direct naar inhoud van 3.4 Beleid
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5102011001-VS01

3.4 Beleid

3.4.1 Rijk

Monumentenwet 1988

De Monumentenwet is opgesteld door het Rijk en heeft als doel het bieden van bescherming aan karakteristieke monumenten (gebouwen zijnde), archeologische monumenten en stads- en dorpsgezichten.

Door het verkrijgen van de beschermde status is het niet mogelijk zonder vergunning van Burgemeester en wethouders aanpassingen aan de betreffende gebouwen, terreinen c.q. stads- en dorpsgezichten te verrichten. Op deze manier wordt aantasting van de karakteristieke en historische waarden tegengegaan.

De uitgangspunten van het Verdrag van Malta zijn opgenomen in de Monumentenwet. Een van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat er bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen rekening dient te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Voor de bekende waarden kan de Archeologische Monumentenkaart (AMK) worden geraadpleegd.

Met ingang van 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en inwerking getreden. Deze wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg. Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient een gemeente een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachte monumenten rekening is gehouden.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het Rijk heeft drie doelen gekozen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Eén van die doelen is het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Uniek aan Nederland is de ruimtelijke structuur met een netwerk van compacte steden in stedelijke regio's omringd door een onderscheidend open en natuurrijk landelijk gebied. Ook in cultuurhistorisch opzicht en op het gebied van natuur heeft ons land veel te bieden. Voor de aantrekkelijkheid van ons land is het nodig die bijzondere waarden en internationaal onderscheidende kwaliteit te koesteren en te versterken. Als nationaal belang 10 is daarom opgenomen: ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.

Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van belang voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en daarmee voor de concurrentiekracht van Nederland. Het Rijk is verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO-werelderfgoed (inclusief de voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en cultuurhistorische waarden in of op de zeebodem.

3.4.2 Provincie

Omgevingsvisie Overijssel, omgevingsverordening en Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

Landschap

Een belangrijke ambitie van de provincie Overijssel is het rekening houden met de aanwezige landschappelijke/cultuurhistorische waarden.

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven. Door middel van sturing wil de provincie Overijssel de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied bewaren en waar mogelijk versterken.

De Omgevingsvisie Overijssel bijlage Catalogus Gebiedskenmerken geeft meer in detail inzicht in de kenmerken van verschillende gebieden en wat in die gebiedskenmerken van provinciaal belang is voor hoe een ontwikkeling invulling krijgt. Waar nodig zijn in het voorliggende bestemmingsplan regels opgenomen teneinde de karakteristieken te beschermen. Er zijn beschermende bestemmingen opgenomen, zoals Natuur - 1, Natuur - 2, Natuur - 3, Agrarisch met waarden – Landschap en Agrarisch met waarden – Landschap en Natuur. De gronden zijn hierdoor mede bestemd voor het behoud, bescherming en of ontwikkeling van de voorkomende (landschappelijke, dan wel natuurlijke) waarden, waarbij per gebied de essentiële ruimtelijke kenmerken zijn benoemd met hieraan gekoppeld een omgevingsvergunningsstelsel ten behoeve van een aanlegactiviteit. Daarnaast wordt op deze landschappelijke dan wel natuurlijke kenmerken, zoals bijvoorbeeld het slagenpatroon, gestuurd bij het toepassen van de opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden of het bepalen van de eisen die worden gesteld aan landschappelijke inpassing.

In het navolgende worden de relevante lagen besproken met bijbehorende sturingselementen.

Natuurlijke laag: Dekzandvlakte en -ruggen, laagveengebieden en beekdalen en natte vlaktes

DEKZANDVLAKTE EN -RUGGEN

Ambitie

De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

Norm

Dekzandvlakten en -ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het huidige reliëf.

Richting

  • Als ontwikkelingen plaatsvinden, dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beide zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting.
  • Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

LAAGVEENGEBIEDEN

Ambitie

De ambitie in veenweidelandschappen is een hoog waterpeil, van belang om inklinking tegen te gaan. Het open karakter is zowel ruimtelijk, als voor weidevogels en ganzen waardevol.

Norm

  • De laagveenrestanten krijgen een beschermende bestemmingsplanregeling, gericht op de instandhouding van de waterkwaliteit en de natuurkwaliteit.
  • De overige delen van de laagveengebieden krijgen een beschermende bestemmingsplanregeling, gericht op behoud van het veenpakket en het waterpeil is hier niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is.

Richting

  • Als ontwikkelingen plaatsvinden in de laagveenrestanten, dan dragen deze bij aan verhoging van het waterpeil om bodemdaling en verdwijnen van het veenpakket tegen te gaan en waar mogelijk, aan toename van natuurkwaliteit en het areaal levend laagveen.
  • Er zijn beschermende bestemmingen opgenomen, zoals Natuur - 1, Natuur - 2, Agrarisch met waarden – Landschap en Agrarisch met waarden – Landschap en Natuur. De gronden zijn hierdoor mede bestemd voor het behoud, bescherming en of ontwikkeling van de voorkomende (landschappelijke, dan wel natuurlijke) waarden. Er geldt een omgevingsvergunninsstelsel ten behoeve van een aanlegactiviteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.5102011001-VS01_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.5102011001-VS01_0015.jpg"

Omgevingsvisie, Catalogus Gebiedskenmerken, Natuurlijke laag

BEEKDAL EN NATTE LAAGTES

Ambitie

De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijk dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water en continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.

Norm

Het waterpeil is niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is.

Richting

  • Beekdalen en laagtes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het watersysteem, de waterkwaliteit en voldoende ruimte voor water en, indien het bestaande (agrarisch) gebruik dat toelaat, natuurlijke dynamiek.
  • Als ontwikkelingen plaatsvinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap: Laagveenontginningen, Oude hoevenlandschap en Jong heide- en broekontginningslandschap

LAAGVEENONTGINNINGEN

Ambitie

De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde.

De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering - eventueel in combinatie met andere functies - is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon (voorkant aan de openbare weg en achterkant aan het landschap) vormt vertrekpunt bij herstructurering, verdichting en uitbreiding van de agrarische bebouwing en de woon-/werkmilieus.

Norm

  • De laagveenontginningen krijgen een beschermende bestemmingsplanregeling gericht op instandhouding van de ter plaatse karakteristieke maat en schaal van de ruimte, met onderscheid tussen gebieden met grote open ruimtes en gebieden met een langgerekte kavelstructuur met beplanting.
  • In de laagveenontginningen is het waterpeil niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is.

Richting

  • Als ontwikkelingen plaats vinden in de laagveenontginningen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van het lint als karakteristieke bebouwingsstructuur.
  • Het slotenpatroon en waar aanwezig de houtsingels als accentuering van de ruimtelijke respecteren en versterken bij de verdere ontwikkeling van de agrarische functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.5102011001-VS01_0016.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.5102011001-VS01_0017.jpg"

Omgevingsvisie, Catalogus Gebiedskenmerken, Laag van het agrarisch cultuurlandschap

OUDE HOEVENLANDSCHAP

Ambitie

De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken en recreatie, mits wordt voortgebouwd op kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen.

Binnen deze structuren zijn volop mogelijkheden om een functioneel grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap te ontwikkelen.

Norm

De essen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de bodemkwaliteit en het reliëf.

Richting

  • Als ontwikkelingen plaatsvinden in het oude hoevenlandschap, dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap en aan de samenhang van en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting, de open es(sen), het beekdal, de voormalige heidevelden en aan de mate van openheid en kleinschaligheid.
  • Ontwikkelingen vergroten de toegankelijkheid van erven en erfroutes.

JONG HEIDE- EN BROEKONTGINNINGSLANDSCHAP

Ambitie

De ambitie is de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls en soms een transformatie te geven wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijke raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen die de rechtlijnige ontginningsstructuren versterken. Binnen deze raamwerken is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande erven en soms de vestiging van nieuwe erven, mits deze een stevige landschappelijke jas krijgen.

Richting

Als ontwikkelingen plaatsvinden in de agrarische ontginningslandschappen, dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Lust-en leisurelaag: donkerte

Lichte gebieden geven een beeld van de economische dynamiek van de provincie: de steden en dorpen, de autosnelwegen, de kassengebieden, de attractieparken, de grote bedrijventerreinen en de gebieden met veel bebouwing. De donkere gebieden geven een indicatie van de 'buitengebieden' van de provincie Overijssel. De natuurcomplexen en de grote landbouwgebieden. De donkere gebieden zijn gebieden waar het 's nachts nog echt donker is, waar je de sterrenhemel kunt waarnemen. Het zijn de relatief 'luwe' dun bewoonde gebieden met een lage gebruiksdruk.

Ambitie

Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie van de provincie is de huidige 'donkere' gebieden, zo donker mogelijk te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken Dit betekend op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen en dergelijke en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten. Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek het perspectief.

Richting

In donkere gebieden alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht. Dit vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht. De provincie Overijssel geeft aan dat er veel aandacht moet zijn voor het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied.

De omgevingsvisie Overijssel geeft aan dat nagenoeg het gehele plangebied ligt binnen de arcering 'donkerte'. In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen om lichthinder, bij nieuwe ontwikkelingen, te verminderen.

Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

Het basisprincipe voor de Kwaliteitsimpuls komt uit de omgevingsverordening van de provincie Overijssel: 'bestemmingsplannen voor de groene omgeving kunnen voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving'.

Vanuit deze grondgedachte kunnen de volgende uitgangspunten worden gedestilleerd:

  • Er is ruimte voor sociaaleconomische ontwikkeling als deze vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is, past in het ontwikkelingsperspectief en wordt ingepast volgens de onderscheiden gebiedskenmerken.
  • Een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling is altijd een basisvoorwaarde of basisinspanning.
  • Bij nieuwvestiging en bij grootschalige uitbreiding van bestaande functies wordt naast een investering in de ontwikkeling zelf tegelijkertijd geïnvesteerd in de kwaliteit van de omgeving/het omliggende gebied.
  • De geboden ontwikkelingsruimte moet in balans zijn met de investering in ruimtelijke kwaliteit, wat ook blijkt uit de ruimtelijke onderbouwing van een ruimtelijk plan.

De Kwaliteitsimpuls is van toepassing op diverse categorieën van ontwikkelingen:

  • rood-voor-groen op bestaande landgoederen;
  • nieuwe landgoederen;
  • rood-voor-rood;
  • knooperven;
  • nieuwvestiging van agrarisch bedrijf, woningen, niet-agrarische bedrijvigheid of verblijfsrecreatie;
  • grootschalige uitbreiding van agrarische bouwpercelen (>1,5 ha), niet-agrarische bedrijven, bestaande verblijfsrecreatie of mestvergisting;
  • functiewijzigingen voor boomteelt, ondersteunend glas en vrijkomende agrarische bedrijven.

Het schema hierna verwoordt de te doorlopen stappen bij het al dan niet toepassen van de Kwaliteitsimpuls voor ontwikkelingen in het buitengebied van de provincie en de gemeente. Afhankelijk van het type functie (gebiedseigen/gebiedsvreemd) en het doel van de ontwikkeling wordt bepaald hoe groot de inspanning is die moet worden geleverd ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteitsprestaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0180.5102011001-VS01_0018.jpg"

Cultuurhistorie en archeologie

Het beleid van de omgevingsvisie sluit aan op het Rijksbeleid omtrent cultuurhistorie en archeologie. De hoofdlijn van het provinciaal beleid is dat de kenmerken, kwaliteiten en waarden van de ondergrond worden beschermd (toekomstwaarde van de bodem) en waar mogelijk wordt ingezet om de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van gebieden te versterken (verbinden van kwaliteiten). Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden worden zoveel mogelijk behouden.

De provincie Overijssel heeft een archeologische verwachtingskaart en een archeologische gebiedenkaart. De kaarten geven een beeld van de aanwezige archeologische waarden. De archeologische verwachtingskaart geeft de kans op het aantreffen van archeologische waarden aan. De archeologische gebiedenkaart geeft de archeologische waarden en monumenten aan die op basis van vondsten bekend is.

De Omgevingsverordening Overijssel 2009 geeft een omschrijving van cultuurhistorische waarden: het samenspel van historische landschappen, historisch geografische elementen en structuren, cultuurhistorische waardevolle gebouwen en bouwwerken en archeologische vindplaatsen die iets vertellen over het verleden. In de toelichting op bestemmingsplannen moet worden aangegeven op welke wijze bij de planontwikkeling rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

3.4.3 Gemeente

Landschap

Landschapsplan Staphorst

De gemeenteraad heeft op 28 mei 2011 het Landschapsplan Staphorst vastgesteld. Het plan is een actualisatie van het landschapsbeleidsplan Staphorst uit 1997. Het buitengebied van Staphorst heeft bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. Een deel van het buitengebied is dan ook opgenomen in de landschappelijke canon van Nederland. De dynamiek in het buitengebied in de vorm van verschillende processen en ontwikkelingen hebben hun weerslag op het landschap. Aanleiding tot het opstellen van een landschapsplan zijn onder andere: de behoefte aan een integratiekader voor de afstemming van diverse functies in het buitengebied, ontwikkelingen in het landelijk gebied, die van invloed zijn op en kansen bieden voor de ontwikkeling van het landschap.

Landschapsvisie

In het landschapsplan is de landschapsvisie opgenomen. Deze visie geeft aan welke ontwikkelingen in de diverse landschapstypen en deelgebieden gewenst zijn. Het landschap vertelt het verhaal van haar eigen ontwikkeling. Dat verhaal uit zich in de kernmerken die te zien zijn, zoals openheid en geslotenheid, kavelstructuur, bebouwingsdichtheid, de hoeveelheid water en de verschillende landschapselementen zoals lanen, bosjes et cetera. De visie spreekt regelmatig van 'behoud', waarmee niet wordt bedoeld dat alles zo moet blijven zoals het is en dat ieder landschapselement moet worden behouden. Het gaat erom dat de karakteristiek van het landschap behouden blijft.

In het gemeentelijk beleid worden de volgende mogelijkheden voor het investeren in ruimtelijke kwaliteit genoemd:

Voorbeelden van verwijderen:

  • slopen landschapsontsierende en/of in onbruik geraakte bebouwing;
  • verwijderen niet streekeigen beplanting;
  • verwijderen schuren op te volgebouwde erven;
  • verwijderen van bebouwing om openheid te creëren;
  • verwijderen beplanting en/of singels in open gebieden;
  • verwijderen van opslag;
  • wegnemen belemmeringen voor ontwikkeling van flora en fauna;
  • verwijderen voor omgeving verstorende elementen zoals lichthinder;
  • niet aan buitengebied gebonden gebruik van gebouwen of gronden beëindigen.
  • verwijderen niet doelmatig aanwezige infrastructuur/ontsluiting;
  • verwijderen te uitbundig aanwezige reclame-uitingen;
  • verwijderen van verrommeling op het erf;

Voorbeelden van aanpassen:

  • vervallen gebouwen opknappen;
  • herstel karakteristieke waarden van bebouwing of landschapselementen;
  • het correct situeren van bestaande gebouwen op het erf (erfensemble, hiërarchie in gebouwen, erfstructuur);
  • aanpassen vorm-, materiaal- en kleurgebruik bestaande gebouwen;
  • aanpassen gebouwen ten behoeve van dierenwelzijn;
  • het niet langer ontrekken aan het zicht van karakteristieke en monumentale bebouwing;
  • identiteit van de plek in relatie tot het landschap versterken;
  • erfinrichting verbeteren;
  • reduceren van vormen van milieuhinder voor de omgeving;
  • aanpassen bestaande erfafscheidingen;
  • het herbenutten van bestaande gebouwen voor nieuwe gebruiksfuncties ten maatschappelijk nut (boerderij educatie, kinderopvang, zorg);
  • aanpassen bestaande verharding in waterdoorlatende verharding;

Voorbeelden van toevoegen:

  • het nieuw aanleggen van singel- of erfbeplanting;
  • aanleggen/creëren van voorzieningen voor flora en fauna;
  • nieuwe gebouwen voorzien van hoogwaardige architectuur c.q. beeldkwaliteit, bijvoorbeeld bij nieuwe staltypen;
  • innovatieve concepten inzake duurzaam bouwen;
  • identiteit geven aan eventuele ter plekke aangetroffen archeologische vondsten;

Archeologie

Archeologische verwachtings- en beleidskaart

De gemeente Staphorst beschikt over een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. De archeologische verwachtings- en beleidskaart is door de gemeenteraad op 25 januari 2011 vastgesteld. Op de verwachtingskaart staan naast de reeds bekende archeologische waarden ook de te verwachte archeologische waarden in de vorm van zones met een bepaalde trefkans. Hierdoor is een beeld gekregen waar archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig kunnen zijn. Naast de genoemde kaarten is tevens een archeologisch beleidsrapport opgesteld. De archeologische verwachtings- en beleidskaart is vertaald in het bestemmingsplan Buitengebied.