Plan: | Bestemmingsplan Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0180.5102011001-VS01 |
Inrichtingen
ALGEMEEN
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen in werking getreden. Dit besluit richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Bevi artikel 1, lid 1, sub b en l). Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens als het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen. Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden.
Allereerst het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.
Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico. Ten aanzien hiervan moet een belangenafweging plaatsvinden. De wijze waarop met het groepsrisico moet worden omgegaan, blijkt uit de Regeling externe veiligheid inrichtingen en de beschikbare 'Handreiking Groepsrisico'.
Op 13-02-2009 is het gewijzigde Bevi in werking getreden. Deze wijzigingen betreffen een uitbreiding van de lijst met (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle inrichtingen. De Wet ruimtelijke ordening is in het Bevi doorgevoerd.
ONDERZOEK
Om te bepalen of er in het plangebied risicovolle inrichtingen aanwezig zijn, is de risicokaart van de provincie Overijssel geraadpleegd. In het plangebied bevinden zich geen Bevi-inrichtingen. Het Shell tankstation aan de Rijksweg A28 is een Bevi-inrichting, welke buiten het plangebied ligt. Echter, de risicocontouren voor het plaatsgebonden risico PR 10-6, het invloedsgebied voor de bepaling van het groepsrisico van dit tankstation liggen gedeeltelijk binnen het plangebied. Ook de contouren van tankstation 'De Esch' en 'Total Service station Werkhorst' liggen gedeeltelijk over het plangebied. Voor Total Service station Werkhorst geldt dat niet het PR 10-6-contour, maar het invloedsgebied voor een deel over het plangebied ligt. In 2007 heeft de gemeente een Externe veiligheidsvisie vastgesteld. Eén van de actiepunten die uit deze Externe veiligheidsvisie naar voren is gekomen is de herziening/actualisatie van het bestemmingsplan voor lpg-tankstations, in het bijzonder met betrekking tot het verantwoorden van de externe veiligheidsrisico's. Medio 2010 is dit bestemmingsplan vastgesteld.
Tankstation 'Total Service station Werkhorst'
Het tankstation zelf is buiten het plangebied gelegen. De Plaatsgebonden risicocontouren van de afleverzuil, reservoir en vulpunt liggen buiten het plangebied, alleen valt een klein deel van het invloedsgebied (150 m) van het vulpunt over het plangebied (rode lijn op onderstaande afbeelding geeft grens plangebied weer. Binnen het invloedsgebied van de inrichting bevinden zich binnen het plangebied geen kwetsbare objecten, maar ligt de A28.
In het kader van een ander bestemmingsplan is het groepsrisico van het tankstation berekend (Onderzoek Externe Veiligheid – Risicoanalyse Actualisatie bestemmingsplan 'Meppel – Zuid', Steunpunt Externe Veiligheid Provincie Drenthe, 22 augustus 2011).
Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt (zie vorenstaande afbeelding).
Tankstation 'De Esch'
Het tankstation zelf is buiten het plangebied gelegen en heeft een doorzet van minder dan 1.000 m3. De Plaatsgebonden risicocontouren van het reservoir en vulpunt liggen binnen het plangebied. De plaatsgebonden risicocontour van de afleverzuil valt buiten het plangebied. Een deel van het invloedsgebied (150 m) van het vulpunt en van het reservoir liggen over het plangebied (gele respectievelijk groene lijn op onderstaande afbeelding. De rode lijn geeft de grens van het plangebied weer). Binnen de zones van het plaatsgebonden risico zijn uitsluitend bedrijfswoningen en werkplaatsen die onderdeel uitmaken van de inrichting aanwezig (buiten het plangebied). Als zodanig worden die niet als (beperkt) kwetsbare objecten beschouwd, zodat het plaatsgebonden risico geen probleem oplevert.
Binnen het invloedsgebied van de inrichting bevinden zich binnen het plangebied geen kwetsbare objecten. Buiten het plangebied is dit wel het geval. In de dagsituatie zijn 14,4 personen aanwezig (binnen de contour van het vulpunt) en anderzijds 6,0 (binnen de contour van de opslagtank) en in de nachtsituatie respectievelijk 28,8 personen en 12,0 personen. Voor meer informatie wordt verwezen naar het Bestemmingslpan Parapluregeling herziening (lpg)tankstations, gemeente Staphorst, juni 2010.
Verdere ontwikkelingen zijn binnen de contouren niet mogelijk. In het invloedsgebied zijn bestemmingsplannen vigerend. Dit zijn gedetailleerde bestemmingsplannen, die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan. Ook onderhavig bestemmingsplan laat geen nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied of de plaatsgebondenrisicocontour toe.
In de milieuvergunning is de lpg-doorzet begrensd tot 1.000 m3 per jaar.
In het Besluit lpg-tankstations milieubeheer zijn voorschriften opgenomen voor de exploitatie van het tankstation. De exploitant heeft hieraan te voldoen. Verder is van belang dat de lpg-branche tegenwoordig een verbeterde vulslang gebruikt. Hierdoor daalt de kans op een lek of breuk. Verder heeft de lpg-branche afgesproken om hittewerende coating aan te brengen op lpg-tankauto's. Deze coating geeft de brandweer bij een ongeluk meer tijd en meer mogelijkheden om een explosie (een zogenoemde warme 'Bleve': Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) te voorkomen.
Een belangrijk aspect betreft bestrijdbaarheid. Bestrijding van de direct optredende effecten is in het geval van een BLEVE niet realistisch, omdat een BLEVE zich te snel ontwikkelt. De inzet van de brandweer zal derhalve voornamelijk zijn gericht op het bestrijden van secundaire branden. Bronbestrijding ligt - indien mogelijk - in de regel in het blussen van het object dat de lpg-tankauto aanstraalt. In geval van een dreigende BLEVE kan de brandweer bij tijdige aankomst trachten de lpg-tankwagen te koelen. Zijn ze niet tijdig aanwezig, dan gaat de brandweer op afstand staan en wordt de inzet met name op de bescherming van de omgeving gericht. Om te koelen, is bluswater nodig en de bluswatervoorziening in de directe omgeving zal daar op afgestemd moeten zijn. Tevens kan een sprinklerinstallatie voor koeling zorgen. Hierdoor wordt drukopbouw in de tank, die tot een BLEVE leidt voorkomen.
Een belangrijk aspect betreft de zelfredzaamheid van de bevolking. De tijd tussen het begin van een brand en een explosie (Bleve) varieert tussen de 10 en 30 minuten. Zelfredzaamheid bij een lpg-tankstation betekent binnen 150 m vluchten en buiten 150 m vluchten en schuilen. De beschikbare tijd is dus kort en afhankelijk van het tijdstip waarop personen in de directe omgeving van het tankstation worden gewaarschuwd. In de onderhavige situatie zijn overal voldoende vluchtmogelijkheden aanwezig.
Voorts zijn er in het plangebied risicovolle inrichtingen aanwezig die niet onder het Bevi vallen. Deze risicovolle inrichtingen vallen onder het activiteitenbesluit of onder ministeriele regelingen. Het betreft met name propaantanks op agrarische bedrijven. Er bestaat geen wettelijke verplichting om voor dergelijke risicovolle inrichtingen het groepsrisico te verantwoorden in het bestemmingsplan. Daarnaast is er bij veel inrichtingen sprake van een behoorlijke dynamiek. De risicovolle inrichtingen worden niet (met contouren) aangegeven op de verbeelding. Mocht de gemeente willen bouwen in de nabijheid van een risicovolle inrichting, dan moet er rekening worden gehouden met de aanwezige veiligheidsafstanden en de RRGS. De risicovolle inrichtingen staan genoemd in de 'externe veiligheidsvisie, gemeente Staphorst 2007'.
VERTALING NAAR HET BESTEMMINGSPLAN
De plaatsgebonden risicocontour (10-6) van het tankstation is op de verbeelding weergegeven. In de regels is opgenomen dat vestiging van kwetsbare objecten binnen deze contour(en) is uitgesloten.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
INLEIDING
Het onderwerp vervoer van gevaarlijke stoffen wordt onderverdeeld in drie categorieën, te weten: wegen, spoorwegen en hoofdvaarwegen.
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorschriften geeft aangaande de omgang met externe veiligheid, zo geeft bij vervoer van gevaarlijke stoffen de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' deze voorschriften. Deze circulaire sluit aan op de voorschriften die gelden voor inrichtingen. Net als bij het Bevi gelden bij transportroutes de afstanden van het plaatsgebonden risico als grens- en richtwaarde (in sommige gevallen echter op een iets andere manier dan bij het Bevi). Daarnaast geldt ook bij transport de oriënterende waarde als indicatiemiddel van het groepsrisico.
Het Rijk is op dit moment bezig met het opstellen van nieuwe wetgeving rond transportroutes; het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Deze wetgeving met het daarbij behorende Basisnetten wegen, spoor en water gaat de huidige Circulaire rnvgs vervangen en treedt naar verwachting in 2013 in werking. In het navolgende onderzoek zijn reeds de bepalingen uit de nieuwe documenten in acht gehouden.
ONDERZOEK
Binnen de gemeente vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats via de weg, het spoor, het water en via buisleidingen.
Wegen
In het plangebied zijn enkele doorgaande routes (weg) voor vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig. Het betreft hier het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijksweg A28, de N377 (wegvlak Hasselt - A28), welke ten zuiden van het plangebied ligt en een gedeelte van de A32, welke ten noorden van het plangebied ligt.
Met het oog op de nieuwe wetgeving heeft de weg, wegvlak O111 A28 knp. Lankhorst - afrit 22 Nieuwleusen, een veiligheidszone (PR-contour) van 18 m. De veiligheidszone is een zone langs de weg waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn hier alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan (zie hiervoor de regelgeving in het Btev). De PR-contour van 18 m ligt binnen de bestemming Verkeer. Doordat de PR-contour in de bestemming Verkeer ligt, is hiervoor geen veiligheidszone opgenomen op de verbeelding. Binnen de bestemming Verkeer is het niet mogelijk om nieuwe kwetsbare objecten op te richten.
Aan weerszijden van de weg ligt een PAG van 30 m. Mocht de gemeente nieuwe kwetsbare objecten willen bouwen in een PAG, dan moet er rekening worden gehouden met de effecten van een plasbrand. In het (concept) Btev is beschreven aan welke voorwaarden het bouwen in een PAG moet voldoen. Het eindrapport Basisnet Weg (wegvak 0111) geeft aan dat het groepsrisico niet groter is dan 0,1 keer de oriënterende waarde.
Ten aanzien van de A32 wordt opgemerkt dat het wegvlak (A32: afrit 4 (Havelte) - knp. Lankhorst) geen PR-contour (veiligheidszone) en plasbrandaandachtsgebied heeft. Het groepsrisico bedraagt minder dan 0,1 keer de oriënterende waarde.
De genoemde transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen hebben een buffer van 200 m aan weerszijden van de tracés. Mocht de gemeente willen bouwen in deze bufferzone dan moet hiermee rekening worden gehouden. Rekening houden met de effecten, bestaat uit een verantwoording van de keuze om in dat gebied te gaan bouwen.
Hoofdvaarwegen en spoorwegen
In het noord westen van het plangebied ligt het Meppelerdiep.
Het Basisnet Water kent geen externe veiligheidsknelpunten nu en in de toekomst met een tijdshorizon van 2030. Het Basisnet Water dient vooral om knelpunten in de verre toekomst te voorkomen en de veiligheidsambitie van het basisnet vorm te geven. Het Meppelerdiep wordt aangegeven als een minder belangrijke vaarweg. Dit betekent dat er geen beperking is van het plaatsgebonden risico, er geen PAG gebied aanwezig is en geen groepsrisicoverantwoording geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen.
De spoorlijn Zwolle - Meppel doorkruist het plangebied van noord naar zuid. Ten aanzien van het transport over het spoor wordt opgemerkt dat de PR-contour minder dan 9 m bedraagt en daarmee op het spoor ligt (geen belemmering legt op de omgeving). Ook de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt langs de spoorlijn niet overschreden.
Aan weerszijden van het spoor ligt wel een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 m. Mocht de gemeente nieuwe kwetsbare objecten willen bouwen in een PAG dan moet er rekening worden gehouden met de effecten van een plasbrand. In het (concept) Btev is beschreven aan welke voorwaarden het bouwen in een PAG moet voldoen.
In verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen geeft de signaleringskaart externe veiligheid van de gemeente aan het Meppelerdiep en het spoor een buffer van 200 m aan weerszijden van de tracés. Mocht de gemeente willen bouwen in deze bufferzone dan moet hiermee rekening worden gehouden. Rekening houden met de effecten, bestaat uit een verantwoording van de keuze om in dat gebied te gaan bouwen.
VERTALING
De veiligheidszones van de (vaar-, spoor-)wegen (PR-contouren) vallen niet buiten de bestemming van de (spoor-, vaar-)wegen en behoeven daarmee geen specifieke regeling in dit bestemmingsplan.
Ten aanzien het plasbrandaandachtsgebied wordt opgemerkt dat een nadere verantwoording van ontwikkelingen (realisatie kwetsbare objecten) binnen deze zone benodigd is. Vanwege het feit dat dit een nadere afweging betreft en geen harde norm is voor deze gebieden geen specifieke regeling opgenomen.
Het invloedsgebied van het groepsrisico is niet voorzien van een planologische regeling, omdat dit eveneens geen harde norm betreft. Ontwikkelingen in het invloedsgebied van wegen, onder meer oprichting van woningen en andere (beperkt) kwetsbare bebouwing, dienen te worden getoetst aan het groepsrisico. In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is deze toets achterwege gelaten, omdat het plan geen directe ontwikkelingen mogelijk maakt waarbij de personendichtheid toeneemt (het plan is overwegend conserverend van aard).
Buisleidingen
INLEIDING
Op 01-01-2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmerende strook, de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Naast de onlangs in werking getreden nieuwe regelgeving ten aanzien van buisleidingen is het Ministerie van Infrastructuur en Milieu bezig met het opstellen van de Structuurvisie buisleidingen. Deze bevat een langetermijnvisie op het buisleidingtransport van gevaarlijke stoffen (gas, olie, chemicaliën en CO2), zoals de reservering van ruimte voor toekomstige buisleidingen. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft een conceptvisiekaart ontwikkeld met de hoofdverbindingen die van nationaal belang zijn.
ONDERZOEK
De risicokaart van de provincie Overijssel geeft ook de ligging van leidingen weer waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. In het plangebied liggen meerdere leidingen. In onderstaand overzicht worden deze leidingen weergegeven, inclusief de aan te houden afstanden.
Code | Diameter (inch) | Druk (bar) | Bebouwingsafstand in meters | 1% letaliteit (groepsrisico) in meters |
N-500-10-KR | 8 | 40 | 4 | 95 |
N-500-16-KR | 4 | 40 | 4 | 45 |
N-500-60-KR | 6 | 40 | 4 | 70 |
N-520-15-KR | 8 | 40 | 4 | 95 |
N-550-40-KR | 8 | 40 | 4 | 95 |
N-550-41-KR | 4 | 40 | 4 | 45 |
N-550-30-KR | 12 | 40 | 4 | 140 |
N-500-62-KR | 6 | 40 | 4 | 70 |
N-550-32-KR | 12 | 50 | 4 | 170 |
N-526-10-KR | 12 | 40 | 4 | 140 |
N-550-50-KR | 16 | 50 | 4 | 210 |
N-500-28-KR | 6 | 40 | 4 | 70 |
Aanvullend op het bovenstaande schema wordt opgemerkt dat in 2013 een omgevingsvergunning is verleend voor gedeeltelijke wijziging van het tracé van leiding N-550-30-KR. Ter plaatse van de Dedemsvaart (grens gemeenten Staphorst en Dalfsen) is een leidingsectie vervangen en is het tracé ter plaatse gewijzigd (zie navolgende figuur).
Tracéwijziging (rode lijn is huidig tracé, roze lijn is toekomstig tracé)
In dit kader is ook een risicoberekening uitgevoerd waaruit blijkt dat geen knelpunten ten aanzien van het plaatsgebonden risico en groepsrisico aanwezig zijn1 .
CONCLUSIE
In de plangebied is onderzoek uitgevoerd2 naar mogelijke knelpunten van het plaatsgebonden risico van ondergrondse aardgastransportleidingen van de Gasunie. In het plangebied zijn meerdere plaatsgebonden risicocontouren van aardgasleidingen aanwezig. Hierbij is vastgesteld dat er een knelpunt (aanwezige kwetsbare objecten binnen deze risicocontouren) aanwezig is bij het dorp Punthorst.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft aan dat er rond gastransportleidingen een bebouwingsvrije zone van 5 m moet worden opgenomen. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) is in afwijking hiervan opgenomen dat voor buisleidingen voor aardgas met een druk tussen 1.600 en 4.000 kPa een bebouwingsvrije zone van ten minste 4 m geldt. Alle leidingen binnen het bestemmingsplan voldoen hieraan, zodat in de verbeelding dan ook een zone van 4 m aan weerszijden van de leiding, gemeten vanuit het hart van de leiding, is opgenomen. Bij nieuwe ontwikkelingen in het invloedsgebied van de leidingen, waarbij de personendichtheid in redelijke mate toeneemt, dient een toets aan groepsrisico plaats te vinden.
Explosievenopslag
Aan de Veldhuisweg in IJhorst is een explosievenopslag van de NAM.
Deze opslaglocatie bestaat uit 12 kisten in de grond, elk op minimaal 3 m van elkaar. Negen kisten hebben elk maximaal 360 kg Trotyl (klasse 1.1D) en drie kisten elk maximaal 1.000 ontstekers (UN nr. 0255, klasse 1,4B).
Op verzoek van de NAM zijn de risico's onderzocht van de explosievenopslag voor personen in de nabije omgeving van de opslaglocatie. Daartoe is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd.
De resultaten van de berekening van het Plaatsgebonden Risico geven aan dat er zich geen objecten bevinden binnen de 10-5- en 1-10-6-risicocontouren. Ten aanzien van het berekende groepsrisico (GR) is vastgesteld dat dit de oriënterende waarde niet overschrijdt. De conclusie van de risico analyse geeft aan dat de risico's ten gevolge van een accidentele explosie in de opslaglocatie beperkt zijn3 .