direct naar inhoud van 3.5 Waterbeleid
Plan: Ruiterlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP09003-0004

3.5 Waterbeleid

Europees en rijksbeleid.

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld die in 2009 definitief worden goedgekeurd en vastgesteld door “Den Haag” en “Brussel”. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, juli 2003). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden”. Belangrijk onderdeel is om de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren' in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe te hanteren. In het Nationaal Bestuursakkoord is vastgelegd dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures, waarbij een vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder in de planvorming wordt gewaarborgd. Verder is water in de Nota Ruimte een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de op 1 januari 2008 van kracht geworden Wet gemeentelijke watertaken. In deze nieuwe wet zijn de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht vastgelegd.

Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel 2009.

In de Omgevingsvisie Overijssel 2009 wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

Watertoets

De watertoets is het aangewezen instrument om expliciet aan te geven welke wateraspecten in het geding zijn bij een ruimtelijk plan, wat de gevolgen van het betreffende bestemmingsplan zijn voor het watersysteem en welke maatregelen worden genomen om deze gevolgen het hoofd te bieden. Hierbij gaat het niet alleen om waterveiligheid, maar ook om grondwaterbescherming en wateroverlast. In ieder geval verdienen de volgende aspecten aandacht, zowel bij de keuze als bij de inrichting van de locatie:

  • Veiligheid: behouden en vergroten van de veerkracht. Met veerkracht bedoelen we het vermogen van het watersysteem om extreme situaties met veel neerslag het hoofd te bieden door voldoende bergings- en afvoermogelijkheden, zodat overstroming of ongewenste inundatie niet optreden;
  • Grondwaterbescherming;
  • Kwantitatieve gevolgen voor grond- en oppervlaktewater;
  • Kwalitatieve gevolgen voor grond- en oppervlaktewater;
  • Compensatie negatieve gevolgen.

Beleid waterschap

Waterbeheerplan waterschap Groot Salland

In West-Overijssel beheert het Waterschap Groot Salland de kwaliteit en kwantiteit van het oppervlaktewater. Ook beheert het waterschap de waterkeringen. Het waterschap heeft een Waterbeheersplan vastgesteld. Hierin staan het beleid en de doelstellingen centraal ten aanzien van de verschillende taken.

Het Waterbeheersplan is gericht op een periode van vier jaar: 2006 t/m 2009. Een vierjaarlijkse periode is door de wet voorgeschreven. In de periode 2006-2009 loopt ook de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water (EKW). De Kaderrichtlijn is erop gericht de kwaliteit van watersystemen te verbeteren. Dit moet leiden tot het vaststellen van een stroomgebiedsbeheersplan.

Het waterschap ziet zich in de planperiode 2006-2009 voor de volgende opgaven geplaatst:

  • Primaire waterkeringen voldoen aan de veiligheidseisen.
  • Regionale waterkeringen toetsen aan provinciale normen (2008).
  • Vaststellen GGOR in 80% van het beheersgebied.
  • Nieuwe plannen worden ontwikkeld volgens de GGOR-systematiek.
  • Het beheersgebied voor 7,5% inrichten volgens de principes van Waternood.
  • In 2006 is een plan van aanpak gereed voor de geïntegreerde uitvoering van NBW, EKW en Waternood.
  • Plan van aanpak voor het oplossen knelpunten m.b.t. wateroverlast gereed in 2006.
  • Stroomgebiedsbeheersplan in 2009 gereed.
  • Voldoen aan wet en regelgeving op het gebied van vergunningverlening (met name op het gebied van riolering).
  • Bevorderen informatieuitwisseling tussen het waterschap en haar doelgroepen.
  • Beleidsnotitie vaststellen recreatief medegebruik (2006).
  • De Vecht en gebieden rondom stedelijk gebied geschikt maken voor (water)recreatie.

Beleid gemeente

Het Gemeentelijk rioleringsplan Zwolle (GRP) 2006-2010.

Het GRP geeft mede richting aan de doelstelling om regenwater vast te houden, te bergen en in laatste instantie af te voeren naar oppervlaktewater. Bij gebleken geschiktheid van de bodem en wegcunetten zal bij planmatige vernieuwing van het gemengde rioolstelsel het op de wegen en daken van bouwwerken vallende regenwater via infiltratievoorzieningen in de bodem wordt gebracht. Dit principe zal ook bij nieuwbouw en/of uitbreiding van bouwwerken in het plangebied uitgangspunt zijn. De grondwaterreserve wordt hiermede vergroot en de afvoer naar oppervlaktewater vertraagd. Als afvoer in de bodem niet meer mogelijk is, zal in principe afvoer naar oppervlaktewater plaatsvinden. Bij de inrichting en vormgeving van watergangen en groenstroken in het nieuwe stedelijke gebied zal er zorg voor worden gedragen dat de door ophoging of bebouwing verloren gegane stroomgebiedsberging in het eigen plangebied wordt gecompenseerd. Daarbij zal de frequentie van inundatie 1/250 jaar worden toegepast. Ook zal er een strikte scheiding zijn tussen vuilwater –en hemelwaterafvoer.

Watertoets.

Zoals in voorgaande uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Het voorliggende bestemmingsplan Ruiterlaan heeft betrekking op de bouw van 5 woningen in een gebiedje waarin op grond van het vigerende bestemmingsplan al woningbouw is toegestaan. Er is dus geen sprake van een nieuwe functie die getoetst moet worden aan de criteria van risicogebieden conform de Stroomgebiedsvisie Vecht-Zwartewater en het Streekplan 2000+ van de Provincie.

In het gebied Ruiterlaan ligt nu een gemengd rioolstelsel. Het infiltratiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd in de bouwverordening. Uitgangspunt is dat hemelwater niet mag worden afgevoerd naar het openbaar riool, maar binnen de eigen perceelsgrenzen moet worden geïnfiltreerd/verwerkt.
Om het vuilwater af te voeren, zal een nieuw riool moeten worden aangelegd die aansluit op het openbaar riool in de Ruiterlaan.

Voor het overige heeft de ruimtelijke ontwikkeling geen gevolgen voor de waterhuishouding in het gebied.