direct naar inhoud van Regels
Plan: Zuidbroek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2018000013-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Zuidbroek met identificatienummer NL.IMRO.0189.BP2018000013-VA01 van de gemeente Wierden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.7 aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 afwijken

het afwijken als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.9 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (kwekerijen en houtteelt daaronder niet begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, fruitteeltbedrijf, een (boom)kwekerijbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een vis- of wormenkwekerij;

1.12 bebouwingsconcentratie

het centraliseren van bebouwing;

1.13 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bed & breakfast

Het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan vier personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.16 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.17 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een (dienstverlenende) instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.26 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, die van algemeen belang is door ouderdom en het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.28 ecologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.29 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

1.30 fruitteeltbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 gebouw voor algemeen belang

kleinschalig bouwwerk waarin op non profit basis activiteiten worden ontplooid, die een maatschappelijk belang dienen op het gebied van educatie, cultuur, cultuurhistorie, welzijn of gemeenschapszin;

1.33 gebruiksgerichte paardenhouderij

een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het beleren en trainen van paarden;

1.34 groepsaccommodatie

een (deel van) een gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten. Een kampeerboerderij valt onder het begrip groepsaccommodatie;

1.35 halfvrijstaande woning

een woning van het type twee-aaneen gebouwd;

1.36 hobbymatig houden van vee

het niet bedrijfsmatig houden van vee;

1.37 hoekperceel

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;

1.38 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.39 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.40 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m² bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet Milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren biologisch worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.41 kantoor

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

1.42 kampeermiddel

een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan;

1.43 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.44 kleinschalig kampeerterrein

een terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van niet meer dan 25 kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.45 kwekerij

het voortbrengen van houtige en niet-houtige siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt;

1.46 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.47 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.48 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.49 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.50 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.51 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.52 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.53 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met niet meer dan één wand;

1.54 paardenbak

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.55 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.56 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.57 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.58 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.59 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan Zuidbroek, bestaande uit de kaart met nummer NL.IMRO.0189.BP2018000013-VA01;

1.60 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan-en bijbehorende bouwwerken op de begane grond;

1.61 voldoende parkeergelegenheid

Parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de richtlijnen van de CROW-publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie;

1.62 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.63 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen;

1.64 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.65 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.66 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 1 m, respectievelijk overstekken van meer dan 1 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

2.1.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, met dien verstande dat ondergrondse bouwwerken en/of kelders moeten worden meegerekend als er sprake is van een ruimtelijke uitstraling en de kelder van buiten toegankelijk is.

2.1.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.6 de breedte van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.1.8 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf niet zijnde opslag van veevoer en agrarische producten;
  • b. het hobbymatig houden van vee;
  • c. kwekerijen;
  • d. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, berg, aan- en afvoeren van water;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden.

3.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen

van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. landschappelijke inpassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder b ten behoeve van het realiseren van voorzieningen ten behoeve van mestopslag, met dien verstande dat:
  • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • 2. de inhoud niet meer bedraagt dan 1.500 m³;
  • 3. de mestopslag landschappelijk wordt ingepast, passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid;
  • 4. de gronden niet grenzen aan gebieden met landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
  • 5. de gronden niet grenzen aan (toekomstige) woon- en recreatiegebieden;
  • b. 3.2 onder b ten behoeve van het realiseren van voorzieningen ten behoeve van een gezamenlijke mestopslag, met dien verstande dat:
  • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,50 m;
  • 2. de inhoud niet meer bedraagt dan 3.000 m³;
  • 3. de mestopslag landschappelijk wordt ingepast, passend binnen het gemeentelijk landschapsbeleid;
  • 4. de gronden niet grenzen aan gebieden met landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
  • 5. de gronden niet grenzen aan (toekomstige) woon- en recreatiegebieden;
  • c. 3.2.1 onder b ten behoeve van het realiseren van kuilvoerplaten, sleufsilo's en/of andere vormen van veevoeropslag;
  • d. 3.2.1 ten behoeve van de bouw van een gebouw voor algemeen belang, met dien verstande dat:
  • 1. de oppervlakte niet meer dan 30 m² bedraagt;
  • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • 3. het gebouw bereikbaar is via, en aansluit op, een recreatieve route;
  • 4. het gebouw bijdraagt aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dit wordt gemotiveerd op een inrichtingsschets, waarop de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • 5. er geen sprake is van buitenopslag;
  • 6. afdoende is aangetoond dat de beoogde functie niet in een reeds bestaand bouwwerk (na aanpassing) kan worden gerealiseerd;
  • 7. belangen van waterhuishouding niet worden geschaad.
  • e. 3.2.1 ten behoeve van een windturbine met een hoogte van niet meer dan 12 m, met dien verstande dat:
  • 1. voor realisering van een windturbine binnen de bestemming 'Agrarisch' geldt dat de afstand tot de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Bedrijf' of 'Wonen' niet meer mag bedragen dan 20 m;
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarde van de aangrenzende gebiedsbestemming.
3.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging

plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en opstallen, voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en/of fietspaden;
  • c. speelvoorzieningen en hierbij passende openbare verblijfsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hondenspeeltuin', ten behoeve van een hondenspeeltuin;

met daarbijbehorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  • i. paden en verhardingen.
4.2 Bouwregels

Op de voor ' Groen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
4.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
4.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voorzieningen ten behoeve van recreatie of educatief medegebruik aan te leggen.

4.3.2 Afwegingskader

Het in 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.3.3 Uitzondering op verbod

Van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 3.16 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van:

a. een verhoging van de bouwhoogte tot maximaal 5 m;

b. de bouw van een gebouw voor algemeen belang, met dien verstande dat:

  • 1. de oppervlakte niet meer dan 30 m² bedraagt;
  • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • 3. het gebouw bereikbaar is via, en aansluit op, een recreatieve route;
  • 4. het gebouw bijdraagt aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dit wordt gemotiveerd op een inrichtingsschets, waarop de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • 5. er geen sprake is van buitenopslag;
  • 6. afdoende is aangetoond dat de beoogde functie niet in een reeds bestaand bouwwerk (na aanpassing) kan worden gerealiseerd;
    • a. belangen van waterhuishouding niet worden geschaad.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van het gebruik van een gebouw voor algemeen belang.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, woonstraten, paden en pleinen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. geluidschermen en geluidwerende voorzieningen;

met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, met daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  • g. groenvoorzieningen, bermen, vijvers en watergangen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke;
  • j. speel- en verblijfsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 8,5 m mag bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - Verblijfsgebied ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, woonstraten, paden en pleinen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. geluidschermen en geluidwerende voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  • g. groenvoorzieningen, bermen, vijvers en watergangen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke;
  • j. speel- en verblijfsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer - Verblijfsgebied ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 8,5 m mag bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Water ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kanalen, vaarten, plassen, waterbergingen, watergangen, voorzieningen voor het keren en beheersen van water en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. oeverstroken;
  • c. de recreatie- en beroepsvaart;
  • d. extensief recreatief medegebruik;

met daarbijbehorende

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. voorzieningen, zoals bruggen, dammen, duikers, stuwen, sluizen en beschoeiingen.
7.2 Bouwregels

Op de voor ' Water ' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken

ten dienste van de bestemming.

7.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met dien verstande dat de woning en/of een aan de woning aangebouwde bouwwerken mogen worden gebruikt voor bed & breakfast;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling', tevens ten behoeve van een zorginstelling;
  • c. het behoud, de bescherming en/of de cultuurhistorische waarden, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • d. voorzieningen ten behoeve van afvoer, (tijdelijke) berging en infiltratie van hemelwater;

met daarbijbehorende:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  • h. tuinen;
  • i. erven;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw, in casu woonhuizen, gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag vrijstaand en halfvrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' het aantal woonhuizen niet meer mag bedragen dan aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • d. de afstand van een vrijstaand woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, met dien verstande dat dit bij vrijstaand geschakelde bouw geldt voor één zijde van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer dan 11 m bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder d tot en met g geldt, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', dat de hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte dakhelling en nokrichting gehandhaafd dient te worden.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte bij een hoofdgebouw mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²;
    • 2. 100 m² voor percelen groter dan 400 m²;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 300 m²;

met dien verstande dat:

  • c. bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers mogen worden opgericht, mits:
  • 1. de gronden niet gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • 2. de diepte gemeten vanaf de voorgevel van de woning mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • 3. de breedte mag niet meer bedragen dan 2/3 van de gevel tot een maximum van 4 m;
  • 4. de goothoogte maximaal 3 m is;
  • 5. de afstand van de erker tot de weg ten minste 3 m bedraagt;

met dien verstande dat:

  • d. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 50 mag bedragen;
  • e. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdbouw niet meegerekend;
  • f. de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • g. de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan het hoofdgebouw, met een minimum van 1 m;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder e geldt in geval van een hoofdgebouw met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • i. bijbehorende bouwwerken moeten minimaal 1 m achter de voorgevel worden gebouwd;
  • j. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' mag de bouwhoogte in het hele bestemmingsvlak niet meer dan 2 m bedragen;
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 8.2.1 onder d ten behoeve van een lessenaarsdak en toestaan dat de goothoogte aan één zijde wordt verhoogd tot de toegestane bouwhoogte;
  • b. 8.2.1 onder i en toestaan dat de dakhelling wordt verminderd tot 0;
  • c. 8.2.1 onder h en toestaan dat wordt gebouwd met een afwijkende dakvorm;
  • d. 8.2.2 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken voor percelen:
  • 1. met een oppervlakte groter dan 500 m² maximaal 150 m² mag bedragen;
  • 2. met een oppervlakte groter dan 1.000 m² maximaal 200 m² mag bedragen;
  • 3. met een oppervlakte groter dan 2.000 m² maximaal 300 m² mag bedragen;

waarbij geldt dat losstaande bijbehorende bouwwerken niet groter mogen zijn dan het hoofdgebouw, met een maximum van 150 m²;

  • e. 8.2.2 onder b ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte maximaal 450 m² bedraagt;
  • f. 8.2.2 onder g en de bouwhoogte vergroten tot 8 m;
  • g. 8.2.2 onder c sub 1 en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers mogen worden opgericht;

8.4.2 Afwegingskader

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
8.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. Het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de beleidsnota "beroep en bedrijf aan huis gemeente Wierden". Onder meer moet worden voldaan aan onderstaande voorwaarden:
    • 1. niet meer dan 35% van het vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep tot een maximale oppervlakte van 50 m², dan wel, indien de bestaande oppervlakte groter is, de oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. er mag geen sprake zijn van opslag danwel bedrijfsactiviteiten buiten de aangegeven ruimte;
    • 4. er mag geen flinke toename van verkeers- en parkeerdrukte plaatshebben;
    • 5. detailhandel is niet toegestaan.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen.

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding;

met daarbijbehorende:

  • b. belemmeringenstrook van 4 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;
  • c. leidingzone;
  • d. veiligheidszone;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.

In geval van strijdigheid gaan deze regels voor de regels die ingevolge andere artikelen op de gronden van toepassing zijn.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.2 en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

9.3.2 Afwegingskader

Een in 9.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bij voorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten (bij voorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
9.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 9.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.4.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 10 Leiding - Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming van de leiding, alsmede:
  • b. (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van drinkwater;

met daarbijbehorende:

  • c. belemmeringenstrook;
  • d. veiligheidszone;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2 en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

10.3.2 Afwegingskader

Een in 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de waterleiding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 m;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 0,30 m;
  • d. diepploegen dieper dan 0,30 m;
  • e. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • f. het planten van hoogopgaande bomen en/of houtopstanden die dieper (kunnen) wortelen dan 0,30 m;
  • g. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • i. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
10.4.2 Uitzondering op het verbod

Het in 10.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netwerken.
10.4.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt de betreffende leidingbeheerder gehoord.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Parkeren
12.1.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:

  • a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding en functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
  • b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
  • 1. voldaan wordt aan de normen uit de CROW-publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  • 2. de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de CROW-publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  • 3. voldaan wordt aan de door CROW-publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' gehanteerde indeling in 'rest bebouwde kom', geschetst in figuren 1 tot en met 8, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels.
12.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1.1, indien:

  • a. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd;
  • b. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen;
  • c. de betreffende ontwikkeling, mits voldoende ruimtelijk onderbouwd, niet valt in te delen binnen één van de gestelde categorieën uit de CROW-publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'.
12.1.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 12.1.1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor het pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

12.2 Afwijkende maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

12.3 Afwijkende afstand

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

12.4 Afwijkend bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het (laten) gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.
13.1.1 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  • b. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. hoogspanningsleidingen;
    • 2. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 milieuzone - intrekgebied
14.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ' milieuzone - intrekgebied ' geldt dat die gronden - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) en aanduidingen - tevens bestemd zijn voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwaterbeschermingsgebied.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Afwijkingsbevoegdheid
15.1.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
  • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
  • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • b. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt en/of welstand ter plaatse aanvaardbaar is;
  • c. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • d. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • e. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • f. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
  • g. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  • h. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m².
15.1.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

16.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding verwijderen of aangeven;
  • b. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • c. de bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe nadere aanduidingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
16.1.1 Afwegingskader

In het kader van de wijzigingsbevoegdheid vindt een zorgvuldige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Artikel 17 Algemene procedureregels

17.1 Nadere eis

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
18.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

18.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

18.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.6 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

18.7 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Zuidbroek .