direct naar inhoud van Artikel 5 Centrum
Plan: Centrum Enter
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2010000022-0002

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca, zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Lijst met horecabedrijven onder de categorieën 1 en 2;
  • c. kantoren met baliefunctie;
  • d. publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
  • e. maatschappelijke dienstverlening;
  • f. wonen op de verdieping(en) van gebouwen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden voor het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden;
  • h. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers-, parkeer-, en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen;

met daarbij behorende:

  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat de functies als genoemd onder a tot en met e uitsluitend zijn toegelaten op de begane grond.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. binnen het bouwvlak mag/mogen de goothoogte of/en bouwhoogte niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte/maximale bouwhoogte/maximale goot- en bouwhoogte, aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte;
  • c. de dakhelling mag niet minder dan 15º en niet meer dan 60º bedragen;
  • d. in afwijking van en/of aanvulling op het bepaalde onder a en b geldt dat voor de gronden die op de kaart zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering', aldaar tot een verticale diepte van 4,50 m en tot oppervlakte van niet meer dan 900 m² (ondergronds) gebouwd mag worden;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c en d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt, indien de gronden op de verbeelding zijn aangeduid met cultuurhistorische waarden, dat de hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot-)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd dient te worden.

5.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 80% bedragen van de oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gronden tot niet meer dan 250 m²;
  • b. de afstand van een bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 1 m bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan het hoofdgebouw, met een minimum van 1 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt in geval van een hoofdgebouw met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met e geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van reclame- en vlaggenmasten mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2,5 m.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, en voorzover de gronden op de verbeelding zijn aangeduid als cultuurhistorisch waardevol gebied, tevens aan de nokrichting en dakhelling van de kappen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 5.2.1 onder b en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot 6 m en de bouwhoogte tot 12 m;
  • b. 5.2.1 onder b en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw met een haaks op de weg geprojecteerde kapvorm wordt verhoogd tot 8m en de bouwhoogte tot 12 m;
  • c. 5.2.1 onder c en toestaan dat de dakhelling wordt verminderd tot 0°;
  • d. 5.2.2 onder c en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 4 m, met dien verstande dat de hoogte in dat geval niet meer mag bedragen dan 7 m.

5.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

5.4.2 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 17.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 5.1 en toestaan dat de functie detailhandel of kantoren op de verdiepingen (-en) plaatsvindt;
  • b. 5.1 en toestaan dat wonen op de begane grond plaatsvindt.

5.5.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

5.5.2 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 17.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Ter plaatse van de aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied 3 kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen in de bestemming:

  • a. Centrum;
  • b. Verkeer - Verblijfsgebied;
  • c. Wonen - Woongebouw; en/of
  • d. Groen;

met dien verstande dat:

  • 1. in geval van een verhuizing van een detailhandelsfunctie binnen het plangebied geldt dat de bruto-winkelvloeroppervlakte, warover reeds wordt beschikt, mag worden benut op de nieuwe vestigingslocatie;
  • 2. in geval van nieuwvestiging of uitbreiding van een detailhandelsfunctie, geldt dat middels een distributie-planologisch onderzoek de uitvoerbaarheid wordt aangetoond en dat geen sprake mag zijn van een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur;
  • 3. voor het bouwen van gebouwen geldt dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 m en de bouwhoogte niet meer dan 12 m;
  • 4. voor het bouwen van gebouwen geldt dat in geval van een haaks op de weg geprojecteerde kapvorm ontheffing van de goothoogte kan worden verleend tot een goothoogte van niet meer dan 8 m;
  • 5. bebouwing voor geluidgevoelige functies zodanig dient te worden geprojecteerd dat de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen.

5.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

5.6.2 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 17.1 vermelde voorbereidingsprocedure.