Artikel 36 wro-zone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming 'Verkeer -
Erftoegangsweg' wijzigen in bestemmingen ten behoeve van wonen, maatschappelijke voorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen met bijbehorende voorzieningen indien het gebruik van deze gronden voor parkeervoorzieningen geheel of gedeeltelijk wordt beƫindigd, mits:
-
a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
b. de volgende wijzigingsregels in acht worden genomen:
-
1. op deze gronden mogen - in verband met het streven de woonfunctie in het plangebied te versterken - woningen worden gerealiseerd en/of bebouwing ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen met de daarbij behorende voorzieningen al dan niet met parkeervoorzieningen en al dan niet met een erftoegangsweg;
-
2. aan de zuidoostelijke rand van dit terrein aan de Van der Laenstraat mag de indertijd geamoveerde gevelwand hersteld worden door bebouwing;
-
3. aan de westelijke rand van dit terrein aan de Van Karnebeekstraat kan de gevelwand eveneens hersteld worden door bebouwing;
-
4. een gesloten bouwblok heeft de voorkeur, omdat dit karakteristiek is voor de bebouwingsstructuur in het plangebied;
-
5. doorgangen door de bebouwing mogen worden vrijgehouden ten behoeve van gemotoriseerd verkeer, deze ontsluitingen mogen worden overbouwd;
-
6. een erftoegangsweg mag gerealiseerd worden tussen de Van der Laenstraat en de Van Karnebeekstraat;
-
7. de realisering van bouwwerken voor parkeervoorzieningen is uitsluitend toegestaan indien tevens woningen gerealiseerd worden;
-
8. de oppervlakte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 60% voor gebouwen ten behoeve van wonen, 60% voor gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en 100% voor gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen;
-
9. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter voor gebouwen ten behoeve van wonen en gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en niet meer dan 3 meter voor gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen;
-
10. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter voor gebouwen ten behoeve van wonen en gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en niet meer dan 3 meter voor gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen;
-
c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. het stedenbouwkundig beeld;
-
2. de woonsituatie;
-
3. de verkeersveiligheid;
-
4. de parkeergelegenheid;
-
5. de sociale veiligheid;
-
6. de milieusituatie;
-
7. de groenstructuur;
-
8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.