Plan: | Kamperpoort |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP10021-0004 |
De stad Zwolle kende vroeger drie wijken die buiten de vestinggordel gelegen waren langs de toenmalige uitgangswegen van de stad. Zij waren genoemd naar de drie poorten, waardoor men deze wijken kon bereiken. Dit waren de 'Voor den Diezerpoort', 'Voor den Sassenpoort', en 'Voor den Kamperpoort'.
afbeelding: de Kamperpoort op een kaart uit 1630 van Guiccardini.
De Kamperpoort waarnaar de wijk is vernoemd, is een voormalige stadspoort in de stadsmuur van Zwolle die bestond uit een binnen- en een buitenpoort. De poort wordt voor het eerst vermeld in 1364. In 1482 wordt de poort versterkt met twee grote ronde hoektorens. In 1772 wordt de binnenpoort afgebroken en in 1814 volgt de buitenste poort. Vandaag de dag herinnert enkel nog een informatiebordje op de betreffende plek aan de Kamperpoort.
De wijk Kamperpoort is ontstaan op een smalle dekzandrug aan de westzijde van de Zwolse binnenstad. De stedenbouwkundige structuur van de Kamperpoort is in aanvang eenvoudig en wordt gevormd door een enkele uitvalsweg vanuit de binnenstad naar Frankhuis. Hier splitst deze zich in een noordelijke route over de dijk naar Hasselt en een westelijke route via Westenholte naar Kampen. De bebouwing lag verspreid langs deze route met als belangrijkste concentratie het gebied tussen de Grote Voort en de stadsgracht. De Grote Voort was tot de 17e eeuw de route tussen de binnenstad en het Katerveer bij de IJssel. Daarna verving de route langs de liniesloot (nu Veerallee) langzamerhand de route via de Grote Voort. Hiermee ontstond in het gebied waar deze de binnenstad ontmoette ook een concentratie van bebouwing. Ondanks de kleinschaligheid is de bebouwing in de Kamperpoort gevarieerd en afgestemd op de kenmerken van de specifieke situatie. De bebouwing langs de stadsgracht was vooral gericht op de scheepvaart; kleine bedrijfjes, voorname handelshuizen, scheepswerven maar ook logementen waren er te vinden. De brede kade bood plaats aan de veemarkt. De bebouwing verderop langs de Hoogstraat bestond vooral uit eenvoudige daglonershuizen en enkele boerderijen. Tuinen achter en rondom de bebouwing geven dit deel van de wijk een open en groen karakter. Blekerijen en touwslagerijen voegden zich in dit beeld. Het 17e eeuwse Buitengasthuis met bijbehorende begraafplaats markeerde de overgang van Kamperpoort naar Frankhuis. Het beeld werd hier bepaald door kleine boerderijen en buitenhuizen. Nabij de Grote Voort en langs het Zwarte Water stonden enkele (houtzaag)molens.
kaart 4: een fragment uit de historische atlas van de situatie rond 1917.
In de 19e eeuw komt de industrialisatie langzaam op gang. In 1819 wordt de Willemsvaart geopend en hierdoor komt de Kamperpoort in de oksel te liggen tussen de Willemsvaart en het Zwarte Water. Hoewel de liniesloot enkele eeuwen eerder de Kamperpoort al los heeft gemaakt van het gebied rondom Assendorp, is de Willemsvaart tenslotte de bevestiging van de scheiding tussen beide gebieden. In 1865 wordt de spoorlijn naar Kampen in gebruik genomen. Net als de Willemsvaart ruim veertig jaar eerder wordt opnieuw een scherpe lijn door het landschap getrokken. De scheiding tussen de polders Blalo en Spoolde wordt geformaliseerd met een spoordijk. De Grote Voort krijgt een spoorwegovergang. De Kamperpoort is binnen de eerste veertig jaar van de industrialisatie volledig begrensd door de stadsgracht en de Willemsvaart aan de zuidoostzijde, het Zwarte Water aan de noordoostzijde, de Zandwetering aan de noordwestzijde en de spoorlijn naar Kampen aan de zuidwestzijde. In de stedenbouwkundige structuur van de Kamperpoort zelf doen zich nauwelijks wijzigingen voor. Bij de aansluiting van de Willemsvaart met de stadsgracht neemt de bebouwing beperkt toe. Langs de Veerallee, aan de Karnemelksteeg, maar ook rond de Nieuwe Havenbrug verschijnt de eerste villabebouwing. Aan en rond de Hoogstraat worden in voormalige boerderijen de eerste fabriekjes opgezet.
In de decennia rond de eeuwwisseling (1900) verandert de stedenbouwkundige structuur van de Kamperpoort aanzienlijk. Dit gebeurt nauwelijks op een vooropgezette planmatige manier, maar schoksgewijs en volgens de eigen logica van bedrijven en instellingen die zich in de loop van de 19e eeuw gevestigd hebben. Aan de Hoogstraat en de erven aan de westzijde ontwikkelde zich de industrie van de ‘Zwolsche Brood Biscuit en Vermicellifabriek’ (Helders biscuitfabriek) en aan het Achterom de ‘Koninklijke Nederlandse Viltzeil-, Was en Leerdoekfabrieken De Vogel Van Calcar NV’ (vocaleumfabriek). De arbeiders woonden in de directe omgeving; in kleine huisjes aan onder andere de Hoogstraat, het Achterom en Kleine- en Grote Baan. De bebouwing rond de Veerallee wordt intensiever en aan de Emmastraat wordt de ‘Industrie en Huishoudschool’ gebouwd. In de jaren dertig volgen opnieuw grote veranderingen. Ten behoeve van woningen voor arbeiders worden op verschillende plekken in de wijk woningen gebouwd waarbij de Vogeltjesbuurt het meest opvalt door een rationele planmatige opzet. Aan de Karnemelksteeg verrijst op het terrein van een 19e eeuwse villa het ‘Onze Lieve Vrouwe pension’. Ook deze instelling zorgt net als de industrie voor de grote variatie aan gebouwgrootte en -type in de Kamperpoort. In 1931 wordt de nieuwe
veemarkt geopend. Het terrein beslaat een derde van het oppervlakte van de wijk en is bebouwd met
veehallen en een abattoir.
Aan de noordoostrand van het terrein worden woningen, scholen en horeca gebouwd. De wijk ‘verkleint’ wanneer de nieuwe stedelijke rondweg (nu A28) verdere uitbreiding naar het
noorden onmogelijk maakt. De combinatie van de gegroeide variatie op een relatief klein gebied maakt
de stedenbouwkundige structuur van de wijk zeer amorf.
In de jaren na de oorlog neem de mobiliteit over de weg enorm toe. De nieuwe stedelijke rondweg wordt
in de jaren zeventig ‘Rijksweg A28’ en verhoogd aangelegd. De afritten van de rijksweg zorgen er voor
dat de Hoogstraat ter plaatse van de Grote Voort verlegd wordt naar het westen waarmee het logische verband met de Gasthuisdijk verdwijnt. De Blaloweg en bedrijfsterrein ‘Voorst A’ ontzien de Gasthuisdijk,
maar mede door de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal, is het verband langs het eeuwenoude lint Kamperpoort – Frankhuis nagenoeg verdwenen. De ligging van de wijk tussen A28 en de binnenstad zorgt er voor dat deze volledig ingesloten wordt door grote verkeerswegen. De Willemsvaart, de Beestenmarkt (nu Harm Smeengekade) en de Katerdijk worden geasfalteerd en isoleren de Kamperpoort van haar omgeving. Naast de relatie met Frankhuis verdwijnt daarmee de relatie met het Zwarte Water en de binnenstad. Langzamerhand verdwijnen de fabrieken. De vocaleumfabriek als eerste, waarvoor kantoorgebouwen in de plaats komen die geen relatie hebben met de wijk. De biscuitfabriek verdwijnt ook maar daarvoor in de plaats komt zeepfabriek ‘De Fenix’. Mede door het isolement van de wijk neemt het voorzieningenniveau af, winkels en horeca verdwijnen. Stadsvernieuwing doet zijn intrede. Er worden nieuwe voorzieningen en nieuwe woningen gebouwd volgens de dan geldende ideeën over ruimtelijke ordening en architectuur. Oud en nieuw staan naast elkaar.