direct naar inhoud van Artikel 15 Verkeer - Openbaar vervoer
Plan: Spoorzone
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP12005-0004

Artikel 15 Verkeer - Openbaar vervoer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Openbaar vervoer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rijbanen voor het openbaar vervoer;
  • b. busstations met busperrons al dan niet met bijbehorende overkappingen;
  • c. opstelterreinen voor bussen;
  • d. taxistandplaatsen;
  • e. rijbanen voor hulpdiensten;
  • f. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden met een inrichting gericht op de afwikkeling van het doorgaande langzaam verkeer;
  • g. een reizigerstunnel ten behoeve van de ontsluiting van het station;
  • h. fietsenstallingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. detailhandel, dienstverlening en horeca ten behoeve van de reizigers, waarbij horeca beperkt is tot horeca, als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  • j. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  • k. geluidwerende voorzieningen;
  • l. openbare nutsvoorzieningen;
  • m. infrastructurele voorzieningen;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. water;

met de daarbij behorende:

  • p. bebouwing.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Andere gebouwen dan tunnels

Voor het bouwen van andere gebouwen dan tunnels geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' de bouwhoogte in meters van een gebouw niet meer dan de aangegeven bouwhoogte mag bedragen en dat het bebouwingspercentage per bestemmingsvlak niet meer dan het aangegeven percentage mag bedragen.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan de maximale bouwhoogte van de gebouwen bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. een goede milieusituatie;
  • f. de bescherming van de groenstructuur;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.