direct naar inhoud van 4.2 Milieu
Plan: Diezerpoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP10017-0004

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen de geluidszone zijn gelegen.

Op kaart 9 zijn de zone voor wegverkeerslawaai van de rijksweg A28 en de zone voor industrielawaai rond het bedrijventerrein Voorst weergegeven.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen.
Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur. Dit geldt voor de meeste wegen in het plangebied.
In het plangebied zijn de volgende wegen zoneplichtig:
Ceintuurbaan, rijksweg A28, Middelweg, Bisschop Willebrandlaan, Hogenkampsweg, Meppelerstraatweg, Van Wevelinkhovenstraat, Burg Roelenweg, Schuttevaerkade, Burgemeester Drijbersingel, Thomas à Kempisstraat, Floresstraat, Ruusbroecstraat, Geert Grotestraat, Pieter Steijnstraat, Casper Fagelstraat, Devotenstraat, en Rembrandtlaan.
Voor de de woningen van het bouwplan De Aloë, die binnen de 50 dB(A)-geluidscontour van de Ceintuurbaan of de Meppelerstraatweg liggen, is een hogere grenswaarde aangevraagd. Op 6 juni 2006 heeft de provincie Overijssel de beschikking hogere grenswaarden afgegeven.
Langs de zoneplichtige wegen zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

Ten behoeve van de reconstructie van de rijksweg A28 (benutting extra rijstrook in de spits) zijn geluidsreducerende en geluidwerende maatregelen getroffen (zeer open asfaltbeton (zoab), verhoging geluidscherm, en maximum snelheid van 80 kilometer per uur gedurende de spits). Nader zal worden onderzocht of er ondanks deze maatregelen nog woningen zijn, waarbij alsnog geluidwerende maatregelen aan de gevel dienen te worden getroffen.

Dove gevels voor woningen in De Aloë

Een gedeelte van de betreffende woningen grenst direct aan de parkeerplaats van DSM Resins BV. Teneinde de woningbouw op die plaats te kunnen realiseren, zijn de gevels van de desbetreffende woningen uitgevoerd als dove gevels.
Door de betreffende gevels grenzend aan de parkeerplaats van DSM Resins BV uit te voeren als een constructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35 dB(A), is de constructie daarmee aan te merken als een dove gevel.
In het kader van de Wet milieubeheer is voor wat betreft beoordeling van geluidhinder aangesloten bij de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening van het Ministerie van VROM d.d. oktober 1998. Hiermee is ondubbelzinnig vast komen te liggen dat de dove gevels grenzend aan de parkeerplaats van DSM Resins BV niet beschouwd behoefden te worden ten aanzien van het aspect geluid afkomstig van de omliggende bedrijven.
In de verdere uitwerking van de gevels is de nodige aandacht geschonken aan de wijze van opbouw en samenstelling van de betreffende gevels.

De dove gevel bij de woningen is opgenomen op de plankaart en in de voorschriften van het bestemmingsplan De Aloë en dient ook in het nieuwe bestemmingsplan Diezerpoort te worden opgenomen.

Geluidwerende voorzieningen voor woningen in De Aloë

Rondom het bouwplan voor woningen in De Aloë, maar binnen het plangebied, zijn een aantal bedrijven gelegen. Deze bedrijven hebben een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer of vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit ('Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer'). In de planvorming voor De Aloë is onderzocht voor welke bedrijven de woningbouw een belemmering kon zijn voor de geluidsvoorschriften uit de vergunning of het besluit. Aansluitend zijn de bedrijven bezocht en geïnventariseerd. Bij de inventarisatie is de actuele bedrijfssituatie inclusief toekomstige ontwikkelingen binnen een termijn van 3 jaar vastgelegd. Dit heeft per bedrijf als basis gediend voor de geluidsonderzoeken.
De verhuizing van Autowasstraat Nuri naar de voormalige locatie van Smit & Co aan de Ceintuurbaan 3 is in de onderbouwing toen aangemerkt als redelijkerwijs te verwachten toekomstige ontwikkeling.
Bij één van de omliggende bedrijven (Vishay BCcomponents ) was ten aanzien van de toenmalige situatie ter plaatse van de bestaande bebouwing sprake van overschrijdingen van de vigerende grenswaarden. Dit betekende dat dit bedrijf voorzieningen moest treffen om te kunnen voldoen aan de vigerende grenswaarden.
Ter plaatse van de woningen in De Aloë werden de te hanteren grenswaarden eveneens overschreden. Het betreft de geluidsemissie van Rengers betonboringen en Vishay BCcomponents . Teneinde woningbouw mogelijk te maken was het noodzakelijk om een aantal voorzieningen te treffen. Deze voorzieningen bestaan uit:

  • 1. Het aanbrengen van een scherm nabij Rengers, aansluitend op de dove gevel aan de noordzijde van de tuinmuurwoningen. De afschermende maatregel werd geïntegreerd in het ontwerp van de woningen. De kosten van de voorziening kwamen ten laste van de woningbouwontwikkeling.
  • 2. Het aanbrengen van geluiddempers aan ventilatoren, schermen nabij koeltorens en aanpassing van geluidsvoorschriften van maximale geluidsniveaus bij Vishay BCcomponents . Met het aanbrengen van de vermelde voorzieningen werden eveneens de grenswaarden uit de vigerende vergunning gerespecteerd. De kosten voor deze voorzieningen kwamen deels ten laste van de woningbouwontwikkeling en deels ten laste van Vishay BCcomponents.

Aan Vishay BCcomponents is inmiddels een revisievergunning verleend.
Het aanpassen van milieuvergunningen van andere bedrijven in het plangebied (DSM, Colorworks) is eveneens voorzien.

Het scherm bij Rengers is opgenomen op de plankaart en in de voorschriften van het bestemmingsplan De Aloë en dient ook in het nieuwe bestemmingsplan Diezerpoort te worden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP10017-0004_0062.png"

Geert Grootestraat

Bij vrijwel alle bouwlagen van het nieuwe appartementencomplex wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege wegverkeerslawaai op de rijksweg A28 overschreden. Hogere grenswaarden zijn verleend voor vaststelling van het bestemmingsplan Geert Grootestraat, Van Schoonhovenstraat. De maximale ontheffingswaarde van 58 dB voor vervangende nieuwbouw van woningen wordt niet overschreden en voor alle waarneempunten is een ontheffing van een hogere grenswaarde van maximaal 58 dB voor de rijksweg A 28 vastgesteld.

Hogenkampsweg 17

Relevante zoneplichtige wegen nabij het gebied zijn: de Hogenkampsweg en de Meppelerstraatweg.
De maximale geluidsbelasting ten gevolge van de Hogenkampsweg is 58 dB inclusief aftrek artikel 110 g Wgh. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde Wet geluidhinder overschreden. De maximale ontheffingswaarde Wet geluidhinder van 63 dB wordt niet overschreden.
De geluidsbelasting ten gevolge van Meppelerstraatweg bedraagt maximaal 38 dB inclusief aftrek artikel 110 g Wgh. Daarmee wordt zowel de voorkeursgrenswaarde als de maximale ontheffingswaarde niet overschreden.
Bij vaststelling van dit bestemmingsplan dienen hogere waarden te worden verleend *).

Conclusies geluidsonderzoek Hogenkampsweg 17

De geluidsbelasting ten gevolge van de Hogenkampsweg op de te realiseren woningen bedraagt 58 dB (Lden) en voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai van 48 dB Lden, maar ligt wel onder de maximale ontheffingswaarde voor binnenstedelijk gebied (63 dB Lden).
De geluidsbelasting ten gevolge van de Meppelerstraatweg op de te realiseren woningen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer van 48 dB Lden.
De grenswaarde voor 'Stedelijk gebied' (58 dB) uit het Gebiedsgericht Milieubeleid van de gemeente Zwolle wordt niet overschreden.
Er zijn extra maatregelen aan de woningen en hogere grenswaarden noodzakelijk om deze twee woningen te kunnen realiseren. Hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld, want maatregelen aan de bron en in het overdrachtsgebied zijn onvoldoende doeltreffend en zijn financieel niet realistisch.
De geluidsbelasting ten gevolge van alle wegen tezamen op de te realiseren woning bedraagt zonder extra maatregelen maximaal 63 dB Lden. In het kader van het Bouwbesluit zijn extra maatregelen nodig aan de gevels en daken van de woningen. De aanvrager zal door middel van een bouwfysisch onderzoek aan moeten tonen dat met inachtneming van de berekende gevelbelastingen aan het binnenniveau in de geluidsgevoelige ruimten van de woning (33 dB) wordt voldaan.

*) Een hogere waarde van 58 dB Lden is door burgemeester en wethouders op 19 juni 2012 verleend (PU1202-0069).

Burgemeester Roelenweg Oost

Het plan omvat woonfuncties ten behoeve van studentenhuisvesting en zorgfuncties. Zowel de woon- als de zorgfuncties dienen te worden aangemerkt als geluidgevoelig.
De voor de geluidsgevoelige functies relevante geluidsbronnen in en in de omgeving van het plangebied betreffen:

  • wegverkeerslawaai vanwege de rijksweg A28,
  • wegverkeerslawaai vanwege de Katerdijk, Pannenkoekendijk, Burgemeester Roelenweg, Govert Flinckstraat en Schuttevaerkade,
  • industrielawaai vanwege het ingevolge de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein Voorst,
  • industrielawaai vanwege bestaande bedrijven in de omgeving van het plangebied,
  • industrielawaai vanwege het parkeren in het plangebied.

De geluidsbelasting ten gevolge van bovengenoemde bronnen ter plaatse van de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen is onderzocht. Aangezien uit het onderzoek blijkt dat bij vrijwel alle woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden vanwege wegverkeerslawaai wordt overschreden, dienen hogere grenswaarden te worden verleend op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.
Voor woningen, waarvan ook de maximale ontheffingswaarde wordt overschreden, kunnen geen hogere grenswaarden worden vastgesteld. Voor deze woningen moet in het ontwerp van de woningen al rekening worden gehouden met één van de volgende maatregelen:

  • het zodanig vormgeven van de wooneenheden zodat de geluidsbelasting ter plaatse van de gevels van verblijfsruimten niet hoger is dan de maximale grenswaarde;
  • het toepassen van dove gevels. Aangezien het wooneenheden betreft die bestaan uit één ruimte met veelal maar één buitengevel vergt dit een bijzondere ontwerpopgave. Ook kan bij het ontwerp gedacht worden aan een vliesgevel.

Conclusies geluidsonderzoek Burgemeester Roelenweg Oost

Door VolkerWessels Bouw & Vastgoedontwikkeling Noord-Oost BV wordt het plan Studentenhuisvesting Burgemeester Roelenweg te Zwolle ontwikkeld. Om dit plan mogelijk te maken, wordt het bestemmingsplan herzien en wordt een projectuitvoeringsbesluit genomen. Onderdeel van het projectuitvoeringsbesluit is een akoestische onderbouwing. Hiertoe is in opdracht van VolkerWessels door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd (referentie 20080373-08v8; datum 23 augustus 2012).

Het totaalplan bestaat uit de realisatie van vier gebouwen (A t/m D) voor studentenhuisvesting. Deze gebouwen krijgen een woonfunctie, uitgezonderd gebouw A, waarvan de onderste drie bouwlagen zijn bestemd voor gezondheidszorg (waaronder verslaafdenopvang). Daarnaast zal de realisatie van deze gebouwen in twee fases plaatsvinden. In de eerste fase zullen de woongebouwen A t/m C worden gerealiseerd. In de latere tweede fase zal combinatiegebouw D worden gerealiseerd.

Dit voorliggende akoestisch onderzoek heeft betrekking op de eerste fase van het totaalplan en heeft dus betrekking op de gebouwen A t/m C. Doel van het akoestisch onderzoek is beoordelen of, ter plaatse van de geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten het gebied, sprake is van waarborging van een goed woon- en leefklimaat.
Het projectuitvoeringsbesluit heeft uitsluitend betrekking op de Studentenhuisvesting en de zorgcluster. In het naastgelegen gebied, begrensd door het Zwarte Water, de rijksweg A28, Burgemeester Roelenweg en de Pannekoekendijk zijn kantoorfuncties en een gezondheidszorgfunctie aanwezig. Bij de ontwikkeling van deze functies is reeds onderzoek gedaan naar het woon- en leefklimaat, dan wel werkklimaat. Daarom wordt in dit akoestisch onderzoek slechts ingegaan op het woon- en leefklimaat voor het plan van de Studentenhuisvesting en de zorgcluster.

Het plangebied ligt in de zone van de rijksweg A28 en de zones van meerdere binnenstedelijke wegen. Uit het onderzoek naar de geluidbelasting ter plaatse van gevels van geluidsgevoelige functies binnen het plangebied, is gebleken dat ten gevolge van de rijksweg A28 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (Lden) wordt overschreden. Op de kopgevel van gebouw C wordt tevens de maximale ontheffingswaarde voor buitenstedelijk gebied van 53 dB (Lden) overschreden. Uit berekeningen is gebleken dat het verhogen van bestaande schermen langs de Rijksweg A28 niet leidt tot een significante verlaging van de geluidsbelasting ter plaatse van de studentenwoningen.
De gevels van de gebouwen waar niet aan de maximale hogere waarde wordt voldaan, dienen 'doof'' te worden uitgevoerd. In de volgende figuur zijn de doof uit te voeren geveldelen in rood aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP10017-0004_0063.png"

Dove gevels in rood

Daarnaast is sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de Pannekoekendijk. De maximale ontheffingswaarde voor woonfuncties in een binnenstedelijke situatie, 63 dB (Lden), wordt niet overschreden. In gebouw A worden naast woonfuncties ook zorgfuncties gerealiseerd. De maximale ontheffingswaarde hiervoor bedraagt ook 63 dB (Lden). Dit geluidsniveau wordt niet overschreden.

Industrielawaai

De Vrolijkheid

In de omgeving van het plangebied is het bedrijventerrein De Vrolijkheid gelegen. Dit was een gezoneerd industrieterrein in de zin van de Wgh. Rond dit terrein moest een geluidzone industrielawaai worden vastgelegd, welke ook over een gedeelte van het plangebied van Diezerpoort liep.
Deze zone is op de plankaart van het geldende bestemmingsplan De Aloë nog weergegeven. Inmiddels is er een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijventerrein De Vrolijkheid tot stand gekomen, waarin geen mogelijkheden meer zijn opgenomen voor de vestiging van bedrijven, welke verplichten tot het opnemen van een geluidzone industrielawaai (de zogenaamde zware lawaaimakers). Bestaande 'zware lawaaimakers' waren al niet aanwezig op het terrein. In het nieuwe bestemmingsplan Diezerpoort behoeft deze geluidzone daarom niet meer te worden opgenomen.

Brandweerpost Noord

Om te onderzoeken of een brandweerpost in het kader van een goede ruimtelijke ordening mogelijk was op de locatie Dennenstraat heeft de gemeente een akoestisch onderzoek laten uitvoeren door Alcedo (Brandweerpost Noord te Zwolle, Akoestisch onderzoek, 21 mei 2010).
In het akoestisch onderzoek is berekend hoeveel geluid afkomstig is van de brandweerpost. Daarbij is rekening gehouden met de zogenaamde representatieve bedrijfssituatie. Dat betekent dat rekening is gehouden met het aantal malen dat de brandweerwagens uitrukken, de tijdstippen van uitrukken en de routes die worden gebruikt (uitrukken via de Middelweg) Daarnaast zijn het aantal personenauto's en busjes die het terrein op en af rijden belangrijk. Akoestisch relevant zijn ook de kleinschalige oefeningen die op het kazerneterrein plaatsvinden. Het gaat om oefeningen met hydraulisch gereedschap. Met een spreider en een schaar zullen bijvoorbeeld auto's worden 'opengeknipt'. Bij dit gereedschap wordt gebruik gemaakt van een benzineaggregaat. De oefeningen kunnen plaatsvinden in de dag en avondperiode. De dagperiode is in dit onderzoek van 7.00 tot 19.00 uur en de avondperiode duurt van 19.00 tot 23.00 uur. Andere oefeningen die de brandweer doet zijn niet akoestisch relevant en zijn daarom niet meegenomen in het onderzoek.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat kan worden voldaan aan de normstelling uit het Activiteitenbesluit (afdeling 2.8 Geluidhinder, artikel 2.17 tot en met 2.22), indien een aantal maatregelen worden getroffen.
Aan de zijde van de Dennenstraat en het schoolgebouw ten westen van de locatie moet een geluidscherm worden geplaatst van 2 meter hoog. Op deze manier wordt het geluid van rijbewegingen op het kazerneterrein en oefengeluiden afgeschermd voor de omwonenden en scholieren.
De oprijlaan naar het kazerneterrein moet zodanig worden ingericht dat de terugkerende brandweerwagens achter het geluidsscherm wachten op de opening van de automatische poort. Ook personenauto's van personeel moeten wachten achter het geluidsscherm. Tevens moeten brandweerwagens worden uitgerust met de mogelijkheid op afstand de poort te bedienen. Op deze manier wordt in een aantal gevallen de wachttijd vermeden en wordt het geluid van afremmende en optrekkende brandweervoertuigen verminderd.
Het oefenen met akoestisch relevante apparatuur, de benzinegenerator voor spreiden en knippen, mag maximaal een half uur per dag plaatsvinden. In het kader van de melding op grond van de wet Milieubeheer moeten hiervoor maatwerkvoorschriften worden opgesteld.
Overige oefeningen die niet akoestisch relevant zijn worden niet beperkt.
Er behoeven geen voorschriften te worden verbonden aan de maximale geluidsniveaus als gevolg van het uitrukken van de brandweerwagens (sirenes). Er is hier sprake van algemeen belang en conform artikel 2.22 uit het Activiteitenbesluit kan het geluid van de sirenes buiten beschouwing worden gelaten bij de toetsing aan de normen. De gemeente Zwolle zal geen voorschriften verbinden aan het gebruik van de sirenes op grond van een bestemmingsplan. In de praktijk hanteert de brandweer al interne richtlijnen voor het gebruik van de sirenes. Ook de chauffeurs van de brandweerwagen zijn terughoudend in het gebruik van de sirenes. Om die reden wordt geen hinder verwacht.

Voorst

In het uiterste westen van het plangebied ligt een klein gedeelte van het tracé van de rijksweg A28 in de geluidszone industrielawaai van het bedrijventerrein 'Voorst'. In de nabijheid van deze locatie zijn studentenwoningen gepland in een gebouw met zes woonlagen. Vanwege de bouwhoogte is onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting van het industrieterrein op de gevels van de woningen, zie 'Conclusies geluidsonderzoek Burgemeester Roelenweg Oost'.

Conclusies geluidsonderzoek Burgemeester Roelenweg Oost

(referentie 20080373-08v8; datum 23 augustus 2012)
Nabij het gebied is het, ingevolge de Wet geluidhinder, gezoneerde industrieterrein ‘Voorst’ gelegen. De geluidsproductie van dit industrieterrein is als geheel ingevoerd in een akoestisch rekenmodel. Daaruit blijkt dat de geluidbelasting, ten gevolge van het industrieterrein, op de gevels van gevoelige functies binnen het gebied ten hoogste 47 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. Dit aspect vormt geen bedreiging voor het woon- en leefklimaat van het gebied.

In de omgeving van het gebied bevinden zich bestaande inrichtingen, welke beschikken over geluidruimte. Door de realisatie van gevoelige functies binnen het plan Studentenhuisvesting is het mogelijk dat bedrijven beperkt worden in de bedrijfsvoering. Dit is vooral het geval indien de nieuwe gevoelige functies zich op kortere afstand dan bestaande gevoelige functies bevinden. Per inrichting is in kaart gebracht of er mogelijk sprake is van een belemmering. Indien sprake is van een mogelijke beperkende werking die uitgaat van het plan, is de situatie per inrichting nader beschouwd.

Cumulatieberekeningen conform de Wet geluidhinder zijn uitgevoerd. Gebleken is dat de effecten door de samenloop van geluidsbronnen als acceptabel aan te merken zijn.
Tevens zijn cumulatieberekeningen uitgevoerd conform de methode Miedema. Hieruit blijkt dat de meeste resultaten vallen in de categorie 65-70 dB(A). Deze niveaus komen overeen met de beoordeling 'slecht'. De hoogst berekende milieukwaliteitsmaat is 68 dB(A), te beoordelen als 'slecht'.

Spoorweglawaai

In en in de nabije omgeving van het plangebied zijn geen spoorwegen aanwezig. Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.

4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt in de wijk (zie paragraaf 2.2.4.4 Economische voorzieningen).
Alle bedrijven in de gemeente Zwolle beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van het Activiteitenbesluit.

De bedrijvigheid op het bedrijventerrein Floresstraat leverde beperkingen op voor ontwikkeling van woningbouw in de omgeving. In het vigerende bestemmingsplan De Aloë uit 2007 zijn op het terrein de bedrijfscategorieën 1, 2 en 3 uit de VNG-publicatie Bedrijven- en milieuzonering uit 1999 toe gelaten.
Op het bedrijventerrein zijn alle drie categorieën ook aanwezig en van invloed op aangrenzende woningen in het plangebied. Om de gewenste ontwikkeling van het woningbouwplan voor De Aloë planologisch acceptabel te maken, in de zin dat hindergevoelige functies dienen te worden gescheiden van hinder veroorzakende functies, is in het bestemmingsplan De Aloë gekozen voor een inwaartse zonering van het resterende bestaande bedrijventerrein Floresstraat. Hiervoor dienden de bestemmingsbepalingen uit het daarvoor geldende bestemmingsplan Dieze Oost uit 1984 voor dit bedrijventerrein aangepast te worden. Als basis voor het opstellen van de bestemmingsbepalingen en de milieuzonering van het bestemmingsplan De Aloë is de vergunde situatie van de individuele bedrijven als uitgangspunt gehanteerd. Dit uitgangspunt is in het nieuwe bestemmingsplan voor de gehele wijk Diezerpoort overgenomen.

De verspreid door rest van de wijk Diezerpoort aanwezige kleinschalige bedrijvigheid heeft weinig invloed op de milieusituatie aldaar.

4.2.3 Trillingen

Als mogelijke relevante trillingsbronnen voor de woonomgeving zijn de bedrijven op het bedrijventerrein Floresstraat en het wegverkeer op de Ceintuurbaan, Meppelerstraatweg en Brederostraat aan te merken. Als uitgangspunt voor de beoordeling van mogelijke trillingshinder is de SBR-richtlijn B 'Hinder voor personen in gebouwen door trillingen' gehanteerd.

Op het bedrijventerrein Floresstraat zijn nog diverse bedrijven actief. Bij deze bedrijven vinden geen werkzaamheden plaats die relevante trillingshinder kunnen veroorzaken ter plaatse van de woningen.

Voor de wegen geldt dat de sterkste trillingen afkomstig zijn van het aandeel zwaar verkeer. Hieronder vallen bussen en vrachtwagens. Het trillingsniveau is verder afhankelijk van de wegdekverharding (op de betrokken wegen voornamelijk asfalt) en de bodemstructuur (voornamelijk zand, klei en veen). Op basis van deze gegevens bedraagt de afstand uit het hart van de weg waarbuiten geen trillingshinder ontstaat circa 25 meter. De meeste woningen in het plangebied zijn op een grotere afstand dan 25 meter uit de as van de bovengenoemde wegen gelegen, waarmee er dus voor deze woningen geen sprake zal zijn van trillingshinder.

4.2.4 Luchtkwaliteit

In 2007 heeft de gemeente Zwolle ter voorbereiding op de vaststelling van het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007 - 2011 de luchtkwaliteit berekend ten gevolge van het autoverkeer op de gemeentelijke wegen en de rijksweg A28 in 2010 en 2020.
Gebleken is dat zich in het plangebied een aantal problemen voordoet. Voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) wordt de grenswaarde overschreden langs de rijksweg A28, de Schuttevaerkade, de Vechtstraat en de Ceintuurbaan. Bij de rijksweg A28 en de Ceintuurbaan gaat het zelfs om een overschrijding van de plandrempel.
Voor fijn stof (PM10) geldt dat langs de rijksweg A28 en de Ceintuurbaan de plandrempel voor het jaargemiddelde wordt overschreden. De grenswaarde voor het 24 uur-gemiddelde PM10 wordt behalve langs de A28 en de Ceintuurbaan ook overschreden langs de Schuttevaerkade, de Vechtstraat, de Middelweg en de Burgemeester Drijbersingel.
Het Rijk heeft zich tot doel gesteld hiervoor maatregelen te treffen. Reden hiervoor is dat de overschrijding van de normen voor fijn stof vooral wordt veroorzaakt door een hoog achtergrondniveau, waarbij de bronnen voor een deel ook buiten Nederland liggen.
Door de wijzigingen aan de Ceintuurbaan (buiten plangebied) alsmede het nemen van generieke maatregelen wordt de situatie in het overschrijdingsgebied verbeterd, hetgeen blijkt uit de berekeningen van de toekomstige situatie.
In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen, die 'in betekende mate' van invloed zijn op de luchtkwaliteit in het plangebied.

Hogenkampsweg 17

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit stelsel speelt het begrip 'niet in betekende mate' (NIBM) een belangrijke rol. Het besluit NIBM (Niet In Betekenende Mate) legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij als aannemelijk is dat het project een toename (veelal door verkeer) van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofoxide.
Het planologisch mogelijk maken van de realisatie van twee woningen zal niet leiden tot een zodanige toename van verkeer. In de huidige situatie ,wijkonderkomen, is er ook sprake van rijbewegingen. Het project is te karakteriseren als 'niet in betekenende mate'. Een verder onderzoek naar de luchtkwaliteit is dan ook niet nodig.
Overigens is bij de gemeente bekend dat uit eerdere berekeningen in het kader van de jaarlijkse rapportage blijkt dat voor de stoffen NO2, CO, benzeen en fijn stof (PM10) de grenswaarde voor het jaargemiddelde in dit gebied niet worden overschreden.

Burgemeester Roelenweg Oost

Voor de planlocatie zijn met name de Burgemeester Roelenweg en de Pannekoekendijk van belang.
De analyse van de luchtkwaliteit zoals opgenomen in het luchtkwaliteitsplan Zwolle laat zien dat in 2010 en 2020 geen overschrijdingen van de normen zijn te verwachten langs de Burgemeester Roelenweg en de Pannekoekendijk. Voor 2020 is een bijna-overschrijding (38-40 ug/m3) van de norm voor NO2 (40 ug/m3) te verwachten.
Het besluit NIBM (Niet In Betekenende Mate) legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project draagt Niet In Betekenende Mate bij als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofoxide.

Luchtkwaliteitsonderzoek Burgemeester Roelenweg Oost

Door VolkerWessels Bouw & Vastgoedontwikkeling Noord-Oost BV wordt het plan Studentenhuisvesting Burgemeester Roelenweg te Zwolle ontwikkeld. Om dit plan mogelijk te maken, wordt het bestemmingsplan herzien en wordt een projectuitvoeringsbesluit genomen. Onderdeel van het besluit is een onderbouwing met betrekking tot de luchtkwaliteit binnen het gebied. Hiertoe is in opdracht van VolkerWessels door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (referentie 20080373-25; datum 29 maart 2012).

Bij de besluitvorming dienen de luchtkwaliteitsaspecten die samenhangen met de realisatie van het plan in acht genomen te worden. Concreet betekent dit dat het plan getoetst dient te worden aan de bepalingen uit de 'Wet luchtkwaliteit' en onderliggende (vigerende) wet- en regelgeving. Daarnaast dient, in het kader van de ruimtelijke onderbouwing van het plan, een afweging gemaakt te worden ten aanzien van de luchtkwaliteit in relatie tot de beoogde bestemmingen.
In het luchtkwaliteitsonderzoek zijn de voor luchtkwaliteit maatgevende stoffen ter plaatse van het plangebied en langs de direct aangrenzende rijksweg A28 en omliggende ontsluitingswegen van het plangebied berekend voor de situatie inclusief ontwikkeling van het plan. De berekende concentraties zijn getoetst aan de luchtkwaliteitseisen uit vigerende wet- en regelgeving.

Conclusies luchtkwaliteitsonderzoek Burgemeester Roelenweg Oost

De concentraties zijn beoordeeld conform de eisen uit de Wet luchtkwaliteit en het Besluit Gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) en vormen de basis voor het maken van een goede afweging, omtrent het aspect luchtkwaliteit in de ruimtelijke onderbouwing.

Uit het onderzoek volgt dat de grenswaarden voor fijn stof en NO2 ruimschoots worden gerespecteerd ter plaatse van de gevoelige functies binnen het plangebied. Gelet op de bevindingen vormen de Wet luchtkwaliteit en het Besluit Gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) geen belemmering voor de besluitvorming.

4.2.5 Bodemkwaliteit

Het plangebied betreft een woongebied met verspreid door de wijk aanwezige kleinschalige bedrijvigheid. Op grond van de inventarisatie van het Historisch Bodembestand (HBB) is gebleken, dat er 375 locaties zijn waar bedrijfsmatige activiteiten, welke potentieel bodembedreigend zijn, hebben plaatsgevonden of nog steeds plaatsvinden.
Verder waren er bij veel woningen ondergrondse HBO-tanks aanwezig. Inmiddels zijn deze tanks buitengebruik, maar ze zijn nog niet allemaal bekend bij de Gemeente Zwolle en/of gesaneerd. Er is ook bekend dat er in het verleden ophogingen met puin hebben plaatsgevonden in het oud stedelijk gebied. Al deze activiteiten kunnen bodemverontreinigingen veroorzaakt hebben.
Uit het bodemarchief komen de onderstaande locaties naar voren. Dit zijn locaties waar bodemonderzoek heeft plaatsgevonden en waar sterk verhoogde gehalten zijn aangetroffen, dan wel een ernstig geval van bodemverontreiniging aanwezig is. Een aantal locaties is door middel van een tekstbalk specifiek op kaart 10 aangegeven.

  • 1. Vechtstraat 54-70: Betreft grond en grondwaterverontreiniging ten gevolge van een voormalige chemische wasserij. Deze verontreiniging is gesaneerd, maar er is wel een restverontreiniging bij nummer 70 met chloorkoolwaterstoffen in de grond en het grondwater achtergebleven.
  • 2. Vechtstraat 77: Betreft een ernstige grondverontreiniging met minerale olie ten gevolge van het benzinestation, dat gesaneerd is in 1994. Bij deze verontreiniging is een restverontreiniging achtergebleven met minerale olie en vluchtige aromaten onder een schuur. Echter er heeft wel nalevering plaatsgevonden van deze stoffen in het grondwater.
  • 3. Eikenstraat 20: Verontreinigd met asbest. Er is wel een saneringsplan ingediend, welke door de Provincie in 2004 is goedgekeurd. Voorzover bekend is, is er nog geen sanering uitgevoerd.
  • 4. Rembrandtlaan (Zamenhofsingel): Ernstige grondverontreiniging met zware metalen en PAK ten gevolge van de voormalige stort. Deze verontreiniging is gesaneerd in 1996, maar er is een restverontreiniging achtergebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP10017-0004_0064.png"

  • 5. Rembrandtlaan: Betreft een ernstige grondverontreiniging met asbest, zware metalen, PAK en minerale olie. Deze verontreiniging is gesaneerd in 2000 ten behoeve van nieuwbouw. Er is een restverontreiniging achtergebleven buiten het terrein met minerale olie en zink
  • 6. Schuttevaerkade (Saveco & Philips): Ter plaatse van het Savecoterrein is de grond deels gesaneerd. De andere deelsanering zal plaats vinden na de sloop van het gebouw. Deze grondverontreiniging is beschikt op ernstig, niet urgent. Ter plaatse van het Campanillehotel heeft eveneens een deelsanering van de grond plaatsgevonden. De rest van het terrein moet ook nog gesaneerd worden
  • 7. Gasfabriekterrein: Het oude gasfabriekterrein ligt in het centrum van de stad, een deel van de diepe grondwaterverontreiniging van de voormalige gasfabriek is ook in Diezerpoort terecht gekomen. De verontreiniging is beschikt op ernstig, urgent en de sanering zal binnen vier jaar vanaf maart 2004 plaatsvinden.
  • 8. Oud stedelijke verontreinigingen:
    Schoolstraat/Warmoesstraat: betreft verhoogde gehalten aan zink, lood en PAK in de grond. Er is geen nader onderzoek uitgevoerd. Uit het bodeminformatiesysteem blijkt dat er geen nader onderzoek zal plaatsvinden tot de bestemming zal worden gewijzigd. Ter plaatste van de school is het wel gesaneerd.
    Thomas à Kempisstraat 31: betreft een diffuse verontreiniging met lood, zink en PAK. Er is een saneringsplan ingediend in 2003. Er is nog geen saneringsevaluatie ingediend. Waarschijnlijk zal er een restverontreiniging achterblijven.
    Langenholterweg 10: dit betreft een ernstige grondverontreiniging met PAK, zink en lood. Deze is beschikt op ernstig, niet urgent. Er is niks bekend of deze verontreiniging gesaneerd gaat worden.
    Vechtstraat 10-12: dit betreft een ernstige verontreiniging met koper, lood, zink en PAK. De verontreiniging is beschikt op ernstig, niet urgent.

Aloëterrein

Voormalig DSM-terrein: Voor het bestemmingsplan De Aloë zijn 6 bodemonderzoeken verricht.
Voormalig terrein De Ruiter: Voor het bestemmingsplan De Aloë zijn 9 bodemonderzoeken verricht.
Voormalig terrein Berendsen en De Graaf: Voor het bestemmingsplan De Aloë zijn 5 bodemonderzoeken verricht.
Op al deze bodemonderzoeken ten behoeve van de woningbouw op het voormalige Aloëterrein wordt uitgebreid ingegaan in de toelichting op het bestemmingsplan De Aloë. De betreffende woningbouw is inmiddels gerealiseerd en de in de bodemonderzoeken aanbevolen maatregelen zijn in het kader van deze woningbouw uitgevoerd.
Op basis van de resultaten van de onderzoeken kan worden gesteld dat het terrein niet geheel vrij is van verontreinigingen. Indien in de toekomst grond van de locatie wordt afgevoerd dient volledigheidshalve te worden vermeld dat, in verband met het Bouwstoffenbesluit, specifiek onderzoek dient te worden uitgevoerd om vast te stellen of en op welke wijze hergebruik van vrijkomende grond kan plaatsvinden.

Brandweerpost Noord

In 1999 heeft de gemeente Zwolle aan Mateboer milieutechniek opdracht gegeven voor de uitvoering van een verkennend bodemonderzoek op de locatie Dennenstraat 3 (Verkennend bodemonderzoek op verschillende locaties van het Deltion College in Zwolle, projectnummer 990739/JvW, 9 december 1999). Uit dit onderzoek blijkt dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen beperkingen aan het gebruik van de locatie worden gesteld.

Hogenkampsweg 17

Er zijn voor deze woningbouwlocatie geen aanwijzingen dat de bodemkwaliteit ongeschikt is voor de functie wonen. De bodemkwaliteit vormt geen beperking.

Burgemeester Roelenweg Oost

De verwachting is dat medio 2013 wordt gestart met de bouwwerkzaamheden. Voorafgaand hieraan worden de opstallen van de Taxi Centrale Zwolle gesloopt en vindt een bodemsanering plaats. Er is namelijk sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
Op de locatie is sprake van ernstige bodemverontreiniging, die in de beschikking van 11 december 2001 omschreven is als urgent, waarbij als uiterste datum van aanvang van sanering geldt 1 december 2011. Dit volgt uit de Beschikking Wet Bodembescherming, Provincie Overijssel, 11 december 2001, WB/2001/4612. Op de locatie is sprake van verontreiniging van de grond met zware metalen, minerale olie, PAK, vluchtige aromaten en fenolverbindingen. Het grondwater is eveneens sterk verontreinigd met PAK, vluchtige aromaten, minerale olie en fenolverbindingen. De verontreiniging in het diepe grondwater (6-25 m –mv) is in noordelijke en westelijke richting nog niet geheel afgeperkt.
Het freatisch grondwater boven het veen is sterk verontreinigd met vluchtige aromaten (benzeen) en PAK (naftaleen) in een gebied waar ook een verontreiniging van de grond met teerproducten en minerale olie is vastgesteld.
Het grondwater vlak onder het klei-op-veen pakket is sterk verontreinigd met vluchtige aromaten (benzeen), PAK (naftaleen), fenolen en minerale olie. De omvang van de verontreiniging op dit niveau is groter dan de omvang op freatisch niveau. De verontreiniging van het grondwater dieper dan circa 6 m –mv bevindt zich in westelijke richting op een toenemende diepte. Verder in westelijke richting buiten het brongebied is het grondwater op hetzelfde niveau veel sterker verontreinigd, namelijk met vluchtige aromaten en fenolen en met PAK en minerale olie.
Daarnaast heeft onderzoek plaatsgevonden naar bodemverontreiniging in de vorm van asbest (Asbestonderzoek Pannekoekendijk te Zwolle, R-PVE/206, Rijssen 26 mei 2008). In de bovengrond van de onderzoekslocatie zijn plaatselijk bijmengingen met asbestverdachte materialen aangetroffen. De bijmengingen zijn echter niet zodanig dat deze geleid hebben tot sterke verontreiniging met asbest. Uitzondering hierop vormt sleuf 501 waar wel sprake is van een sterke verontreiniging met asbest. In de ondergrond zijn geen bijmengingen met asbestverdachte materialen aangetroffen. Analytisch is in de ondergrond geen sprake van verontreiniging met asbest.
In het kader van de herontwikkeling van de locatie is een actualisatie uitgevoerd van de verontreinigingsituatie op de locatie Pannekoekendijk hoek Burgemeester Roelenweg te Zwolle ('Bodemsanering Pannekoekendijk hoek Burgemeester Roelenweg te Zwolle', R-PVE/457, Rijssen 20 oktober 2009. Het betreft een actualisering van het concept-rapport “Bodemonderzoek ten behoeve van aanleg parkeerkelder Pannekoekendijk te Zwolle”, R-PVE/167, versie 02, Rijssen 31 maart 2008).
Voor de locatie is een Saneringsvisie bodemsanering opgesteld ('Saneringsvisie bodemsanering Pannekoekendijk hoek Burgemeester Roelenweg te Zwolle', R-PVE/437, Rijssen 24 november 2009). Met de in de saneringsvisie beschreven saneringsaanpak vormt de bodemkwaliteit onder de nieuwe bebouwing geen belemmering voor eventuele saneringswerkzaamheden.
De saneringsvisie is overlegd met het Bevoegd Gezag Wet bodembescherming en deze kan daarmee akkoord gaan. Zeer uitdrukkelijk is daarbij aangegeven dat de saneringsvisie echter geen saneringsplan is. Een dergelijke saneringsplan is inmiddels opgesteld.
Het Bevoegd Gezag dient met dit saneringsplan in te stemmen. Conform het geldende bodembeleid dient een dergelijk saneringsplan om de locatie, vanuit de optiek bodembescherming, geschikt te maken voor het beoogde doel enerzijds en het beperken of wegnemen van de de verspreidingsrisico's zoals deze in de beschikking van de provincie zijn beschreven.

Nieuw bodemonderzoek

Kortweg kan gezegd worden dat onder andere in de volgende kaders nieuw bodemonderzoek (wellicht gevolgd door bodemsanering) kan worden verlangd:

  • bouwaanvraag;
  • vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer;
  • grondverzet;
  • Wet bodembescherming;
  • bestemmingsplanwijziging.
4.2.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

Vuurwerk

Opslag van vuurwerk vindt plaats aan de Rembrandtlaan nr 70 (fietsenwinkel). Deze inrichting valt onder de Wet milieubeheer. In het kader van deze wet worden maatregelen en voorzieningen voorgeschreven, die er voor zorgen dat de risico's voldoende beheersbaar blijven. De gemeente ziet er op toe dat de inrichting de voorschriften naleeft.

Tankstations en opslag gevaarlijke stoffen aan de Ceintuurbaan bij het bedrijventerrein Floresstraat

Op 27 oktober 2004 zijn het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden. Op basis van dit besluit en de bijbehorende regeling moet het plangebied worden getoetst.

Bij de beoordeling van de risico's voor de externe veiligheid gelden twee risicogrootheden:

  • Het plaatsgebonden risico (PR): dit is de overlijdenskans voor een individu in de omgeving van de installatie als gevolg van een ongeval met die installatie.
  • Het groepsrisico (GR): dit is de cumulatieve kansverwachting voor slachtofferaantallen in de omgeving van een installatie als gevolg van mogelijke ongevallen met die installatie.

Teneinde inzicht te krijgen in de invloed van risicovolle bedrijven is ten tijde van de ontwikkeling van het woongebied van De Aloë een inventarisatie uitgevoerd. Uit deze inventarisatie is toen gebleken dat 3 risicovolle bedrijven van invloed waren op de omgeving van het bedrijventerrein Floresstraat, namelijk:

  • Tankstation met LPG aan de Ceintuurbaan 4, gelegen buiten plangebied.
  • Tankstation met LPG aan de Ceintuurbaan 8, gelegen buiten plangebied.
  • Opslag gevaarlijke stoffen aan de Ceintuurbaan 5, gelegen binnen plangebied.

De beide tankstations aan de Ceintuurbaan hadden toen op basis van de Regeling externe veiligheid inrichtingen een invloedsgebied van 150 meter vanaf het vulpunt. Een gedeelte van het plangebied was gelegen binnen de invloedsgebieden van beide inrichtingen. Het betrof uitsluitend het bedrijfsgedeelte van het bestemmingsplan. Binnen dit bedrijfsgedeelte vond echter geen functiewijziging plaats.
Op het bedrijventerrein Floresstraat is op het terrein van DSM Resins een opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig, die wel beschouwd moet worden ingevolge het Bevi.

Om een beeld te krijgen van de gevaren voor de externe veiligheid voor de bewoners van het bouwplan voor de Aloë en de minimale afstand tussen deze opslag en de woonbebouwing heeft Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV een risicoberekening verricht aan een opslag van gevaarlijke stoffen op het terrein van DSM Resins BV te Zwolle. De resultaten zijn opgenomen in rapport 2003.1213.13-3 d.d. 10 mei 2006 dat als bijlage was opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan De Aloë.

Binnen het plangebied is één inrichting gelegen (opslaggebouw gevaarlijke stoffen DSM Resins); Het invloedsgebied valt grotendeels binnen de grenzen van het plangebied. Het opslaggebouw is een categoriale inrichting in de zin van het Bevi.
Op basis van het Bevi werd in het onderzoek geconcludeerd dat de norm voor het plaatsgebonden risico door de voorgenomen woningbouw niet wordt overschreden. Op basis van de Handreiking Verantwoording Groepsrisico’s wordt de oriëntatiewaarde van het Groepsrisico binnen het invloedsgebied eveneens niet overschreden.
Het betreft hier een herziening van een bestemmingsplan, waarin een bestaand opslaggebouw voor gevaarlijke stoffen aanwezig is. Het opslaggebouw is ingericht volgens CPR 15-2 (thans PGS 15) met automatische sprinklerinstallatie en biedt daarmee in voldoende mate bescherming aan de omgeving. De voorschriften in de vigerende vergunning ingevolge de Wet milieubeheer zijn daarmee afdoende ter beperking van het groepsrisico.
Bij de ontwikkeling van het woongebied van De Aloë kon rekening worden gehouden met de ontwikkeling van adequate vluchtroutes bij het optreden van een calamiteit.
Dit betekent dat er geen belemmeringen waren voor de woningbouw op de locaties De Aloë en Berendsen & De Graaf als gevolg van de opslag van gevaarlijke stoffen op het terrein van DSM Resins.

Buiten het plangebied waren ten tijde van de ontwikkeling van het woongebied van De Aloë 2 inrichtingen (LPG stations aan de Ceintuurbaan) gelegen, waarvan de invloedsgebieden deels binnen het plangebied waren gelegen. Uitsluitend bedrijventerrein Floresstraat was binnen deze invloedsgebieden gelegen. Omdat er geen functiewijziging plaatsvond ter plaatse van het bedrijventerrein en daarmee geen wijzigingen in persoonsdichtheden optrad, zijn er toen geen berekeningen uitgevoerd aan deze LPG-stations.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP10017-0004_0065.png"

Overzicht risicocontouren

Ten aanzien van de twee LPG tankstations kan bovendien nog het volgende worden opgemerkt:

  • Ceintuurbaan 4 (Shell): Dit tankstation verkoopt geen LPG meer. De gemeente Zwolle heeft een revisievergunning verleend voor dit tankstation. Er is inmiddels een onbemand tankstation gevestigd. Onbemande tankstations mogen wettelijk geen LPG verkopen. In de revisievergunning is de verkoop van LPG niet meer opgenomen.
  • Ceintuurbaan 8 (Firezone): ook dit tankstation verkoopt geen LPG meer. De gemeente Zwolle heeft ook voor dit tankstation een revisievergunning verleend. Er is inmiddels ook hier een onbemand tankstation gevestigd. In de revisievergunning is de verkoop van LPG niet meer opgenomen.
    De exploitant, Salland oil, had de verkoop van LPG ook niet in zijn aanvraag opgenomen.

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat beide maatregelen in belangrijke mate bijdragen aan de vermindering van het groepsrisico in het plangebied.

Volledigheidshalve zijn in de afbeelding de plaatsgebonden risicocontouren alsmede de invloedsgebieden aangegeven voor de drie inrichtingen, waarbij de in 2006 bij het onderzoek nog aanwezige situatie is weergegeven.

Tankstation aan de Ceintuurbaan 54

Het noordelijker gelegen tankstation met LPG aan de Ceintuurbaan 54 ligt ook in de directe nabijheid van het plangebied van Diezerpoort. Het invloedsgebied van dit LPG tankstation ligt over het plangebied. De woningen aan de Casper Fagelstraat en de Heinsiusstraat bevinden zich in het invloedsgebied van het tankstation. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Ceintuurbaan Noord en de Wet milieubeheervergunning van het LPG tankstation heeft de gemeente Zwolle het groepsrisico als gevolg van dit LPG tankstation verantwoord. Het voorliggende plan laat binnen het invloedsgebied geen nieuwe bestemmingen toe. De verantwoording van het groepsrisico voor het tankstation Ceintuurbaan 54 is derhalve nog van toepassing. Er is geen aanleiding deze verantwoording te heroverwegen. (Op kaart 11 Beperkingen is de kleinere 10-6 contour van het plaatsgebonden risico aangegeven.)

Het openlucht zwembad aan de Ceintuurbaan 1

Het openluchtzwembad vormt een risicobron op basis van het feit dat er chloor wordt opgeslagen. Dit chloor wordt gebruikt voor de zuivering van het zwemwater. Volgens de provinciale risicokaart loopt de 1 % letaliteit effectafstand voor een klein deel over het plangebied van Diezerpoort. Het gaat om het meest zuid oostelijke deel waar de bestemmingen Bedrijventerrein, Groen en Wonen aanwezig zijn. Het gaat om 1 bestaande woning. Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van kwetsbare bestemmingen niet mogelijk. Het groepsrisico neemt niet toe en het huidige risico wordt aanvaardbaar beschouwd.
1 % letaliteit betekent dat indien zich een ramp voordoet, 1 % van de mensen die zich daar bevindt meteen overlijdt ten gevolge van deze ramp. Dit percentage zal oplopen indien men zich in de richting van de risicobron zal begeven.

Rijksweg A28

Over de rijksweg A28 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) zijn normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) opgenomen. Op dit moment bereidt de rijksoverheid nieuwe regelgeving voor, er wordt een zogenaamd basisnet vastgesteld. De basisnetten voor weg en water zijn reeds vastgesteld. Er zijn groeiprognoses bekend van de ontwikkelingen van het wegtransport gevaarlijke stoffen en de beoordelingsmethodiek voor wegen en vaarwegen is vastgesteld.

Gebruiksruimte

Het basisnet geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Deze gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's (Veiligheidszones). Het rijk stelt langs alle hoofdvaarwegen en rijkswegen een maximale ligging van de PR 10-6 contour vast. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare functies aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare functies worden bij voorkeur uitgesloten.
De veiligheidszone van de rijksweg A28 ter hoogte van het plangebied bedraagt 13 meter gemeten vanaf het midden van de weg (bron: Eindrapportage Basisnet Weg, Bijlagenrapport, Basisnet Werkgroep Weg, Versie 1.0, oktober 2009, kenmerk 141223/EA9/001/00049/sfo). De veiligheidszone komt daarmee niet buiten het asfalt van de A28. In het bestemmingsplan Diezerpoort liggen geen kwetsbare bestemmingen binnen de PR 10-6 contour van de A28.

Plasbrand aandachtsgebieden

Gemeenten moeten langs routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd rekening houden met de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen. Bij een ongeluk met brandbare vloeistoffen kan zo'n stof uitstromen en in brand vliegen (plasbrand). Dit kan in een gebied van 30 meter langs de route tot slachtoffers leiden (gemeten van rand van het asfalt). Langs de rijksweg A28 ter hoogte van het plangebied zal een plasbrandaandachtzone (PAG-zone) vastgelegd worden in het basisnet. Bouwen binnen een PAG-zone is mogelijk maar dit zal wel gemotiveerd moeten worden. Het is mogelijk dat er extra brandwerende maatregelen noodzakelijk zijn. Het bestemmingsplan Diezerpoort staat geen bebouwing toe in de PAG-zone van de A28.

Groepsrisico Rijksweg A28

Volgens de eindrapportage Basisnet weg is het groepsrisico hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit risicoberekeningen die in het kader van de milieuvisie A28 zijn opgesteld (Bron: A28 Zwolle, Risicoberekeningen, Oranjewoud, projectnummer. 161225-10, 28 november 2007) blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in de huidige situatie 0,5 * de oriëntatiewaarde bedroeg. Uit ditzelfde onderzoek blijkt dat het groepsrisico in 2020 zal stijgen naar 1,1 * de oriëntatiewaarde. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de verwachte groei van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A28. De dichtheid van het aantal personen in het plangebied neemt in de beschouwde periode niet toe.
In het kader van het basisnet weg zijn ook GR berekeningen uitgevoerd voor de toekomstige situatie (2020). Het vervoer van gevaarlijke stoffen zal volgens de economische prognoses groeien. De uitkomsten zijn van toepassing op het gehele wegvak tussen de afslag Zwolle noord en Zwolle zuid. In de toekomst (2020) zal het groepsrisico 0,97 * de oriënterende waarde bedragen. Bij een maximale gebruiksruimte zal het groepsrisico kunnen groeien naar 1,7 * de oriënterende waarde. Daarbij moet worden aangetekend dat deze hoge waarden voornamelijk te vinden zijn ter hoogte van Voorsterpoort.
De Rijksoverheid en de gemeente Zwolle zijn op 29 september 2011 overeengekomen dat het groepsrisico langs de A28 tussen de afslag Zwolle - zuid en Zwolle noord maximaal 1,7 * de oriëntatiewaarde bedraagt.

Hoge druk aardgasleiding

Door het plangebied loopt een gastransportleiding parallel aan de rijksweg A28. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de PR 10-6 contour 0 meter bedraagt. Dit betekent dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de strook vrijgehouden moet worden van bebouwing. Deze strook is opgenomen op de plankaart. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. De gastransportleiding is inclusief de belemmeringenstrook op de plankaart aangegeven.
Binnen het invloedsgebied van de hoge druk aardgasleiding worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt daarom is een toename van het groepsrisico niet aan de orde.

Brandweerpost Noord

In opdracht van de gemeente Zwolle heeft het bureau Oranjewoud een quickscan externe veiligheid uitgevoerd (Onderzoek Externe veiligheid; Ontwikkeling brandweerkazerne Dennenstraat/Middelweg te Zwolle, mei 2010 dat als bijlage was opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan Brandweerpost Noord). Als eerste is geïnventariseerd welke risicobronnen in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Vervolgens is per risicobron geanalyseerd of deze in het kader van externe veiligheid beperkingen op kan leggen aan de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied. Hierbij is ook onderzocht of nader onderzoek naar de specifieke risicobron noodzakelijk is. Op basis van deze informatie aangevuld met specifieke informatie van de brandweer over de bereikbaarheid van de locatie door hulpdiensten en de bestrijdbaarheid.
Uit de quickscan bleek dat zich in de omgeving twee relevante risicobronnen bevinden namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A28 en een hoge druk aardgasleiding die parallel aan de rijksweg A28 ligt.

  • 1. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A28:
    Om te bepalen hoe groot het (groeps)risico is, is voor deze risicobron een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor de autonome situatie (Dit is de situatie zonder planontwikkeling). De risico's voor de toekomstige situatie (situatie inclusief planontwikkeling) zijn kwalitatief beschouwd. De reden is de relatief geringe toename van het aantal personen ten opzichte van het reeds aanwezige aantal personen binnen het invloedsgebied. Een berekening van het groepsrisico met de gewijzigde functie zal daardoor geen andere waarde opleveren.
  • 2. De hoge druk aardgasleiding die op een afstand van 135 meter van de brandweerkazerne ligt:
    Het invloedsgebied van de leiding (1% letaliteitsafstand) is 140 meter. In verband met de grote afstand, de geringe omvang van de planontwikkeling en de beperkte verantwoording die geldt binnen de 1 % letaliteitafstand is volstaan met een beknopte verantwoording.

Invloed van de rijksweg A28 op Brandweerpost noord:

Plaatsgebonden risico.

Uit bijlage 5 van de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen'(22 december 2009) blijkt dat de 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour 13 meter bedraagt. Deze reikt niet over de locatie van de brandweerkazerne. Er gelden dus geen belemmeringen voor de ontwikkeling vanuit de wettelijke normen voor het plaatsgebonden risico.

Groepsrisico.

Voor de autonome situatie is het groepsrisico berekend over de meest risicovolle kilometer. Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico in de autonome situatie beneden de oriëntatiewaarde ligt (Onderzoek externe veiligheid, Ontwikkeling brandweerkazerne Dennenstraat/Middelweg te Zwolle, Oranjewoud, projectnummer 217391, april 2010) Omdat de ontwikkeling van de brandweerkazerne aan de Dennenstraat maximaal 25 personen zal herbergen en de locatie niet ter hoogte van plek op de rijksweg A28 met het hoogste groepsrisico ligt zal het groepsrisico als gevolg van het plan niet leiden tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Verder werd geconcludeerd dat vanwege de ligging op relatief grote afstand en het kleine aantal personen dat wordt toegevoegd aan een omgeving met een relatief hoge personendichtheid het groepsrisico niet significant zal toenemen. Hierdoor en door het feit dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden is er geen verplichting tot het doorlopen van de verantwoordingsplicht. Om aan het verzoek van de veiligheidsregio te voldoen is een verantwoording van het groepsrisico toch opgenomen.

Invloed van de hoge druk aardgasleiding op Brandweerpost Noord:

Ter hoogte van het plangebied loopt parallel aan de rijksweg A28 een hoge druk aardgasleiding. Deze aardgasleiding ligt op 135 meter afstand van de brandweerkazerne. De brandweerkazerne ligt net binnen het invloedsgebied van de aardgasleiding. De zogenaamde 1 % letaliteitgrens bedraagt namelijk 140 meter. Vanwege de relatief grote afstand en de toevoeging van een gering aantal personen aan het plangebied is geen verandering van het groepsrisico te verwachten. Uit een eerder onderzoek dat in het kader van de ontwikkeling aan de Esdoornstraat is uitgevoerd door de Gasunie blijkt dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.

Gebiedsgericht kader externe veiligheid Brandweerpost Noord

Omdat de invloed van de rijksweg A28 maatgevend is wordt het gebied getypeerd als een zogenaamde stroomzone. In het gebiedsgerichte beleidskader is een planologisch kader beschreven voor dergelijke situaties. De ontwikkeling van de brandweerkazerne past goed binnen dit planologische kader: de functie kenmerkt zich namelijk door de aanwezigheid van personen met een hoge mate van zelfredzaamheid en bovendien is de personendichtheid als laag aan te merken.

Verantwoording van het groepsrisico voor Brandweerpost Noord:

Ondanks het feit dat het groepsrisico niet significant zal stijgen heeft de veiligheidsregio de gemeente gewezen op de effecten en mogelijke gevolgen van een eventuele Bleve (boiling liquid expanding vapour explosion, hetgeen betekent een kokende vloeistof-gasexpansie-explosie).

Bij een eventuele Bleve op de rijksweg A28 ter hoogte van de brandweerpost is het mogelijk dat de post getroffen wordt. De vuurbal van de Bleve heeft namelijk een omvang van circa 150 meter. De brandweerpost ligt op 106 meter afstand. Deze 150 meter is tevens de 100 % letaliteitsgrens. Hiermee is de Brandweerpost Noord in dit geval niet inzetbaar voor de hulpverlening op de snelweg en de omliggende gebieden. Ook zullen er mogelijk slachtoffers vallen onder het brandweerpersoneel te betreuren zijn.
Dit kleine risico wordt aanvaardbaar geacht omdat:

  • De aanwezige personen in het plangebied voldoende redzaam zijn. Hierbij is tijdige alarmering wel van belang, ook in de nachtelijke uren. Omdat het om een brandweerpost gaat is het redelijk te veronderstellen dat zij als een van de eerste op de hoogte zijn van een dreigende Bleve. Immers de meldkamer van de brandweer zal bij een dreigende Bleve als eerste worden ingeschakeld. Ook zal het personeel van de brandweerpost noord, indien zij als snelste ter plaatse kunnen zijn, als eerste worden geïnformeerd om de dreigende Bleve te voorkomen.
  • De locatie er voor zorgt dat er een goede dekkingsgraad voor de brandweer gegarandeerd wordt. In 2000 heeft het adviesbureau Save een onderzoek verricht waar in relatie tot bebouwing en de risico's het beste de Zwolse brandweerposten gebouwd kunnen worden. Omdat het zuidelijke deel van Zwolle (Marslanden, Zwolle-zuid) naar verwachting niet verder zal groeien is daar de hoofdpost gebouwd. In 2006 heeft het bestuur gekozen voor het twee posten model. Omdat de locatie van de hoofdpost al vaststond is op basis van nieuwe berekeningen bepaald waar de tweede brandweerpost zou moeten komen. Uit dit onderzoek volgde dat de tweede brandweerpost in de buurt van de kruising Zwarte waterallee – Middelweg gebouwd zou moeten worden (200 m – 400 m.). Binnen dit gebied is de locatie Dennenstraat gekozen.
  • De bereikbaarheid van het plangebied voor hulpdiensten voldoende is. Bij het vaststellen van het regionaal beleid zal worden meegewogen dat aan de Middelweg een brandweerpost ligt.
  • De locatie er voor zorgt de aanrijtijden van een aantal zorginstellingen in de nabijheid van het plangebied wordt verkort. Hierdoor zal de veiligheid in deze zorginstellingen worden verhoogd. Het gaat om Stichting Philadelphia (Roer 7), Stichting Philadelphia (Scheldelaan 30), De Boeijer (Rijnlaan 177), De Riethorst (Zijpe 4), Fermate (Handellaan 315), De Havezate (Gombertstraat 350), Het Holtrust (Schubertstraat 72), de Esdoorn (Esdoornstraat 5).

Hogenkampsweg 17

Woningen worden vanuit de wetgeving (BEVI) als kwetsbare objecten gezien. Externe veiligheid levert geen beperkingen op, omdat er geen risicovolle inrichtingen en/of hogedrukaardgasleidingen in de nabijheid van het gebied aanwezig zijn. Tevens worden er geen gevaarlijke stoffen vervoerd in de nabijheid van het gebied (de Rijksweg A28 ligt op circa 580 meter).

Burgemeester Roelenweg Oost

In opdacht van Volker Wessels bv heeft Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd in het kader van de realisatie van studentenwoningen en zorgfuncties aan de Burgemeester Roelenweg te Zwolle (referentie 20080373-06v2; datum 12 januari 2011).

Het gebouw wordt gerealiseerd aan de zuidzijde van de Burgemeester Roelenweg en ten westen van de Pannekoekendijk. Het gaat hierbij om de realisatie van circa 350 studenteneenheden (geprojecteerd 500), en 1.800 m² aan zorgfuncties. Doel van het onderzoek is om na te gaan in hoeverre het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A28 een belemmering vormt voor de ontwikkeling van het plan. Daarnaast wordt ook de bijdrage vastgesteld van de uitbreiding ten opzichte van de huidige situatie.
Getoetst moet worden wat de gevolgen zijn voor de externe veiligheid (plaatsgebonden en groepsrisico) van de voorgenomen uitbreiding.
Voor het bepalen van het plaatsgebonden en het groepsrisico over de rijksweg A28 is gerekend met RBM II.
Met RBM II zijn zes varianten berekend:

  • de huidige situatie met het vervoer van 2009;
  • de huidige situatie met het vervoer van 2020;
  • de huidige situatie met het vervoer van 2020 inclusief plafondwaarde voor GF3;
  • de toekomstige situatie met het vervoer van 2009;
  • de toekomstige situatie met het vervoer van 2020;
  • de toekomstige situatie met het vervoer van 2020 inclusief plafondwaarde voor GF3.

Conclusies externe veiligheidsonderzoek Burgemeester Roelenweg Oost

Plaatsgebonden risico

Bij de vervoersgegevens van 2009 (huidig vervoer) en bij het toekomstig vervoer 2020 wordt geen 10-6 contour berekend. De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen geeft een veiligheidszone van 13 meter voor de A28 en het basisnet een plasbrandaandachtsgebied. De plannen bevinden zich echter ruim buiten deze veiligheidszone en het plasbrandaandachtsgebied.
Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de realisatie van de studentenhuisvesting en de zorgfuncties.

Groepsrisico

Door realisatie van de studentenhuisvesting en zorgfuncties aan de Burgemeester Roelenweg neemt het groepsrisico in zeer geringe mate toe. Het groepsrisico ligt echter onder de oriëntatiewaarde. De toename van het transport van gevaarlijke stoffen in de toekomst zorgt eveneens voor een zeer geringe toename van het groepsrisico.
De toename van het groepsrisico moet door het bevoegd gezag verantwoord worden.

Standpunt gemeente ten aanzien van het groepsrisico Burgemeester Roelenweg Oost

Burgemeester en wethouders hebben besloten op basis van de rapportage en in met achtneming van het advies van de brandweer het restrisico aanvaardbaar te achten. Tevens zijn de uitkomsten en vervolgstappen getoetst aan het 'Gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid' van de gemeente Zwolle. Het plan voldoet aan het gemeentelijk gebiedsgericht beleidskader.
Daarmee acht de gemeente het groepsrisico aanvaardbaar. Voor verdere details wordt verwezen naar de hierna volgende verantwoording van het groepsrisico.

Verantwoording groepsrisico Burgemeester Roelenweg Oost

  • 1. Inleiding

Als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan Diezerpoort, locatie Burgemeester Roelenweg Oost zal het groepsrisico toenemen. Dit blijkt uit een berekening die in het kader van het bestemmingsplan door het adviesbureau Cauberg Huygen is opgesteld (hierna te noemen de risicoberekening). In deze paragraaf wordt het groepsrisico verantwoord. Artikel 13 eerste lid BEVI vormt daarbij de leidraad. Tevens zijn de uitkomsten en vervolgstappen getoetst aan het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid.

  • 2. Persoonsaantallen in plangebied

Binnen het plangebied bevinden zich in de huidige situatie naar schatting 30 personen in de dagperiode en 10 personen gedurende de nachtperiode.
In de toekomstige situatie worden in de eerste fase 3 gebouwen gerealiseerd met daarin 357 studentenwoningen en 1.800 m2 aan zorgfuncties (bij de berekening van het groepsrisico is rekening gehouden met een latere tweede fase met een totaal aantal van 500 studentenwoningen en mogelijk een halfverdiepte parkeergarage).
Dit betekent dat in de toekomstige eindsituatie in de dagperiode 363 personen aanwezig zijn binnen het plangebied en in de nachtperiode 500 personen.
Voor de zorgfuncties is uitgegaan van 1 persoon per 30 m2 bvo met een aanwezigheidspercentage van 100% voor zowel de dag- als de nachtperiode. Voor in een latere fase eventueel te realiseren kleine commerciële ruimtes en publieksfuncties is voor de dagperiode ingeschat dat 30 personen aanwezig zijn, terwijl voor de nachtperiode geen aanwezigheid van personen is aangehouden.

  • 3. Groepsrisico

In de nabijheid van het plangebied ligt de rijksweg A28. Deze weg is aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.
In de volgende tabel zijn de berekende groepsrisicowaarden voor de huidige situatie en de situatie na planrealisatie bij de transportcijfers van 2009 en de geprognotiseerde transportcijfers van 2020 weergegeven.

Situatie   Normwaarde   % van de oriëntatiewaarde  
Huidige situatie – cijfers 2009   0,00380   38,0  
Huidige situatie – cijfers 2020   0,00381   38,1  
Huidige situatie – cijfers 2020 incl. GF3-plafond   0,00388   38,8  
Na planrealisatie – cijfers 2009   0,00384   38,4  
Na planrealisatie – cijfers 2020   0,00384   38,4  
Na planrealisatie – cijfers 2020 incl. GF3-plafond   0,00391   39,1  

De oriëntatiewaarde bedraagt 0,01.
Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. De toename van het groepsrisico ten gevolge van planrealisatie is zeer gering.
De toename van het groepsrisico ten gevolge van de verwachte toename van het transport van gevaarlijke stoffen is eveneens gering maar groter dan de toename tengevolge van planrealisatie.

  • 4. Maatregelen

4.1 Maatgevend incident

In een vroeg stadium is samen met de betrokken partijen, initiatiefnemer, gemeente Zwolle en de regionale- en lokale brandweer gekeken naar mogelijke maatregelen. Hierbij is bepaald dat het maatgevende scenario een BLEVE is.
De mogelijke maatregelen die het groepsrisico verkleinen door het reduceren van de impact van een BLEVE, het verbeteren van de zelfredzaamheid en het vergroten van de beheersbaarheid zijn met bovengenoemde partijen stap voor stap behandeld. Hierbij is gezamenlijk een inschatting gemaakt van de effectiviteit en de kosten.

4.2 Maatregelen ter beperking van het groepsrisico

4.2.1 Maatregelen ter verbetering van de bereikbaarheid

Bij een incident op de rijksweg A28 is het van belang dat de hulpdiensten niet worden gehinderd door vluchtende studenten, verslaafden en personeel verslaafdenopvang. Vanwege de huidige situatie is het bijna niet te voorkomen dat vluchtroutes en de aanrijdroutes van de hulpdiensten van dezelfde wegen gebruik maken.
De bereikbaarheid van het perceel is goed. Een deel van het perceel grenst direct aan de openbare weg (Pannenkoekendijk en Burgemeester Roelenweg). Een deel van het perceel zit van de openbare weg af, het deel dat grenst aan het perceel van Dimence. Dit deel en het gebouw van Dimence zelf is in de nieuwe situatie bereikbaar vanaf de Burgemeester Roelenweg via de toegangsweg tot de parkeerplaatsen van Burgemeester Roelenweg 9 en 11. Deze zal zo uitgevoerd moeten zijn dat hij geschikt is voor brandweerauto's.
Bepalend voor de bereikbaarheid van het gebouw is het verhoogde maaiveld inherent aan de half verdiepte parkeergarage. De brandweer kan zoals het plan er nu ligt niet het verhoogde maaiveld op met zijn voertuigen. Dit hoeft geen probleem te zijn. Wel zal er voldoende aandacht moeten zijn om de bereikbaarheid van de gebouwen op een andere manier te waarborgen. Dit kan bijvoorbeeld door ingangen van het gebouw op korte afstand van de rand van het verhoogde maaiveld te situeren en hierbij rekening te houden met de opstelplaatsen.
De eventueel in een latere fase te realiseren parkeerkelder kan op verschillende manier benaderd worden: via de reguliere auto ingang (brandweer zal hier alleen met personeel naar binnen gaan en niet met voertuig) of via de inpandige trappenhuizen. Welke manier gebruikt zal worden is afhankelijk van de ventilatierichting in de parkeerkelder. Dit beïnvloedt de verplaatsing van rook en warmte en daarmee ook de gewenste inzetroute van de brandweer.

4.2.2 Maatregelen ter verbetering van de bestrijdbaarheid

Vanwege de hoogte van enkele bouwdelen is hier een droge blusleiding vereist. Dat betekent ook vulpunten en opstelplaatsen voor de brandweer. Het is belangrijk dat deze op een voor de brandweer gunstige plek worden gesitueerd. De afstand tussen een brandkraan en een brandweeringang mag maximaal 40 meter zijn. De afstand tussen een brandkraan en een vulpunt van de blusleiding mag maximaal 35 meter zijn. De afstand tussen een vulpunt en een opstelplaats is maximaal 15 meter. Rekening houdende met genoemde afstanden is een tweetal opstelplaatsen mogelijk:

  • bij de ingang van de eventueel later te realiseren parkeerkelder aan de zijde van de verslaafdenopvang; vanuit daar kan zowel de parkeerkelder als de verslaafdenopvang worden bereikt;
  • aan de zijde van de Burg. Roelenweg nabij de trap naar het verhoogde maaiveld; vanuit daar kan het hoogste deel van de studentenhuisvesting worden bereikt.

Voor deze opstelplaatsen is het belangrijk dat de voorzieningen voor de brandweer zoals bluswater, brandweeringang, eventueel brandmeldpaneel/centrale e.d. op korte afstand van de opstelplaats aanwezig zijn. Een hoge druk blusleiding heeft voor de repressieve dienst de nodige voordelen.
Bij de risicobron zelf (de rijksweg A28) is geen bluswater aanwezig. De gemeente doet momenteel samen met de brandweer onderzoek naar mogelijke maatregelen om de bestrijdbaarheid van rampen op de rijksweg A28 te verbeteren.

4.2.3. Mogelijkheden om te vluchten

Vluchtwegen dienen zo veel mogelijk van de risicobron af te leiden.
Afhankelijk van de locatie van de calamiteit kan gevlucht worden over de Burgemeester Roelenweg - Schuttevaerkade of langs het Zwarte Water – Pannenkoekendijk.

4.2.4. Zelfredzaamheid

In de gebouwen zullen zowel studenten als verslaafden en personeel van de verslaafdenopvang aanwezig zijn. De studenten zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Wel wordt er gewoond en dus geslapen en dat maakt het wel kwetsbaarder.
De verslaafden zijn mogelijk minder zelfredzaam. Personeel van de verslaafdenopvang is echter dag en nacht aanwezig. Gunstig is dat het gebouw van de verslaafdenopvang binnen het perceel zo ver mogelijk van de rijksweg A28 af ligt.

4.2.5 Bouwkundige maatregelen ter beperking van het groepsrisico

De volgende maatregelen zijn getroffen ter beperking van het groepsrisico. Zij beperken het effect van een BLEVE doordat zij de gebruikers van de gebouwen beter beschermen.

  • Positie gebouw (kopse kant naar bron); in het huidige plan is hier rekening mee gehouden.
  • Ingang gebouw; de in- en uitgangen zijn gesitueerd aan de rampluwe zijde van de gebouwen, waardoor vluchtroutes van de bron af leiden.
  • Regelbare luchtinname; in geval van een toxisch scenario (een toxische gaswolk drijft richting de campus, in dat geval is schuilen in de gebouwen waarbij geen lucht van buitenaf wordt aangezogen, de beste optie). Deze maatregel zal meegenomen worden bij het ontwerp van de gebouwen.

  • 5. Voorschriften ter beperking van het groepsrisico

De regelgeving ten aanzien van externe veiligheid biedt geen mogelijkheden om op gebouwniveau voorschriften op te nemen ter beperking van het risico. Aangesloten zal worden bij het Bouwbesluit en zo mogelijk aanvullende bouwkundige maatregelen worden getroffen (zie 4.2.5)

  • 6. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico die niet worden toegepast

De volgende maatregelen hebben een positief effect op de externe veiligheid, maar de nadelen wegen zwaarder dan het positief effect. Om die reden worden deze maatregelen niet toegepast. De maatregelen worden kort besproken inclusief de overweging om de maatregel niet te treffen.

  • bouwblokken verder verwijderen van de weg;
    Deze maatregel kan niet getroffen worden omdat de bebouwing reeds maximaal van de risicobronnen afligt binnen de beschikbare ruimte.
  • splinterwerend glas + kozijn toepassen;
    Deze maatregel heeft een zeer nadelig effect op het brandveiligheidsconcept. Door de extra bescherming kan bij brand de (doodsoorzaak nummer 1) rook niet weg. De kans op brand is vele malen groter dan de kans op een calamiteit in het kader van externe veiligheid. Mede op basis van dit nadelige effect en de bijkomende kosten (€ 300,00 meerkosten per m²) wordt deze maatregel niet getroffen, omdat de nadelige gevolgen en kosten niet in verhouding zijn tot het gewenste effect op het gewenste tijdstip.
  • explosiebestendig glas + kozijn;
    De maatregel heeft een nog nadeliger effect als splinterwerend glas op het brandveiligheidsconcept. Daarnaast is er, in tegenstelling tot splinterwerend glas, een norm voorhanden (NEN-EN 13123, met een classificatie explosiebestendigheid van ruiten (EPR1 – EPR4)). Voor de kozijnen bestaat overigens geen norm hiervoor. Hierdoor kan een situatie ontstaan dat bij een calamiteit de gehele pui (glas + kozijn) als geheel door het pand komt.
    Hierdoor lopen niet alleen de aanwezigen in de verblijfsruimte direct aan de risicobron zijde, maar ook de personen in de aangrenzende ruimten een zeer groot risico om te overlijden. De meerkosten voor explosie bestendig glas bedragen circa € 700,00 per m² ten opzichte van standaardglas. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de extra kosten in verband met de versterkte gevelconstructie die benodigd is omdat het gewicht aanzienlijk toeneemt. Op basis van de hierboven staande argumenten wordt deze maatregel niet getroffen.
  • meer ondergronds bouwen;
    De parkeergarage wordt in een latere fase mogelijk half verdiept aangelegd. Voor woningen is ondergronds bouwen geen optie.

  • 7. Toetsing aan het 'Gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid'

De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid. Dit betekent dat:

  • overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
  • een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
  • veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
  • zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkelingen die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

Op 20 januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico.
Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het bestemmingsplan Diezerpoort, locatie Burgemeester Roelenweg Oost behoort tot het gebiedstype 'Centrumstedelijk' en ligt gedeeltelijk in de stroomzone van de rijksweg A28.
Voor het gebiedstype 'Centrumstedelijk' geldt dat de risicoruimte zeer beperkt is vanwege de zeer hoge personendichtheid, de slechte bereikbaarheid voor hulpdiensten en de lage organisatiegraad (met het oog op preparatie op calamiteiten met gevaarlijke stoffen). Voor dit gebiedstype geldt een stand still beleid voor het groepsrisico, met andere woorden een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen is niet toegestaan.
Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (ten aanzien van het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheidsbelangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.

  • 8. Toets van het project aan het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid:

Een lichte toename van het groepsrisico binnen een stroomzone is toegestaan, mits voldoende maatregelen worden getrokken en geen functies worden toegelaten die een geringe mate van zelfredzaamheid met zich meebrengen.De zelfredzaamheid van de gebruikers van de gebouwen varieert. De studenten zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Wel wordt er gewoond en dus geslapen wat de personen wel kwetsbaarder maakt.
De verslaafden zijn minder zelfredzaam, echter deze personen bevinden zich in het deel van het gebouw dat het verst van de rijksweg A28 af is gelegen. In het BHV plan zal aandacht besteed worden aan de specifieke behoeften van deze groep mensen voor wat betreft de hulpverlening.
Een toename van het groepsrisico in centrumstedelijk gebied is ongewenst, mede vanwege een slechte bereikbaarheid voor hulpdiensten. Echter het plangebied is net buiten het echte stadscentrum gelegen en de toegangswegen tot het plangebied zijn goed, zodat hier wel sprake is van een goede bereikbaarheid.
In de realisatiefase worden de volgende maatregelen meegenomen:

  • Realisatie van opstelplaatsen voor zowel de brandweer als de overige medische hulpdiensten; een opstelplaats bij de ingang van de eventueel in een latere fase te realiseren parkeerkelder aan de zijde van de verslaafdenopvang - vanuit daar kan zowel de parkeerkelder bereikt worden als de verslaafdenopvang; een opstelplaats aan de zijde van de Burg. Roelenweg nabij de trap naar het verhoogde maaiveld - vanuit daar kan dan het hoogste deel van de studentenhuisvesting worden bereikt.
    Voor deze opstelplaatsen is het belangrijk dat de voorzieningen voor de brandweer zoals bluswater, brandweeringang, eventueel brandmeldpaneel/centrale e.d. op korte afstand van de opstelplaats aanwezig zijn;
  • Bereikbaarheid Dimence: Er is in de huidige situatie een verbindingsweg tussen de openbare weg en het gebouw van Dimence. langs deze verbindingsweg is een waterleiding gelegen waarop een bluskraan nabij de ingang van Dimence is aangesloten. In de nieuwe situatie is de bluskraan niet meer bereikbaar vanaf de Burgemeester Roelenweg omdat de eventueel in een latere fase te realiseren parkeergarage (verhoogd maaiveld) de toegang voor brandweerauto's tot de bluskraan zou afsluiten. Door de aanleg van de parkeergarage dient de waterleiding omgelegd te worden. De toegang tot bluskraan kan via het fietspad langs het Zwarte Water worden gerealiseerd. Deze verbindingsroute kan ook door overige hulpdiensten worden gebruikt;
  • Opstellen BHV plan met aandacht voor alle groepen die gebruik maken van de gebouwen;
  • Aanbrengen van een regelbaar ventilatiesysteem in de gebouwen.

  • 9. Aanvaarding van het groepsrisico:

De gemeente Zwolle besluit op basis van bovenstaande informatie en na het nemen van bovengenoemde maatregelen het groepsrisico aanvaardbaar te achten.

4.2.7 Ecologie

Brandweerpost Noord

Ten aanzien van de groene wetten Natuurbeschermingswet (NBW) en Flora- en Faunawet (FFW) kan worden gesteld dat de eerste wet, die gaat over bescherming van gebieden, voor het gebied niet relevant is vanwege de grote afstand tot de door deze wet beschermde gebieden.

De FFW (soortbescherming) is wel relevant. In het gebied komen dieren voor, die door deze wet worden beschermd (vleermuizen) Er is op 18 mei 2010 door Tauw een quickscan uitgevoerd, waarbij is vastgesteld dat het huidige pand geschikt is als vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Er zijn uitvliegende dwergvleermuizen aangetroffen. In de periode mei tot september 2010 is een nader onderzoek uitgevoerd om de aantallen en soorten vleermuizen vast te stellen.
In het gebied zijn foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen en is een zomerverblijfplaats aangetroffen van enkele gewone dwergvleermuizen. Door de sloop worden negatieve effecten op populatieniveau op korte termijn niet verwacht. De vleermuizen hebben voldoende uitwijkmogelijkheden zowel wat betreft verblijfplaatsen als foerageergebied. Bij sloop van het pand zal de vaste verblijfplaats van de vleermuis verdwijnen en dit heeft negatieve effecten voor de vleermuis. Deze effecten kunnen worden gemitigeerd. Mitigerende maatregelen zijn gericht op het voorkomen van de negatieve gevolgen van een activiteit. Door het nemen van mitigerende maatregelen behoeft er geen ontheffing te worden aangevraagd.
Het is mogelijk om de verblijfplaats te mitigeren door het ophangen van zogenaamde vleermuiskasten voorafgaand aan de sloop. Dit voldoet als maatregel en deze kunnen eenvoudig worden geplaatst op geschikte plaatsen van gebouwdelen die behouden blijven. Een, op basis van theorie, meer robuuste maatregel is het geschikt maken van de nieuwbouw voor vleermuizen, bijvoorbeeld door het open laten van de stootvoegen, zodat vleermuizen toegang hebben tot de spouwmuur. Een blijvend negatief effect wordt door de mitigatiemaatregelen voorkomen.

Hogenkampsweg 17

Op 10 januari 2012 is er een Flora en Fauna Quickscan uitgevoerd.Het bestaande gebouw in het gebied is gecontroleerd op mogelijke verblijfplaatsen waarbij onder andere gelet is op sporen, kieren en kleine ruimtes waar beschermde fauna gebruik van zouden kunnen maken.

Er zijn geen sporen van beschermde soorten gevonden. Daarnaast is het gebouw ook niet geschikt om dienst te doen als vaste rust- en verblijfplaats voor gebouwbewonende beschermde soorten. Bovendien betreft het een relatief nieuw pand. Dergelijke panden zijn over het algemeen niet erg geschikt als verblijfsplaats en worden ook niet zo snel in gebruik genomen. Als gevolg van het slopen verdwijnt er ook geen functie in het leefgebied van een beschermde soort waardoor er geen negatieve effecten te verwachten zijn.

Burgemeester Roelenweg Oost

In het kader van de ruimtelijke ontwikkeling bij de Taxi Centrale Zwolle, Burgemeester Roelenweg 1, zijn er in 2008 en in 2010 onderzoeken gedaan naar het voorkomen van vleermuizen. Aanvullend op het onderzoek naar zomer- en kraamverblijfplaatsen in 2008 heeft in het najaar van 2010 onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van paarverblijfplaatsen van vleermuizen. Dit conform het Protocol voor Vleermuisonderzoek van het Netwerk Groene Bureaus.

Doelstelling

De doelstelling van dit onderzoek is enerzijds zorgvuldig te kunnen werken en anderzijds het voorkomen dat als gevolg van de ruimtelijke ingreep verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet worden overtreden ten aanzien van vleermuizen (en andere gebouwbewonende soorten). Er is onderzocht of er binnen het plangebied vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen en steenmarter aanwezig zijn. Daarnaast is er onderzocht of het plangebied door vleermuizen gebruikt wordt als foerageergebied of als vliegroute. Tevens is gekeken naar sporen van andere beschermde gebouwbewonende soorten als Steenmarter en Gierzwaluw.

Flora- en Faunawet

De Flora- en faunawet biedt de juridische basis voor de bescherming van vleermuissoorten in ons land. Alle in Nederland in het wild voorkomende vleermuissoorten zijn wettelijk beschermd op grond van de Flora- en faunawet, en vallen onder het zwaarste beschermingsregime (strikt beschermde soort, tabel 3 Ffwet). Dit betekent dat vleermuizen bijvoorbeeld niet mogen worden gedood of verwond en niet opzettelijk mogen worden verontrust. Ook hun vaste rust- en verblijfplaatsen zijn wettelijk beschermd, en mogen niet worden verstoord, aangetast of vernietigd. Deze verbodsbepalingen zijn terug te vinden in de artikelen 9, 10 en 11 van de Flora- en faunawet.
Door het treffen van gerichte mitigerende maatregelen kan soms voorkomen worden dat de functionaliteit van een bepaald gebied voor vleermuizen wordt aangetast. In dat geval leidt de ingreep niet tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet en is voor de ingreep ook geen ontheffing nodig op grond van artikel 75 Flora- en faunawet.

Conclusies fauna-onderzoek Burgemeester Roelenweg Oost

Onder de opstaande dakrand van de woning in het noordwesten van het plangebied zijn twee nesten aangetroffen van de gierzwaluw. Nesten van gierzwaluwen zijn volgens de aangepaste lijst jaarrond beschermde nesten (LNV, 2009) jaarrond beschermd, ook op het moment dat gierzwaluwen elders overwinteren. Door toepassing van onderstaande mitigerende maatregelen kan de functionaliteit van het gebied voor de gierzwaluw behouden blijven. Bovendien zijn er in de directe omgeving van het plangebied voldoende tijdelijke uitwijkmogelijkheden voor gierzwaluwen onder pannendaken van de oude woningen in de Zwolse binnenstad.

  • In verband met de broedperiode van gierzwaluwen dient de sloop niet plaats te vinden tussen 15 april en 15 juli.
  • In de nieuw te bouwen gebouwen dienen enkele gierzwaluwpannen (indien pannendak) of gierzwaluwstenen te worden aangebracht. Het exacte aantal en de plaats worden bepaald in overleg met een deskundige op het gebied van gierzwaluwen.
  • In de loodsen op het terrein zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen vastgesteld. Het voormalige woonhuis op het terrein van de Taxi Centrale Zwolle dient wel als zomerverblijfplaats en paarverblijfplaats van een solitair mannetje Gewone dwergvleermuis. Gezien de aanwezigheid van het dier in zowel de zomer als het najaar, dient er rekening mee gehouden te worden dat het dier ook in het gebouw overwintert. Om de functionaliteit van het gebied voor de gewone dwergvleermuis niet in gevaar te brengen, dienen onderstaande gerichte mitigerende maatregelen te worden getroffen.
  • In verband met de overwinteringsperiode van de gewone dwergvleermuis dient de sloop plaats te vinden tussen 1 april en 1 oktober. In deze periode is de gewone dwergvleermuis actief en in staat op eigen kracht een andere verblijfplaats te kiezen. Dit betekent dat, gelet op het feit dat er in verband met de broedperiode van de gierzwaluw niet gesloopt mag worden tussen 15 april en 15 juli, de sloop moet plaats vinden tussen 15 juli en 1 oktober)
  • Voor aanvang van de sloop dienen in de omgeving van het terrein 3 (houten) vleermuiskasten opgehangen te worden die kunnen dienen als tijdelijke verblijfplaats. De plaats van deze kasten wordt bepaald door een vleermuisdeskundige.
  • Nadat de vleermuiskasten zijn opgehangen, wordt voorafgaand aan de sloop het gebouw ongeschikt gemaakt voor vleermuizen. Dit gebeurt door de dakpannen en het dakbeschot boven de spouwen te verwijderen.
  • Enkele dagen nadat het gebouw ongeschikt gemaakt is voor vleermuizen stelt een vleermuisdeskundige vast of de gewone dwergvleermuis inderdaad vertrokken is. Is dat het geval, dan kan worden begonnen met de sloop. Is dat niet het geval, dan moeten extra maatregelen worden genomen om het gebouw ongeschikt te maken voor vleermuizen.
  • In de nieuw te bouwen gebouwen worden 3 vleermuistegels van het type Schwegler 1/2FR (of soortgelijk) ingemetseld waardoor vleermuizen de gebouwen weer definitief kunnen gebruiken als verblijfplaats.
  • Het type en de plaats van deze tegels wordt bepaald door een vleermuisdeskundige.

Door het nemen van de genoemde mitigerende maatregelen ontstaat er geen strijd met de Flora en faunawet. Door het nemen van deze maatregelen behoeft er geen ontheffing te worden aangevraagd.

4.2.8 Afval

Bij grondgebonden woningen dient rekening te worden gehouden met loopafstanden van maximaal 75 meter tot aan verzamelpunten voor afvalcontainers. Bij appartementengebouwen moet het afval ondergronds verzameld gaan worden. De ondergrondse container dient goed bereikbaar te zijn voor de vuilnisophaaldienst.

4.2.9 Mer-beoordeling Burgemeester Roelenweg Oost

De activiteiten in de eerste en tweede fase in het gebied (500 studentenwoningen, parkeergarage en zorgfuncties) overstijgen niet de drempelwaarden als genoemd in onderdeel C en onderdeel D van het Besluit m.e.r., met andere woorden op basis van getalskenmerken zijn deze activiteiten niet als m.e.r.-plichtig of als m.e.r.-beoordelingsplichtig te beschouwen.
In deze paragraaf wordt uiteengezet of er sprake is van bijzondere omstandigheden, die alsnog een m.e.r. wenselijk maken. Deze toets vindt plaats aan de hand van de volgende criteria (bijlage III van de Europese richtlijn):

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Kenmerken van het project

Binnen de voorgenomen activiteiten in het plangebied vinden geen productieprocessen plaats. Er is eveneens geen sprake van opslag van of verwerking van gevaarlijke stoffen. De milieubelasting wordt veroorzaakt door geluid afkomstig van verkeersbewegingen van en naar de parkeergarage. De geluidbelasting op de omgeving is beperkt. De verkeersbewegingen hebben ook invloed op de luchtkwaliteit. Ook de gevolgen voor de luchtkwaliteit zijn, gezien de omvang van het project, beperkt.
In de nabije omgeving van de planlocatie zijn nieuwe ontwikkelingen voorzien, anders dan door het bestemmingsplan toegelaten, die zouden kunnen leiden tot cumulatie van milieueffecten. De belangrijkste ontwikkeling is die aan het Katwolderplein: voorgenomen bouw van een megabioscoop en parkeergarage met ingang aan de Katerdijk, maar deze wordt via een andere route ontsloten dan de parkeergarage aan de Burgemeester Roelenweg. Cumulatieve effecten zijn derhalve beperkt.

Vanuit het criterium kenmerken van het project bezien is derhalve de noodzaak tot een m.e.r. niet aanwezig.

Plaats van het project

De planlocatie is gelegen in centrumstedelijk gebied, tussen de rijksweg A28 en de grachtengordel. De aard van de activiteiten, studentenwoningen, zorgfuncties en parkeergarage, past goed in een dergelijke omgeving. Het plangebied bevindt zich binnen het invloedsgebied van de rijksweg A28 en binnenstedelijke wegen als de Pannenkoekendijk en de Burgemeester Roelenweg. Met name het geluid van deze wegen noodzaakt het treffen van maatregelen aan de woningen. Daarnaast speelt externe veiligheid een rol in verband met transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A28. Door de realisatie van de woningen neemt het groepsrisico toe, echter deze toename is beperkt door de relatief grote afstand van de planlocatie tot de rijksweg A28.

De toename van het groepsrisico is verantwoord, omdat:

  • 1. extra aandacht is besteed aan goede vluchtroutes en goede bereikbaarheid van de planlocatie voor hulpdiensten,
  • 2. de bewoners/gebruikers van de gebouwen over het algemeen een hoge mate van zelfredzaamheid hebben; een uitzondering hierop vormen de verslaafden; deze zijn echter gehuisvest in dat deel van het gebouw dat het verst van de rijksweg A28 is verwijderd.
  • 3. In de nabije omgeving zijn geen beschermde gebieden, zoals Natura 2000, EHS of waterwingebied, die mogelijk gevolgen zouden kunnen ondervinden.

Vanuit het criterium plaats van het project bezien is derhalve de noodzaak tot een m.e.r. niet aanwezig.

Kenmerken van de potentiële effecten

De effecten van de ontwikkeling zijn onderzocht en beoordeeld, conform de vereisten zoals vastgelegd in bijlage III behorende bij de EEG-richtlijn, en zijn als volgt samen te vatten:

  • 1. Natuur:
    In het plangebied of in de directe omgeving van de planlocatie bevinden zich geen kwetsbare natuurgebieden. Er zijn dan ook geen belemmeringen te verwachten vanuit de planontwikkeling voor de natuur.
  • 2. Bodem/grondwater:
    De bodemverontreinigingen in het plangebied worden gesaneerd. De nieuwe functies in het plangebied leiden niet tot nieuwe verontreinigingen van bodem en/of grondwater.
  • 3. Archeologie/cultuurhistorie:
    Er zijn geen cultuurhistorisch waardevolle structuren of gebouwen in en rondom de planlocatie, die schade zouden kunnen ondervinden van de geplande ontwikkeling. De archeologische waardering van de planlocatie bedraagt 0 %.
  • 4. Hinderaspecten geluid, stof, geur en gevaar:
    de ontwikkeling van de planlocatie veroorzaakt geen significant nadelige gevolgen voor de omgeving.
  • 5. Externe Veiligheid:
    De planlocatie bevindt zich binnen het invloedsgebied van de rijksweg A28, die is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. De realisatie van de woningen en zorgfuncties zorgt voor een lichte toename van de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de rijksweg A28. Echter vanwege de relatieve grote afstand tot de rijksweg A28 zal het groepsrisico niet significant toenemen.
  • 6. Luchtkwaliteit:
    Het project valt onder de regeling 'Niet in betekenende mate', waardoor nader luchtonderzoek niet noodzakelijk is.

Vanuit het criterium kenmerken van de potentiële effecten bezien is derhalve de noodzaak tot een m.e.r. niet aanwezig.

4.2.10 Waterbeheer

De veiligheid voor hoge buitenwaterstanden voor de binnen het plangebied gerealiseerde voorzieningen is gewaarborgd door de Keersluis Zwolle enerzijds en de regionale waterkeringen langs de Achtergracht, de Stadsgracht en Nieuwe Vecht anderzijds. Deze waterkeringen worden beschermd door de keur van het waterschap Groot Salland. De waterkeringen staan aangegeven op kaart 11 in paragraaf 4.3 Kabels, leidingen en straalpaden.
Het beheer van de Nieuwe Vecht is in handen van het Waterschap Groot Salland. Met het waterschap is overleg geweest over het onderhoud van de watergang. Voor eventueel onderhoud en toekomstige aanpassingen door het Waterschap dient een strook van minimaal 5,00 meter breed (gemeten vanuit de beschoeiing) te worden vrij gehouden. Deze ruimte moet vrij van obstakels en vlak zijn. De toename van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk vermeden worden. Een eventuele toename moet in principe binnen het plangebied gecompenseerd worden.

De kans dat er een overstroming voorkomt bedraagt voor dijkring 10: 1:2.000 en voor dijkring 53: 1:1.250 per jaar.

De huidige maaiveldhoogten in het plangebied zijn historisch bepaald en leiden niet tot wateroverlast.
Het peil in de, door middel van duikers met elkaar in verbinding staande vijvers in het woongebied Dieze oost wordt door middel van een overlaatvoorziening met afvoer naar de Westerveldse Aa op –0,10meter NAP gehouden. Het peil in deze vijvers kan, in bijzonder gevallen van langdurige droogte of bij ernstige vervuiling tengevolge van een calamiteit, door een inlaatvoorziening in de dijk van de Achtergracht / Burgemeester Drijbersingel en een regenwaterriool respectievelijk op peil gebracht of doorgespoeld worden. Het beheer van de vijvers en de dijken berust bij het waterschap Groot Salland, de onderhoudsverplichting berust bij de gemeente. De waterkeringen zijn op de plankaart aangegeven door middel van een dubbelbestemming.
Langs de Nieuwe Vecht zijn op verschillende plaatsen riooloverstorten aanwezig. Relevant voor het plangebied zijn de overstorten nabij de Bankastraat /Tesselschadestraat en nabij de molen De Passiebloem. De aanwezige overstorten worden gehandhaafd.
Bij nieuwbouwplannen dient een rioleringsplan opgesteld te worden. Er dient hierbij te worden uitgegaan van een geïntegreerd stelsel. Dit houdt in dat het hemelwater van daken geïnfiltreerd moet worden middels een infiltratievoorziening op eigen terrein. Het hemelwater van wegen dient middels infiltratiebuizen geïnfiltreerd te worden. Hiervoor dient nader onderzoek te worden gedaan naar de mogelijkheden van infiltratie (bodemopbouw en doorlaatbaarheid). De riolering die in openbaar terrein ligt en goed toegankelijk is, zal door de gemeente Zwolle in beheer en onderhoud worden genomen.

4.2.11 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied (zie figuur 1) is gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP10017-0004_0066.jpg"

Figuur 1 dijkring 53

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP10017-0004_0067.jpg"

Figuur 2 Maximale waterdiepte tijdens een overstroming

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.

Figuur 3 Boven: dijkdoorbraak Olst; Onder: dijkdoorbraak Berkum (Zwolle)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP10017-0004_0068.jpg"

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).

Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied;
  • voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels;
  • aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft;
  • zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond);
  • opstellen van evacuatie plan.
4.2.12 Energie en duurzaam bouwen

Conform het nationaal pakket duurzaam bouwen dient het gebruik van bouwmaterialen, waarbij zware metalen, verduurzamingsmiddelen, of andere milieugevaarlijke stoffen kunnen uitlogen, te worden vermeden. Ook in de beheers- en gebruiksfase mogen geen activiteiten worden uitgevoerd zodanig, dat milieugevaarlijke stoffen in de bodem en het oppervlaktewater terecht kunnen komen. Infiltratie van regenwater dient waar mogelijk te worden toegepast.
Ook bij renovatie van woningen dient aandacht besteed te worden aan energiebesparende maatregelen en voorzieningen, de toepassing van duurzame energie en waterbesparende technieken.

Om partijen te stimuleren de taakstelling in het kader van het klimaatbeleid op te pakken, heeft de gemeente Zwolle een subsidieregeling ingevoerd gericht op de verduurzaming van nieuwbouwwoningen. De regeling is sinds 2012 van kracht. Gekozen is voor een kortlopende subsidie tot en met 1 juli 2014 waarbij ieder jaar het subsidiebedrag afneemt en de duurzaamheidseis (EPC ofwel energieprestatiecoëfficient en GPR, een instrument om duurzame ambities vast te stellen en te meten) wordt aangescherpt.

In 2012 bedraagt de subsidie € 3.000 en zijn de randvoorwaarden voor de subsidie: EPC </= 0,50 en GPR >/= 7,5.

In 2013 bedraagt de subsidie € 2.500 en zijn de randvoorwaarden voor de subsidie: EPC </= 0,45 en GPR >/= 7,5 en in 2014, tot 1 juli, bedraagt de subsidie € 2.000 en zijn de randvoorwaarden voor de subsidie: EPC </= 0,40 en GPR >/= 7,5.

Burgemeester Roelenweg Oost

De studentenhuisvesting en zorg worden uitgevoerd met vloerverwarming in combinatie met warmtepompen en open bronnen. Zowel de woningen als het zorgcluster worden hiermee voorzien van koude en warmte. In aanvulling hierop worden op een klein deel van het dak zonthermische panelen aangebracht voor het opwekken van warm tapwater. Daarnaast worden duurzame materialen toegepast, zoals gevelmetselwerk en kunststof kozijnen.
Voor het toepassen van warmte koude opslag is een effectenstudie opgesteld. Normaal gesproken dient de provincie hiervoor een vergunning op grond van de Waterwet af te geven. Bij een projectuitvoeringsbesluit neemt de gemeente deze bevoegdheid over en wordt de provincie gevraagd advies uit te brengen.

4.2.13 KWO plankaart

De gemeente streeft naar een optimale inzet van koude en warmte opslag (KWO) voor zover dit niet leidt tot onacceptabele thermische, hydrologische en/of daarvan afgeleide effecten. In gebieden met relatief veel vraag naar KWO blijkt uit de praktijk dat het nuttig is om de locaties van de bronnen vooraf min of meer vast te leggen. Dit voorkomt dat de ondergrond inefficiënt wordt gebruikt, wanneer bronnen ondoordacht worden geplaatst. De veronderstelling die hieraan ten grondslag ligt is dat in gebieden met veel vraag naar KWO de extra te realiseren energiebesparing (cq. reductie van effecten) opweegt tegen de extra benodigde inzet/afstemming als gevolg van deze vorm van 'regulering'. In gebieden met weinig vraag naar KWO wordt aangenomen dat de kans op een gebrek aan ondergrondse ruimte cq. te grote effecten, zo klein is dat een sterke sturing op de locaties van de bronnen hier niet nodig is.
Voor de A28 zone is de volgende KWO-plankaart opgesteld, waarop is aangegeven voor welke gebieden regulering van de bronlocaties noodzakelijk is en voor welk gebieden niet of in mindere mate.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP10017-0004_0069.png"

De opgestelde Plankaart is weergegeven in een figuur. De volgende categorieën worden onderscheiden:

  • 'categorie I: vrije plaatsing' (donkergroen). Dit zijn deelgebieden met relatief weinig vraag naar KWO. In deze deelgebieden zijn KWO bronnen vrij te plaatsen waarbij uiteraard moet worden voldaan aan de algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Om ongewenste effecten te voorkomen wordt aanbevolen om (1) koude en warme bronnen zoveel mogelijk in een 'dambord-patroon' te plaatsen en (2) voldoende afstand te houden tot bestaande en nog te verwachte KWO bronnen van andere initiatief nemers.
  • 'categorie II: afstemming' (lichtgroen). Bij vier deelgebieden, waaronder de gebieden Burgemeester Roelenweg en Esdoornstraat is sprake van een matige vraag naar KWO. Bij het bepalen van bronlocaties moet uiteraard rekening worden gehouden met algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Deze voorwaarden borgen met name de belangen van de bestaande functies en waarden. Aanvullend hierop dient rekening te worden gehouden met de nog te verwachte KWO installaties in het deelgebied en de aangrenzende deelgebieden door bronnen te plaatsen in een dambord patroon, rekening houdend met bestaande bronnen en de nog te verwachte bronnen. Ook moet worden voorkomen dat koude en warme bellen overlappen met terreinen van gebouwen waar naar verwachting nog een KWO installatie wordt gerealiseerd. Een indicatie van mogelijke bronlocaties is met licht gearceerde stippen weergegeven. Van deze posities kan worden afgeweken als wordt voldaan aan de voorwaarden.
  • 'categorie III: optimalisatie': Het betreft Voorsterpoort (geel). Zonder bewuste sturing is er in dit gebied een reële kans op 'wildgroei' van KWO installaties waardoor niet kan worden voldaan aan de vraag (inefficiënte inrichting) en er sprake is van ongewenste thermische, hydrologische en/of afgeleide effecten. De thans meest geschikte bronlocaties zijn weergegeven. Hierbij geldt dat afwijkingen van enkele meters (circa 1-20 m) waarschijnlijk altijd toelaatbaar zijn.