direct naar inhoud van Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Buitengebied 2009, herziening Buitengoed Het Lageveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2012000008-VA01

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen voor recreatiewoningen, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "centrum" centrale voorzieningen zijn toegestaan;
  • b. sanitaire voorzieningen;
  • c. daarbijbehorende centrale voorzieningen, waaronder begrepen dagrecreatieve voorzieningen, detailhandel en dienstverlenende bedrijven (één en ander uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste van de verblijfsrecreatieve voorzieningen) en horeca;
  • d. een bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" één bedrijfswoning is toegestaan;
  • e. landschappelijke inpassing;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de tot "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' geen gebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen

Voor gebouwen ten behoeve van voorzieningen, met uitzondering van een bedrijfswoning en daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen ten behoeve van de centrale voorzieningen, met uitzondering van sanitaire voorzieningen, mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "centrum";
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.

4.2.2 Recreatiewoningen

Voor recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "maximaal aantal wooneenheden" mag het aantal recreatiewoningen niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal;
  • b. de inhoud van een recreatiewoning inclusief onderkeldering, aanbouwen, uitbouwen, overkappingen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 300 m3 bedragen, met dien verstande dat de recreatiewoningen landschappelijk zijn ingepast;
  • c. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan, met dien verstande dat indien reeds legaal vrijstaande bijgebouwen en overkappingen aanwezig zijn, deze gehandhaafd mogen blijven;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • f. de afstand tot een andere recreatiewoning mag niet minder dan 5 m bedragen.

4.2.3 Bedrijfswoning

Voor de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m³, exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
  • c. de afstand tot een recreatiewoning mag niet minder dan 5 m bedragen.

4.2.4 Bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning

Voor bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan het bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van bedrijfswoningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw.

4.2.5 Overige gebouwen en overkappingen

Voor overige gebouwen en overkappingen, waaronder in ieder geval sanitaire voorzieningen en bergingen ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal worden verstaan geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2% van het bestemmingsvlak.

4.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verkeers-, sport- en spelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m³ wordt gebouwd.

4.4.1 Afwegingskaders

Een in 4.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien er een evenredige belangenafweging heeft plaatsgevonden waarbij in ieder geval de volgende aspecten zijn betrokken:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in Artikel 7 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen, recreatiewoningen en groepsaccommodaties voor permanente bewoning of als tweede bedrijfswoning;
  • b. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduidingen "centrum" en "bedrijfswoning" overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 1 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • c. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de recreatiewoning aangrenzend aan de bestemming "Bos"overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen op de desbetreffende kavel van de recreatiewoning conform het in Bijlage 1 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.