in het bestemmingsplan. De bouwregels zoals die zijn opgenomen in de bestemming 'Water' komen grotendeels overeen met de bepalingen zoals die zijn opgenomen in de voorschriften van de Ligplaatsenverordening woonschepen.

Artikel 15 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Indien in de voortuinen gebouwen aanwezig zijn, wordt ter wille van de eenvoud van regeling en beheer een gebied met de bestemming 'Wonen' aangegeven dat voor 100% mag worden bebouwd.
  • Carports in de voortuinen worden niet wegbestemd, maar binnen de bestemming 'Wonen' met de 'specifieke bouwaanduiding - carport' aangegeven. Carports in de voortuinen worden alleen daar aangegeven waar de bouw van andere bijbehorende bouwwerken niet kan worden toegestaan.
  • Zelfstandige complexen van garageboxen worden binnen de bestemming 'Wonen' met een aparte aanduiding 'garagebox' aangegeven.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
  • De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die groter zijn dan de standaardregeling worden als afwijkend gebruik toegestaan.

Beroep of bedrijf aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep en tevens voor een aan huis verbonden bedrijf. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen zijn definities opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep of bedrijf moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep en een dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf. De definities van beroep en bedrijf aan huis zijn gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinities. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

In de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging staat aangegeven welke functies voor een bedrijf aan huis zijn toegestaan (voornamelijk categorie A).

Bouwwerken, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Afwijkend gebruik:

De hoofdgebouwen met een afwijkend gebruik dat niet valt onder beroep aan huis of met een beroep aan huis groter dan 30% / 50m² zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. In de Lijst van afwijkend gebruik behorend bij de regels staat aangegeven welk afwijkend gebruik is toegelaten en voor welk deel van het hoofdgebouw dit afwijkende gebruik is toegestaan.

Onzelfstandige woonruimte / kamerverhuur

In de bestemmingen Wonen en Wonen - Meergezinshuis is geen (nieuwe) onzelfstandige woonruimte toegestaan. Zie hiervoor ook paragraaf 3.7. Het is echter ongewenst om de bestaande onzelfstandige woonruimte onder het overgangsrecht te brengen. De regeling is er immers niet op gericht om deze onzelfstandige woonruimte binnen de planperiode van 10 jaar laten te verdwijnen. Dit betekent dat er een regeling voor opgenomen dient te worden.

Er is voor gekozen omde bestaande onzelfstandige woonruimte in Wipstrik aan te duiden als afwijkend gebruik. Vervolgens zijn in Bijlage 1 Lijst van afwijkend gebruik de adressen opgenomen met daarbij aangegeven hoeveel bewoners maximaal zijn toegestaan. Het aantal bewoners gezien als ruimtelijk relevant voor en van invloed op het woon- en leefklimaat van de omgeving.

Mocht het gebruik voor onzelfstandige woonruimte op een adres uit de lijst vrijwillig worden beëindigd, dan kan door middel van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid de regels met bijlage zo gewijzigd worden dat het gebruik voor onzelfstandige woonruimte op het adres niet meer wordt toegestaan.

Artikel 16 Wonen - Meergezinshuis

Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Voor deze bestemming gelden de zelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming 'Wonen'.

Bijgebouwenregeling:

De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Daarnaast mag er een onbeperkte oppervlakte worden gebouwd ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis. Dit voorzover het bestemmingsvlak dit toelaat. Waar geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming 'Tuin'.

Afwijkend gebruik:

De hoofdgebouwen met een afwijkend gebruik dat niet valt onder beroep aan huis of met een beroep aan huis groter dan 30% / 50m² zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. In de Lijst van afwijkend gebruik behorend bij de regels staat aangegeven welk afwijkend gebruik is toegelaten en voor welk deel van het hoofdgebouw dit afwijkende gebruik is toegestaan.

Artikel 17 Wonen - Woonwagen

Deze bestemming is voor de woonwagenlocaties in het plangebied. De regels bij deze bestemming volgen zoveel mogelijk de richtlijnen van de nota 'Woonwagenlocaties en standplaatsen 2012'.

Artikel 19 Leiding - Water

Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden (zie paragraaf 3.9.6 Kabels, leidingen en straalpaden).

In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de ruimtelijke plannen op te nemen. Het bedrijf beriep zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 20 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie paragraaf 3.2 Archeologie).
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

De bebouwing die is gewaardeerd als van hoge of zeer hoge cultuurhistorische waarde in de Cultuurhistorische quickscan heeft de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie gekregen. Bij het toepassen van deze regeling wordt beoordeeld of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden.

Per object zijn de cultuurhistorisch waardevolle elementen beschreven in de 'Lijst cultuurhistorisch waardevolle bebouwing'. Deze lijst is onderdeel van de Cultuurhistorische quickscan, welke als bijlage bij de toelichting is opgenomen.

Hiermee worden de cultuurhistorische waarden van de bebouwing beschermd.

Artikel 22 Waarde - Landschap

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

De ruimtelijke structuren die als waardevol worden gewaardeerd staan in de Cultuurhistorische quickscan beschreven. Deze ruimtelijke structuren hebben de dubbelbestemming Waarde - Landschap gekregen. Bij het toepassen van deze regeling wordt beoordeeld of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden van deze gronden.

Hiermee worden de landschappelijke waarden van deze ruimtelijke structuren beschermd.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming omvat, voor zover gelegen binnen het plangebied, de kernzone en de beschermingszone van de waterkering aan de noordzijde van het Almelose Kanaal en de waterkering aan de oostzijde van de Nieuwe Vecht.

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.
Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een watervergunning van het waterschap nodig.
Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderende regeling zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.

4.4 Algemene regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens de planregeling bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels vrijwaringszone - dijk

Deze aanduiding omvat de beschermingszone van de primaire waterkering langs het Almelose Kanaal. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) schrijft voor dat voor deze gronden regels worden gesteld ter bescherming van het belang van deze primaire waterkering.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels vrijwaringszone - molenbiotoop

Bij het opstellen van de planregeling is bekeken op welke wijze de windvang van de windmolen de Passiebloem, die in het plangebied ligt, beschermd en gegarandeerd kan worden.
De huidige bebouwingshoogten in het gebied zijn een gegeven en zijn ook als zodanig in het plan vastgelegd in de specifieke bestemmingen. Het handhaven van de huidige windvang is op deze wijze gegarandeerd.
Voor nieuwbouwprojecten is in het vigerende bestemmingsplan Wipstrik een zone aangegeven waar binnen een afstand van 500 meter, gemeten vanaf de voet van de molen, rekening moet worden gehouden met de molenbiotoop van de Passiebloem. Deze zone van 500 meter ligt gedeeltelijk ook in het plangebied van bestemmingsplan Wipstrik en is daarom opgenomen als gebiedsaanduiding conform de bestemmingsplanmethodiek van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012).
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, indien deze gelegen zal zijn in de molenbiotoop ten behoeve van het behoud en het herstel van een goede windvang van de molen.
In deze gebiedsaanduiding is de hoogteligging van de molenbiotoop nader omschreven.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels 

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', 'Wonen' en 'Wonen - Meergezinshuis' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd.

Artikel 29 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

Artikel 30 Overige regels

In dit artikel wordt geregeld dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”

4.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht  

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 32 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

4.6 Bijlagen

Bijlage 1 Lijst van afwijkend gebruik:

Deze bijlage omvat per adres het afwijkend gebruik dat binnen de bestemmingen Detailhandel, Wonen en Wonen - Meergezinshuis is toegestaan.

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij ruimtelijke plannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de regeling voor bedrijf aan huis die is opgenomen in de bestemmingen Wonen en Wonen - Meergezinshuis.
De staat maakt als Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

4.7 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan is conserverend van karakter. In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij het bestemmingsplan een exploitatieplan te voegen.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Uitkomsten overleg

Op 8 juli 2016 is het voorontwerpbestemmingsplan Wipstrik in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar instanties en organisaties verzonden met het verzoek om voor 19 augustus 2016 schriftelijk te reageren.

Het plan is toegezonden naar de volgende 12 instanties en organisaties:

  • 1. Provincie Overijssel;
  • 2. Rijkswaterstaat;
  • 3. Veiligheidsregio IJsselland;
  • 4. Waterschap Groot Salland;
  • 5. Vitens;
  • 6. KPN;
  • 7. Stichting deltaWonen;
  • 8. Woningstichting SWZ;
  • 9. Woningstichting Openbaar Belang;
  • 10. Vereniging Woonschepen Overleg Zwolle;
  • 11. Vereniging Vrienden van Oliemolen de Passiebloem (en molenaarsteam);
  • 12. Vereniging De Hollandsche Molen.

Onderstaand de vooroverlegreacties die ontvangen zijn. Dit betreft de nummers 1 tot en met 3 en 12.
Van de overige instanties en organisaties is geen reactie ontvangen.

1. Provincie Overijssel

opmerking:
Aangegeven wordt dat het plan bijdraagt aan het provinciaal ruimtelijk beleid. Indien het plan ongewijzigd in procedure wordt gebracht zijn er vanuit het provinciale belang geen beletselen voor het verdere vervolg van de procedure. Hiermee is, voor zover het de provinciale diensten betreft, voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

reactie:
Van de vooroverlegreactie is kennis genomen.

2. Rijkswaterstaat

opmerking:
Het plan geeft Rijkswaterstaat geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

reactie:
Van de vooroverlegreactie is kennis genomen.

3. Veiligheidsregio IJsselland

opmerking:
Geconstateerd wordt dat het het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen beoogt. De situatie met betrekking tot externe veiligheid wijzigt niet. De bestaande risicobronnen in en nabij het plangebied zijn voldoende beschreven in het bestemmingsplan. Met betrekking tot externe veiligheid zijn er dan ook geen opmerkingen of aanvullingen. Deze vooroverlegreactie is voor zaken anders dan externe veiligheid afgestemd met de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) en de Politie Oost Nederland, district IJsselland.

reactie:
Van de vooroverlegreactie is kennis genomen.

12. Vereniging De Hollandsche Molen

opmerking:
Het plan geeft Vereniging De Hollandsche Molen geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

reactie:
Van de vooroverlegreactie is kennis genomen.