Plan: | Nationaal Landschap IJsseldelta |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP11010-0005 |
'Duurzaamheid' is net als 'ruimtelijke kwaliteit' een containerbegrip dat van belang is voor alle sectorale ontwikkelingen. Beide begrippen hebben betrekking op de toekomst, waarin zorgvuldig wordt omgesprongen de kernkwaliteiten van het plangebied en waarin ook in de toekomst een vitaal gebied blijft bestaan.
Het begrip 'duurzaamheid' krijgt meer inhoud als het gekoppeld wordt aan concrete ontwikkelingen en aan concreet beleid. Het is een belangrijk thema voor de drie gemeenten.
Daar waar 'ruimtelijke kwaliteit' de uitkomst is van een zorgvuldige ruimtelijke ontwikkeling, geeft duurzaamheid een ambitie vanuit het heden weer, een startpunt om op de lange termijn zorgvuldig om te gaan met de kernkwaliteiten.
Milieuaspecten vormen heel concreet de randvoorwaarden voor duurzame ontwikkelingen. Ze vormen een toets op de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt voor de periode van de volgende 10 jaar.
Verder zijn er voor bestemmingsplannen momenteel steeds meer nieuwe richtlijnen en wetgeving op het gebied van milieu van kracht, zoals bijvoorbeeld voor fysieke veiligheid, geluid en luchtkwaliteit. Voor het bestemmingsplan betekent dit vaak een verplichting om bepaalde onderzoeken uit te voeren. Deze onderzoeken dienen afgerond te zijn voordat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.
Onderstaande analyse geeft eerst een algemeen beeld van de aspecten waarmee de drie IJsseldelta gemeenten rekening willen houden.
2.14.1 Duurzame energie
Energie en energiegebruik is –noodgedwongen- volop in beweging. Beperking van het energiegebruik, zuiniger omspringen met fossiele brandstoffen en het zoeken naar alternatieve, duurzame energiebronnen lopen daarbij parallel.
Voor het buitengebied van de IJsseldelta zijn de onderstaande ontwikkelingen ruimtelijk van belang.
2.14.1.1 Wind- en zonne-energie
Conform de provinciale omgevingsverordening zijn windturbines niet toegestaan binnen Nationaal Landschap IJsseldelta en de EHS.
Uitgangspunten:
2.14.1.2 Biomassa/mestvergisting
In een biomassa-/ vergistingsinstallatie wordt o.a. biogas (methaan) geproduceerd uit organische stof, bijvoorbeeld maïs en mest. De opgewekte energie wordt in de praktijk vooral gebruikt op het eigen agrarisch bedrijf of wordt soms geleverd aan het energiebedrijf. Het restproduct van de maïs en mest wordt gebruikt op het (agrarisch) bedrijf of wordt eventueel verkocht.
Biovergisting bij agrarische bedrijven wordt alleen toegestaan wanneer de activiteit gekoppeld is aan het agrarische bedrijf. Hiermee wordt aangesloten bij rijks- en provinciaal beleid.
Biovergisting als 'nevenactiviteit mestverwerking' bij een agrarisch bestemming kan via een afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan worden opgenomen. Daarbij dient de omvang in verhouding te staan tot de agrarische bedrijfsvoering. Dit betekent dat de geproduceerde energie in hoofdzaak door het eigen bedrijf wordt gebruikt en/of de grondstoffen voor de installatie in hoofdzaak door het eigen bedrijf worden aangeleverd. Landschappelijk inpassing met beplanting is van belang. Gebieden met hoge landschappelijke en natuurlijke waarden worden uitgesloten voor de vestiging van biovergistingsinstallaties.
Vergisting mag dus niet de hoofdactiviteit van het bedrijf worden. Het uitgroeien van volwaardige 'energiefabrieken' in het buitengebied heeft nadelige effecten voor het landschap. Tevens is het niet passend in de wens tot concentratie van bedrijven op industrieterreinen en is het een vorm van concurrentievervalsing ten opzichte van niet-agrarische bedrijven die zich wel op een industrieterrein vestigen. Voor deze categorie is dus ruimtelijk maatwerk nodig. Een mogelijkheid voor deze categorie is vestiging op een bedrijventerrein.
Vergisting van biomassa wordt alleen toegestaan wanneer de activiteit een neventak is en gekoppeld is aan het agrarische bedrijf (maximaal vier bedrijven).
2.14.1.3 Koude - warmteopslag
De ondergrond – de ruimte onder het maaiveld – staat onder toenemende belangstelling in verband met de steeds betere technieken voor duurzaam gebruik van energie, zoals voor bijvoorbeeld warmtepompen. De toenemende belangstelling maakt een goede ordening van ook deze ruimte wenselijker, onder meer door een efficiënt en duurzaam gebruik van de ondergrond wanneer meerdere partijen van dezelfde ondergrond gebruik willen maken. Het maakt de kans dat er onbruikbare “restvelden” overblijven aanzienlijk kleiner.
Uitgangspunt:
Koude warmte opslag is eerder niet geregeld in een bestemmingsplan en dat is nu ook niet nodig.