direct naar inhoud van Artikel 10 Maatschappelijk
Plan: Centrum Enter
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2010000022-0002

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', is een bedrijfswoning toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden voor het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden;

met daarbij behorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • f. tuinen;
  • g. erven;
  • h. terreinen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

De op de verbeelding voor Maatschappelijk aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

10.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. binnen het bouwvlak mag/mogen de goothoogte of/en bouwhoogte niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte/maximale bouwhoogte/maximale goot- en bouwhoogte, aangegeven goothoogte en/of bouwhoogte;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt, indien de gronden op de verbeelding zijn aangeduid met cultuurhistorische waarden, dat de hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, (goot-)hoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd dient te worden.
10.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3, met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte de goothoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven bouwhoogte.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.

10.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • b. de afstand van een bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan de bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt in geval van bedrijfswoningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met e geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw.

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van reclame- en vlaggenmasten mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2,5 m.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, en voorzover de gronden op de verbeelding zijn aangeduid als cultuurhistorisch waardevol gebied, tevens aan de nokrichting en dakhelling van de kappen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 10.2.1 onder c en toestaan dat ter realisering van een uitbreiding de hoofdvorm wijziging ondergaat.

10.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

10.4.2 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 17.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 14.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor bewoning.